Hek
Litteraire Lanttekeningee
Samenwerking van 4
CMklm© »4"
■xiéZ NUGGET(fr&e/
Heringa Wuthrich
De Magnolia bloeit
ie het verborgene
ZEISEN en ZICHTEN
C J.md.Mmeh
RIJWIELEN - STOFZUIGERS
Zaterdag 15 April 1950
3
INA BOUDIER-BAKKER: „Aan den groten weg" (Uitgave, ver
schenen ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag
van de schrijfster; P. N. van Kampen Zoon, Amsterdam).
VOORTGEKOMEN UIT DE SCHOOL
van het Naturalisme, opgegroeid in
een tijd waarin de gloed der „werkelijk
heidskunst", die als een vlam sloeg uit
een door leven-in-schoonheid geladen per
soonlijkheid als Lodewijk van Deyssel,
niet meer dan een zwakke weerschijn gaf
In de populaire romankunst der epigonen,
is Ina Boudier-Bakker moedig trouw ge
bleven aan- de ongekunsteld menselijke
eigenschappen van haar vrouwelijk
schrijftalent: aan haar oprechtheid en
haar mildheid.
Wars van de mooischrijverij der pro
zaïsten, wie het aan de levensdrift .ont
brak om als Van Deyssel in de donkere
eeuw de dagbres van ons ras te slaan" en
evenzeer aan de zielskracht om met de
neo-romantici zich een hemel te dromen
die boven de realiteit uitgaat, bleef zij
zichzèlve, ging zij voort in eenvoud te
schrijven van de wereld die haar dierbaar
was: niet zozeer die zoals men wel ge
meend en geschreven heeft van de in
het verleden bijgezette negentiende eeuw,
van een geslacht dat nog geloven kon en
wilde aan de idealen waaruit de gegoede
burgerklasse haar kracht had geput, maar
veeleer een bijna verborgen wereld van
stille aandacht, van innige eerbied voor
de mens in zijn kleine of grote tragiek.
„Een mannelijke realist", heeft Dirk
Coster eens in een essay over Jo de Wit
geschreven, „moet eerst iets van zichzelf
begrijpen, aleer hij iels van de wereld be
grijpt. Een vrouwelijke natuur begrijpt
soms iets van de wereld vóór zij wat van
zichzelf begrijpt." Veelal en niet tot
haar schade heelt Ina Boudier-Bakker
zich laten leiden door deze vrouwelijke
intuïtie. Wat deze haar ingaf bestormde
geen hemelen, opende evenmin afgronden,
het kende de hevigheid niet waarmee een
vurige, tragische strijdersnatuur als Carry
van Bruggen met zichzelf op leven en
dood vocht om de bevestiging van haar
vrouwelijkheid, om de verzoening tussen
natuur en geest. Neen,' stormachtig was
zomin Ina Boudiers aanleg als haar schrijf
kunst. Wat haar sterk maakte, wat haar
lezerskring op deze, haar vijfenzeventig
ste verjaardag, dankbare gevoelens doet
koesteren, was en is haar liefde voor de
talloze kleine kostbaarheden van het
leven, voor de kinderziel, de intieme
warmte van het gezinsverband, het vrou
welijke liefdesverlangen, vervuld of on
vervuld, de strijd van de moderne vrouw
om haar plaats in de maatschappij.
Met haar „Klop op de deur", waarin
een welgestelde Amsterdamse patriciërs
familie in de opeenvolging van drie ge
slachten haar offer moet brengen aan de
geest van een „nieuwe tijd", mag zij haar
populariteit hebben verworven, deze
familieroman mag als historisch tafereel
kenschetsend zijn voor een thans
door twee wereldoorlogen volstrekt afge
sloten eeuw, dieper toch voorvoelde zij de
nadering van het onheil, gevoeliger regis
treerde zij de voortekenen van onze"
ontwrichte tijd, toen zij haar roman „Ar
moede" schreef, waarin de sociale welge
steldheid, de vooruitgang, de maatschap
pelijke weigeborgenheid, het wint van de
geestkracht en de hartewarmte.
In haar kort voor de catastrophe van
1940 verschenen roman „Aan den groten
Weg" (in die dagen van geestelijke ver
warring wellicht onvoldoende gewaar
deerd en daarom thans terecht herdrukt)
vat Ina Boudier de motieven van haar
levenswerk nog eenmaal samen: een dorp
in verval, „teruggevallen in de vergeten,
voormalige rust", die niet meer de „oude
vertrouwde" rust is, maar veeleer een ver-
kwijning in een Verbaasde stilte; een
meisjesfiguur, door haar natuurlijke zui
verheid voorbestemd tot het wegschenken
vaii haar tederste vrouwelijkheid in een
dienende liefde, maar door het lot gedre
ven tot een mannelijk verweer tegen een
vijandige wereld; een geslacht dat te
kiezen heeft tussen ondergang en een
compromis met een door de techniek ont
zielde, door botte genoegens vervlakte
jongere generatie. „Het is niet alleen de
weg (de grote asphaltweg die het dorp
isoleexd), die is er maar een deel van. Het
is de tijd; het gx'ote verkeer heeft een gans
andere wereld geschapen, met andere
mensen, andere genoegens." Deze meis
jesfiguur-, deze Cori'ie Sondaal, strijdt
De 4 bestanddelen van Chefarine
„4' zijn elk stuk voor stuk al
beroemd voor het bestrijden van
zware hoofd- en andere pijnen,
tegen griep en verkoudheid. Haar
tezamen in één tablet verenigd
werken ze nog beter. Ook in dit
geval dus; Eendracht maakt macht!
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 15 APRIL
Stadsschouwburg: ..Iene-miene-mutte"
(Cabaret Wim Sonnevelt). 8 uur. Frans
Halsmuseum: cello-x-ecital Mare Rozelaar
(cello) en Ans Bouter (piano). 8.15 uur.
Rembrandt: ..Mr. Belvedere loopt college"
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Bittere rijsl".' 18 .i., 2, 4.15. 7 en 9.15 xxur.
Luxor: „Manon". 18 j., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur.
City: „Keizerwals", alle leeft.. 2.15. 4.30, 7
en 9.15 uur. „Stan Laurell en Oliver Hardy",
10.30 uur (behalve Zondag». Spaarnc: „Ge
heime dienst in donker Afrika". 14 j.. 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Vex-lorcn jeugd".
18 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.30, 7
en 9.15 uur).
ZONDAG 16 APRIL
Stadsschouwburg: „Iene-miene-mutte"
(Cabaret Wim Sonnevelt), 8 uur. Frans
Hals: Instituut voor Ax-beidersontwikkeling
„Tarrebique", 10.30 uur, Luxor: „Het ver
haal van de soldaat", 13 j., 11.30 uur. Palace:
„Pastor Angelicus", 11.30 uur. Rembrandt:
„Op reis door binnen- en buitenland", 11 u.
City: „Met Scotx naar de Zuidpool", 11 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 17 APRIL
Stadsschouwburg: „Wat iedere vrouw wel
weet" (abonnementsvoorstelling), 8 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
dapper daartegen: ze riskeert het kost
baarste van haar vrouwenziel: haar teder
heid; ze vecht met zelfverloochening,
zakelijk, streng, waar het zo zijn moet
zelfs verbeten, liefhebbend degeen die
haar verlaten moet, voorbijziende aanvan
kelijk aan degeen die haar liefheeft. Zo
draagt zij in haar kleine wereld zwaar aan
het leed, dat de mens, in groot of klein
bestek, tot zichzelf brengt.
Men kan de problemen, die deze tijd zo
dringend stelt, tegemoettreden met een
licht heimwee naar het onhex-roepelijk
voorbije, met de weemoedige beschouwe
lijkheid, die aan de toon van Ina Boudier-
Bakkers werk niet vreemd is; men kan ze,
zoals de besten der jongste litteratuur,
aanvaax-den als een uitdaging tot een
tweegevecht tussen de troost van een
schijn en de bepx-oeving van een harde
waarheid. Maar is, aandachtig beschouwd,
ook deze Corrie Sondaar niet één van die
genen voor wie één goudkorrel waarach
tigheid in de hand meer waard is dan een
ganse zwerm goudgewiekte illusie-vogels
in de lucht? Trouw aan de droom van
haar jeugd, erkent zij de grenzen van het
menselijk-mogelijke, bouwt zij met ferme
handen aan een leven, dat sterk genoeg is
om teder te kunnen blijven, ook „aan de
grote weg".
Daarvan, van deze kracht-in-eenvoud,
deze innigheid-in-oprechtheid, heeft Ina
Boudier met haar levenswerk getuigd;
niet in grootse afmetingen, niet gerucht
makend, maar met bescheidenheid, in een
stilte die de eenzaamheid trotseert. Het
staat geschreven in deze roman van „de
grote weg": „Het werk aan den groten
weg ja. Maar zij moet nooit denken aan
het stille achter wegje, waar eenmaal haar
leven, verborgen, maar in volsten bloei
stond waar oneindig gx-oot geluk was
en diep warm leven. Aan dat alles moest
zij niet denken. Dit heeft zij begeerd en
veroverd. Maar niet die verschrikkelijke
eenzaamheid erbij gedacht ooit." Nu, Cor
rie Sondaal vindt de verlossing uit deze
(Adv.)
Ina Boudier-Bakker
eenzaamheid in de toewijding aan haar
levensgezel en haar werk. En is het niet
juist dat, is het niet déze toewijding, die
aan de best geslaagde romans en novellen
van Ina Boudier aan „Kinderen", „Ar
moede", „Het Spiegeltje", „De Straat",
„Aan den groten weg" (in mindere mate
aan haar populaire „Klop op de deur" en
„Vrouw Jacob") het waarmerk verleent
van de eerlijkheid eix de kracht van een
warme menselijkheid? Zijn het niet juist
deze kanten van haar schrijverstalent die
ons dankbaar doen zijn voor hel werk,
waarmee zij onze „vrouwenlitteratuur"
heeft verrijkt?
C. J. E. DINAUX
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
(Adv.)
Vreemdelingen
als werkkrachten
Aantal Oostenrijkse dienst
boden neemt toe
In het jaarverslag van het Gewestelijk
Arbeidsbureau te Haarlem lezen wij dat op
31 December 1949 in dit gewest ten be
hoeve van 969 in loondienst werkende
vreemdelingen een werkvergunning is af
gegeven. Hierdoor steeg het aantal vergun
ningen in een jaar met 188. Deze stijging
wordt in hoofdzaak veroorzaakt door de
toeneming van het aantal in loondienst
werkende staatloze politieke delinquenten.
De gx'afische industrie, de metaalbedrijven
en de chemische nijverheid namen met
toestemming van het arbeidsbureau enkele
vreemdelingen in dienst. Bovendien loopt
het aantal hier werkende Oostenrijkse
dienstboden geleidelijk op.
LOF DER PARKEN
OVER MUZIEK
„Het was een zoele schemering in het
voorjaar, de dag was warm geweest van de
zon en er waren aan de pex-eboom veel bla
deren opengegaan, de bloesems lagen al
rondom de stammen, de hele tuin was geel
van boterbloemen." i£o begint Arthur van
Schendel het laatste hoofdstuk van zijn
sprookjesroman „Meneer Oberon en me
vrouw" en aan de daarin voox-komende be
schrijvingen van de natuur in Haarlem en
omgeving moesten we deze week telkens
denken toen we wat rondliepen in parken
en plantsoenen van de Spaai'nestad. Want
de flora in onze streek begint zich ixx dit
jaargetijde op haar mooist te tonen, ook al
heeft men daar in deze jachtige tijd vaak
geen oog vooi*. Want hoevelen zullen heb
ben opgemerkt dat de gele plekken in onze
parken langzamerhand afnemen omdat het
Chinese klokje (Forsythia) uitgebloeid is?
En wie wisten er dat dit heestergewas zich
onderscheidt omdat het bloeien aan de
bladontwikkeling voorafgaat? En wie heeft
er ooit een stap gezet in de binnenwijken
van het Tuinwijkcomplex in de Zuiderhout,
om de pracht van de witte sierpruim (Pru
nus pissardii) te bewonderen? Straks val
len deze heesters, die men ook in de
tuinen aan Zijlweg en Ramplaan kan vin
den op door hun bruine bladeren.
Wie zijn ogen op het ogenblik goed de
kost geeft zal door de bescheiden bekoor
lijkheden van de rode bloemtrosjes van de
Hollandse ribes worden getroffen, die met
de framboosachtige prachtbraam zo voor
treffelijk bijdraagt tot de schoonheid van
het park bij Huis te Zaanen en het Noor
dersportpark, al zijn dat lang niet de enige
plaatsen waar men de Ribes Sanguineum
kan aantreffen.
Bij onze stx-aathandelaren zal men de
witte takjes bloesem van het Canadese
krentenboompje (Amelanchier Canaden
sis) binnenkort volop kunnen aantreffen:
wie ze in hun oorspronkelijke staat wil
zien, sla de weg naar de Noorderhout maar
eens in.
In de omgeving van het station zorgen
een paar bedden narcissen en tulpen al
voor wat fleui-igheid in het stx-aatbeeld. Op
het Kennemerplein kan de haastige fietser
een glimp opvangen van de prachtige dub
bele El Toreador en als hij even later langs
de rotonde in het Kenaupai-k komt moet hij
eens op de gele en x-ode Keizerskronen let
ten, die hun kleurenweelde lustig laten uit
stralen.
Intussen is de schoonste van de thans
bloeiende bomen voor het grote publiek
nog niet te ontdekken en dat is helaas de
schuld van dat publiek zelf. De Dienst van
Hout en Plantsoenen durft het namelijk
nog niet aan de Magnolia of Beverboom,
als regel hardnekkig als Tulpenboom aan
geduid, in de stad te planten, omdat de er
varing heeft geleerd, dat de broze jonge
stammen door de jeugd en soms ook wel
door ouderen hopeloos worden gehavend.
Daarom is de Magnolia voorlopig alleen in
dé Stadskweektuin te bewonderen. Op een
eenzaam exemplaar in het plantsoen op
het Prinsenhof na, dat met de naam „Ko-
bus" is gesierd.
De foto hieronder laat duidelijk zien hoe
veel men aan zijn verdwijning uit het stads
beeld mist. Maar wie weet of de actie van
het Comité „Plantsoenbescherming" niet
zo'n gunstige uitwei'king heeft, dat we over
een jaar of wat van een menigte Magnolia's
gewag kunnen maken
De bloeiende Magnolia
in de Stadskweektuin
Finebel-plan blijft rusten
In officiële kringen te Parijs heeft men
met betrekking tot het plan tot stichting
van de „Finebei", de economische unie tus
sen Frankrijk, Italië, Nederland, België en
Luxemburg, vexklaard, dat men dit plan
sedert enige tijd heeft laten rusten en dat
op het ogenblik pogingen worden gedaan
om te komen tot de vorming van een eco
nomische groepering van grotere omvang,
waartoe ook Groot-Brittannië zou behoren.
Bij bepaalde waarnemers was namelijk
enige verontrusting ontstaan ten aanzien
van de vorderingen die gemaakt werden
in de richting van de tot stand koming van
de „Finebei".
DEZE WEEK gunstige aanbieding
Grimmèlend volk
Met de kraag van onze jas hoog opgeslagen, want de
wind was er speciaal op uit om de hoofdrol in het weer
bericht te spelen, hebben wij onlangs tijdens het vallen
van de avond een wandeling gemaakt door het stadsdeel
de Jordaan, waarover allerlei romantische liederen in om
loop zijn, die misschien wel heel mooi tweestemmig
gezongen kunnen worden, maar die geenszins rijmen met
de werkelijkheid van een gure weekdag. De aanleg van
deze buurt is ongeveer gelijktijdig uitgevoerd met de slag
bij Nieuwspoort en met even weinig plichtplegingen. Daar
men de dxie radiale hoofdgracht :n bestemd had tot exclu
sieve woongelegenheid voor regenten en aanzienlijke koop
liepen, kreeg de stadstimmerman Hendrik Jacobsz Staetz
opdracht de grommende arbeidersbevolking elders een dak
boven het hoofd te verlenen. Deze ging radicaal te werk
en liet eenvoudig enige van de bestaande vaarten en pol
dersloten uitdiepen tot grachten, er wel voor zox-gend dat
deze op geen enkele wijze aansloten op de deftige singels,
aldus met wijs beleid het zijne bijdx'agend tot de belemme
ring van het snelverkeer waarvan hij kennelijk een ont
luistering van de stedelijke schoonheid vreesde. Enige
tientallen gangen, stegen en sloppen droegen het hunne er
toe bij om het standsverschil te onderstrepen.
„Alle dese straten krielen en grimmelen van aldei'ley
handtwerksvolk", schx-eef een zekere meneer Domsélaer in
1665 goedmoedig. De woningtoestanden waren echter zo
ellendig dat het gemeentebestuur, met respect afdwingende
voortvarendheid, reeds in 1911 een plan tot verbetex-ing dei-
huisvesting ontwierp. „De Jordaan saneex-t zichzelf!"
meende één van de meest vroede vaderen en daarom is
men met de verwezenlijking van dit plan niet veel verder
gegaan dan het opspijkeren van enige onbewoonbaar-ver-
klaringen. Om dit onrecht zoveel mogelijk goed te maken
versierde men deze wijk met een keur
van schone bloerhennamen.
In de tachtiger jaren werd de helft
van de grachten dichtgegooid. Daardoor
ging veel van de schildex-achtigheid ver
loren. Er kwamen twee strakke rijen
met zwarte gevels aan de kant en ma
gere iepen in het midden. Zo is het bij
voorbeeld op de Palmgracht nog steeds.
Toen wij daar kwamen, speelde op een
hoek een zwaar verguld pierement ter
ere van een thuisgekomen militair.
Hoornik heeft in zijn episch gedicht
„Mattheus'* een dergelijk tafereel eens
als volgt beschreven:
„Uit alle hoeken komen meiden,
de rijzige van de Jordaan,
de avond zal haar hart bevrijden,
nu zij om 't orgel dansen gaan!"
Nou maar niet heus. Baaien rokken
worden er niet meer gedragen exx met
nylon-kousen kan men zijn vertier beter
elders zoeken. In één der taveernen
waar blijkens de benaming het dierlijke
in de mens op prijs wordt gesteld: „Het
zwarte paard" of „De kat in de wijn
gaard". Wij zijn daar ook eens binnen
gelopen, maar het was er niets gedaan.
Alle gesprekken handelden over avon
turen in het ziekenhuis. Af en toe kwam
er een jonge vrouw binnen, strijk en zet
met een rieten hengselmand aan de arm,
die best „mooie Neel" of iets dergelijks
zou kunnen heten, om haar echtvriend
op te schaxTelen zoals men zegt. Dat de
kindex*en van deze practyken op de
hoogte zijn, bewees het schone vers dat
wij halverwege de Akoleiensti'aat be
luisterden en gezongen werd bij het
touwtje springen:
Anna stond te wachten
te wachten op haar man,
's nachts om twalef uren
kwam die smeerlap an."
Overigens weten de kinderen beter
dan de volwassenen hun pleziertjes met
de oude tradities te verenigen. Zij pie
pen en zingen nog precies zo als hun
grootouders deden. De jongedames in de
Eerste Egelantierdwarsstx-aat hebben
een realistische kijk op het levexx:
Roje kerse lus ik graag,
swarte nog veel liever,
meide soene doen ik graag,
jonges nog veel liever."
Haven der zaligheid
De straten mogen dan nauw zijn in
de Jordaan en de gevels smerig en ver
vallen, de huisvrouwen steken hun zin
delijkheid niet onder stoelen of banken.
Ze sturen hun mannen er op uit om
kleedjes te kloppen tegen de buiten
muur. Ondertussen voeren ze zelf een
uitgebreide conversatie óp een ononder
broken ruzietoon met de bewoonster van
één trap verder door de opgeschoven
ramen. Ze steunen daarbij met haar
dikke ellebogen op de kozijnen, een om
slagdoek rond de schouders en een jen
gelend kind aan iedex*e arm. Af en toe
roepen ze met lange gierende uithalen
iets naar een voorbijganger, om er direct
daarna weer mee door te gaan elkaar de
sensatie van de krullende lippen te
lezen. Je mot het intressieke van het
spul toch wete, zei Louis Davids al.
Een merkwaardige gewoonte is het zo
drapei*en van de vitrage, dat de bloe-
menvaasjes en vetplantjes van buiten af
zichtbaar blijven. Hier en daar zijn de
gox-dijnen opzij geschoven. Daar zit dan
in een verschoten leunstoel een oude
baas met bretels over zijn bonte over
hemd en een schitterend booi'den-
knoopje onder zijn stoppelkin van zijn
levensavond te genieten. Hij kijkt naar
de langsslentex-ende jongelieden, die in
brede stoeten arm in arm voorbij trek
ken alsof het onophoudelijk Koningin
nedag was.
Er zijn hier talrijke historische plaat
sen. Door de Tweede Bloemdwarsstraat
komt men op een plein, dat de naam
Karthuizerplantsoen draagt, omdat daar
vroeger een klooster stond, gewoonlijk
„De Haven der Zaligheid" genoemd. Dat
moet wel aardse zaligheid zijn geweest,
heeft een moderne kroniekschrijver eens
opgemerkt, want een Amsterdams
spreekwoord van bejaax-de leeftijd duidt
een weldoorvoed sterveling aan met de
zegswijze: „Hij het een paer wangen as
een Kartuizer!"
Op de Noordex-markt staat de zoge
naamde Kruiskerk van 1620, een „luch
tig Ghebouw, bekwaam om wegens
haar achtkantigheid aan zeer veele Toe-
hoox-ders plaats te bieden". Op één van
de gx-oene poorten lazen wij de spreuk
„Weg met Montgomery". Deze inscrip
tie dunkt ons van jongere datum.
Het is opvallend hoe laat de kinderen
thuis mogen komen. In de Anjelier-
straat wordt om half negen het spring
touw nog geslingerd. In de hierbij ge
zongen liederen spreekt de tragiek des
levens een hartig woordje mee.
Helder in de kelder,
boter bij de vis,
Kaatje doe es ope,
kijkes wie daar is.
Tissun arrum meissie
ommun stukkie brood.
Gefer maaruh stukkie
anders gaatse dood."
Het vervolg zullen wij u sparen, want
toen Kaatje beneden kwam wassut
meissie dood.
Omtrent dit uur, als in de bruinge
schilderde gangen de spaarbrander een
miezerig licht over de vochtplekken laat
schijnen, begint het hier zeer mistroos-
Zaierdag en Zondag geeft het- Am
sterdams Toneelgezelschap de eerste
herhalingen van het op de première
met veel succes ontvangen Ameri
kaanse drama ..De dood van een
handelsreizigerdoor Arthur Miller
onder regie van Albert van Dalsum
met Louis Saalborn in de titelrol.
Ook Comedia gaat dit stuk opvoe
ren. Onder regie van A. Defresne
wordt Maandagavond een volks
voorstelling gegeven van ..De wereld
heeft geen wachtkamer" door Mau-
rits Dekker.
De toneelgroep Comedia vertoont in
het Centraal Theater de parodie op
de Engelse verkiezingen door Wil
liam Douglas Home onder de Ne
derlandse titel Uitstekend Mylord"
met Jules Verstraelc, Péronne Ho-
sang en vele anderen onder regie
van Jan Teulings. De nieuwe films
zijn de moeite van hel vermelden
niet ivaard.
De Nederlandse Opera vertoont
Zondagmiddag „La Bohème" van
In de hoofdstad uit
Puccini, Dinsdagavond „De Trouba
dour" van Verdi en Donderdag
avond ToscaIn het Concertge
bouw voert „De Stem des Volks"
onder leiding van Antoon Krelage
op Zondagmiddag het oratorium „De
Messias" van Handel uit, met mede
werking van de solisten Mea Boon-
Naberman, Annie Hermes, Jan van
Mantgem en Otto Couperus. Maan
dagavond wordt ditzelfde werk ten
gehore gebracht door het Bach-koor
Graubünden en het Thurgauischcs
Kammer or Chester onder directie
van Jakob Kobelt,
Dinsdagavond wordt onder leiding
van Erich Kleiber het tweede con
cert in de Beethoven-cyclus ge
geven. Op het programma staan de
Tweede en de Zesde Pastorale
Symphonic. In de kleine zaal van
het Concertgebouw speelt Zondag
middag de pianiste Clara Haskil en
zingt Zondagavokd de Amerikaanse
zangeres van Nederlandse afkomst
Mae Alida met begeleiding door
Johan Otten.
In kunsthandel M. L. de Boer wordt
van 15 April tot 13 Mei een expo
sitie gehouden van nieuwe schilde
rijen, aquarellen en tekeningen van-
Jan Sluifters. In museum Fodor is
de voorstelling van de inhuldiging
van Koningin Juliana door Charles
Eyck te bezichtigen.
tig te worden.
Toen wij weer op de Prinsengi-acht
waren tex-echtgekomen na al deze om
zwervingen, zagen wij een dichte drom
mensen voor de pas heropende bioscoop.
Er draait daar een film, die oorspronke
lijk „Moon over Miami" heette, welke
titel men echter heeft moeten vertalèn.
In grote letters staat de nieuwe bena
ming op de aanplakbiljetten te lezen:
„Golddiggers". Daar kun je anderhalf
uur vei-geten dat je in de Jordaan niet
behoeft te komen om goud te vinden.
Behalve dan in de harten der mensen,
zoals het spreekwoord zegt.
De opera en Cluck
De eerste jeugd van de Italiaanse opera
aan het einde van de 16de eeuw leefde
onder de zon der edelste idealen. Het no
belste m het karakter der Renaissance
bezielde de geesten die zich met de ver-
eniging van spelen en zingen als volledige
Uitdrukking der schoonheid bezig hielden.
Het. was geen intellectueel verzinsel dat
men dwingen zou de koor-muziek der rijpe
middeleeuwen te vernietigen, het was de
van nature noodzakelijke herstelling van
de levende dramatiek, de vervulling van
de behoefte de fantasie tot werkelijkheid
te brengen. Twee werelden. die ogen
schijnlijk in levensbeschoxiwing en kunst
vaardigheid meer verschil dan overeen
komst hadden, waren de gebieden waarop
de Renaissancisten met enthousiasme
staarden: het drama der antieke Grieken
en het mysterie-spel der vroege middel
eeuwers. Ondanks de grote verschillen was
er een algemeen-menselijke kracht welke
in deze werelden leefde: de behoefte om
wat de verbeelding kende in werkelijkheid
te eren. Dit is het onverwoestbare beginsel
der Romantiek.
Sinds deze Renaissance van het gezon
gen toneelspel leefde de opera in de ge
schiedenis van Europa, Voor hen wier
leven door fantasie wordt gevoed zou de
opera een vervulling zijn omdat het hoor
bare en zichtbare van het verhaal hun
verbeelding niet verstaat maar juist ver-
sterkt: voor vele anderen zou het gezongen
schouwspel een belachelijke imitatie -der
werkelijkheid schijnen. Voor hen bestaat
de sprong uit de werkelijkheid niet. zij
missen de realiteit der romantiek. Wie ter
waardeschatting der schoonheid de opera
confronteei't met de matei-iële soliditeit en
echtheid der wereld, is enigszins op de
verkeerde weg. Het verstand erkent de
fantasie, de nuchterheid echter is eigen
wijs.
In de loop der 17de en 18de eeuw be
hield in Italië de opera niet de artistieke
waarde welke zij onder primitieve omstan
digheden in het begin onder meer te Flo
rence, Napels, Venetië en Mantua had. De
kunst, in helderheid van denken door de
Florentijnse aristrocxaten opgeroepen en
geëerd, ontaardde. Geleidelijk werd het
verheven voorbeeld der Grieken en de zin
volle praktijk der middeleeuwers vergeten
door de overheersing der zangers-ijdelheid.
Men mag aannemen dat de natuurlijke
behoefte om in melodieën weg te dromen
nog enigszins naief werd bevredigd zon
der dat men een werkelijke dramatische
schoonheid miste, maar de geschiedenis
bewijst dat in deze eeuwen de Italiaanse
opera grotendeels een soort muzikale leve-
x-antie van keel-sport werd. geheel onaf
hankelijk van dramatiek. Het is curieus
dat in de zelfde tijd een strenge traditie
van regels voor de samenstelling der
opex-a gevormd werd: dezelfde Italianen,
die de klassieke idealen vex-gaten, bonden
zich aan regels en conventies welke hen
de bevrediging van hun vocale sportlust
waar-borgden. Zij gebruikten wel dramati
sche verhalen, maar alles werd middel tot
het doel om met effect te schitteren.
Nu wil ik wel aannemen dat bij deze
ovex-weging de duivel der Hollandse nuch
terheid mij wil blind maken voor de
schuldeloze muziek-illusies der Italianen,
maar bij de welwillendste erkenning der
zuidelijke onbezonnenheid moet ik toch
constateren dat het kunstwerk zijn waarde
verloor. Van harte erken ik dat het beste
element der Italiaanse zangschoonheid on
verwoestbaar voortleefde, maar even zeker
is het dat dc dramatische schoonheid, de
eigenlijke kunst, verloren raakte.
Maar achter de wo"-°n is altijd licht.
Een van de mannen c. e door krachtige
ingevingen zich bezonnen op de verwor
ding der opei'a was Gluck. Toen hij na
vele reizen in 1746 uit Engeland naar
Frankrijk kwam, hoorde hij in Parijs de
opera's van Rameau en Ltilly. De natuur
lijke adel dezer muziek verdreef zijn laat
ste twijfel en aarzelingen; hïi erkende de
dwaasheid dei" Italiaanse effecten welke
door een ingewortelde conventie de offi
ciële opera-wereld beheersten. In Lully's
muziek hoorde hij de herinnering aan de
ware Italiaanse schoonheid, bij Rameau
bewonderde hij de heldere kennis der
vocale en instrumentale verhoudingen.
Hoewel Gluck ccn fantast was, beheerste
hij geestelijk de ingewikkelde wereld van
de opera en meer dan tien jaren duurde
de groei van zijn stijl. Eerst in 1762 was
hij zeker van het evenwicht tussen zijn
inspiratie en zijn verstandelijk inzicht.
Niet langer zou hij componeren op de
teksten van Mestastasio. die gewoon was
zijn libretto in te richten naar de heersen
de smaak. Hij nam het klassieke onder
werp van Orpheus en Eurydice, herstelde
de koren in zijn werk. zuiverde de melo
die en de recitatieven. Het schijnt dat. men
reeds bij de eerste opvoering zijn stijl be
wonderde. Toch kwam er een inzinking
na de „Orfeo" en eerst na enige jaren
triomfeerde de waarheid bij Gluck in vol
komen helderheid. Dit was met de opera
„Alceste".
Er zou een boek te schrijven zijn over
de weder /aardigheden welke Gluck bij de
opvoeringen van zijn opera's beleefde. Tk
volsta hier met deze enkele principiële
overwegingen.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Wij leveren uitsluitend eerste klas merken,
op gemakkelijke bctalingscondities. Schrijft
U eens aan postbus 269, Haarlem.
.(Adv.)
De „Koninklijke" bestaat
binnenkort zestig jaar
Op 16 Juni zal de Koninklijke Neder-
landsche Petroleum Maatschappij zestig
jaar -bestaan. Ter gelegenheid van dit
jubileum zal in de Haagse Dierentuin een
tentoonstelling worden gehouden, betrek
king hebbend op de aardolie-industrie.
Een dergelijke, iets minder omvangrijke
tentoonstelling zal in Amsterdam worden
gehouden.
Voorts zullen op 17 en 18 Juni op „Te
Werve" in Rijswijk, internationale sport
wedstrijden (athletiek, schermen, zwem
men, lawntennis) worden gehouden,
waaraan employés uit ruim twintig Euro
pese landen zullen deelnemen.
Het ligt in het voornemen van de Ko
ninklijke een gedenkboek te laten ver
schijnen, waarin de economische c-n tech
nisch ontwikkeling van dezo grootste Ne
derlandse industriële onderneming in
woord en beeld zal worden geschetst.
Het personeel van de Koninklijke zal de
directie ter gelegenheid van dit jubileum
een serie gebrandschilderde ramen aan
bieden ter plaatsing in de hal van de zetel
der maatschappij aan de Caret van By-
landtlaan te Den Haag.