Au érmd baleomr
/itteraire Kanttekeningein
S3/Rheumatische
Pi/NEJV
AKKERTJES
Zaterdag 8 April 1950
3
RICO BULTHUIS: „Nocturne der zeven spinnen of een kus j
van Florette". „Madame Clazina Rooselinde, dairvoyante"
(Nederlandse Uitgevers Mij, Leiden)
DAT HET LEVEN MEER is dan de som
der feiten en de wereld meer dan de
optelling der dingen, betekent voor Bulthuis
een redelijk onbewijsbare, maar innerlijke
zekerheid die 'hij gemeen heeft met allen,
voor wie het wonder tot een tweede natuur
en het wetmatige tot een wonder is gewor
den. Men heeft deze „innerlijke zekerheid'
bij verschillende namen genoemd: het ma
gische, mystieke, romantische, boven
natuurlijke, fantastische. Dagdromen
Sprookjes? „Alle sprookjes", schreef No
valis, „zijn dromen dromen van de
wereld, waarin wij onze oorsprong en be
stemming hebben en die overal en nergens
is."
In die zin is Bulthuis een „fantast", maar
geneigd, in de moderne occulte wetenschap
pen in de para-psychologie voornamelijk
de bevestiging te zoeken van Wat zijn
dichterlijke intuïtie hem ingeeft. Als pop
penspeler begon Bulthuis de werkelijkheid
ironisch om te toveren tot een wereld der
verbeelding, waarin dwaasheid en wijsheid
der mensen met tolerante mensenliefde
tragisch en komisch (en veelal beide tege
lijk) hun spel speelden met het „mensen
geluk". De teksten voor deze Jan Klaassen-
comedie (ten dele uitgegeven als répertoire
van zijn „Lampion-theater") bleken het
voorspel te zijn geweest tot de in de jaren
19401947 geschreven sprookjes, die nu
binnen de omlijsting van een leidende ge
dachte, van één gemeenschappelijk motief,
werden samengevat als zeven raamvertel
lingen, welke men zonder overdrijving
uniek mag noemen in onze litteratuur.
Het is kenmerkend voor de ontwikkeling
van Bulthuis' talent, dat -het achteraf mo
gelijk bleek, vijf dezer sprookjesverhalen
(hij voegde er enkele aan toe), geschreven
toch in verschillende jaren, door een ver
bindende tekst, een inleidend „Verhaal van
een serieus man" en een besluitend „Serieus
afscheid", te verenen tot een zinvol thema,
dat zich van sprookje tot sprookje verrijkt
en zijn oplossing vindt in de slotbladzijden,
die als apotheose de verzoening betekenen
tussen de eenzaamheid en het heimwee, die
nu eenmaal „des kunstenaars" zijn, met het
maximum aan levensgeluk dat naturen als
die van Bulthuis gegeven is.
Een dichter, een „nachtvogel", wiens
maatschappelijke bruikbaarheid twijfel
achtig is, zoekt in deze sprookjes het „ge
luk", waarvan een „kus van Florette",
dochter van de meester-tovenaar Agatolle,
de bezegeling zal zijn. En wat is het geluk
voor deze dichter? Het waarmaken van zijn
talent, de verbintenis met de geliefde, de
verzoening tussen burger- en dichterschap?
De illusie, de droom, de aanvaarding van
de dagelijkse werkelijkheid, de overwinning
op de ontgoocheling, de bevestiging van
zichzelf? Ik zou zeggen: niet liet een óf het
ander, maar het een dóór het ander, en
zodoende dit alles tegelijk, in de zekerheid
dat al dit menselijk (en „dichterlijk") stre
ven en falen, verlangen en twijfelen, één
en hetzelfde is in datgene, wat Novalis de
wereld noemde die overal en nergens is.
Zeven spinnen moet de dichter uit deze
„Nocturne" op aanwijzing van Florette om
toveren tot gelukbrengende vrouwengestal
ten, zeven malen moet zijn sprookjestalent
(zijn schrijverschap en levenswijsheid) op
de proef worden gesteld, aleer hij zich vol
doende bevrijd blijkt te hebben van de
schijn zijner jeugdverlangens om de kus
van Florette te verdienen en daarmede toe
gang te verkrijgen tot „de onzichtbare we
reld, die de zichtbare zo bewoonbaar heeft
gemaakt". Zeven verhalen dus vertelt deze
dichter, in>een verwaarloosd huis, waar een
kabouter, „somber en grijs", het ongeloof
van de mens aan het geluk symboliseert.
Hij heeft, deze huiskabouter, de vos gezien
in zijn aarde-element, de reiger in de hemel,
het zeepaard in het water en de salamander
in het vuur; alleen de mens die de liefde
verloor en de elementen ontvluchtte, is,
grimmig en verbeten, onmachtig om van de
bonte levensstof een geluk te weven,
dat waar en sterk genoeg is, om een men
senbestaan te dragen.
De verbitterde kabouter ontkent, de ge
vleugelde dichter zoekt. Is het de vlinder
achtige Violet, dansende op de horizon als
een kleurige luchtspiegeling, die in de
melancholie van hèrfst, regen en nacht
met een viool- en een bassleutel de poor- I
ten opent van een wereld waar het goed
is te zijn? Is er de list van een tovenaar
aan een koninklijk hof voor nodig, om een
speelzieke danseres Arore te leren zien als
de verlokking van de schijn? Verjaagt de
kapiteinsdochter Edith, die de wereld in
trekt om het schoonste aller maskers te
zoeken en terugkeert met niets dan haar
liefelijk gezicht, de leugen uit de wereld?
Of is het waar, dat het leven evén schoon
en even ontgoochelend is een poel waar
de kikkers kwaken, een paleis waar de
bloemen der mensenliefde bloeien als
njen het zién, het dromen wil? Vijf keren
verwerpt de grote tovenaar Agatolle, Flo-
rettes vader (en tevens Bulthuis' ironische
criticus) het verhaal; zelfs dat van de
„fantastische burger" die het zuivere kun
stenaarsschap zoekt, wordt door hem af
gewezen met de voorspelling, dat deze
dichter „tussen droom en daad zal rond
dwalen als een uitgeworpene". Pas de re-
ele liefde voor het „meisje met het kristal
len hart" schenkt de zegen van Florettes
kus, ontvangen in de droom van een schrij
ver, die daarmee zijn burgerlijk beroep
verliest, maar zijn kunstenaarsroeping aan
vaardt.
Intelligent gecomponeerd, suggestief ver
haald, zouden deze sprookjes hun klassieke
pendanten der Romantiek (Hauff, Hoff
mann, Novalis, Tieck) nóg dichter bena
derd hebben, als in de verpersoonlijkte
symboliek (zoals bijvoorbeeld in Andcr-
sens „Klein Zeemeermin") het gewonnen
had van de bewust gearrangeerde allego-
gieën. Hoe dan ook deze sprookjes
brachten Bulthuis tot de kern van zijn
talent, dat hij op de slotbladzijde van deze
bundel omschrijft als „het rijk dat zich
bevindt op de grenzen van droom en wer
kelijkheid", het smalle niemandsland, waar
ook Meyrink en Kafka thuis waren. Een
wetenschappelijker fundament kreeg dit
„fantastische" in de (para-)psychologische
romans „Het Andere Verleden" en „De
Schim van Joyce Herfst", waarin het
„werkelijke" een zinvolle plaats kreeg in
de wereld van het bovennatuurlijk-occulte.
Dat deze occulte wereld Bulthuis' cri-
tisehe zin niet verzwakte, bewees deze
schrijver met zijn waarzegstersroman
„Clazina Rooselinde", een parodie op de
parasieten, die klinkende munt slaan uit
het dom bijgeloof, waarmee hier ironisch
wordt afgerekend. Men kan deze roman
lezen als fantastische ontspanningslectuur,
als detective-verhaal met een verrassende
ontknoping, als ontmaskering Van occulte
zwendelaars men zal er zich, in weerwil
van enkele naar mijn smaak te ver uit
gesponnen gedeelten, mee kunnen ver
maken. Bulthuis is hiermee zijn eigenlijke
thema niet ontrouw geworden: zijn in druk
zijnde roman „Egmond de Wilde" zal be
wijzen, hoe dit talent zich bevestigde, zelfs
op de hachelijke grens tussen droom, en
werkelijkheid. C. J. E. DINAUX
Muziek-seizoen in Scheveningen
begint als vanouds op 15 Juni
Het seizoen in het Kurhaus te Scheve
ningen zal deze zomer, vergeleken bij
vorige jaren, ongeveer twee weken later
beginnen en eindigen. Het loopt thans van
15 Juni tot 16 September.
Verschillende overwegingen hebben tot
deze verschuiving geleid. In het bijzonder
heeft de wenselijkheid gegolden de
opening van hel seizoen te doen samen
vallen met het begin van het „Holland-
Festival". In de afgelopen jaren stichtten
de twee kort op elkaar volgende feeste
lijke „openingsavonden" op dezelfde
plaats, vooral in het buitenland, dikwijls
verwarring. Uit toeristisch-propagandis-
tisch oogpunt geeft de nieuwe regeling ze
ker voordelen. De ervaring, opgedaan met
de weersomstandigheden van de laatste
jaren, die onveranderlijk mooie nazomers
brachten, heeft mede de doortrekking van
het seizoen tot half September bepaald.
Overigens wijkt de nieuwe regeling niet
al te zeer af van de Scheveningse tradities.
Ruim een halve eeuw geleden, toen er
blijkbaar eveneens op fraaie nazomers kon
worden gerekend, liep het seizoen in het
Kurhaus van 15 Juni tot over de helft van
October. Na de eerste wereldoorlog werd
het tot drie maanden ingekrompen, maar
de aanvangsdatum bleef tot 1938 op 15
Juni gehandhaafd. De vervroeging van het
seizoen, welke men de laatste jaren heeft
meegemaakt, werd ingesteld om tot een
beter evenwicht met het kunstleven in
Den Haag te komen. Nu dit speciaal
wat de muziek betreft practisch geen
zomerreces meer kent, heeft dit motief
aan betekenis verloren.
Met het weder invoeren van de 15de
Juni als openingsdatum herleeft derhalve
een eertijds gewaardeerd en langdurig in
ere gehouden gebruik.
Iedere dame is verwend
met MOLENDIJK'S PERMANENT
TELEFOON 19706
(Adv.)
SAN'TPOORTERPLEIN 1
HAARLEM
Mevrouw Ina BoudierBakker, schrijfster
van De. klop op de denr, De Straat, Het
spiegeltje, Armoede, Kinderen en vele
andere romans, wordt 15 April 75 jaar.
Mevrouw BoudierBakker in de huiska
mer vtfn haar woning te Utrecht.
Tilly Lus als gast
bij het Rotterdams Toneel
Het tableau de la troupe van het „Rotter
dams Toneel" bestaat voor het volgende
seizoen uit de dames: Elly Bakker. Lily
Bouwmeester, Jetty van DijkRieeker,
Katja Ernst, Mieke Flink, Mariëtle Flink,
Ar.ny van de Vorstenbosch, Eva Hauck,
Coba Keiling. Enny Meunier, Georgette
Reoewski, Louise Ruys, Lize Servaes, Anke
Smit en de heren Ko Arnoldi, Chris Baay,
Ed Bauer, Eli Blom, Kees Brusse, Richard
Flink, Sieto Hoving. Joop Kok, Jan van dei-
Linden, Frans van der Lingen, Ad Noyons.
Hans Polman, Niek van Reesema, Adolf
Rij kens, Gerard Schild, Louis Vervoorn en
Frans Vorstman. Mevrouw Tilly Lus zal
zeer waarschijnlijk als gast optreden. Met
verschillende artisten wordt nog onder
handeld. Eenige buitenlandse regisseurs
zullen hun medewerking aan de tot stand
koming van het répertoire verlenen. De
directie, bestaande uit Ko Arnoldi en Ri
chard Flink, lieefl de opvoeringsrechten
aangekocht van nieuwe stukken van onder
anderen Marcel Achard, Armand Salacrou
en Gabriël Marcel. Voorts koestert men het
voornemen „De Vrek" van Molière tot ver
toning te brengen.
JAAP KRONSELAAR kijkt met welge
vallen zijn nieuwe woning rond, wrijft
vergenoegd de handen. Eindelijk is het er
toch van gekomen! Weg zijn ze uit de oude
straat, waar hij meer dan twintig jaar ge
woond heeft, twintig jaar: waar blijft de
tijd? Tja, het had moeite gekost de woning
te-krijgen, geloop en gezanik, maar je moet
in die dingen een beetje geluk hebben. Ge
ruild had hij met een echtpaar, dat de kin
deren groot had, getrouwd, en dan wordt
zo'n huis allicht te groot voor twee men
sen, hoe gaat dat. Het was al een tijd in de
pen geweest, de oudjes zagen op tegen de
verhuizing, maar nu het voorjaar was ge
komen, waren ze tot de stap overgegaan.
't Kwam prachtig uit, vond Jaap, nu wa
ren ze met Pasen fijn op stee.
Langzaam staat hij op uit zijn stoel, gaat,
de handen in de zakken, voor het venster
staan en kijkt naar buiten. Fijn uitzicht
heeft-ie -hier, heel wat beter dan in de
oude woning, daar kon je met permissie bij
de buren op tafel kijken. En dan, voor Jans
is het ook een hele verbetering, vooral nu
de kinderen groter worden. Het was daar
op 5t laatst behelpen geweest tot je er be
nauwd van werd.
„Je kan 't al goed aan de dagen zien",
onderbreekt Jans zijn milde gedachten. Ze
steekt het theelichtje aan, scharrelt be
drijvig met kopjes: Jans heeft iets moeder
lijks in haar doen. „Zal ik je 'n bakje in
schenken?" vraagt zé met haar zachte stem.
„Wel ja, waarom niet? 'n Bakkie thee valt
er altijd wel in".
Jaap slurpt behaaglijk zijn kopje leeg, zet
het behoedzaam op tafel.
„En Jans,"- gaat zijn stem bijna teder,
„hebben we hier 'n aardig woninkie of
niet?"
„Ja, de woning is mooi", zegt Jans. Ze
tuurt op haar handen, die liggen stil in haar
schoot. Haar lippen trillen onmerkbaar bij
na. maar Jaap ontgaat 'het niet. „Kom", zegt
hij, en er is iets in zijn stem, waarmee men
kinderen vermaant, „nou moet je niet meer
piekeren over die ouwe woning. We heb
ben er genoeg moeten scharrelen."
Jans knikt. „We hebben er zeker moeten
scharrelen, en erg ook. Maar 't was er toch
wel gezellig, de kinderen zijn er geboren
en ik was gehecht aan de biiurt.
„Buurt!" schampert Jaap minachtend,
„nogal wat moois. Op de tafel kijken bij
de buren en dan die beroerde alcoof
nee Jans, we zijn er een stuk op vooruit
gegaan!"
„Maar 't scheelt heel wat in de huur,"
werpt Jans tegen. „We verwonen hier bijna
:cht gulden en weet je hoeveel belasting er
bijkomt? Al verdien je een tamelijk loon.
zonder de kinderen zouden we het vast niet
kunnen betalen."
„Daar heb je gelijk aan," stemt Jaap toe.
„Als we de jongens niet hadden, waren we
nooit verhuisd. Maar konden- we langer in
dat alcoofje blijven slapen? Konden we
Joost langer genoegen laten nemen met dat
hok op zolder? Nee natuurlijk. Dat gaat
goed zolang de kinderen niet zelf verdie
nen. Maar als ze groter worden, gaan ze
eisen stellen, dat is gewoon. Enfin, ze heb
ben nou allemaal een lekker fris kamertje
en zo hoort het ook."
Jans zwijgt. Ze weet: Jaap heeft gelijk,
Jaap heeft altijd gelijk. Heel haar leven
door heeft Jans zich zo'n beetje laten lei
den. Door moeder eerst, en later door haar
man. O, Jaap is een beste kerel, hij zwoegt
99
Een stuk luchtvaartgeschiedenis verfilmd
In het gebouw van de „Ver. van Vrijz.
Hervormden", Jacobstraat 6 zal dr. Hendrik
J. de Lange C.S.B. uit New York City op
Maandagmiddag 10 April tTweede Paasdag)
een Nederlandse lezing houden, getiteld:
..Christian Science: De Wetenschap der
Levensvolheid".
HÉT IS ALTIJD een hachelijke zaak
een speelfilm te maken, die gebaseerd
is op de recente historie, omdat de scena
rioschrijver al spoedig in de verleiding
komen-- de gang der gebeurtenisen te for
ceren, de nadruk te leggen op de enkele
opzienbarende episoden ter wille van het
dramatisch effect en het gaande houden
van de spanning, werkwijze die voorkomt
uit de vrees dat de realiteit niet in staat
zal blijken het publiek lang genoeg te
boeien.
Ook „Au grand balcon", een film van de
Franse regisseur Henri Decoin naar een
draaiboek van de bekende auteur Joseph
Kessel en Marcel Rivet, is aan dat gevaar
niet ontkomen. De rolprent behandelt het
pionierswerk van de bouwers van de
luchtlijn van Frankrijk naar Zuid-Ame-
rika, voor welker totstandkoming heel
wat jonge piloten het offer van hun leven
hebben moeten brengen. De drijvende
kracht heet in de film
Carbot, in de werkelijkheid
U'l I Didier Daurat die, ondanks
i 11 111 I het feit, dat hij nog exploi-
tatiechef van de Air France
is, welhaast een legendari
sche figuur is geworden. De toeschouwer
die Pierre Fresnay, deze keiharde en on
verzettelijke figuur ziet spelen, komt on
willekeurig de naam van de directeur van
Nederlands nationale luchtvaartmaat
schappij in gedachten. Naast hem staat
Fabien, zijn beste piloot en medewerker,
een veel impulsievere figuur, waarvan wij
gaarne .aannemen dat zijn karakter niet in
alle opzichten strookte met dat van zijn
chef, doch dat de verhouding zo slecht
was, althans zo weinig van teamspirit
doortrokken was als de film ons wil doen
geloven, kunnen wij toch moeilijk ge
loven. En dalzelfde geldt ook voor de hoe
veelheid rampen die de toeschouwer te
verwerken krijgt in. de bijna twee uur
durende projectie: er kan in het leven van
deze jeugdige vliegers in dat knusse
hotelletje in Toulouse, waarvan de nog
in leven zijnde eigenaressen ook al be
vangen raken door de koorts der aviatiek,
geen moment van vreugde of uitgelaten
heid zijn, of daar verschijnt de strakke
figuur van Carbot of van diens melancho
lieke secretaresse om te vertellen dat
weer een van de kameraden niet zal terug
keren of zich in gevaar bevindt.
Komt ons dus het evenwicht tussen wer
kelijkheid en verbeelding niet altijd even
goed gevonden voor, wij moeten rekening
houden met de omstandigheid dat in die
•jaren iedere piloot ieder uur van de dag
zijn leven riskeerde en dat ongetwijfeld
alleen mannen die gedreven werden door
de Idee van de toekomst van het luchtver
keer Carbol legt steeds weer de klem
toon op het handelskarakter van zijn
onderneming, waarmee hij wil aangeven
dat het gaat om de vestiging van lijndien
sten en postverbindingen het uiterste
van zichzelf en van anderen eisten.
Een van de gro:e kwaliteiten van „Au
grand balcon" is wel dat zowel Kessel als
Rivet wisten waarover zij het hadden. Zij
behoren beiden tot de steeds kleiner wor
dende groep van nog levende pioniers der
luchtvaar e Wellicht door de herinnering
aan die tijd hebben zij, met uitzondering
der beide hoofdfiguren, weinig indiviaucie
karaktertekening gegeven, doch meer de
geestdrift, de moed, het eian van de vlie
gers als groep op de voorgrond gesteld.
Kenri Decoin heeft de bedoelingen van
de auteurs goed begrepen, al heeft hij
zich niet kunnen weerhouden op de zwek-
ke rijde van het overigens sobere draai-
böek: het teveel aan gechargeerde situa
ties dieper in te gaan dan wellicht ge
wenst tvas. De bezet; mg van de rollen kon
moeilijk beter. Pierre Fresnay, wij schre
ven Let reeds, laat het onverzettelijke
kaïairtcr van Carbol alle recht weder
varen cn Georges Marchal zorgde vour
een overtuigende creatie van de vlieger
Fabiui, waarvan de naam steeds weer de
gedachte oproept aan de onvergankelijke
hoofdpersoon uit „Voi de nuit" van de oë-
treuiae Saint-Exupéry. Het is echter de
Franse aviateur Jean Mermoz, die de lijn
naar Zuid-Amerika heeft heipen gruol-
makfii, die in deze figuur wordt gebui-
digd
Ten slotte zal men zeker worden getrof
fen door talrijke lraaie luchtopr.amen, tiie
aan het gehele werk een sfeer van waar
achtigheid geven er. die dit „epos van hel
denmoed en volharding" ruimschoots de
moeite waard maken het te gaan zien.
Film van de maand
Wij vestigen nog de aandacht van onze
lezers op de Mexicaanse film „De parel",
naar een gegeven van de bekende Ameri
kaanse schrijver John Steinbeck, die het
praedicaat „Film van de maand" verwierf.
Ket nogal traditionele gegeven van de
strijd tussen de voortreffelijke Indianen en
de perfide blanken kreeg bijzonder relief
door de daarin verwerkte anecdote van een
wonderschone parel die onheil brengt door
de begeerten die hij opwekt. Het is weder
om een goede film geworden van regisseur
Emilio Fernandez, vooral bekend door
„Maria Candelaria", waarin Dolores del Rio
niet ontbreekt en die zich vooral onder
scheidt door de fotografie van Gabriel Fi-
gueroa. Het zeer gedragen rhythme
eigen aan alle Mexicaanse films stelt
de toeschouwer in staat al zijn aandacht
te richten op de compositie der beelden,
die soms zodanig zijn bewondering zal op
wekken, dat hij „het verhaaltje" vergeet.
J. H. B.
voor zijn gezin als een paard, maar Jaap
houdt feitelijk de touwtjes in handen en als
hij zo doorslaat, zwijgt Jans maai'. Peinzend
gaan haar ogen door de ruime kamer. Groot
is die, veel groter dan haar kamertje vroe
ger. Moet je die ouwe meubels eens zien
staan, 't Lijkt warempel of ze verdrinken
in de ruimte, zo hol en ongezelligEven
voelt ze een verlangen opkomen naar haar
oude, knusse kamertje met de beste spul
len: ronde tafel, roodbeklede stoelen en
glimmende chiffonnière. die stond daar
zo echt te pronk met de antieke beeldjes
erop
Haar blik zoekt verlangend het oude
meubelstuk: daar staat het. tegen de lange
wand. Het lijkt net alsof het hier niet thuis
hoort, of 't zo maar is neergezet om straks
weggehaald te worden. En de andere boel
past hier evenmin, veel te ouderwets.
Ach ja,, ze begrijpt het wel: 't ging daar
niet langer, de kinderen werden te groot.
Maar toch. onbewust, sluimert in haar het
verlangen naar het oude en vertrouwde
nest.
„Ja", zegt ze. instemmend knikkend, „we
hebben hier een beste woning. Maar
maar 't is hier zo ruim, alles staat nog zo
vreemd. Net of de meubels hier niet uit
komen."
„Daar heb je gelijk aan, Jans". stemt
Jaap toe. „Eigenlijk moet je op een moder
ne woning ook nieuwe bullen hebben
en wie zegt, dat we die niet krijgen. Joost
brengt nu kostgeld in, Dirk en Jaap ver
dienen al flink.
„Welja, vooruit maar", onderbreekt Jans
opeens, „nog nieuwe meubels ook! Eerst de
verhuizing, dan de onkosten voor zeil en
gordijnen.waar wil je dat allemaal van
betalen?"
Nee, eigenlijk weet Jaap dat niet. „Nou
ja, 't hoeft niet direct", vergoelijkt hij, ge
schrokken van zijn gedachten. „Maar toch.
een mens kan nooit weten. Misschien krijg
ik gauw 'n paar extra goeie weken, dan
zullen we wel 's kijken. Je kunt al voor
weinig geld van die nieuwerwetse bullen
krijgen".
„En wat wou je dan met onze ouwe
meubels doen?" vraagt Jans geschrokken.
„Weet ik nog niet. 's Kijken wat een gek
er.voor geven wil. Of, weet je wat we
brengen die ouwe rommel naar de ver
koping."
,,'t Is zonde", zegt Jans. Ze heft haar
hand alsof ze iets moét afweren. „En wat
wou je met die chiffonnière doen?"
„Die ouwe kast?" Minachtend trekt Jaap
met de schouders, ,,'t Zou me wat waard
zijn als ik die kwijt was. Hoelang hebben
we al tegen dat ding aangekeken?"
„Hij is nog van moeder," antwoordt Jans
zachtjes.
Een scène vol vliegersvreugde in „Au grand balcon".
Als mevrouw nu bestelt, heeft ze met
Pasen de meubels thuis.
„Dan wordt het tijd öat-ie opgeruimd
wordt. Misschien is het ding antiek, dan
kunnen we er nog geld voor maken."
„Réken maar niet, dat onze ouwe meu
bels veel zullen opbrengen", werpt Jans
geschrokken tegen.
„Veel of niet, weg gaan ze! En dan kópen
vve een buffet van eikenhout en stoelen met
dat zachte spul erop, deftig gewoon. Op de
Nieuwendijk heb ik laatst zo'n stelletje zien
staan, mooi hoor!"
,'t Zal nog wel een jaartje duren", meent
Jans, het theekopje iets te hard neerzet
tend. „Enfin, je begint maar goed zuinig te
worden: geen sigaar, geen voetbalwedstrijd,
je gaat maar goed sparen!"
Er is iets in haar stem, dat Jaap hindert,
hij voelt wel: Jans gelooft er niets van. Wel
verdorie! Als hij gezegd heeft dat er nieu
we meubels komen, dan kómen ze er ook!
Een ogenblik staat hij in twijfel, zegt dan
opeens: „Wanneer ik geen contant geld heb,
koop ik ze desnoods op afbetaling!"
„Je bent niet goed", valt Jans uit. Ja, ze
zal meubels op afbetaling kopen, Jans met
haar ouderwets gevoel voor degelijkheid.
Om je dood te schamen voor de buren
„Niks hoor," weert ze vreemd-resoluut af,
„daar moet ik niets van hebben. Stel je
voor dat ik geen geld heb om te betalen
om door de grond te zinken!"
„Ach wat, de buren.weert Jaap af,
„dacht je dat die alles Jantje contantje
kopen? Ik zou wel 'es willen weten, hoe die
allemaal aan hun deftige'spullen komen. En
wat maakt het tenslotte uit? Of je nu voor
uit gaat sparen, of dat je ze meteen in huis
krijgt, dat is lood om oud ijzer, 't Gaat net
als met de fiets van Dirk: de jongen betaalt
een daalder in de week en de kous is af.
Nee Jans, laat dat zaakje maai' aan mij
over. En geef mij nou nog 'n bakje thee,
want ik heb dorst gekregen van dat ge
praat."
EN werkelijk, het idee laat Jaap niet los.
„Wat is er feitelijk op tegen, óók eens
nieuwe spullen aan te schaffen?" Nu hij er
op gaat letten, kun je tegenwoordig au»
weer op afbetaling kopen. Elk ogenblik
liggen er papiertjes op de mat, allemaal
met prachtige aanbiedingen. „Betaal uit
uw inkomen! Onze voorwaarden vormen
geen beletsel". „Spreek met Van Dalen en
't komt in orde!" Boeken, stofzuigers, ijs
kasten, meubelen, alles op de lat! Heeft
niet Klaas Mulder, die knul op zijn werk,
kortgeleden een pracht van een radio ge
kocht? Tweehonderd vijftig guldentjes
meneer, en vijf procent incassokosten. Maar
hou heeft-ie wat degelijks, een toestelle
tje, waar hij al de buren de ogen mee
uitsteekt.en wat Klaas Muldet kan,
zou h ij niet kunnen? En Jaap zijn be
sluit is: nieuwe spullen èn op afbetaling!
Ec-n week voor Pasen, op een Zaterdag
middag, heeft hij zijn vrouw meegetroond.
Alleen maar om te kijken, hoor! Maar wan
neer zc voor de winkel van Van Dalen
staan, duurt het niet lang of ze zijn binnen
ook. En Jans eigenlijk vindt ze het
wel leuk als een echte mevrouw oehandeld
te worden. Tjonge, wat een beleefde men
sen zijn die verkopers. O, als mevrouw
eens wist hoe discreet de firma te werk
gaat! De kwitantielopers zijn volkomen ge
ïnstrueerd, daar kan niemand wat aan
merken, nette lui allemaal. En de levering
geschiedt met gesloten wagens, zonder re
clame en zo, zéér discreet. Ja, als mevrouw
eens wist wat voor eerste klas families hun
huisraad van Van Dalen betrekken, daar
zou mevrouw van opkijken
"Jans, degelijke Jans, laat zich door de
verkoper geheel inpalmen. „Mevrouw,
bekijkt u nu eens dit schitterende ameu
blement. stijl nco-gothiek. aè grote mode.
Prachtige afwerking, eerste klas materiaal,
moquette bekleding, motvrij. Wij verkopen
minstens tien van deze exclusieve ameuble
menten per week, alleen door recomman
datie
Duur, zegt u? Goedkoop, mevrouw! Onze
firma kan ciit doen, omdat wij het materiaal
in massa inkopen. Dressoir, vier stoelen,
twee crapnuds, uittrektafel, samen maar
achthonderd en vijftig gulden. Makkelijk
te betalen, tien gulden per week: wat zijn
in deze tijd nu tien gulden? In anderhalf
jaar is mevrouw eigenares van een vor
stelijke inrifhting.
„En als mevrouw nu bestelt, heeft ze
met Pasen de meubels thuis. Ja. daar kan
ik voor zorgen. Dat is ook gezellig, niet
waar? Meneer is thuis, en de kinderen. En
er komt nog eens familie oplopen.... al
tijd aardig, als je de boel dan in orde
hebt
EEN paar dagen later brengt Jaap de
oude meubels naar het verkooplokaal.
De volgende dag zal de nieuwe boel komen,
dan moet er ruimte zijn. Jans heeft de chif
fonnière leeggeruimd, alles wat er uit ge
komen is, ligt op een hoop. Stil zit zc bij
de tafel, haar vingers strelen behoedzaam
de lang-vergeten dingen. Een stapeltje
portretten van gestorven familie-leden, en
warempel: dat is een foto van Jaap en
Jans in tvouwcostuum. Ach ja, dat is al
weer meer dan twintig jaar geleden, waar
blijft de tijd! Nóg ziet ze Jaap en vader
de chiffonnière boven brengen, dat pronk
stuk, waar moeder zo trots op was, maar
dat ze tóch wegschonk bij hun huwelijk.
Vader en moeder zijn gestorven, al jaren.
Ja, ja, alles gaat voorbij, daar is geen
ontkomen aan, en nou gaat de oude chif
fonnière ook weg
Teder strelen, haar vingers een klein
doosje, voorzichtig maakt ze het open, er
ligt een klein lokje blond haar in. Dat is
van Jans' eerste kind, een meisje was het.
Vijf maanden is het geworden, het heette
net als Jaaps moeder: Lena. Ze legt het
doosje opzij, haar gezicht peinzend en
droef. Voorbij is dit alles, voorbij
Leeg wordt het nu in de kamer. Dirk
komt van zijn- werk. hij kan meteen een
handje helpen, vindt Jaap.
Samen dragen ze de oude chiffonnière
naar beneden.
Boven luistert Jans, ze hoort hoe de kast
tegen de treden bonkt. Daar boven uit fluit
Dirk schel een straatliedje.
,,'t Lijkt of er een dooie wordt afgedra
gen",' mompelt Jans en snikt het uit in de
lege Jcamer
Ilja Ehrenburg doet beroep
op Westelijke auteurs
In het Russische tijdschrift „Litteratoer-
haja Gzieta" is een open brief van Ilja
Ehrenburg verschenen, gericht tot de
„Westelijke schrijvers" en waarin de Sov
jet-Russische schrijver hun verzoekt zich
aan te sluiten bij de petitie der voorstan
ders van de vrede betreffende het verbie
den van atoomwapens.
Na de schrijvers op hun verantwoorde
lijkheid te hebben gewezen, legt Ehrenburg
er de nadruk op, dat hij zich niet tot de
communisten of de sympathiserenden richt,
maar tot alle „eerlijke schrijvers". In de
eerste plaats, zo voegt' hij er aan toe, „denk
ik aan bepaalde schrijvers, die niet kunnen
instemmen met de plannen tot massale ver
nietiging der mensen, maar die, bij mijn
weten, zich tot dusver nooit hebben verzet
tegen het atoomwapen".
Duldt toch niet langer
1 die folterende pl)nen. die
Uw leven vergallen en
U tot een hall mens maken.
Doe toch Iets tegen die pijn
scheuten die U zo kwellen,
dat elke beweging U pijnkrampen geelt I
Bestrijdt de kwaal met „AKKERTJES", ale de
giftige stoffen verwijderen. „AKKERTJES"
werken zweet-bevorderend en zijn Ideale
pijnverdrijvers, ook bij spit, spier-en zenuw
pijnen. Let vooral op het AKKER-merkl
helpen direct
buDsiaie voor kunst in de hoofdstad
Onder nader door B. en W. vast te stellen
voorwaarden, zo werd na discussie in de
Amsterdamse gemeenteraad besloten, zal aan
de stichting „Holland Festival" voor 1950
een subsidie van ten hoogste f70.000 wo den
verleend. Er is van verschillende zijd n op
aangedrongen (lal er voldoende vo ri",Hin
gen en uitvoeringen worden gegeven ten
behoeve van kunstminnenden met kleine
beurzen. Ook werd bij herhaling gemaand
tot het betrachten van zuinigheid, opdat het
waardevolle instituut behouden zal kunnen
blijven. Aan de stichting „Het Nederlands
Ballet" werd een subsidie van f 10.000 ver
leend voor de voortzetting van de werk
zaamheden van „Het Ballet der Loge Lan
den"' gedurende het tijdvak van 1 Januari
tot 1 September 1950.