ii TAXI 13000 Nieuwe architecturale methode op basis van het spel met licht en ruimte Auto-rijschool „STUUT" SLEUTEL WEG? Voor snelvervoer Gé v. dL Bosch Met Harry van Tussenbroek in het wonderland Clowntje Riek Hef kostbare deposito De heer Wilgenhof in „Meer en Bosch" gehuldigd In „Meer en Bosch" is dezer dagen de heer D. Wilgenhof, die als hoofd van de afdeling monteurs van deze inrichting zijn zilveren jubileum vierde, door de direc teur-geneesheer dr. B. Chr. Ledeboer ge huldigd in tegenwoordigheid van het ge hele personeel. Dr. Ledeboer prees de ju bilaris om de grote ijver en vakbekwaam heid, waarmee hij de moeilijkste opdrach ten aanpakte en uitvoerde. Ook tot zijn echtgenote, die bij de huldiging tegen woordig was, werden veel waarderende woorden gericht voor haar medeleven met het werk in „Meer en Bosch". Dr. Lede boer overhandigde namens het bestuur een geschenk in couvert aan de jubilaris. De hoofdbroeder van de inrichting, de heer De Vries, die na de directeur-genees heer het woord voerde, uitte zijn dank baarheid aan de heer Wilgenhof voor de wijze waarop deze omging met de onder zijn leiding werkende patiënten. De jubilaris, die benoemd is tot bezuini- gings-inspecteur van „Meer en Bosch", kreeg van het personeel een actetas en van de afdeling monteurs en de administratie een bloemenhulde. Meldt Uw vreemdeling bij de politie De Hoofdcommissaris van Politie te Haarlem maakt bekend, dat reeds ver scheidene keren overtredingen zijn gecon stateerd van het bepaalde in artikel 27 van het Vreemdelingenreglement 1918, waarbij een ieder, die aan een vreemdeling nacht verblijf verschaft, verplicht is daarvan, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, bin nen 24 uur kennis te geven aan de politie. De Hoofdcommissaris waarschuwt een ieder bij het verschaffen van nachtver blijf aan een vreemdeling hiervan binnen 24 uur de politie, afd. Vreemdelingendienst, kennis te geven, aangezien overtredingen- met hechtenis of geldboete worden ge straft. „Inter Nos" in Zwitserland De groep meisjes en jongens van het jeugdkoor „Inter Nos" die thans in Zwit serland verblijft, geniet behalve de grote gastvrijheid van de bevolking ook veel be langstelling voor de geboden zang. De jongenssopraan Jan Beenders oogst met zijn mooie stem niet weinig succes en hem werd zelfs met algemene stemmen op een wedstrijd (gehouden op 2 Augustus) in de Kurzaal in Thun de eerste prijs toege kend. Er waren negen deelnemers. De heer Jan Booda, dirigent van het koor, ver zorgde de pianobegeleidingen. Radio Bero- münster heeft zowel de zang van het koor als van de solist op enkele platen vast gelegd, die-aan het einde van deze maand zullen worden uitgezonden. Maandag 7 Augustus wordt in dezelfde Kurzaal het laatste concert gegeven, dan met medewerking van het plaatselijk or kest, het geheel onder leiding van Jan Booda. Dinsdag wordt de thuisreis aan vaard en "Woensdagavond kan men het gezelschap in Haarlem terug verwachten. Examens HOOFDAKTE Voor de hoofdakte slaagden te Haarlem op 4 Augustus de heren J. Beertema, Am sterdam; J. K. Padding, Amsterdam; J. Blaauw, Amsterdam; P. Stam, Venhuizen. Voor gedeelte B slaagden de dames C. J. Rijnhout, Heemstede; A. M. Stroet, Beem- ster; Th, A. van Tongeren, Hoorn en A. A. Wouda, Amsterdam en de heren W. P. P. Knuvers, Alkmaar en J. Leen, Aalsmeer. ADVERTENTIE Voor de kinderen hoort er weer bij met een modem hoortoestel GEERVLIET Keizersgracht 411 Amsterdam-C Vraagt gratis brochure. Zaterdag 5 Augustus 1950 Haarlems Dagblad en Oprechte Haarlemsche Courant ADVERTENTIE Een wandeling door het paviljoen Kunst" op de tentoonstelling „Mijlpaal 1950" te Arnhem ADVERTENTIE Behaal Uw Rijbewijs op een vlugge gemakkelijke wijze, door les te nemen in onze kleine handige lesauto WAGENWEG 9 rood - TELEFOON 21845 Inl. en afspr. uitsluitend 12—2 en na 5 uur Gouden huwelijksfeest De heer en mevrouw F. A. ZwarterIJkel, Kruistochtstraat 50 in Haarlem, hopen op Dinsdag 22 Augustus hun gouden huwelijks feest te vieren. De bruidegom is vijf en veertig jaar werkzaam geweest bij de Gra fische Inrichting Joh. Ensphede en Zonen N.V. en in het bijzonder heeft hij zijn krachten gegeven aan de afdeling zetterij van de N.V. Oprechte Haarlemse Courant. De heer Zwarter heeft vroeger in enkele besturen zitting gehad, o.a. in de R.K. Volks bond, in de afdeling Haarlem van de Neder landse Katholieke Grafische Bond en de Sp^rkas „Sint Nicolaas" Op 22 Augustus van halfdrie tot halfvijf houdt het echtpaar een receptie in gebouw „Cultrura". De volgende morgen was Rick al weer heel vroeg wakker. Toen hij zijn ogen opsloeg wist hij 't ineens weerBunkïe was er niet'. Rick stond op. waste zich en haastte zich weer naar huiten. Zou hij vandaag Bunkie weer terugzien? Hij ging de tuin in, waar de eerste stralen van de zon op het gras vielen. En hij speurde naar alle kanten rond of Bunkie nog niet kwam opdagen. Hij liep ook naar het tuinhek en keek de straat af. En toen „Bunkie!" „Rick!" ja, daar was Bunkie, eindelijk! Hij rende over de straat, en Rick vloog hem tegemoet. „Waar kom je toch vandaan, Bunkie?.... Waar ben je zolang geweest? Enwat zie je er uit, helemaal vol modder!" ,fiatdat zal ik.... je straks wel,... vertellen!" hijgde Bunkie. NACHTDIENST APOTHEKEN Haarlem: Firma Duijm en Keur. Keizer straat 6, tel. 10378. Apotheek Begeman en Sneltjes. Kruisweg 30, tel. 10043. Marnix- apotheek, Marnixstraat 65, tel. 23525. Heemstede: Heemsteedse apotheek, Binnen weg 98, tel. 28197. Bloemendaal: Santpoorter apotheek. Bloe- mendaalse straatweg 145, Santpoort-station. Elswout-apotheek, Bloemendaalseweg 341, Overveen. ADVERTENTIE TEL. 11493 LANGE VEER STRAAT II DE „SLEUTELSPECIALIST" Het paviljoen „Kunst" op de tentoonstelling „Mijlpaal 1950" te Arnhem. Men lette op de levendige werking van licht en schaduw, waardoor deze architectuur als het ware in voortdurende beweging is. Het dak bleef gedeeltelijk open, in de wand werd op ooghoogte een langwerpige doorkijk gelaten. Alvorens men het paviljoen „Kunst" op de tentoonstelling „Mijlpaal 195Ó" kan bin nen tre'den, heeft men reeds een wandeling gemaakt door de heerlijke Arnhemse stads parken Sonsbeek en Zijpendaal. Onwille keurig worden ons de principes van deze nationale tentoonstelling, van deze eerste poging tot samenvatting van wat Hollands tegenwoordige geest wil zeggen, duidelijk: uitgaande van het economisch herstel komt men gaandeweg tot een meer cultu reel niveau. De naam „Mijlpaal 1950" werkt niet als een magneet. Het affiche van Doeve be perkte zich helaas tot het visueel maken van de versleten beeldspraak die achter deze titel schuilt. Twee ongelijke benen schrijden over een vel lijnteken-papier naar een toekomst, die uitsluitend gesym boliseerd wordt door een stukje omge ploegd bouwland, een stenen huisje met een rood dak en een sentimenteel roman tisch regenboogje. Er zijn op deze tentoonstelling tien pavil joens, die ondanks de gelijkheid der ge bruikte. zeer lichte materialen van een ongekende kracht tot architectonische va riatie getuigen. Eenvoudige spanten van ge schild rondhout dragen, zowel binnen als buiten, een platte dakconstructie van leg gers. De glooiing is steeds zo gekozen, dat men dat vlak zelf bijna nooit kan zien. De wanden zijn, óók bij eenzelfde paviljoen, zeer afwisselend van aard en constructie. Langzamerhand gaat men de taal, die de Heemsteedse architect W. van Gelderen hier spreekt, uit honderden bijzonderheden begrijpen. Deze architectuur is niet een stenen bouwkunst van „ijlte en last". Van Gelderen wil vooral het bewustzijn van de geslotenheid der ruimte, van de richting van het licht verdiepen. Ruimte is j om ons heen, we bevinden ons er in. Vo lume is de gesloten ruimte die van buiten af beschouwd wordt. Bijvoorbeeld: de Grieken beleefden hun tempel als een vo lume, als een ding in de oneindige ruimte. Hun religieuze processies trokken om de tempel heen en hun offerdienst had daar buiten plaats. Daarentegen werd de mos kee, waar de werking juist van binnen uit gaat, als omsloten ruimte geconcipieerd. Een moderne architect als Van Gelderen mengt beide principes dooreen: hij brengt een speelse synthese. Architectuur wil oor spronkelijk de geslotenheid, ter bescher ming tegen het klimaat, ter verhoging van de intimiteit, maar vooral ter bereiking van de menselijke maat. Die geslotenheid ontstaat door wanden en dak. De wanden nu zijn bij deze pavil joens zeer gevarieerd behandeld. De wer king van het zonlicht is bij deze bouwtrant (zie afbeelding) een onmisbare factor. Het lijkt alsof het volume en de vorm van zo'n paviljoen aan een voortdurende vervor ming onderhevig zijn. Men vindt voorts om elk paviljoen overdekte en niet-over- dekte terrassen. En die overdekking is soms weer gedeeltelijk onderbroken: dat is een bron van steeds wisselende expressieve schaduwwerkingen. Dat bij een dergelijke ADVERTENTIE DAGELIJKSE AUTODIENSTEN HAARLEM - TEL 11143—10298 ZANDVOORT - TEL. 2S52 EXPEDITIE EN TRANSPORTEN DOOR GEHEEL NEDERLAND De omvangrijke tentoonstelling van poppen en marionetten door Harry van Tussenbroek in het Frans Halsmuseum trekt meer en meer bezoekers, die willen profiteren van de zeldzame gelegenheid om met deze afwisselende en inderdaad unieke bloemlezing uit een productie van enige tientallen jaren kennis te maken. Het gelukkige verschijnsel doet zich voor dat welhaast iedereen, hoe ook zijn vat baarheid voor schoonheidsindrukkcn ge aard moge zijn, voldoende van zijn gading kan vinden om op deze of gene manier verrijkt huiswaarts te keren. Want de één zal speciaal getroffen worden (al mag men deze elementen niet scheiden) door de kleurenweelde, een ander door het be weging suggerende lijnenspel en waar schijnlijk de grootste categorie door het beroep langs de wegen der associatie op de verbeeldingskracht. In het vervlogen rijk, waarheen Harry van Tussenbroek zijn bewonderaars mee voert, ontwaakt de doorgaans verdrongen kinderlijke fantasie. Zo voltrekt zich lang zaam maar onontkoombaar het proces van personificatie der aanschouwde beelden, waarvan professor Huizinga in zijn studie „Homo Ludens" heeft geschreven, dat dit al werkzaam moet zijn geweest eer mense lijke cultuur of spraakvermogen bestond. Er ontstaat dan, natuurlijk niet steeds, maar het kan gebeuren, een poëtische wis selwerking een spel van de geest, waar in de ernst niet ontbreekt. „Een pop kan alles: minnen, haten, als 't kind daarin zichzelve vindt...." aldus Ed. Hoornik in zijn gedicht „Mattheüs". Men zou deze dichterlijke stelling kunnen uitbreiden en naar andere gevoelssferen overbrengen. Men zou zelfs kunnen wijzen op de allegorische voorstellingen der ge heimzinnige machten van natuur en leven, op de vele legendarische figuren uit het Oosten, op de primitief aandoende ver beeldingen van „het vreugdeloze oord der ontbinding" en de merkwaardige staaltjes van totemisme. Nergens echter zijn deze symbolen bij Harry van Tussenbroek op zettelijk of afschrikwekkend. Integendeel. Het zijn speelse vormgevingen van allerlei emoties van zinnelijke en bovenzinnelijke aard. Soms was er zelfs bij de kunstenaar alleen maar sprake van liefde (men kan deze vaak uit de benamingen aflezen) voor het te gebruiken, toevallig in handen geksegen materiaal, zoals evenzeer een willekeurig opgevangen woord in bege nadigde gevallen tot een gedicht kan lei den. Men denke bij voorbeeld aan de Knaapje kopje onder in Bakenessergracht Gistermiddag om ongeveer halfdrie ver loor een tienjarig jongen, die van de Appelaarsteeg naar de Bakenessergracht fietste, de macht'over het stuur waardoor hij in de Bakenessergracht terecht kwam en enige malen kopje onder ging. Een jongen van een jaar of zeventien, die juist passeerde, greep de dichtstbij zijnde reddingshaak en wist het onfortuin lijke knaapje op het droge te brengen. Het ventje is ter observatie in het St. Elisa- bethsgasthuis opgenomen. Engelse gastorganisten op het Bavo-orgel De volgende week zullen twee Engelse organisten zich op het orgel van de Grote Kerk van Haarlem doen horen. Dinsdag avond speelt Ralph Dawnes uit Londen werken van Bach (in het bijzonder een serie koraalvoorspelen) en van Schumann de zes fuga's op de naam van Bach. Donderdagmiddag zit Lady Susan Jeans uit Dorking achter de speeltafel. Zij brengt werken van de oud-Engelse com ponisten Blitheman, Redford en John Buil, van de Nederlander Sweelinck en enkele werken van Bach ten gehore. Een fraai voorbeeld van dc wonderlijke kunst van Harry van Tussenbroek: „Liefde in Mexico" waarin men de drie bespro ken elementen verenigd vindt: de eigen aardige (in dit geval zandsteen-achtige) kleuren, de suggestief vastgelegde beweging en het beroep op gevoelsassociatie. „Kleine Prélude van Ravel" uit de bundel „Vodmen" van M. Nijhoff, waarin sprake is van de virtuoos, die ons „uit onszelf vandaan naar een geheim ontvoert" en die „wat hard is en levenloos tot instru ment verkeert". Kenschetsend is de vol gende strofe: „De dichter hoort in ieder woord Geboorten van litteratuur...." Want met deze virtuoos ver,toont Harry van Tussenbroek veel overeenstemming. Evenals deze „werpt hij niets waardeloos terzij". Hoeveel stoffen nu eens in de letterlijke zin van het woord heeft hij niet gebruikt om voedsel te geven aan zijn magische, helderziende fantasie: hout en boomschors, klei en kralen, stro en moertjes, schelpen en kralen, been deren en poetskatoen, wol en zijde, katoen en linnen, zeildoek en leer. Zo moet menigmaal een parelmoeren knoop, een klein Sieraad of een kleurige lap „geboor te" hebben gegeven aan een gestalte of zelfs een geheel tafereel. Ook de humor ontbreekt niet. Een goed voorbeeld daarvan is de familie schildpad, die zo uit Alice's Wonderland afkomstig zou kunnen zijn, of de zeldzame collectie vogels, die doet denken aan de even bont gevedei'de «bevolking op de oever van het meer der tranen van dit dromende geestes kind van LewisCarroll. Uit het voorgaande volgt wel hoe subjec tief het oordeel der verschillende bezoe kers van deze expositie moet uitvallen. De één zal sommige poppen als niet meer dan een curiositeit beschouwen, die juist anderen treffen door een expressief détail, zoals het skelet met groene stuiters in de oogkassen, dat IJdelheid heet, om maar een voorbeeld uit vele te noemen. Daarom heeft een opsomming weinig zin. Men moet in dit sprookjesachtige rijk zelf zijn ontdekkingen doen, maar men mag een bezoek niet verzuimen. In het bijzonder moet nog gewezen worden op het knekel ballet (met de maaiende dood met de haviksneus voorop), het fantastische aqua rium met de zeemeermin en op de mario netten, waarvan de Petroesj ka-figuren het minst geslaagd zijn, doch waarbij men een sublieme Pierrot en Harlekijn kan vinden, benevens de geheimzinnigste droomwezens in 'suggestieve nachtkleuren. DAVID KONING Bloembollenveiling in Bovenkarspel had recordomzet De bloembollenveilingvereniging „West- Friesland" te Bovenkarspel heeft deze week een dagomzet geboekt, die de laatst bereikte hoogste stand met niet minder dan met een bedrag van 323.000 gulden heeft overschre den. De totale omzet van deze recorddag van 10 uur 's morgens tot half acht des avonds werd geveild bedroeg 790-000 gulden. Hierbij moet in aanmerking wor den genomen, dat vergeleken bij het laatst geboekte record de aanvoer dit keer nog duizend nummers beneden het aantal van destijds lag. moderne kunst op de speelsheid der fan tasie gerekend wordt, is duidelijk. Het vóór het paviljoen „Kunst" opgestelde, enthou siast dansende mannetje van Ittmann, dat een grote exotische bloem met een bamboe stok op zijn neus balanceert, is niet zonder bedoeling hier geplaatst. Het paviljoen „Kunst" bestaat uit. twee gedeeltelijk aan elkaar grenzende ruimten, die niet geheel in eikaars verlengde liggen en die inwendig zijn afgescheiden door een hoog, transparant hek. Men kan dus niet direct van ruimte I naar ruimte II komen, hetgeen enigszins irriteert. Men komt bij ruimte I binnen en gaat door een andere deur naar buiten. Dan loopt men over het terras -om het paviljoen heen en betreedt nu, in tegengestelde richting, ruimte II. Aan de rechterkant van het eerste terras ziet men drie opeengestapelde rijen van negen vitrines, waarin artistieke ge bruiksvoorwerpen zijn uitgestald: weefsels, boeken, lampen, sieraden, serviezen, cera miek. Boven die drie rijen vitrines is de wand tot aan het dak open gelaten. De ruimte kan er, als hei ware, vrij uitstro men. De vitrines zijn beurtelings doorzich tig of met gesloten achterwand. Ook dat doet of de blik dieper in de ruimte gaan of bij de inhoud van de vitrine verwijlen. De toegang wordt links door een blinde wand iets verduisterd en tot een intiemere gang gemaakt: dan treedt men ruimte I binnen. 3ij de wandeling door deze ruimte, waar zich het „Prentenboek der Kunst" van Piet Worm bevindt, wordt de bezoeker geleid, omdat dit prentenboek een doorlopend be toog is. Dit vrolijke betoog.is afwisselend op panelen en op doorzichtig glas geschil derd. Door dat glas hóudt men contact met de weidse natuur van Zijpendaal. Het be toog van Piet Worm komt erop neer dat alle mensen aanleg voor artistieke uitingen hebben. We verlaten nu deze ruimte, draaien om het paviljoen heen en betreden ruimte II, waar de afdeling der kunst-objecten, die het eigenlijke terrein der kunstenaars is, zich bevindt. De bezoekers wordt zonder meer tegenover de kunst geplaatst. Die overgang van I naar II wordt verscherpt omdat het laatste blad van Worms pren tenboek een wit kastje is, waarbinnen men „een wereld zonder kunst" kan zien. Wie door het ronde gaatje kijkt, vindt een effen matglazen ruit, want zonder kunst bestaat er géén wereldbeeld. Bij de ingang van II is het eerste dat men aantreft een kolossale gipsen kop van de bekende beeldhouwer Cousijn. Dit werk geeft de suggestie van een menselijk ge laat. Er zijn wenkbrauwen, een neus-rug, oogspleten, de verticale groef onder de neus, de lippen en de kin en de kaken. Het overige ontbreekt geheel. Dóór deze zeer grote schematische kop, dóór dit masker van louter expressielijnen hebben het licht en de ruimte vrij spel. De linkerwand van 't paviljoen werd geheel met losse, gespa tieerde, verticale latten gebouwd, waar door, als het ware. tastbare ribbels van licht en schaduw over dit skelet-achtige werk hun expressieve dynamische werking hebben. Zo eist de kunstenaar die dit pa viljoen. deze kunst-kiosk, dit tuinhuis in de ware zin des woords, ontwierp een steeds grotere opmerkzaamheid. De kunst die hier werd tentoongesteld is niet bedoeld als persoonlijke glorie voor de makers. De schilderijen, tekeningen, gra vures, werken van beeldhouwkunst, dé cors, letterkundige producten en muzikale composities zijn hier slechts vertegenwoor digers van hun soort. Het doel was alleen de mensen direct in aanraking te brengen met de kunst als zodanig. Tenslotte twee critische vragen. In dit paviljoen werden de letterkunde en de mu ziek, de niet-visuele kunsten dus, eigenlijk op de ouderwetse manier geëxposeerd door foto's en manuscripten. De architecturale steun is bij woordkunst en muziek nog niet gerealiseerd, misschien wegens de daaraan verbonden kosten. Maar de architectuur, van ouds de Moeder der Kunsten ge noemd, dient zich ook het lot harer niet- visuele kinderen aan te trekken. Wij ver oorloven ons te wijzen op de gekleurde ra men in het Amsterdamse muzieklyceum, vol originele symbolische figuren, die op muziek betrekking hebben. Kan omgekeerd de wandschilderkunst bijdragen om op haar beurt de werking der architectuur te ver sterken? De grillige wandconstructies zul len een ingenieuze behendigheid eisen. In het paviljoen „Kunst" zijn nieuwe architecturale richtlijnen gelegd voor de expositie-methoden der diverse kunsten: daarom is het een bezoek meer dan waard. H. SCHMIDT DEGENER De 27 vitrines naast de hoofdingang. FEUILLETON door E. Phillips Oppenheim Hij staarde als verstomd naar de bijlage een afgescheurd stuk dik perkament achtig papier. Er was geen ogenblik twijfel aan, wat het was. Het was Sir Matthew's aandeel in het regu. Hij legde het zorgvul dig in zyn portefeuille en opstaande, liep hij naar de telefoon. Plotseling bleef hij staan en luisterde gespannen naar de slui pende voetstappen, die het pad van de achtertuin opkwamen. Er was een ogen blik oponthoud, blijkbaar veroorzaakt door het moeten openen van de achterdeur Toen kwamen de voetstappen naderbij. Voor de kamerdeur schenen zij te aarze len en hoorde men eer. bekend geschuivel „"om binnen. Wolf!" riep Dutley De kleine mar. trad op zijn gewom slui pende manier binnen. Dutley wiens ogen met een zekere nieuwsgierigheid op hem gevestigd waren, wees hem een stoel. Men kon zich Edward Wolf bij dag moeilijk realiseren. Zijn manier van doen was ge heimzinniger dan ooit; de steeds aanwezige angst in zijn ogen deed nog onplezieriger aan. Hij was net een nachtuil, die door de een of andere natuurkracht genoodzaakt was het daglicht te trotseren. „Wel, Wolf, enig nieuws?" vroeg Dutley hem. „Er is altijd nieuws, waar ik heenga," was het half fluisterend gegeven antwoord. „Bent u niet bezig? Ik wil liever niet te lang blijven." Dutley ging weer zitten. De stoffige zit kamer leek nog onaantrekkelijker dan ge woonlijk, toen er een waterig zonnestraal tje door de gordijnen naar binnen viel. „Neen, ik ben niet met iets bezig," zei hij. „Ga door!" „Ik weet zelf niet, waarom ik hier ge komen ben," ging Wolf door, zijn handen beurtelings samenknijpend en weer ont vouwend. „Ik geloof, dat ik langzamerhand op u gesteld geraakt ben, meneer. Het is niet alleen uw geld. U möfet hier weg, me neer. U moet hier geen nacht verder meer blijven. Gisterenavond was ik bij hen, die hem kennen," hierbij wees hij met zijn hoofd naar het raam „en ik geloof, dat hii u in de gaten gekregen heeft." „Da: vraag ik me ook af," overdacht Dutley hardop. „Ik zeg niet, dat ze in de gaten gekre gen hebben, wie-u bent, meneer, want dan zoudt u al eerder op een andere manier van hen gehoord hebben, maar ze zijn er achter, dat zij van dit huis uit bewaakt worden. U noemt u Charles Dennis, die bij een fruithandelaar in Covent Garden werkt. Iemand is bij de fruithandelaar ge weest en heeft daar ontdekt, dat een per soon, zoals u beweert te zijn, niet bestaat." „Dat klinkt slecht," gaf Dutley toe. „Het klinkt zó slecht, dat u moet maken, dat u wegkomt. Breng hier geen enkele nacht meer door. Het zou niets geven. Een ieder, die van hier vertrekt, voor of achter, zou opgemerkt worden. U moet er vandoor en gauw ook." „Ik was al tot dezelfde conclusie geko men," gaf Dutley toe. „Hoe ben je hier zo achter gekomen?" „Zeker niet door in zijn buurt te komen," verklaarde de kleine man met nadruk. „Ik fladder de gehele tijd overal rond. Ik heb verder niets te doen. Ik sla de mensen gade, alleen maar voor mijn plezier. Soms word ik er voor betaald; soms leidt het tot niets. Doet er niet toe. Ik vind het fijn. En ik haal er helemaal geen slecht stuk brood uit," voegde hij er nadenkend aan toe. „Helemaal niet zo slecht, als je alles goed nagaat." „Wat doe je eigenlijk met je geld?" vroeg Dutley. „Ik koop alle magazines, waar verhalen over misdaden en detectiveverhalen in staan," vertrouwde Wolf hem toe, „en ik ben abonné op een leesbibliotheek, waar ik alle misdaadromans kan krijgen. Ik ken ze allemaal en u moest eens weten, wat een bokken die auteurs af en toe schieten! Ik zou ze best kunnen verbeteren. Sommige van die lui denken, dat ze de wereld van de misdaad kennen! Nou, als ze wisten, wat ik weet, dan zouden hun verhalen heel anders luiden. Dan is er nog iets, wat ik u vertellen wilde." „Wel?" „Die jonge Belg die chique vent, die met hem aan de overkant in dit zaakje betrokken is die heeft voor vanavond of morgenavond een spelletje op touw ge zet. Hij heeft een zware jongen laten komeneen soort brandkastenkraker is die vent, die hij heeft laten roepen. En hij had gisteren een kerel bij zich, een Amerikaan, waar ik ongeveer drie jaar geleden over gehoord heb." „Wat heb je gehoord?" „Dat hij een beetje te handig was met pen en inkt," zei Wolf. „Kon uw handteke ning zó neerzetten, dat u het niet van uw eigen handschrift zou kunnen onderschei den." Er gleed een glimlach over Dutley's ge zicht. „Ik vind je vanmiddag zeer onderhou dend, Edward Wolf," merkte hij op. „Ik ben in de regel geen nieuwsgierig mens, maar ik zou toch wel graag eens weten, hoe je aan al die informaties komt." „Dat zal wel," stemde de heer Wolf met een grijns van zelfvoldoening toe. „Het heeft me heel wat jaren gekost, om het zo ver te brengen, maar nu ben ik er dan ook. Ik weet, welke benden er werken en met wie. Ik weet, waar elke soort zware jongen te krijgen is en in dienst wordt genomen. Ik weet, waar de helers zitten en waar de ergste van hen heen trekken, als ze achterna gezeten worden. Meer dan eens had ik een moordenaar voor het ge recht kunnen brengen. Het was mijn werk niet en ik heb het nooit gedaan. Ik zeg altijd, laat de politie zelf hun vuile werk maar opknappenmaar daarom weet ik toch de dingen wel. Ik zal u nog wat vertellen nu ik toch hier ben. Er zijn moei lijkheden gerezen in die kleine bende, die u kent. Zij willen ieder een andere kant uit en één van hen krijgt vandaag of mor gen zijn vet, als hy niet oppast, net als die arme klerk." „Je gelooft dus niet, dat het een ongeluk was?" „Ongeluk? Geen kijk op!" zei Edward Wolf schamper. „Een stadsreiziger van hem krijgt geen ongevallen en ik zeg u. dat ik hem niet eens ongelijk kan geven. Huneybel] zou vrij zeker binnen 24 uur zijn gaan piepen. Dat is alles. Ik ga weg Ik zal uw achterdeur uitgaan en een bus nemen op de hoek van Plaistow. Ik heb het niet op deze laan begrepen." Dutley haalde een paar bankbiljetten te voorschijn. De ander floot zachtjes, toen hij ze in zijn zak stak. „U bent het waard om voor te werken, mylord," zei hij. „Je wordt van hoe langer hoe meer nut voor mij," zei Dutley tot hem. „Ik bpn ge ïnteresseerd in de man, waarmee de bende ruzie heeft. Als je iets meer hoort, kom dan onmiddellijk naar mij toe." Edward Wolf keek een beetje bedenke lijk. „Ik zal doen, wat ik kan," stribbelde hij tegen, „maar ik ga geen risico lopen. Ik heb u gewaarschuwd en dat moet genoeg zyn. Ik zal vanavond ook op wacht blijven, meneer, maar ik wilde wel, dat u vooral elders waart, behalve hier." „Het is de laatste avond," stelde Dutley hem gerust. „Is dat goed genoeg voor je?" „U kunt beter weg zijn," hield Wolf aan. „Dit huis met die lage ramen en gammele deuren, is een ratteval, als hij het op u voorzien heeft." Dutley keek eens rond en wierp ook een blik door het raam. De vage glimp van zon licht was verdwenen en er was iets sinis ters in de groteske omtrekken van de slecht gebouwde monstruositeit daar aan de overkant. „Ia zal je zeggen, wat ik je beloven wil, Wolf," zei hij. „Ik zal hier tot één uur blij ven, voor het geval ik iets van je hoor. Daarna zullen we sluiten en er vandoor gaan." .(Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 6