Hartendorp
Onderwijsprobleem in Indonesië
Zaterdag 8 Juli-1950
De ter gelegenheid van het Holland
Festival in het Rijksmuseum te Amsterdam
gehouden tentoonstelling van honderd en
twintig meesterwerken uit het Berlijnse
Kaiser Friedrich Museum schept, onder
meer, de gelegenheid tot dieper door
dringen in de Oud-Nederlandse portret
kunst. Ten einde vaagheid te vermijden en
aanschouwelijkheid te bevorderen, beper
ken we deze nadere bespreking tot slechts
vier schilderijen: Het Mansportret (1530)
van Jan van Scorel (1495-1562), De knaap
met fluit (ongeveer 1626) van Frans Hals
(15801666), De man met de helm (on
geveer 1651) van Rembrandt (1609—1669)
Jan van Scorel Mansportret.
en ten slotte Het concert (ongeveer 1675)
van Gerard ter Borgh (1617-81). Deze stuk
ken bestrijken 'n tijdperk van bijna ander
halve eeuw. We zullen eerst deze 4 werken
apart beschrijven om daarna te pogen tot
een vergelijkend oordeel te komen. Men
zou willen weten, wat elk dezer schilde
rijen voor zijn maker heeft kunnen be
tekenen, dat wil zeggen in hoever er een
innerlijke verrijking mee samen ging.
Het Mansportret van Jan van Scorel
treft alleréérst door zijn stille distinctie.
Deze jongeman heeft grijzend sluik haar.
Zijn ogen zijn vermoeid, het oogwit is
grijs-blauw. De gelaatskleur is fris. Een
dikke voorhoofdsrimpel wijst op een ka
rakter dat veel peinst. De handen vertonen
een duidelijk gebaar. De benedenste hand
houdt met uitgespreide vingers een boek
stevig vast, de welverzorgde (eveneens on-
beringde) rechterhand is tegen de ruime
zwarte mantel gedrukt. Op de achtergrond
ziet men links ruïnes in een berglandschap
en rechts een grote rots met een merk
waardige rechthoekig uitgehouwen dóór-
kijk. Het zilverige grijs en blauw van de
lucht is dpor die opening opnieuw zicht
baar, waardoor die rechthoek even aan een
zilver-blauw wapenschild doet denken. Het
luchtig gebladerte van een rank boompje
volgt de ronde bovenkant van het schil
derij, terwijl de stam de voorover gebogen
figuur van de jonge man accentueert. Dit
werk zou (volgens sommigen) een twee
luik zijn geweest: wat kan op de andere
deur gestaan hebben? Een religieuze voor
stelling, die door deze aristocraat met
medegevoel en eerbied wordt gade gesla
gen, lijkt ons het meest waarschijnlijk.
Jan van Scorel maakte dit portret om
streeks 1530, toen zijn leerrijke reizen naar
Duitsland en Italië en zijn avontuurlijke
tocht naar het Heilige Land al achter de
rug waren. Ook zijn korte conservatorschap
van de Vaticaanse kunstschatten (Scorel
volgde Rafaël op) was afgelopen, omdat
zijn begunstiger Paus Adriaan VI in 1524
was overleden. Voor een vijfender tig-jarige
is dit portret een bijzonder frappant werk,
omdat in de achtergrond veel symboliek
verborgen is. Op de ruggekant van dit
eiken paneel schilderde Scorels vriend Buys
de Jonge een Lucretia, die zich met een
zwaard doorsteekt.
een zilveren snor schuilgaande mond, met
die vermoeide trekken, vormt een pijnlijke
tegenstelling met de machtige vergulde,
door een oranje en groene pluim gesierde
Renaissance-helm en de ijzeren halskraag.
Het coloriet is oneindig rijk geschakeerd,
doordat telkens heldere kleurcomplexen in
donkerder modulatie worden herhaald. Het
gebaar van handen was niet meer nodig,
zoals bij Scorel en Hals: die taal zou hier
niet gepast hebben. Wat is de bedoeling
van het contrast van dit norse en toch diep
menselijk gelaat met een kledij die onge
twijfeld op voorbijgegane triomfen duidt?
Het is niet de bespotting van een onmach
tige, niet Adriaen-Gloucester tegenover
Rembrandt-Lear. Misschien verbeeldt het
de angst voor Rembrandts eigen toekomst.
Het prachtig gerestaureerde zelfportret
van Gerard ter Borgh (omstreeks 1670), te
vinden in het Mauritshuis, toont ons een
Deventer magistraat, met blonde pruik,
grijze kousen, puntige glanzende schoenen
met strikken die de grond raken. Hij is
gehuld in een enorme klokvormige zwarte
mantel, die met fluweel gevoerd is. Het is
de deftige burger, een man met een ge
voelige gelaatsuitdrukking.
„Het concert" van Gerard ter Borgh laat
een jonge dame zien, van de rugzijde, ge
huld in een kersrood zijden jakje en een
zilver-zijden rok. Zij zit op een met blauw
fluweel overtrokken tabouret. Waarom
ruggelings? Dan kwamen het kunstige
kapsel, het blanke nekje en óók de enorme
parel veel beter uit. De sympathie van de
schilder verwijlde bij het gegeven op de
voorgrond. Alles wat zich meer naar ach
ter bevindt is overwegend met rechte lijnen
behandeld, terwijl het dan gebruikte colo
riet de frisse contrasten van de hoofd
figuur in doffere combinaties herhaalt,
van majeur naar mineur moduleert. Daar
naast treft de onrustigheid van de achter
grond door zijn hoekigheid van de meu
bels, zijn onaangenaam perspectief van het
spinet. Wat Ter Borgh trof was de intimi
teit van een muziekkamer. Typerend is
zijn onzekerheid bij de keuze van een
Frans Hals Zingende j\
Rembrandt De man met de helm.
accompagnateur. Hier is het een vrouw,
maar op twee oude copieën staat een man
met brede hoed. Dit „Concert" is door een
onhandige verandering óf restauratie be
dorven: rond de reeds weinig expressieve
kop van de spinet-speelster is blijkbaar
iets weggeschild'erd.
Het bekijken van een origineel is altijd
leerrijk. Bij voorbeeld: onder de rechter
arm, die de strijkstok vasthoudt, ziet men
een donker driehoekje. Men denkt dat de
voorkant van het jakje bruin is. Maar in
werkelijkheid is het de zijkant van de
violoncel of gamba. Daardoor krijgt de
jonge vrouw een te modieuze slankheid,
wordt haar leest een stengel waarop het
kopje als een bloem rust. Wanneer Ter
Borghs oog met sympathie creëert, dan is
hij een weelderige colorist, een geestig
verteller, zij het ook met een beetje ver
holen spot. Maar de rest van het schilderij
wordt vaak als een geschilderd toneeldécor
behandeld, waarbij de lichtval te snel in
helderheid afneemt.
Vier portretten, maar ook vier levensbe
schouwingen. Bij Jan van Scorel een voor
zichtige contemplatie, een ópranken van
gedachten, gelijk die jonge boom die uit
de afgrond van de duisternis en het niets
omhoog schiet en welks lover de hemel
tracht te raken. Bij Frans Hals, althans
in dit werk, een argeloos genoegen in eigen
technische vaardigheid. Bij Rembrandt de
angst voor zijn steeds dieper wordend kun
stenaarsschap, dat ontzegging van zoveel
menselijks, van liefde en rijkdom, zal gaan
meebrengen: de grote onvermijdelijke in
keer.
Gelukkige "Tér Borgh, die u als Deventer
magistraat voor zorgen wist te vrijwaren,
maar niettemin uw artistieke gaven ver
mocht te ontplooien, zó dat na eeuwen
onze bewondering er door wordt opge
wekt: gij bleeft aan de zonnige kant van
het leven.
H. SCHMIDT DEGENER.
Minister Hanifah wil leerkrachten uit Nederland
■net fluit.
Het werkje van Frans Hals wordt door
gaans „Zingende jongen met fluit" ge
noemd. Wij geloven niet dat deze jongen
zingt, want de groezelige grijze tanden
staan op elkaar. Evenmin kijkt hij in het
muziekboekje. Het lijkt meer dat hij
iemand die beneden staat van een estrade
af groet of dat hij bedankt voor een ap
plausje. Het gehele werkje lijkt een vlugge
virtuoze schels. De geweldige, enigszins
verregende veer is licht-azuur en schel
wit van kleur. Zij detoneert erg. De op
geheven hand is wat zwaar, vooral bij de
pols. In de voering van de mouwen is het
lazuur herhaald. De plooien van buis en
mantel zijn eenvoudig en summier aange
geven. 'Het knapste is ongetwijfeld de lach
die om de mond speelt: hier is Hals weel
de meester. De achtergrond is effen en on
beduidend en vangt rechts even een slag
schaduw op. De brede zwarte lijst schroeft
de importantie van dit gelegenheidswerkje
,te veel omhoog.
Rembrandts „Man met de helm" (1650)
stelt zeer waarschijnlijk zijn in Leiden wo
nende broeder Adriaen, de schoenmaker
(overleden 1652) voor. In het Mauritshuis
vindt men èen ander portret van deze broer.
Maar die gelijkenis doet er niet meer toe,
omadt hier een geheel eigen problematiek
is binnengekomen. Dit schilderij ontstond
na. de Nachtwacht (1642), dus in de tijd
dat Rembrandt en zijn Kunst de eenzaam
heid in gingen. De voorgestelde is reeds
teveel in zichzelf gekeerd om hem op een
Nachtwacht te kunnen laten paraderen.
Dit verweerde, grijs behaalde gelaat, met
die scherp uitstekende jukbeenderen en die
ingevallen wangen, met die brede onder
(Van onze correspondent te Djakarta) 1
De minister van Onderwijs uit de R.I.S.-
regering, de heer Aboe Hanifah, heeft een
reis van anderhalve maand door Italië
(waar hij in Florence de UNESCO-conxe-
rentie bijwoonde), Frankrijk, België,
Nederland en Duitsland gemaakt. Na zijn
terugkeer in Djakarta stond hij ons een
onderhoud toe, waarin hij zich vol lof uit
liet over de ontvangst in Nederland door
het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen. De minister wees er op
dat het onderwijs voor een jong land van
primair belang is. Indonesië heeft leer
krachten nodig, van waar dan ook en
Nederland lijkt het land dat het meest is
aangewezen om deze te sturen. Op zijn reis
is spreker gebleken dat de Nederlandse
leerkrachten, die in het eigen land een
positie hebben, alleen naar Indonesië willen
komen indien hun daar nog iets meer dan
een dergelijke positie wordt aangeboden.
Daarom stelt minister Hanifah zich voor
een „standaard-contract" op te stellen, dat
echter in eerste instantie door de minister
van Financiën en daarna door het kabinet
moet worden goedgekeurd.
Met veel nadruk zeide spreker dat bij de
huidige stand van zaken op onderwijs
gebied sentimenten achterwege moeten
blijven. Het land heeft nu eenmaal leer
krachten nodig, zoals het trouwens ook
boeken nodig heeft. Die leerkrachten van
elders kunnen helpen bij de vorming van
Indonesisch kader. Voorts moeten de aller
beste studenten voor verdere vorming naar
het buitenland worden gezonden, want in
de kortst mogelijke tijd dient Indonesië
over intellectuelen te kunnen beschikken
om niet geestelijk, en daardoor economisch,
te worden onderdrukt.
Blijft hij aan?
Op de vraag of hij in het komende een
heidskabinet zitting zal willen nemen in
dien hij daartoe wordt aangezocht,
antwoordde de minister voorzichtig dat
zulks zal afhangen van de mate van steun,
welke hij in dat kabinet zou kunnen krij
gen. Slechts als die voldoende zal zijn, zal
hij de portefeuille ambiëren.
Intussen vernemen wij uit welingelichte
Indonesische kringen dat de kansen van
Hanifah op een zetel in het eenheidskabinet
ADVERTENTIE
Voor alle merken STOFZUIGERS
vanaf 2.50 per week
GEN. CRONJéSTRAAT 43
KRUIDBERGERWEG 51 - SANTPOORT
TEL. ïeaco—17696
PAKISTAANSE PREMIER NAAR
INDONESIë
Uit Djakarta meldt Reuter dat de re
gering van de RIS in het begin van het
Mohammedaanse nieuwe jaar (na 17 Juli)
een bezoek van de minister-president van
Pakistan, Liaquat Ali Khan, verwacht. De
uitnodiging daartoe ging uit van de rege
ring der RIS.
De stoomvaartmaatschappij Zeeland
heeft met het s.s. „Mecklenburg" een toe-
ristendienst Vlissingen—Folkestone geopend.
niet groter zijn dan van de andere minis
ters uit de huidige R.I.S.-regenng, die niet
tot de prominenten gerekend worden.
De plannen van Hanifah inzake het
scheppen van betere voorwaarden voor aan
te werven Nederlandse leerkrachten dan
de „kort-verbanders" in Indonesië thans
genieten, hebben in Djakarta geleid tot het
instellen van een werkgroep van deze
mensen. Een vertegenwoordiger van die
groep vertelde ons dat er krachtens de
arantiewet een afvloeiingscommissie moet
worden ingesteld. Een dergelijke commis
sie werkt echter nog niet. Afvloeiing is
slechts mogelijk indien de werkgeefster
(R.I.S.) een „overbodigheidsverklaring"
geeft. De werkgroep wil voorlopig geen
politieke actie voeren en geen sentimen
ten wekken. Zij wil wèl aansturen op het
spoedig afkomen van een besluit inzake
het verstrekken van overbodigheidsver
klaringen, en zal opkomen voor het geven
van duurte-toeslagen en het verstrekken
van garanties om monetaire moeilijkheden
bij de uitbetaling van de kort-verband-
toelage en bij het overmaken van toege
stane spaargelden naar Nederland te voor
komen.
Pas indien de R.I.S.-regering niet aan de
verzoeken zou voldoen, stellen zij zich voor
zich tot de Nederlandse regering
wenden.
De Jacob Marisprijs
Ook protest van Federatie
tegen uitspraak der jury
De Nederlandse Federatie van beeldende
kunstenaarsverenigingen heeft een brief
aan de Haagse gemeenteraad gericht,
waarin met klem geprotesteerd wordt tegen
de beslissing van de jury voor de Jacob
Marisprijs.
„Evenals bij het schandaal in hét Stede
lijk Museum te Amsterdam op 5 November
van het vorige jaar (de expositie door de.
experimentele groep) is ook hier duidelijk
geworden, wat de grond is van deze be
slissing. De kunst die nog te maken heeft
met kennen en kunnen en nog niet afkerig
van eeuwenoude waarden, is voor be
paalde lieden, die zich op artistiek gebied
menen te moeten begeven, een te verwaar
lozen grootheid geworden. Dat dezulken in
een jury werden gekozen voor de toeken
ning van een prijs, waaraan de naam van
Jacob Maris is verbonden, lijkt ons reeds
een grote fout."
Naar aanleiding van de motivering der
jury over „Vader en Zoon" van P. Ouborg
zegt het protest: „Wij begrijpen volkomen
de verontwaardiging' van kunstenaars en
publiek. In het bewuste werk kunnen wij
onmogelijk iets anders zien dan moderne
kitsch, een navolging van een kunstrich
ting, die zeker al veertig jaar oud is en
waarvan Pablo Picasso en Paul Klee expo
nenten zijn. Het is ons bekend, dat een
groot aantal kunstenaars niet inzond voor
deze wedstrijd, omdat het geen vertrouwen
had in de jury. Door de uitspraak der be
oordelingscommissie hebben deze kunste
naars gelijk gekregen. Deze bekroning is
slechts in staat de chaos in de kunst te be
vorderen."
HET VERMOGEN VAN DE
NEDERLANDSE TANDARTSENKAMER
Bij Koninklijk Besluit is bepaald dat het
vermogen van de Nederlandse Tandartsen
kamer en van de Nederlandse Vereniging
van Ziekenfondstandartsen met alle baten
lasten overgaat op de Nederlandse
Maatschappij tot bevordering van de Tand
heelkunde.
De Nederlandse Maatschappij tot bevor
dering van de Tandheelkunde is verplicht
het vermogen aan te wenden voor de helft
voor het steunfonds der maatschappij en
voor de andere helft voor de oprichting
van een bibliotheek op tandheelkundig
gebied.
Het vermogen van de Nederlandse Tand
artsenkamer en de Nederlandse Vereniging
van Ziekenfondstandartsen bedroeg per 1
Mei 1945 in totaal f 191.082,31.
ADVERTENTIE
ONOVERTROFFEN
IN KWALITEIT
IN DE BETERE RIJWIELZAKEN
FHOENIX-RIJWIELENFABRIEK LEEUWARDEN
ADVERTENTIE
OVER MUZIEK
WEiNCARTNER
Wederopbouw en
Volkshuisvesting
Verhuizing van de Provinciale
Dienst te Haarlem
Op dit ogenblik is de provinciale dienst
voor de Wederopbouw en Volkshuisvesting
gevestigd in percelen aan de Wilhelmina-
laan en het Frans Halsplein. Ingaande 1
Augustus wordt de dienst overgebracht
naar de percelen Dreef 24 en 28 (waai- tot
heden andere diensten waren gehuisvest).
De gebouwen aan de Wilhelminalaan en
het Frans Halsplein kunnen dan dus voor
andere doeleinden gebruikt worden. Er
bestaan daarvoor verschillende plannen.
Het perceel aan het Frans Halsplein komt
in aanmerking voor de huisvesting van het
bureau dat de Haarlemse Ziekenfondsen
gaan oprichten om de administratie te ver
zorgen van de verzekerden die in een zie
kenhuis opgenomen moeten worden (thans
berust die administratie bij de Geneeskun
dige Dienst), maar er wordt ook aan ge
dacht beide huizen (dus ook het pand aan
de Wilhelminalaan) te bestemmen voor
het onderbrengen van gerepatriëerden.
Tenslotte is er in de omgeving van Haar
lem nog een rijksdienst gevestigd die uit
het gebouw moet waar hij nu zit. Ook die
meent nu aanspraak te kunnen maken op
het huis aan het Frans Halsplein.
Er zijn dus veel gegadigden.
Aan een internationaal volksdansfeest dat deze week te Llangollen in Wales gehouden
werd nam ook een groep Oekravnse dansers deel, van welke men hier enkelen de
wervelende Wasjl Sonitsj" ziet demonstreren.
OVER DE IDENTITEIT van William
Shakespeare zal men het al evenmin
eens worden als over de opvattingen van
degenen die zijn werken hebben gespeeld,
op het ogenblik opvoeren of nog zullen ver
tolken. Datzelfde geldt natuurlijk al even
zeer voor hen, die zich aan een verfilming
van zijn stukken hebben gewaagd. Dat
laatste is eigenlijk een onjuiste term, want
de creatie van Orson Welles in „Macbeth",
die een week geleden in het kader van het
Holland-Festival voor het eerst in Neder
land werd vertoond, heeft ons ervan over-
/-n. tuigd, dat de grote Engelse
T~' 1 dramaturg in onze tijd een
p 1 Irn I voortreffelijk draaiboek-
J schrijver zou zijn geweest.
N-s nu heeft Orson Welles dit
met zijn illuster voorbeeld Laurence Oli
vier gemeen, dat men hem een gedegen
kennis van Shakespeare niet kan ontzeg
gen: bij de door hem geleide uitgeverij
„Mercury" verscheen een uitstekende editie
van de werken van de meester van
Stratford-on-Avon, Welles speelde vrijwel
alle grote rollen en vertolkte reeds vele
malen de titelrol in „Macbeth", niet met de
oorspronkelijke dialogen, doch volgens het
door hem geschreven scenario om dat op
zijn verdiensten te toetsen. Welles is op één
punt aanzienlijk van het origineel afge
weken: hij maakte van Macbeth een laatste
vertegenwoordiger van het Schotse heiden
dom, van de Duncans de voorvechters van
het Christendom. Aansluitend daarop
maakte hij in het beeldvlak gaarne gebruik
van het kruisteken en ook in de tekst heeft
hij veranderingen aangebracht, die door
deze transpositie noodzakelijk werden. In
Wezen bleef „Macbeth" de tragedie van een
nacht vol verschrikking, van noodlot en
van bloed.
Orson Welles zelf, men kon al niet anders
verwachten, beheerst van begin tot de laat
ste meter het witte doek, tot schade overi
gens van de rol van Lady Macbeth, die
verre van overtuigend door Jeannette
Nolan wordt gespeeld. In het bijzonder de
befaamde nachtelijke met haar zelfmoord
eindigende wandeling is weinig indruk
wekkend. Trouwens, er is geen enkele der
Orson Welles speelt op het ogenblik twee
eigen stukken in een Parijs theater. Eén
daarvan in een nieuwe versie van de
Faust-legende, waarin gegevens uit vijf
eeuwen zijn verwerkt. Op de foto ziet men
de beroemde acteur tijdens het. passen van
een hoofddeksel voor zijn Faust-creatie. een ruim publiek.
overige medespelenden die het in de voort
durende schaduw van Welles kan uithou
den: virtuoos, brillant, machtig, soms weer
zin, dan weer mededogen opwekkend, zo
laat de geniale schepper van „De derde
man" ons vijf kwartier in de nabijheid van
deze tragische Schotse vorst vertoeven.
Welles heeft van Olivier geleerd, schre
ven wij reeds: men lette slechts op de „met
gesloten mond" gesproken monologen. Wel
licht is de hoofdrolspeler van „Hamlet"
zuiverder geweest in zijn interpretatie,
Welles wint het in ieder geval ver in cine
matografisch talent.
Zelden zagen wij de laatste jaren een
film, waarin de technische mogelijkheden
van het medium zo voortreffelijk werden
uitgebuit: hier valt geen enkel hiaat, geen
enkele abrupte beeldovergang op te mer
ken. Welles keerde terug tot de ervaringen
van zijn eerste film, „Citizen Kane", wat
daar nog experiment en al te uitbundige
virtuositeit was. stolde in „Macbeth" tot
klare, pure filmtaal. Dat geldt ook voor het
geluid: het aanrollen, wegsterven en ver
klanken van stemmen, leverde menig aan
grijpend eHect op. Een prachtige vondst is
voorts het weergeven van de onthoofding
van Macbeth door het afslaan van het
hoofd van zijn in klei geknede beeld door
de drie heksen.
Welles heeft het décor naar onze mening
te veel gestyleerd, kennelijk heeft hij meer
aansluiting' bij de symboliek dan bij de
realiteit gezocht, hetgeen herinneringen op
wekt aan de „grote" films uit de tijd vat
het Duitse expressionisme.
De muziek van Jacques Ibert verleent
vele scènes een waarlijk beklemmend
accent.
Resumerende kan men zeggen, dat Orson
Welles aan de twee bestaande eminente
Shakespeare-verfilmingen een derde heeft
toegevoegd, die door haar uitzonderlijke
kwaliteiten zal bijdragen tot de ontsluiting
van het werk van de grote schrijver voor
J. H. B.
De destijds beroemde dirigent Felix
Weingartner heeft in 1923 zijn „Levens
herinneringen" gepubliceerd; een zeer uit
voerig boek, waarin men over het muziek
leven in Duitsland, Oostenrijk en Italië
veel wetenswaardigs kan vinden. Het is
overigens niet de enige 'literaire prestatie
van de musicus. Hij schreef verder onder
meer „Over het dirigeren", over „Bay-
reuth", allerlei opstellen en studies over
de symphonische kunst en hij vertaalde de
orkestratie-leer van Berlioz in het Duits
vóór dat de grote bewerking van Richard
Strauss verscheen.
Bij gelegenheid van een muziekfeest in
Karlsruhe ontmoette hij Liszt en sprak met
de illustre artist over Berlioz' Requiem.
Weingartner meende dat de vier orkesten
méér dan nodig waren aangewend. „U hebt
gelijk", zei Liszt, „bij het Lacrymosa zou
ik ze weg willen hebben. De gelegenheid
deze vier orkesten meermalen aan te wen
den was zeker verleidelijk, maar Berlioz
had dit moeten weerstaan". Liszt vertelde
dat hij door meningsverschil over Wagner
van Berlioz vervreemd was. „Ik ben niet
met alles meegegaan wat Wagner geschre
ven heeft, ik vind in de „Nibelungen" veel
dat zuiver beschouwend is, wat met mu
ziek eigenlijk niets meer te maken heeft.
Maar Berlioz was hatelijk jegens Wagner
en dat verdroeg ik niet. Later ontmoetten
wij elkaar weer eens in Parijs. Wij besloten
samen te souperen, maar spraken af dat er
over Wagner niet gesproken zou worden.
Toen verstonden wij elkaar uitstekend."
Over Berlioz' symphonische werken sprak
Liszt met oprechte bewondering, ook over
de opera „Cellini" waarvan hij alleen het
tekstboek afkeurde.
Weingartner woonde de eerste voorstel
ling in het Duits van „Carmen", onder lei
ding van Hans von Bülow bij. Von Bülow
was een dirigent van zeer grote reputatie.
Weingartner was met de wijze van werken
van B/ülow in deze opvoering in 't geheel
niet ingenomen. Hij verwijt de dirigent
allerlei afwijkingen van de voorschriften
van de componist. „De partituur van Car
men is een van de doorzichtigste welke er
bestaan. In ieder tempo-voorschrift, in
ieder voordrachtsteken herkent men de
hand van een meester, die van de bedoelde
uitwerking volkomen zeker is." Hij noemt
enige plaatsen uit het werk op en vraagt
ten slotte „was deze weergave van Carmen
een grap in een grote stijl? Ik vind ook
heden nauwelijks een andere verklaring."
Een bezoek aan Brahms in Hamburg
bleef Weingartner levendig in de herinne
ring. Het was niet lang na de dood van de
oude keizer dat Von Bülow een Beethoven-
Brahms-concert gaf, waarin van Beet
hoven de Corislau-ouverture en de Achtste
Symphonie en van Brahms de „Alcademi-
sche Festouverture" en de toen nog nieuwe
Vierde Symphonie werden uitgevoerd. Von
Bülow dirigeerde de werken van Beet
hoven, Brahms en zijn eigen werken. Wein
gartner vertelt dat Brahms, ook onder zijn
bewonderaars, als dirigent in het geheel
niet bewonderd werd. „Met dit vooroordeel
gewapend ging ik naar het concert, maar
ik kon in de wijze, waarop Brahms de scep
ter hanteerde niets vinden, dat dit voor
oordeel bevestigde. Integendeel: zijn een
voudige wijze van optreden, zijn rustige,
brede bewegingen werkten op mij, na de
kwikzilver-achtige onrust van Von Bülow,
zelfs zéér aangenaam. Eenmaal had ik hem
in het Leipziger Gewandhaus uit de verte
aan de lessenaar gezien. Ditmaal had ik
mijn plaats links achter het orkest, zodat
ik hem dicht vóór mij had en hem zelfs in
het gezicht kon zien. De mooie, patri
archale, reeds zeer grijzende kop en de
grote blauwe ogen die zo warm en helder
over het orkest lichtten, maakten een diepe
indruk op mij. Van zijn muziek begreep ik
niet veel. Ik was nog eenzijdig „verwag-
nert" en zwom in de eindeloze zee van
deze opzwepende klanken, waaruit alleen
de werken der oude klassieken als liefelijke
en geweldige eilanden naar boven kwamen.
Brahms' muziek lag voor mij toen nog
onder de oppervlakte van die zee. Eerst
veel later, toen ik er toe kwam, aan
vankelijk met enige zelfoverwinning, de
Viercle Symphonie zelf te dirigeren, werd
voor mij, ten eerste door het grandioze
laatste deel, het licht ontstoken en ont
waarde ik naast de mij al vertrouwde
eilanden een nieuw mooi ieland...." De
schrijver voegt hieraan nog een en ander
toe waaruit blijkt, hoe hij het evenwicht
bij de waardering van Wagner en Brahms
vond.
Na een opera-repetitie in Mannheim
ontmoette Weingartner de componist Hugo
Wolf. „Hoewel er meer personen aanwezig
waren, gingen wij zonder „Uberlegung"
naar elkander toe." Wolf zeide: „ik heb mij
opzettelijk er geen portret van laten tonen
om te zien of mij uw verschijning opviel"
en Weingartner vertelt: „Ook ik had, zon
der te weten hoe hij er uitzag, in de kleine
man met de diepe, melancholieke ogen, de
gezochte gevonden. Hij speelde wonder
baarlijk piano en zong met zachte, maar
welluidende en expressieve stem. Wolf was
een hoogst sensitive, nerveuze en prikkel
bare natuur. Uitgelaten vrolijkheid kon bij
hem door een kleine aanleiding in somber
zwijgen en zelfs hopeloze droefheid om
slaan. Eens werd hij zeer boos op mij toen
ik bekende dat mij de liederen die melo
disch en strophisch in de oude zin gecom
poneerd waren, liever waren dan die welke
op declamatie ingesteld waren. Ook een
andere keer bedierf ik het bij hem toen ik
zeide dat voor mij in de meeste gedichten
van Goethe een volmaaktheid lag, welke
mij een toonzetting overbodig liet zijn. Zo
gevoelig als hij was bij alles wat zijn liede
ren betrof, zo gemakkelijk was hij wanneer
het zijn orkestpartituren, waarvan hij er
enige had meegebracht, waaronder de later
door Max Reger herziene Penthesilea, aan
ging-"
Wie de sentimentaliteiten en de dikwijls
zeer gezwollen toon van Weingartners vol
zinnen (inderdaad volzinnen) even kan
vergeten, leest in zijn boek vele mede
delingen welke niet alleen als historisch
bericht maar ook als uiting van artistieke
overtuiging zeer de moeite waard zijn.
HENDRIK ANDRIESSEN
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 8 JULI
Rembrandt: „Madame Bovary", 18 j., 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Captain Joy", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De dui
vel in de vrouw", 18 j., 2, 7 en 9.15 uur. City:
„Nacht van terreur". 18 j.. 2.15, 4.30, 7 en
9.15 uur. Spaarne: „Don Coyote". 14 j., 2.30,
7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Jeugdzonde", 18
j., 2.30, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 9 JULI
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 10 JULI
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.