Hek Litteraire Lanttekeningee Samenwerking van 4 CMklm© »4" ■xiéZ NUGGET(fr&e/ Heringa Wuthrich De Magnolia bloeit ie het verborgene ZEISEN en ZICHTEN C J.md.Mmeh RIJWIELEN - STOFZUIGERS Zaterdag 15 April 1950 3 INA BOUDIER-BAKKER: „Aan den groten weg" (Uitgave, ver schenen ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van de schrijfster; P. N. van Kampen Zoon, Amsterdam). VOORTGEKOMEN UIT DE SCHOOL van het Naturalisme, opgegroeid in een tijd waarin de gloed der „werkelijk heidskunst", die als een vlam sloeg uit een door leven-in-schoonheid geladen per soonlijkheid als Lodewijk van Deyssel, niet meer dan een zwakke weerschijn gaf In de populaire romankunst der epigonen, is Ina Boudier-Bakker moedig trouw ge bleven aan- de ongekunsteld menselijke eigenschappen van haar vrouwelijk schrijftalent: aan haar oprechtheid en haar mildheid. Wars van de mooischrijverij der pro zaïsten, wie het aan de levensdrift .ont brak om als Van Deyssel in de donkere eeuw de dagbres van ons ras te slaan" en evenzeer aan de zielskracht om met de neo-romantici zich een hemel te dromen die boven de realiteit uitgaat, bleef zij zichzèlve, ging zij voort in eenvoud te schrijven van de wereld die haar dierbaar was: niet zozeer die zoals men wel ge meend en geschreven heeft van de in het verleden bijgezette negentiende eeuw, van een geslacht dat nog geloven kon en wilde aan de idealen waaruit de gegoede burgerklasse haar kracht had geput, maar veeleer een bijna verborgen wereld van stille aandacht, van innige eerbied voor de mens in zijn kleine of grote tragiek. „Een mannelijke realist", heeft Dirk Coster eens in een essay over Jo de Wit geschreven, „moet eerst iets van zichzelf begrijpen, aleer hij iels van de wereld be grijpt. Een vrouwelijke natuur begrijpt soms iets van de wereld vóór zij wat van zichzelf begrijpt." Veelal en niet tot haar schade heelt Ina Boudier-Bakker zich laten leiden door deze vrouwelijke intuïtie. Wat deze haar ingaf bestormde geen hemelen, opende evenmin afgronden, het kende de hevigheid niet waarmee een vurige, tragische strijdersnatuur als Carry van Bruggen met zichzelf op leven en dood vocht om de bevestiging van haar vrouwelijkheid, om de verzoening tussen natuur en geest. Neen,' stormachtig was zomin Ina Boudiers aanleg als haar schrijf kunst. Wat haar sterk maakte, wat haar lezerskring op deze, haar vijfenzeventig ste verjaardag, dankbare gevoelens doet koesteren, was en is haar liefde voor de talloze kleine kostbaarheden van het leven, voor de kinderziel, de intieme warmte van het gezinsverband, het vrou welijke liefdesverlangen, vervuld of on vervuld, de strijd van de moderne vrouw om haar plaats in de maatschappij. Met haar „Klop op de deur", waarin een welgestelde Amsterdamse patriciërs familie in de opeenvolging van drie ge slachten haar offer moet brengen aan de geest van een „nieuwe tijd", mag zij haar populariteit hebben verworven, deze familieroman mag als historisch tafereel kenschetsend zijn voor een thans door twee wereldoorlogen volstrekt afge sloten eeuw, dieper toch voorvoelde zij de nadering van het onheil, gevoeliger regis treerde zij de voortekenen van onze" ontwrichte tijd, toen zij haar roman „Ar moede" schreef, waarin de sociale welge steldheid, de vooruitgang, de maatschap pelijke weigeborgenheid, het wint van de geestkracht en de hartewarmte. In haar kort voor de catastrophe van 1940 verschenen roman „Aan den groten Weg" (in die dagen van geestelijke ver warring wellicht onvoldoende gewaar deerd en daarom thans terecht herdrukt) vat Ina Boudier de motieven van haar levenswerk nog eenmaal samen: een dorp in verval, „teruggevallen in de vergeten, voormalige rust", die niet meer de „oude vertrouwde" rust is, maar veeleer een ver- kwijning in een Verbaasde stilte; een meisjesfiguur, door haar natuurlijke zui verheid voorbestemd tot het wegschenken vaii haar tederste vrouwelijkheid in een dienende liefde, maar door het lot gedre ven tot een mannelijk verweer tegen een vijandige wereld; een geslacht dat te kiezen heeft tussen ondergang en een compromis met een door de techniek ont zielde, door botte genoegens vervlakte jongere generatie. „Het is niet alleen de weg (de grote asphaltweg die het dorp isoleexd), die is er maar een deel van. Het is de tijd; het gx'ote verkeer heeft een gans andere wereld geschapen, met andere mensen, andere genoegens." Deze meis jesfiguur-, deze Cori'ie Sondaal, strijdt De 4 bestanddelen van Chefarine „4' zijn elk stuk voor stuk al beroemd voor het bestrijden van zware hoofd- en andere pijnen, tegen griep en verkoudheid. Haar tezamen in één tablet verenigd werken ze nog beter. Ook in dit geval dus; Eendracht maakt macht! Agenda voor Haarlem ZATERDAG 15 APRIL Stadsschouwburg: ..Iene-miene-mutte" (Cabaret Wim Sonnevelt). 8 uur. Frans Halsmuseum: cello-x-ecital Mare Rozelaar (cello) en Ans Bouter (piano). 8.15 uur. Rembrandt: ..Mr. Belvedere loopt college" alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Bittere rijsl".' 18 .i., 2, 4.15. 7 en 9.15 xxur. Luxor: „Manon". 18 j., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Keizerwals", alle leeft.. 2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. „Stan Laurell en Oliver Hardy", 10.30 uur (behalve Zondag». Spaarnc: „Ge heime dienst in donker Afrika". 14 j.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Vex-lorcn jeugd". 18 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.30, 7 en 9.15 uur). ZONDAG 16 APRIL Stadsschouwburg: „Iene-miene-mutte" (Cabaret Wim Sonnevelt), 8 uur. Frans Hals: Instituut voor Ax-beidersontwikkeling „Tarrebique", 10.30 uur, Luxor: „Het ver haal van de soldaat", 13 j., 11.30 uur. Palace: „Pastor Angelicus", 11.30 uur. Rembrandt: „Op reis door binnen- en buitenland", 11 u. City: „Met Scotx naar de Zuidpool", 11 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 17 APRIL Stadsschouwburg: „Wat iedere vrouw wel weet" (abonnementsvoorstelling), 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. dapper daartegen: ze riskeert het kost baarste van haar vrouwenziel: haar teder heid; ze vecht met zelfverloochening, zakelijk, streng, waar het zo zijn moet zelfs verbeten, liefhebbend degeen die haar verlaten moet, voorbijziende aanvan kelijk aan degeen die haar liefheeft. Zo draagt zij in haar kleine wereld zwaar aan het leed, dat de mens, in groot of klein bestek, tot zichzelf brengt. Men kan de problemen, die deze tijd zo dringend stelt, tegemoettreden met een licht heimwee naar het onhex-roepelijk voorbije, met de weemoedige beschouwe lijkheid, die aan de toon van Ina Boudier- Bakkers werk niet vreemd is; men kan ze, zoals de besten der jongste litteratuur, aanvaax-den als een uitdaging tot een tweegevecht tussen de troost van een schijn en de bepx-oeving van een harde waarheid. Maar is, aandachtig beschouwd, ook deze Corrie Sondaar niet één van die genen voor wie één goudkorrel waarach tigheid in de hand meer waard is dan een ganse zwerm goudgewiekte illusie-vogels in de lucht? Trouw aan de droom van haar jeugd, erkent zij de grenzen van het menselijk-mogelijke, bouwt zij met ferme handen aan een leven, dat sterk genoeg is om teder te kunnen blijven, ook „aan de grote weg". Daarvan, van deze kracht-in-eenvoud, deze innigheid-in-oprechtheid, heeft Ina Boudier met haar levenswerk getuigd; niet in grootse afmetingen, niet gerucht makend, maar met bescheidenheid, in een stilte die de eenzaamheid trotseert. Het staat geschreven in deze roman van „de grote weg": „Het werk aan den groten weg ja. Maar zij moet nooit denken aan het stille achter wegje, waar eenmaal haar leven, verborgen, maar in volsten bloei stond waar oneindig gx-oot geluk was en diep warm leven. Aan dat alles moest zij niet denken. Dit heeft zij begeerd en veroverd. Maar niet die verschrikkelijke eenzaamheid erbij gedacht ooit." Nu, Cor rie Sondaal vindt de verlossing uit deze (Adv.) Ina Boudier-Bakker eenzaamheid in de toewijding aan haar levensgezel en haar werk. En is het niet juist dat, is het niet déze toewijding, die aan de best geslaagde romans en novellen van Ina Boudier aan „Kinderen", „Ar moede", „Het Spiegeltje", „De Straat", „Aan den groten weg" (in mindere mate aan haar populaire „Klop op de deur" en „Vrouw Jacob") het waarmerk verleent van de eerlijkheid eix de kracht van een warme menselijkheid? Zijn het niet juist deze kanten van haar schrijverstalent die ons dankbaar doen zijn voor hel werk, waarmee zij onze „vrouwenlitteratuur" heeft verrijkt? C. J. E. DINAUX HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS (Adv.) Vreemdelingen als werkkrachten Aantal Oostenrijkse dienst boden neemt toe In het jaarverslag van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Haarlem lezen wij dat op 31 December 1949 in dit gewest ten be hoeve van 969 in loondienst werkende vreemdelingen een werkvergunning is af gegeven. Hierdoor steeg het aantal vergun ningen in een jaar met 188. Deze stijging wordt in hoofdzaak veroorzaakt door de toeneming van het aantal in loondienst werkende staatloze politieke delinquenten. De gx'afische industrie, de metaalbedrijven en de chemische nijverheid namen met toestemming van het arbeidsbureau enkele vreemdelingen in dienst. Bovendien loopt het aantal hier werkende Oostenrijkse dienstboden geleidelijk op. LOF DER PARKEN OVER MUZIEK „Het was een zoele schemering in het voorjaar, de dag was warm geweest van de zon en er waren aan de pex-eboom veel bla deren opengegaan, de bloesems lagen al rondom de stammen, de hele tuin was geel van boterbloemen." i£o begint Arthur van Schendel het laatste hoofdstuk van zijn sprookjesroman „Meneer Oberon en me vrouw" en aan de daarin voox-komende be schrijvingen van de natuur in Haarlem en omgeving moesten we deze week telkens denken toen we wat rondliepen in parken en plantsoenen van de Spaai'nestad. Want de flora in onze streek begint zich ixx dit jaargetijde op haar mooist te tonen, ook al heeft men daar in deze jachtige tijd vaak geen oog vooi*. Want hoevelen zullen heb ben opgemerkt dat de gele plekken in onze parken langzamerhand afnemen omdat het Chinese klokje (Forsythia) uitgebloeid is? En wie wisten er dat dit heestergewas zich onderscheidt omdat het bloeien aan de bladontwikkeling voorafgaat? En wie heeft er ooit een stap gezet in de binnenwijken van het Tuinwijkcomplex in de Zuiderhout, om de pracht van de witte sierpruim (Pru nus pissardii) te bewonderen? Straks val len deze heesters, die men ook in de tuinen aan Zijlweg en Ramplaan kan vin den op door hun bruine bladeren. Wie zijn ogen op het ogenblik goed de kost geeft zal door de bescheiden bekoor lijkheden van de rode bloemtrosjes van de Hollandse ribes worden getroffen, die met de framboosachtige prachtbraam zo voor treffelijk bijdraagt tot de schoonheid van het park bij Huis te Zaanen en het Noor dersportpark, al zijn dat lang niet de enige plaatsen waar men de Ribes Sanguineum kan aantreffen. Bij onze stx-aathandelaren zal men de witte takjes bloesem van het Canadese krentenboompje (Amelanchier Canaden sis) binnenkort volop kunnen aantreffen: wie ze in hun oorspronkelijke staat wil zien, sla de weg naar de Noorderhout maar eens in. In de omgeving van het station zorgen een paar bedden narcissen en tulpen al voor wat fleui-igheid in het stx-aatbeeld. Op het Kennemerplein kan de haastige fietser een glimp opvangen van de prachtige dub bele El Toreador en als hij even later langs de rotonde in het Kenaupai-k komt moet hij eens op de gele en x-ode Keizerskronen let ten, die hun kleurenweelde lustig laten uit stralen. Intussen is de schoonste van de thans bloeiende bomen voor het grote publiek nog niet te ontdekken en dat is helaas de schuld van dat publiek zelf. De Dienst van Hout en Plantsoenen durft het namelijk nog niet aan de Magnolia of Beverboom, als regel hardnekkig als Tulpenboom aan geduid, in de stad te planten, omdat de er varing heeft geleerd, dat de broze jonge stammen door de jeugd en soms ook wel door ouderen hopeloos worden gehavend. Daarom is de Magnolia voorlopig alleen in dé Stadskweektuin te bewonderen. Op een eenzaam exemplaar in het plantsoen op het Prinsenhof na, dat met de naam „Ko- bus" is gesierd. De foto hieronder laat duidelijk zien hoe veel men aan zijn verdwijning uit het stads beeld mist. Maar wie weet of de actie van het Comité „Plantsoenbescherming" niet zo'n gunstige uitwei'king heeft, dat we over een jaar of wat van een menigte Magnolia's gewag kunnen maken De bloeiende Magnolia in de Stadskweektuin Finebel-plan blijft rusten In officiële kringen te Parijs heeft men met betrekking tot het plan tot stichting van de „Finebei", de economische unie tus sen Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg, vexklaard, dat men dit plan sedert enige tijd heeft laten rusten en dat op het ogenblik pogingen worden gedaan om te komen tot de vorming van een eco nomische groepering van grotere omvang, waartoe ook Groot-Brittannië zou behoren. Bij bepaalde waarnemers was namelijk enige verontrusting ontstaan ten aanzien van de vorderingen die gemaakt werden in de richting van de tot stand koming van de „Finebei". DEZE WEEK gunstige aanbieding Grimmèlend volk Met de kraag van onze jas hoog opgeslagen, want de wind was er speciaal op uit om de hoofdrol in het weer bericht te spelen, hebben wij onlangs tijdens het vallen van de avond een wandeling gemaakt door het stadsdeel de Jordaan, waarover allerlei romantische liederen in om loop zijn, die misschien wel heel mooi tweestemmig gezongen kunnen worden, maar die geenszins rijmen met de werkelijkheid van een gure weekdag. De aanleg van deze buurt is ongeveer gelijktijdig uitgevoerd met de slag bij Nieuwspoort en met even weinig plichtplegingen. Daar men de dxie radiale hoofdgracht :n bestemd had tot exclu sieve woongelegenheid voor regenten en aanzienlijke koop liepen, kreeg de stadstimmerman Hendrik Jacobsz Staetz opdracht de grommende arbeidersbevolking elders een dak boven het hoofd te verlenen. Deze ging radicaal te werk en liet eenvoudig enige van de bestaande vaarten en pol dersloten uitdiepen tot grachten, er wel voor zox-gend dat deze op geen enkele wijze aansloten op de deftige singels, aldus met wijs beleid het zijne bijdx'agend tot de belemme ring van het snelverkeer waarvan hij kennelijk een ont luistering van de stedelijke schoonheid vreesde. Enige tientallen gangen, stegen en sloppen droegen het hunne er toe bij om het standsverschil te onderstrepen. „Alle dese straten krielen en grimmelen van aldei'ley handtwerksvolk", schx-eef een zekere meneer Domsélaer in 1665 goedmoedig. De woningtoestanden waren echter zo ellendig dat het gemeentebestuur, met respect afdwingende voortvarendheid, reeds in 1911 een plan tot verbetex-ing dei- huisvesting ontwierp. „De Jordaan saneex-t zichzelf!" meende één van de meest vroede vaderen en daarom is men met de verwezenlijking van dit plan niet veel verder gegaan dan het opspijkeren van enige onbewoonbaar-ver- klaringen. Om dit onrecht zoveel mogelijk goed te maken versierde men deze wijk met een keur van schone bloerhennamen. In de tachtiger jaren werd de helft van de grachten dichtgegooid. Daardoor ging veel van de schildex-achtigheid ver loren. Er kwamen twee strakke rijen met zwarte gevels aan de kant en ma gere iepen in het midden. Zo is het bij voorbeeld op de Palmgracht nog steeds. Toen wij daar kwamen, speelde op een hoek een zwaar verguld pierement ter ere van een thuisgekomen militair. Hoornik heeft in zijn episch gedicht „Mattheus'* een dergelijk tafereel eens als volgt beschreven: „Uit alle hoeken komen meiden, de rijzige van de Jordaan, de avond zal haar hart bevrijden, nu zij om 't orgel dansen gaan!" Nou maar niet heus. Baaien rokken worden er niet meer gedragen exx met nylon-kousen kan men zijn vertier beter elders zoeken. In één der taveernen waar blijkens de benaming het dierlijke in de mens op prijs wordt gesteld: „Het zwarte paard" of „De kat in de wijn gaard". Wij zijn daar ook eens binnen gelopen, maar het was er niets gedaan. Alle gesprekken handelden over avon turen in het ziekenhuis. Af en toe kwam er een jonge vrouw binnen, strijk en zet met een rieten hengselmand aan de arm, die best „mooie Neel" of iets dergelijks zou kunnen heten, om haar echtvriend op te schaxTelen zoals men zegt. Dat de kindex*en van deze practyken op de hoogte zijn, bewees het schone vers dat wij halverwege de Akoleiensti'aat be luisterden en gezongen werd bij het touwtje springen: Anna stond te wachten te wachten op haar man, 's nachts om twalef uren kwam die smeerlap an." Overigens weten de kinderen beter dan de volwassenen hun pleziertjes met de oude tradities te verenigen. Zij pie pen en zingen nog precies zo als hun grootouders deden. De jongedames in de Eerste Egelantierdwarsstx-aat hebben een realistische kijk op het levexx: Roje kerse lus ik graag, swarte nog veel liever, meide soene doen ik graag, jonges nog veel liever." Haven der zaligheid De straten mogen dan nauw zijn in de Jordaan en de gevels smerig en ver vallen, de huisvrouwen steken hun zin delijkheid niet onder stoelen of banken. Ze sturen hun mannen er op uit om kleedjes te kloppen tegen de buiten muur. Ondertussen voeren ze zelf een uitgebreide conversatie óp een ononder broken ruzietoon met de bewoonster van één trap verder door de opgeschoven ramen. Ze steunen daarbij met haar dikke ellebogen op de kozijnen, een om slagdoek rond de schouders en een jen gelend kind aan iedex*e arm. Af en toe roepen ze met lange gierende uithalen iets naar een voorbijganger, om er direct daarna weer mee door te gaan elkaar de sensatie van de krullende lippen te lezen. Je mot het intressieke van het spul toch wete, zei Louis Davids al. Een merkwaardige gewoonte is het zo drapei*en van de vitrage, dat de bloe- menvaasjes en vetplantjes van buiten af zichtbaar blijven. Hier en daar zijn de gox-dijnen opzij geschoven. Daar zit dan in een verschoten leunstoel een oude baas met bretels over zijn bonte over hemd en een schitterend booi'den- knoopje onder zijn stoppelkin van zijn levensavond te genieten. Hij kijkt naar de langsslentex-ende jongelieden, die in brede stoeten arm in arm voorbij trek ken alsof het onophoudelijk Koningin nedag was. Er zijn hier talrijke historische plaat sen. Door de Tweede Bloemdwarsstraat komt men op een plein, dat de naam Karthuizerplantsoen draagt, omdat daar vroeger een klooster stond, gewoonlijk „De Haven der Zaligheid" genoemd. Dat moet wel aardse zaligheid zijn geweest, heeft een moderne kroniekschrijver eens opgemerkt, want een Amsterdams spreekwoord van bejaax-de leeftijd duidt een weldoorvoed sterveling aan met de zegswijze: „Hij het een paer wangen as een Kartuizer!" Op de Noordex-markt staat de zoge naamde Kruiskerk van 1620, een „luch tig Ghebouw, bekwaam om wegens haar achtkantigheid aan zeer veele Toe- hoox-ders plaats te bieden". Op één van de gx-oene poorten lazen wij de spreuk „Weg met Montgomery". Deze inscrip tie dunkt ons van jongere datum. Het is opvallend hoe laat de kinderen thuis mogen komen. In de Anjelier- straat wordt om half negen het spring touw nog geslingerd. In de hierbij ge zongen liederen spreekt de tragiek des levens een hartig woordje mee. Helder in de kelder, boter bij de vis, Kaatje doe es ope, kijkes wie daar is. Tissun arrum meissie ommun stukkie brood. Gefer maaruh stukkie anders gaatse dood." Het vervolg zullen wij u sparen, want toen Kaatje beneden kwam wassut meissie dood. Omtrent dit uur, als in de bruinge schilderde gangen de spaarbrander een miezerig licht over de vochtplekken laat schijnen, begint het hier zeer mistroos- Zaierdag en Zondag geeft het- Am sterdams Toneelgezelschap de eerste herhalingen van het op de première met veel succes ontvangen Ameri kaanse drama ..De dood van een handelsreizigerdoor Arthur Miller onder regie van Albert van Dalsum met Louis Saalborn in de titelrol. Ook Comedia gaat dit stuk opvoe ren. Onder regie van A. Defresne wordt Maandagavond een volks voorstelling gegeven van ..De wereld heeft geen wachtkamer" door Mau- rits Dekker. De toneelgroep Comedia vertoont in het Centraal Theater de parodie op de Engelse verkiezingen door Wil liam Douglas Home onder de Ne derlandse titel Uitstekend Mylord" met Jules Verstraelc, Péronne Ho- sang en vele anderen onder regie van Jan Teulings. De nieuwe films zijn de moeite van hel vermelden niet ivaard. De Nederlandse Opera vertoont Zondagmiddag „La Bohème" van In de hoofdstad uit Puccini, Dinsdagavond „De Trouba dour" van Verdi en Donderdag avond ToscaIn het Concertge bouw voert „De Stem des Volks" onder leiding van Antoon Krelage op Zondagmiddag het oratorium „De Messias" van Handel uit, met mede werking van de solisten Mea Boon- Naberman, Annie Hermes, Jan van Mantgem en Otto Couperus. Maan dagavond wordt ditzelfde werk ten gehore gebracht door het Bach-koor Graubünden en het Thurgauischcs Kammer or Chester onder directie van Jakob Kobelt, Dinsdagavond wordt onder leiding van Erich Kleiber het tweede con cert in de Beethoven-cyclus ge geven. Op het programma staan de Tweede en de Zesde Pastorale Symphonic. In de kleine zaal van het Concertgebouw speelt Zondag middag de pianiste Clara Haskil en zingt Zondagavokd de Amerikaanse zangeres van Nederlandse afkomst Mae Alida met begeleiding door Johan Otten. In kunsthandel M. L. de Boer wordt van 15 April tot 13 Mei een expo sitie gehouden van nieuwe schilde rijen, aquarellen en tekeningen van- Jan Sluifters. In museum Fodor is de voorstelling van de inhuldiging van Koningin Juliana door Charles Eyck te bezichtigen. tig te worden. Toen wij weer op de Prinsengi-acht waren tex-echtgekomen na al deze om zwervingen, zagen wij een dichte drom mensen voor de pas heropende bioscoop. Er draait daar een film, die oorspronke lijk „Moon over Miami" heette, welke titel men echter heeft moeten vertalèn. In grote letters staat de nieuwe bena ming op de aanplakbiljetten te lezen: „Golddiggers". Daar kun je anderhalf uur vei-geten dat je in de Jordaan niet behoeft te komen om goud te vinden. Behalve dan in de harten der mensen, zoals het spreekwoord zegt. De opera en Cluck De eerste jeugd van de Italiaanse opera aan het einde van de 16de eeuw leefde onder de zon der edelste idealen. Het no belste m het karakter der Renaissance bezielde de geesten die zich met de ver- eniging van spelen en zingen als volledige Uitdrukking der schoonheid bezig hielden. Het. was geen intellectueel verzinsel dat men dwingen zou de koor-muziek der rijpe middeleeuwen te vernietigen, het was de van nature noodzakelijke herstelling van de levende dramatiek, de vervulling van de behoefte de fantasie tot werkelijkheid te brengen. Twee werelden. die ogen schijnlijk in levensbeschoxiwing en kunst vaardigheid meer verschil dan overeen komst hadden, waren de gebieden waarop de Renaissancisten met enthousiasme staarden: het drama der antieke Grieken en het mysterie-spel der vroege middel eeuwers. Ondanks de grote verschillen was er een algemeen-menselijke kracht welke in deze werelden leefde: de behoefte om wat de verbeelding kende in werkelijkheid te eren. Dit is het onverwoestbare beginsel der Romantiek. Sinds deze Renaissance van het gezon gen toneelspel leefde de opera in de ge schiedenis van Europa, Voor hen wier leven door fantasie wordt gevoed zou de opera een vervulling zijn omdat het hoor bare en zichtbare van het verhaal hun verbeelding niet verstaat maar juist ver- sterkt: voor vele anderen zou het gezongen schouwspel een belachelijke imitatie -der werkelijkheid schijnen. Voor hen bestaat de sprong uit de werkelijkheid niet. zij missen de realiteit der romantiek. Wie ter waardeschatting der schoonheid de opera confronteei't met de matei-iële soliditeit en echtheid der wereld, is enigszins op de verkeerde weg. Het verstand erkent de fantasie, de nuchterheid echter is eigen wijs. In de loop der 17de en 18de eeuw be hield in Italië de opera niet de artistieke waarde welke zij onder primitieve omstan digheden in het begin onder meer te Flo rence, Napels, Venetië en Mantua had. De kunst, in helderheid van denken door de Florentijnse aristrocxaten opgeroepen en geëerd, ontaardde. Geleidelijk werd het verheven voorbeeld der Grieken en de zin volle praktijk der middeleeuwers vergeten door de overheersing der zangers-ijdelheid. Men mag aannemen dat de natuurlijke behoefte om in melodieën weg te dromen nog enigszins naief werd bevredigd zon der dat men een werkelijke dramatische schoonheid miste, maar de geschiedenis bewijst dat in deze eeuwen de Italiaanse opera grotendeels een soort muzikale leve- x-antie van keel-sport werd. geheel onaf hankelijk van dramatiek. Het is curieus dat in de zelfde tijd een strenge traditie van regels voor de samenstelling der opex-a gevormd werd: dezelfde Italianen, die de klassieke idealen vex-gaten, bonden zich aan regels en conventies welke hen de bevrediging van hun vocale sportlust waar-borgden. Zij gebruikten wel dramati sche verhalen, maar alles werd middel tot het doel om met effect te schitteren. Nu wil ik wel aannemen dat bij deze ovex-weging de duivel der Hollandse nuch terheid mij wil blind maken voor de schuldeloze muziek-illusies der Italianen, maar bij de welwillendste erkenning der zuidelijke onbezonnenheid moet ik toch constateren dat het kunstwerk zijn waarde verloor. Van harte erken ik dat het beste element der Italiaanse zangschoonheid on verwoestbaar voortleefde, maar even zeker is het dat dc dramatische schoonheid, de eigenlijke kunst, verloren raakte. Maar achter de wo"-°n is altijd licht. Een van de mannen c. e door krachtige ingevingen zich bezonnen op de verwor ding der opei'a was Gluck. Toen hij na vele reizen in 1746 uit Engeland naar Frankrijk kwam, hoorde hij in Parijs de opera's van Rameau en Ltilly. De natuur lijke adel dezer muziek verdreef zijn laat ste twijfel en aarzelingen; hïi erkende de dwaasheid dei" Italiaanse effecten welke door een ingewortelde conventie de offi ciële opera-wereld beheersten. In Lully's muziek hoorde hij de herinnering aan de ware Italiaanse schoonheid, bij Rameau bewonderde hij de heldere kennis der vocale en instrumentale verhoudingen. Hoewel Gluck ccn fantast was, beheerste hij geestelijk de ingewikkelde wereld van de opera en meer dan tien jaren duurde de groei van zijn stijl. Eerst in 1762 was hij zeker van het evenwicht tussen zijn inspiratie en zijn verstandelijk inzicht. Niet langer zou hij componeren op de teksten van Mestastasio. die gewoon was zijn libretto in te richten naar de heersen de smaak. Hij nam het klassieke onder werp van Orpheus en Eurydice, herstelde de koren in zijn werk. zuiverde de melo die en de recitatieven. Het schijnt dat. men reeds bij de eerste opvoering zijn stijl be wonderde. Toch kwam er een inzinking na de „Orfeo" en eerst na enige jaren triomfeerde de waarheid bij Gluck in vol komen helderheid. Dit was met de opera „Alceste". Er zou een boek te schrijven zijn over de weder /aardigheden welke Gluck bij de opvoeringen van zijn opera's beleefde. Tk volsta hier met deze enkele principiële overwegingen. HENDRIK ANDRIESSEN. Wij leveren uitsluitend eerste klas merken, op gemakkelijke bctalingscondities. Schrijft U eens aan postbus 269, Haarlem. .(Adv.) De „Koninklijke" bestaat binnenkort zestig jaar Op 16 Juni zal de Koninklijke Neder- landsche Petroleum Maatschappij zestig jaar -bestaan. Ter gelegenheid van dit jubileum zal in de Haagse Dierentuin een tentoonstelling worden gehouden, betrek king hebbend op de aardolie-industrie. Een dergelijke, iets minder omvangrijke tentoonstelling zal in Amsterdam worden gehouden. Voorts zullen op 17 en 18 Juni op „Te Werve" in Rijswijk, internationale sport wedstrijden (athletiek, schermen, zwem men, lawntennis) worden gehouden, waaraan employés uit ruim twintig Euro pese landen zullen deelnemen. Het ligt in het voornemen van de Ko ninklijke een gedenkboek te laten ver schijnen, waarin de economische c-n tech nisch ontwikkeling van dezo grootste Ne derlandse industriële onderneming in woord en beeld zal worden geschetst. Het personeel van de Koninklijke zal de directie ter gelegenheid van dit jubileum een serie gebrandschilderde ramen aan bieden ter plaatsing in de hal van de zetel der maatschappij aan de Caret van By- landtlaan te Den Haag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5