c J Uit de schatten van het Frans Halsmuseum Litteraire Kanttekeningen HERWIG'S PRACTISCHE 11 ENCYCLOPEDIE De 9 Muzen OVER MUZIEK O* [Film" N06GFIc&e&.' Agenda voor Haarlem Zaterdag 18 Maart 1950 3ULIEN GREEN: „Adrienne Mcsurat" (Serie „Moderne Mees terwerken". Uitgeverij „Contact", A'dam/Antwerpen) VAN DEN BEGINNE AF zijn eerste roman „Mont-Cinère" dateert van 1926 is het schrijven voor Julien Green een noodzaak geweest, een bittere nood zaak kan men wel zeggen; bitter, omdat deze tot zwijgen geneigde (zó niet ge doemde) mens moest worstelen met elke zin die hij neerschreef, om voor het bijna onuitdrukbare nog woorden te vinden. En tóch een noodzaak: schrijven betekent voor hem de enige mogelijkheid de ban te doorbreken, waarin hij zich gevangen voelt: de eenzaamheid van een mens het diepste van zijn wezen, de „dikke muur der persoonlijkheid". Voor Green is dit „ommuurd-zijn" tot een conflict ge worden met zichzelf en het leven, tot een tragische tweestrijd, waaraan de Spaanse romancier en wijsgeer Unamuno een zo voortreffelijke studie wijdde in zijn boek „Het Tragische Levensgevoel". Dit gevoel dan bepaalt het thema waarop Green, steeds gevariëerd, zijn romans heeft ge componeerd. Zijn hoofdpersonen zijn hevig-bewogenen, voor wie de weg naar een meevoelend mensenhart versperd wordt door een noodlottige terughoudend heid. een onontkoombaar eenzaamheids besef. Deze „gevangenen" binnen de gren zen van hun persoonlijkheid begeren de vrijheid, maar een levensangst dwingt hen tot een slaafse onderwerping aan regel, traditie en sleur. Vurig verlangen zij naar licht, de zon, naar ruimte, maar hun le venshemel blijft laag en bewolkt. Het re gent in Greens boeken, het regent er traaj onvermijdelijk, gelaten-eentonig. Het re gent eenzaamheid. Maar in dit hall-duister tekenen zich gestalten af van een zo war me menselijkheid, dat geen lezer ontkomt aan de drang hun met genegenheid tege moet te treden, zó levend-nabij zijn ze. Aldus is Manuel in „Le Visionnaire", is Emily in „Mont-Cinère". Zo is ook Adrien ne Mesurat: deze triest inzettende, be klemmend verlopende, tragisch eindigende roman zou niet zo onvergetelijk en in zijn deerniswekkendheid zo aangrijpend zijn als hij niet gevoelens raakte, die een ieder kent, en geschreven was met de uiterste zelfbeheersing. Greens stijl is koel. Soms zelfs schijnt het, alsof hij niets doet dan zakelijk-nuchter noteren. Maar achter dat onbewogen stijlmasker gloeit het, brandt het. Bovendien beschikt Green over een romantechniek, die Vestdijk „de kunst van het uitstellen" noemde: Green duidt aan, schept onzekerheden, wekt vermoedens. Bladzijde na bladzijde bereidt hij de cata strophe voor, voert hij de spanning op alsof hij het Noodlot in persoon was. En het meesterlijke (terecht gaf de Uitge verij „Contact" een plaats aan deze roman in haar representatieve serie „Moderne Meesterwerken") het meesterlijke is. dat hij niet de gangbaar geworden roman compositie van een Paul Bourget c.s. volgt, maar deze tragische effecten, die aan het klassieke drama herinneren, onbewust be reikt, en wel juist doordat het schrijven hem zo oneindig moeilijk valt. Hij onthult de verborgenste geheimen en conflicten van het menselijk hart ondanks zichzelf; en daarin schuilt de kracht van zijn talent. De achttienjarige Adrienne is verloren, men voorvoelt het bij het lezen van d< porcis bladzijden: een kleine Franse pro- vmciesiau; een verlaten villawijk; een huis („Villa des Charmes"!) waarin de meubels verstard staan van familietradi tie: een tyrannieke vader, die liefdeloos de eerbiediging van de „huisregels" afdwingt; een in de ziekte gevluchte, verbitterde zus ter Germaine; een naburige villa „Louise" (verre, vreemde, onbereikbare wereld), waai-in als pensiongast de verraderlijke „vriendin" Madame Legras haar intrek heeft genomen; ruisende bomen in een schimmige villatuin; en regen, regen in willoze stromen dat is Adrienne's we reld: het symbool van de gevangenschap binnen haar „ommuurde Ik". Maar ook dit is Adrienne: een hunkering naar ge meenzaamheid met een mensenhart dat haar verstaat, dat haar liefdevolle gevoe lens beantwoorden kan; een vlucht in de illusie, die de gestalte van de bewoner van het witte tuinhuis tegenover „Villa Louise", dokter Maurecourt, in haar gewekt heeft bij één enkele, vluchtige ontmoeting dei- ogen: een spel der verbeelding met een „andere levensmogelijkheid", een ander „Ik", een bevrijde Adrienne. Levensver- langen en levensonmacht: dat is Greens tweespalt, dat is Adrienne's noodlot. Op een fotowedstrijd in Amerika werd deze fraaie opname van de persfotograaf Jack Gould uil Saint Louis bekroond met de prijs voor „de beste actiefoto van 1949". Gould gebruikte voor de verlichting vier van de nieuwe Stroboscoojilampen, die gedurende een fractie van een seconde een enorme lichtkracht ontwikkelen, waardoor het mogelijk wordt ook de snelste bewe gingen van de te fotograferen objecten te „bevriezen". De grote vraag was alleen of de leeuw niet dusdanig van het felle flits licht zou schrikken, dat hij zijn temmer zou aanvallen, maar gelukkig nam het dier de zaak nogal gemoedelijk op, al zou men dat uit de foto 'niet afleiden. De zieke Germaine onttrekt zich aan de toverkring van „Villa des Charmes" door een overhaast vertrek. Adrienne stoot in wanhoop haar vader van de trap: hij sterft. Alléén zijnde, zou zij nu „vrij" kun nen leven. Men voelt het: één woord van hart tot hart zou haar op dit ogenblik kunnen verlossen. Maar er is niemand, die het uitspreekt. Mme Legras besteelt, be driegt, verlaat haar. Dokter Maurecourt, als geneesheer eindelijk, maar te laat, bij de verkwijnende Adrienne geroepen, breekt bij deze eerste ontmoeting de beto vering der illusie: hij verwerpt Adrienne's gevoelens, die zij gevoed heeft met een bijna mystiek-toegewijde, hoogste liefde. Het noodlot voltrekt zich: Adrienne ver laat „Villa des Charmes", ze ontvlucht zichzelf. Ze struikelt langs verlaten land wegen een ontzinde, die heg noch steg weet: „het was een donkere avond; slechts de weg was te zien in de duisternis.... Wandelaars hielden haar enige tijd later staande, toen zij langs de eerste huizen van het naburige dorp kwam. Zij kon niet zeggen hoe ze heette, nóch waar zij woon deZo ontkomt Adrienne aan haar vereenzaamde „Ik": ze bestaat voort in een leven, waar er voor de persóón „Adrienne" geen plaats meer is. Een oplossing geeft Green hier zomin als in zijn onlangs verschenen roman „Si j'étais vous" („Als ik jou was"), waarin de hoofdfiguur Fabien, overeenkomstig het Faustmotief, door heen duivelspact enkele malen van persoon"verwisselt, zich telkens meent te bevrijden en tenslotte terugkeert tot zijn oorspronkelijke „Ik", om binnen de onoverschrijdbare grenzen daarvan te sterven. Emmy van Lokhorst had in haar kritiek gelijk: in „Si j'étais vous" wordt het ver lossende woord van „liefde en wijsheid" niet gesproken. In „Adrienne Mesurat" evenmin. Maar als meesterlijk geschreven noodlotsroman ontroert dit boek door zijn menselijke ernst. Green heeft aan zijn „Adrienne Mesurat" ongewild een vorm gegeven (en dat geldt nog in meerdere mate voor zijn „Léviathan") van een zo ongemeen beeldende kracht, dat de toe komst wel eens zou kunnen uitwijzen, hoe vernieuwend hij de grondslag heeft gelegd voor een tragedie evenarende, klassieke romankunst. C. J. E. DINAUX GEBRUIKT NOG DEZE LENTE: Geeft een afdoende oplossing voor al Uw vragen. Prijs f 22.50 in prachtband. In de boekhandel verkrijgbaar. Van Loghum Slaterus - Arnhem (Adv.) Beeldende Zeester. In Amsterdam is een nieuwe kunstenaarsgroep gesticht, die de naam „De Zeester" heeft aangenomen. De groep heeft alleen vrouwelijke leden, te we ten de schilderessen en beeldhouwsters: Maaike Braat, Bets Bayens, Mop van Brug gen. Derry Kahn, Jeanne Bieruma Oosting, Jeanne van Halie, Dini Hendrix, Ro Mo- gendorff, Fri Heil. Charlotte van Pallandt en Miek Rueter. Deze jonge Amsterdamse joffers houden hun eerste exposities in Twente. Orkest uit Londen. Het Londcns Phil- harmonisch Orkest zal op 8 Mei uit Londen vertrekken voor een tournée door België en Nederland, onder auspiciën van de British Council. De concertreis duurt vier dagen. Het openingsconcert te Brussel wordt gedi rigeerd door sir Adrian Boult, de andere concerten staan onder leiding van Eduard van Beinum. Ze worden gegeven te Arnhem, Utrecht en Amsterdam. Het orkest werd opgericht in 1932 door sir Thomas Bcecham en is de enige culturele instelling die een subsidie van de gemeente Londen ontvangt. Herdruk van oude partituren. Het be stuur van de Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis heeft besloten de werken van Josquin des Pref en van Sweelinck te doen herdrukken. Voor Josquin betreft het hier een gedeelte van de nieuwe uitgave van zijn werk. die onder leiding van prof. dr. A. A. Smijers tot stand wordt gebracht. Voor Sweelinck betreft het een volledige herdruk van de werken, die door de vereni ging van 18941901 werden uitgegeven. Het bestuur heeft de heer B. van den Sigten- horst Meyer bereid gevonden om de zorg voor deze herdruk op zich te nemen. Be gonnen wordt met de Cantiones Sacrae. Grote schoonmaak in het land, Moeders zijn aan 't sjouwen. Zonder zeep komt 't huis aan kant. Nederlandse vrouwen Houden Holland's roem in stand Mot „Glorine" in de hand Gaan ze schoonmaak houwen. Het tovermiddel voor de schoonmaak, met waardebon voer een voetbalfoto .NGEVEER DRIE JAAR GELEDEN be gon de kleine staf van de Europese Kunstunie op het buiten ,,'t Manpad" onder Heemstede met de verfilming van het sprookje „Myrte en de demonen", van Paulbruno Schreiber. Wij hebben het werk van de Kunstunie met grote belangstelling gevolgd, omdat wij ervan overtuigd zijn, dat de bezieling en de vernieuwing in de filmkunst, zoals in alle kunsten pleegt uit te gaan van kleine groe pen, van individuën vaak en als regel ook ongeacht de materiële middelen waarover deze plegen te beschikken. Juist na de oo: log is keer op keer gebleken, dat landen met een zeer bescheiden technische appa ratuur erin slaagden films le brengen die een heilzame onderbreking van het répertoire van iedere zeven dagen tekenden. Voorwaarde voor S het welslagen van derge lijke ondernemingen was natuurlijk altijd dat de makers over 'n flinke dosis vakman schap beschikten, opgedaan vaak gedurende een lange praktijk als camera-man, mon tageleider of assistent-producer of welke andere functie in het zo uitgebreide film bedrijf ook, die een brede kijk op de alge mene filmvraagstukken mogelijk maakt. Idealisme alleen is in zo'n geval zeker niet voldoende. Toen wij dezer dagen „Myrte en de demonen" in zijn geheel konden zien de film draait deze week in het Cultura- theater in Amsterdam hebben wij sterk de indruk gekregen, dat de leider van de Europese Kunstunie wel in bijzondere mate heeft gerekend op de goodwill die bij de critici zou ontstaan wanneer zij maar ken nis genomen hadden van zijn beste be doelingen. Immers, de heer Paulbruno Schreiber had zich ten doel gesteld een werk te maken dat niet mank zou gaan aan sensa- tielust, dat een verstilde, poëtische sfeer zou ademen en dat waarom ook niet de mensen beter de bioscoop zou doen ver laten dan zij hem hadden betreden. Die loutering zou dan plaats moeten grijpen nadat zij een uur en twintig minuten lang waren bezig gehouden met de wonderlijke belevenissen van het meisje Myrte, dat door de demonen van het bos wordt be laagd, bijgestaan en gered wordt door twee kabouters, de goede geest Walmi en de in mensengedaante afgedaalde maan en ten slotte door haar onschuld de meest horri bele duivels tot bekering en tot boete weet te bewegen. In het kort dus een sym bolische voorstelling van de overtuiging, dat de duisternis door het licht wordt over wonnen, dat het goede sterker is dan het kwade. Het eerste kievitsei Vrijdagmiddag om drie uur heeft de 22-jarige Jan Schermer op het land van zijn vader te Castricum het eerste kievitsei gevonden. Het zal aan de Koningin wor den gezonden. Niet vragen ,Vraag niet waaronï" heeft een zanger uit een naburig land in vSoeger jaren eens gekweeld en wij hadden sterk de indruk dat de heer Schreiber dat devies tot het zijne heeft gemaakt. Niet vragen, waarom die boze geesten nu opeens belust zijn op de blanke ziel van dat lieftallige blonde Openbare en particuliere verzamelingen danken haar huidig aspect grotendeels aan het toeval. Zelfs een systematisch verzamelend collectionneur of museumbe heerder blijft afhankelijk van „occasions". Maar vooral de grote openbare collecties, sedert het einde der 18de eeuw in musea of soortgelijke instellingen publiekelijk ten toongesteld, danken haar ontstaan in eer ste instantie aan locale omstandigheden, die door het lot meer of minder werden be gunstigd. Ten aanzien van het Frans Halsmuseum slaakten wij reeds een diepe verzuchting bij het realiseren van het verdwenen kunstbezit onzer stad, waar het rijke aan deel in de bloei-periode der Hollandse schilderkunst evenredig was met de om vangrijke productie binnen haar muren ontstaan. Doch de Haarlemse stede-maagd staat niet alléén beschaamd voor het strenge tribunaal van de tijd. Tal van zus teren onderwerpen zich in dit opzicht schuldbewust mét haar aan de misprijzing van het nageslacht. Laat ons echter niet dromen over het rijke kunstbezit dat Haarlem, buiten het thans bestaande, be zeten zou kunnen hebben en betonen we Vrouwe Fortuna veeleer onze erkentelijk heid voor wat zij ons althans liet behou den! Men sta mij echter toe de afwezigheid te betreuren van iets, dat nu juist zozeer in ons intiem museum op zijn plaats zou zijn geweest: een klein, brillant genre stukje, zoals wij die van meesters als Ter- borch, Jan Steen, Metsu, Van Mieris en anderen kennen. Een zogenaamd kabinet stukje van allereerste rang, zoals het Mau- ritshuis bezit in het „Oester-eetstertje" Jan Steen, „De Brief" van Terborch en zovele andere juwelen, die speciaal voor de „konst-cabinetten" onzer gefortu neerde voorouders werden geschilderd. Nu wil het echter dat wij de naklank dezer kabinet-kunst kunnen beluisteren in het superieure genre-stukje waarvoor heden de aandacht der lezers wordt gevraagd. Dat die naklank zich juist in de periode van Wybrand Hendriks7 werkzaamheid doet horen is geen toeval. Zoals Pieter Bar biers (op deze plaats besproken) het ro mantisch domein hervond van Ruysdael en Hobbema, Jacob van Strij het zon-door- warmde licht van Albert Cuyp uitgoot over zijn landschappen en Johannes Kobell de trekkelijke paneel met het Volksfeest op van de finishing touch, in de fijngevoelde beate vreugde herontdekte van Paulus Pot- de Grote Markt te Haarlem :n 1825!). herschepping van een stukje alledaagse ters stille weiden en vreedzaam vee, zo Maar hoe dwingen^ heeft de kunstenaar realiteit, vond de veelzijdige Wybrand Hendriks zijn met de gewraakte figuur de stemming op- inspiratie ondermeer in het interieur waar- geroepen, die tot in de verste hoeken dit Wij prezen Wybrand Hendriks reeds als bij hij verre van geheel en al imitator toneeltje beheerst. Alles ademt in de sfeer een veelzijdig kunstenaar. Deze veelzijdig- te zijn „in de leer" ging bij de oud- van het middag-dutje: Wybrand attrap- heid komt in de werken, waarmee hij in Hollandse meesters van het delicaal-ge- peerde hier de tijd in die korte spanne het Frans Halsmuseum vertegenwoordigd penseelde genrestuk, waarbij we in dit ge- van het zalig nietsdoen, waarin het leven is, voortreffelijk lot haar recht. Door de val bovenal denken aan de Leidenaar Ga- even schijnt stil te slaan (in die tijd was toekomstige, waardigere bestemming van briël Metsu (1629—1667). zulks nog mogelijk....!). Rechts achter de kleine verzameling historische voorwer- Dat Hendriks geen imitator was blijkt het al te zware „stopstuk" ontwaren we pen, die voor kort in de laatste museum- wel uit de karakteristieke tijdsfeer; zelfs dan het superbe geschilderde en in haar zaal overtuigende kracht moest bijzetten een oppervlakkig beschouwer zal ervaren eenvoudige bezigheid gevangen figuurtje, aan het loos rumoer van de monster-ver dat de opzet van deze huiselijke idylle stil afgetekend tegen de sobere muur, die toning van Kenau's vermeende heroïek, verre van 17de eeuws is! Dit laatste geldt als klankbord van dit simpele Adagio, de kwam deze zaal vrij voor een meer harmo- vóór alles ten aanzien van de zwaar-opge- gevoelig geschilderde muurtjes bij Ver- nieuze afsluiting in de chronologische orde zette figuur op de voorgrond. Men zou meer welhaast nabij komt. Als juweeltjes der kunstverzamelingen. In deze ruimte zelfs kunnen opwerpen dat dit slapend heer- van stillevenskunst verdienen het kussen worden we dan thans door Wybrand Hen schap compositioneel nu niet direct een op de tafel en vooral de tegen de muur ge- driks nog ééns herinnerd aan de glorie der gelukkige vondst is en door zijn oneven- hangen strohoed met blauwe linten onze oud-Hollandse schilderschool. Dat zulks op wichtige plaatsing afbreuk doet aan de bijzondere aandacht. Merkwaardig is het zeer gelukkige wijze geschiedt, danken we algehele harmonie. Dit euvel is intussen dat Wybrand niet vergat de spijker in de aan zijn originele persoonlijkheid, die haar kenmerkend voor Wybrand Hendriks, wie muur te schilderen, evenmin als Vermeer kracht behielc, (rots net slaperige tijdperk het niet zelden aan harmonisch evenwicht in ziin doek met de Keukenmeid (Riiks- waarin zij zich moest ontplooien! schepseltje en nog minder waarom het r.odig is dat het wicht met een brandend kaarsje het bos intrekt, terwijl de weg terug nog zo uitnodigend voor haar ligt. En ook de verschillende avonturen die Myrte tijdens haar ontmoeting met koning Hor- ribos en de afzichtelijke leden van zijn gevolg beleeft komen niet voort uit een logische opbouw van het sprookje. „Maar in het sprookje heeft de verteller toch een grote mate van vrijheid. Hij kan toch naar believen jongleren met zoveel boven- en buitennatuurlijke omstandigheden als hij maar wil, Hij mag van zijn gehoor toch overgave en kinderlijke eenvoud vragen om hem op zijn feeërieke weg tc volgen", zal de auteur ons tegenwerpen. Zeker, dat is zo. Maar zelfs in het sprookje is een minimum aan logica, aan overtuigings- en overredingskracht noodzakelijk, willen wij blijven luisteren. Wij moeten iets terug vinden van onze werkelijkheid. Wij moeten er bovenal een boeiend conflict in aantref fen. Het is nu juist dat conflict, dat in „Myrte en de demonen" niet voldoende naar voren is gebracht. Nu ja. die bosgees ten lijken vrij ongemakkelijke lieden, doch wanneer Myrte meent, dat groentesoep te prefereren valt boven een gerecht waarin Jan Musch in een kort rolletje als demotien-kok. een complete hondenkennel moet worden verwerkt, dan vindt de koning Horribos het eigenlijk allang best. Het gaat allemaal van een leien dakje en de hulp die Myrte ontvangt van de haar welgezinde figuren lijkt ons niet van ai te indrukwekkende omvang. Nu zouden deze zwakke punten wel te overkomen zijn geweest indien de verfil ming een behoorlijk peil had bereikt. Ongebruikelijk procédé Interieur'door Wybrand Hendriks (Amsterdam 1744 - Haarlem 1S31). Leerling 'van dc Amsterdamse Tekenacademie, daarna enige tijd werkzaam als behangsel- schilder. Bezocht Engeland en vestigde zich in Haarlem, waar hij in 1776 lid werd van het Schildersgilde. Tijdelijk verblijf tc Ede. Bij terugkeer in Haarlem, in 1786, conser vator der kunstverzameling van Teylers Stichting. (Paneel 32,5 x 37,5 centimeter. In 1936 geschonken door de Vereniging tot uitbreiding der verzameling van Kunst en Oudheden). het niet zelden aan harmonisch evenwicht in zijn doek met de Keukenmeid (Rijks- mangelt (men zie bijvoorbeeld de wonder- museum). Een aardigheidje als u wilt, dat lijke proporties in het overigens zo aan- echter de betekenis kan worden toegekend L ontplooien! H. P. BAARD. Doch men heeft een tamelijk ongebrui kelijk procédé gevolgd waarbij Marinus Adam eerst de muziek schreef, waaraan men het beeld aanpaste. Het rhythme van de muziek bepaalt dus dat van de film en dat is duidelijk te merken. Adam heeft, voor zover wij tot oordelen bevoegd zijn, een prachtige, aangenaam in het gehoor liggende partituur gemaakt. Wij hebben de behoefte gevoeld alleen de muziek te horen en het beeld het beeld te laten. Daarmee wordt niets gezegd ten nadele van het gedegen camerawerk van Bert Haanstra, die onder de zware technische belemmeringen tot een dikwijls zeer aan vaardbaar resultaat is gekomen. Maar het gaat voornamelijk tegen de wijze waarop de regisseur de kleine Myrte te opzettelijk tot de centrale figuur van de film heeft gemaakt, waarbij zij een gechargeerd beeld van haar onschuld moest geven. Het gevolg: een reeks opnamen van een blond meisje met een brandend kaarsje, zo ge knipt voor de Kerst- en Nieuwjaarscol lectie van onze handelaren in prentbrief kaarten. Zo werd het gehele geval naar een onverkwikkelijke sentimentaliteit ge trokken, die, daarvan zijn wij overtuigd, niet in de bedoeling van de maker heeft gelegen. Daarbij heeft de figuur van „Meneer maan" een heel aardige creatie van Lud- zer Eringa met een uitstekende gespro ken Engelse tekst te weinig gelegenheid gekregen voor een komisch tegenwicht. De scène aan de tafel met de bosgeesten bij voorbeeld was al voorbij voordat men goed en wel begrepen had, dat deze tot grappig intermezzo diende.Ook de dansscènes met Marie-Jeanne van der Veen en Masha ter Weeme kunnen deze slappe kost niet meer kruiden. e vraag rijst of men nu met een werk voor volwassenen of voor kinderen te doen heeft. Het ligt zo'n beetje lussen ser vet en tafellaken, laten we zeggen voor zeer kinderlijke volwassenen. Zo zou men door kunnen gaan en vooral het larmoyante slot met de opwekking van de boze heks en processie naar het licht, die door de begeleidende koorzang het karakter van de liturgie krijgt, zal aan leiding geven tot allerlei glossen. Dan zou men evenwel vergeten, dat het hier om een eerste poging gaat. De heer Paulbruno Schreiber wil „Myrte" slechts beschouwen als een werkstuk ter voorbe reiding van andere films, waarin hij overi gens dezelfde grondgedachten tot uiting wil brengen. Men pleegt te zeggen, dat men altijd het meeste van zijn fouten leert. Wel nu: de heer Schreiber zal door zijn eerste ling ongetwijfeld veel geleerd hebben. J. H. B. Naarden gaat dit jaar zijn 600-jarig bestaan vieren De oude vestingstad Naarden zal deze zomer het 600-jarig bestaan vieren en wel van 20 tot 27 Augustus. De gehele stad zal in oud-Hollandse stijl versierd worden, oude stadspoorten zullen herrijzen en schout, schepenen en rakkers zullen die week de scepter zwaaien. Zij die de vesting bezoeken zullen poortersbrieven krijgen. Van het station Bussum zal een postkoets naar de vesting rijden. Er zullen spelen worden opgevoerd over episoden uit Naardens oudheid. Hiervoor wordt in het Bos van Bredius een open luchttheater gesticht, dat na de feestelijk heden een permanent karakter zal krijgen. Voorts zijn er historische optochten, een tuinbouw- en veetentoonstelling, paarden sportfeesten door landelijke rij verenigin gen, wielerwedstrijden, zwemwedstrijden en een bloemencorso. De Koninklijke Mili taire Kapel en het muziekkorps van de Amsterdamse Politie zullen concerten ge ven. Het middelpunt van de feestelijkhe den is een oud-Hollands marktplein. fACANINI Aan het hol van het toenmalige vorsten dom Lucca. de residentie van Maria Elisa, die door haar broer, keizer Napoleon I daar ten troon was verheven, heerste meestal een uitbundig leven. De vorstin was levenslustig; zij was geestig en werd gevierd omdat haar feesten oriigneel wa ren. Toen zij over de fantastische violist Paganini hoorde spreken nodigde zij hem uit en zo zien wij de eigenaardige virtuoos in het najaar van 1805 te midden van liet vrolijke en frivole gezelschap van de vorstin. Allerlei geruchten over de diaboli sche en nogal loszinnige artist waren zijn komst vooruitgegaan, maar het schijnt dat het publiek toch nog ven-ast was toen Pa ganini binnenkwam. De eerste beschrijver van de virtuoos, professor Julius Schottky die Paganini gekend moet hebben, vertelt dat het uiterlijk van de violist meer af schrikwekkend dan interessant was. Hij was uiterst mager, had een geel-bieke ge laatskleur, een grote arendsneus en lange spichtige vingers. Het scheen alsof hij als een bezield skelet in zijn kleren hing en men kon bevreesd zijn dat hij op een of ander ogenblik uit elkaar zou vallen. Als hij speelde was de rechtervoet naar voren geschoven; bij de vele zeer levendige pas sages gaf deze voet met komieke heftigheid de maat aan. Zijn gezicht behield bij alle nuancen in het spel dezelfde spookachtige afgestorvenheid, maar op vele ogenblikken boog zijn lichaam zich zeer voorover en vormde soms een soort- driehoek. Hij was voortdurend in beweging: een levend beeld van muzikale, beter gezegd violistische hartstochtelijkheid. Zijn optreden moet on getwijfeld bijzonder boeiend geweest zijn; ik denk dat vele zijner toehoordei's het zelfs wel griezelig hebben gevonden. Op de nerveuze Maria EUsa maakte Pa ganini een demonische indruk: zij wilde hem herhaaldelijk terug zien en telkens nieuwe wilde fantasiën van hem horen. Neen, ernstige lezer, meen niet dat Paga nini een Sonate van Bach speelde: hij droeg meestal zijn eigen fantastische composities voor en bij de onnavolgbare virtuositeit bieef het niet, hij verrichtte zeer speciale toeren. Zo moet hij in dezelfde kring een concert op één snaar gegeven hebben. Over deze aangelegenheid vertelt Paganini zelf: „een aardig vrouwtje waarop ik sinds lang verliefd was woonde altijd de muzikale soirées bij en ik wilde dat zij ook mij goed gezind was. Op zekere dag beloofde ik haar een muzikale hulde en ik kondigde vuur het aanstaande hofconcert iets nieuws aan onder de titel .Liebes-szene". Men was zeer benieuwd en de verbazing bereikte een hoogtepunt toen ik met een met 2 sna ren bespannen viool op het podium kwam. Ik had slechts de G- en de E-snaar opge trokken: de ene zou de gevoelens van het jonge meisje, de andere de hartstochtelijke betuigingen van de man tot uiting bren gen. Ik begon een soort tweegesprek waar in op de teerste liefdesverklaringen uit barstingen van gloeiende jaloezie volgden. Bedreigingen en klachten, woede en vreug de, smart en geluk wisselden elkaar af. Tenslotte kwam het tot verzoening en voel den de twee geliefden een uitgelaten „Pas de deux" uit welke door een schitterende finale gevolgd werd. Deze noviteit bracht geluk, de dame van mijn hart zag mij met gloeiende blikken aan en vorstin Elisa overlaadde mij met met lofbetuigingen. Zij zeide: als u tot het onmogelijke in staat is, zou dan niet ook slecht één snaar voor uw talent voldoende zijn? Ik beloofde onmid dellijk het te zullen wagen. De gedachte hield mijn fantasie voortdurend bezig en enige weken later schreef ik, als huldiging op de naamdag van de keizer, mijn mili taire sonate „Napoleon" voor de vierde snaar. Op de 15e Augustus 1807 speelde ik haar voor een stralend hof-gezelschap en het succes overtrof mijn stoutste verwach tingen". Het is heel goed te begrijpen dat deze virtuoos altijd muziek van zich zelf speel de. Zijn muzikale fantasie, zijn techniek (of hoe deze capaciteit bij Paganini eigen lijk heten moet?) zijn viool en zijn vingers vormden een begrip. Hij kan geen inter pretator geweest zijn; hij was een duivels kunstenaar. Het is curieus, maar de ern stige Johannes Brahms was niet zonder bewondering voor de composities van deze virtuoos. Over het eerste werk van Paga nini: de vieren-twintig Capricen moet hij althans gezegd hebben dat deze stukken van een even sterke begaafdheid voor het componeren als voor de vioolkunst getui gen. Brahms schreef op de 24ste Caprice zijn zogenaamde „Paganini-variaties" voor piano; op sommige plaatsen in dit bewon- renswaardige werk kan men invloed der andere capricen bemerken. Overigens moet men Brahms en Paganini wel antipoden noemen. De diabolische Italiaan had iets van een woesteling: er zwei-ven over hem niet alleen in Italië, maar ook in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije en Polen allerlei wild-romantische verhalen; enkele jaren bracht hij in de gevangenis door, beschuldigd van moord. Een man waarin de tegenstrijdigste gevoelens tot verrassen de daden leidden en wiens leven ononder broken door een fascinerende muziek ver vuld was. HENDRIK ANDR1ESSEN. Stadsschouwburg: „Wat iedere vrouw wel weet", (Comcdia), 8 uur. Frans Hals: „Spion- nagc in Lakéview'. 18 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Theater Plezier „Het staat in de sterren", 8 uur. Palace: „Schep vreugde in 't leven", alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „The third man". 14 j.. 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. City: „De kampioen melkboer", alle leeft.. 2.15, 4.30, 7 en 915 uur. Spaarne: „Motorduivels", 14 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 19 MAART Stadsschouwburg: „Korporaal Elisabeth" (Comcdia), 8 uur. Rembrandt: films over dieren 11 uur. City: „Met Scott naar de Zuid pool", 11 uur. Luxor: „Naked City", 11.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 20 MAART Gemeentelijk Concertgebouw: Piano-recital George van Renesse. 8 uur. Bioscopen: Mid dag- en avondvoorstellingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5