Hartendorp
Litteraire Kanttekeningen
Viervausiige werking
vin CSiefarioe „4".
CMrIMA
SCHOOLBOEKEN
Een tuinbouwer uit Rijnsburg
ontdekte Zandvoort
1991191,1 'I
n
ieuwe Uitgaven
Zaterdag 19 Augustus 1950
ARTHUR VAN SCHENDEL: „Herdenkingen" (Deel 13 van de
Serie „De Eik", 3. M. Meulenhoff, Amsterdam)
W'EINIG „MODERNE" schrijvers heb
ben onmiddellijk of middellijk
weinig van hun leven medegedeeld als
Arthur van Schendel. Autobiografisch
sprak hij z-ich nimmer uit en ook zijn werk,
hoewel woord voor woord gedragen dooi
de levenssfeer die hem eigen was: een
mild-wijze bespiegeling en vroom ontzag
voor het raadsel van ons aards bestaan,
meed het persoonlijke angstvallig. Een
schroom, „dit mengsel van eerbied en
kiesheid", een voorname bescheidenheid,
weerhield hem er van eigen wederwaar
digheden anders dan symbolisch dus
boven-persoonlijk in zijn romans en
novellen te betrekken. „Fratilamur", de in
1928 verschenen vertelling, sinds lang niet
meer verkrijgbaar, maakte daarop een uit
zondering. Men kon het zich denken: zoals
deze zwerversnatuur, gelokt door een
vreemde, schone verte, het hart vol muziek,
de ogen glanzend van stille verrukking om
de betovering die zo rijkelijk om hem heen
ligt gespreid, deze van weemoedig ver
langen vervulde dromer die, daartoe ge
maand door zijn genius, zijn onzichtbare
begeleider, het dichterschap aanvaardt als
levenstaak, zó moet wel de jonge Van
Schendel zijn geweest ten tijde dat hij voor
het eerst zijn stem herkende, zijn rhythme,
zijn „maat en klank", om er een leven lang
trouw aan te blijven.
„Fratilamur" opent de door G. H. 's-Gra-
vesande verzamelde hier besproken bundel,
die het weinige samenvat waarin Van
Schendel, merendeels tijdens zijn laatste
levensjaren, enkele herinneringen te boek
6telde: de dertien in versvorm geschreven
„Herdengingen" werden in de zomer van
1944 geschreven; „Dromen", een beschou
welijk essay, voor het eerst gepubliceerd,
stamt uit dezelfde tijd; alleen „Grammar
School" is van oudere datum, van 1937.
Vermoedens, die in een jarenlang ver
trouwd verkeer met 's schrijvers werk al
lengs tot zekerheden werden, vinden in
deze kostbare autobiografische gegevens
hun bevestiging. Dagdromen,.die hem weg
voerden van het dagelijkse doen der we
reld, heeft Van Schendel vele gehad; ze
verleenden aan zijn proza de vragende,
mijmerende zinsmelodie, het stemgeluid
van een mens aan wie het vergund was
dingen te zien, kleuren, gestalten, gezich
ten „die voor andere ogen verborgen blij
ven". Maar dat ook de droom van de slaap,
vagelijk of in heldere beelden, zich na zijn
ontwaken zozeer bestendigde, dat hij ging
deelnemen aan het creatieve werk, is een
„bekentenis", in „Dromen" voor het eerst
neergeschreven. „Altijd weer", heet het
daar en dat is de Van Schendel van
„Fratilamur", van „Angiolino", de beide
„Zwervers", „Maneschijn" en „Nachtge
daanten" „altijd weer dwaalde ik tastend
in een gebied waar de scheiding lag tus
sen hier en 'daar. Is dit de mist van het
onuitsprekelijke, waar gedaanten die geen
lichaam hebben worden waargenomen en
geluiden geen klank, ofschoon ze worden
gehoord?" Dat is geen ".occultisme", het is
de onzienlijke waarneming van de „ziener-"
Van Schendel, die bij herhaling de droom
droomde, begeleid te wonden door één, die
hem woorden influisterde waarin iets na
klonk van een „zielsgeheim" „door een
gelaat, meer weet ik er niet van, wel dat
ik nooit een schoner heb gezien noch dieper
droefheid heb gekend. Het is een droom
die de hoge ruimte maakt in het hoofd
voor stilte en ontzag en gevouwen handen".
Stilte en ontzag en gevouwen handen:
wijding kan men dat noemen, warm-tedere
en bezonnen liefde voor het geschapene
en zijn oorsprong, voor het wonder, het
onnaspeurlijke dat méér is dan ogen zien
en oren horen kunnen, voor „het raadsel
en mysterie". Van Schendel heeft geen
woord op papier gezet of het was daardoor
aangeraakt en van dat geheimenis vervuld.
Zelfs de beelden der herinnering, de „Her
denkingen", neergeschreven in versmaat
zonder de pretentie van het gedicht door
een eenzaam man in het voorgevoel van
het einde zijner jaren, gescheiden door de
oorlog van zijn vaderland-in-nood boven
dien, dragen er de bekoring van mee. Ge-
zeten op een groene heuvel het zal in
Sestri Levante zijn geweest herdenkt
hij de dichters die hem boven allen lief
waren: Shakespeare, Milton, Cowper,
Worsdworth, en rekent hen, „die nog niet
wisten dat het licht der eigen wereld niet
vergaat", tot de /gezegenden, even geze
gend als de dankbaar bezongen weegbree
„met zijn pluim als zeldzaam kantwerk
staand", simpel bermkruid, dat artsenij
heet te zijn tegen de blindheid, waarvoor
Van Schendel eens zozeer beducht was.
Naar voorbije jaren gaan zijn gedachten
uit, naar zijn dierbaar land, zijn Amster
dam en Haarlem, naar „De Hout" vooral
waar „het eerst de weemoed in het donker
voor mij speelde": „Eenzaamheid" heet
dit gedicht, dat het thema van „Fratila
mur" herhaalt: de eenzaamheid van de
verzonken-vervoerde, de dwalend-luiste
rend e die talmde
„langs bomen onbewogen voor het vragen
van rusteloos verlangen zonder einde,
en 't antwoord steeds die oude melodie
van geen vervulling, altijd eenzaamheid".
Eenzaamheid dat was inderdaad „de
tover die hem riep en ving". Daarin groeide
de gewijde stilte van zijn proza, van daar
kwamen de woorden aangedreven, woor
den die, zoals hij dicht in „Taal", voor hem
warmte en licht gelijkelijk waren,
„met eigen hart en eigen spraak
die woning zoeken in een mensenziel
of zingend blijven zweven in 't heelal."
Na Engeland, waar cle dromer tot schrij
ver werd, na Tuxford, Londen, Stratford-
on-Avon, herleeft ook het Amsterdam van
'83, waar nog eens de jonge Van Schendel
dwaalt door de binnenstad en langs grach
ten waaraan „Het Oude Huls' 'en de gracht
huizen uit „Voorbijgangers" moeten heb
ben gestaan de grachten „groen en on
bewogen, het water onder 't loof in zomer-
praal, de huizen stil. en door de ha
venbuurt met haar geuren „van hout en
teer en touw" die de „De Waterman" krui
den en „Het Fregatschip". Nog eens zit hij
te zaam met vrienden in café „Mast" op
't Rembrandtplein, met „de roem" die daar
placht te komen, de „mannen van de pen":
Hein Boeken „met rode krullen en 'n blauw
pak aan", Willem Kloos starendein de
verte, maar klaarder ziende dan wij met
ónze ogen, en Willem Witsen „die nog naar
Londen rook" mannen van „De Nieuwe
ADVERTENTIE
Wanneer zware hoofdpijn, hevige
periodieke- of andere pijnen niet
te verdrijven zijn, neem dan eens
Chefarsne „4". Elk tablet bevat
vier wereldberoemde geneesmid
delen. Eén ervan - Chefarox - zorgt
dat zelfs de gevoeligste maag toch
niet van streek raakt. ga u
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen van onderwijs
SCHOOLBOEKHANDEL
H. DE VRIES
Jacobijnestraat j Ged. Oude Gracht 27-270
Gids", bezeten nog door da-omen van
schoonheid, vurig, strijdvaardig, dronken
van levenslust: een uitgestorven dichter
generatie, waaruit die jonge Van Schendel,
al dan niet neo-romanticus, is voortgeko
men.
Flaubert heeft eens geschreven, dat de
kunstenaar zich in zijn werk moet open
baren zoals God in de natuur: alomtegen
woordig en. onzichtbaar. Van Schendel
voldeed onvoorwaardelijk aan de strenge
eis: „alomtegenwoordig" was hij in het
bovenpersoonlijke. Van de „onzichtbare"
Van Schendel, de mens die zich bijna ano
nym op de achtergrond hield van zijn
levenswerk, worden we in deze bundel
„Herdenkingen" althans iets gewaar, bin
nen de grenzen van eenvoud en beschei
denheid die hij uit ziele-adel zozeer in
acht nam. Van Schendels bewonderaars
zullen deze terughoudendheid respecteren
en zich dankbaar gevoelen voor deze ont
moeting met de mens Van Schendel omdat
zij mèt hem weten dat het met woorden
is als met alle gaven:
,voor d'een slechts lucht, wat 'onbegrepen
klank,
voor d'ander al wat hij terug kan geven.
C. J. E. DINAUX
125 jaar geleden
Boeiend relaas van opkomst, bloei
en tegenslagen van een badplaats
Ageoda vooir Haarlem
ZATERDAG 19 AUGUSTUS
Rembrandt: „Een avontuur in Napels" (ge
prolongeerd), 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Palace: „The time, the place and the girl",
alle leeft., 2, 4,15,. 7 en 9.15 uur. Luxor: „De
mooiste tijd van. je leven", (geprolongeerd),
alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Twee
maal twee is twee", alle leeft., 11 uur; „Rin
kelende sporen", 14 j„ 2.15, 4.30, 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Apache rose", 14 j„ 2.30, 7 en
J).15 uur. Frans Hals: „Een avontuur
Sumatra". 14 j., 2.30. 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 20 AUGUSTUS
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 21 AUGUSTUS
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Binnenkort is het 125 jaar geleden,
dat door een ondernemend man, wiens
naam 'n belangrijke plaats in de Zand-
voortse annalen zou gaan innemen,
een aanvang gemaakt werd met de
bouiu van een hotel aan de kop van de
Kerkstraat. In 1826 werd het in be
drijf gesteld en daarmee begon de
historie van „Hötel Driehuizen", het
oudste hötel, dat Zandvoort heeft ge
kend, totdat het in 1942 met zovele
andere aan de slopershand niet ont
kwam.
De naam Driehuizen vinden wij in de ge
schiedenis van Zandvoort reeds in het be
gin van de vorige eeuw. Het was toen, dat
deze heer Driehuizen, die zich in Rijns
burg toelegde op de bloemkoolteelt, naar
Zandvoort kwam, omdat daar de „Vijf
voeten" (zeesterren) werden gevangen,
dio als mest voor deze teelt bijzonder goed
voldeden. Driehuizen was voor geen klein
tje vervaard. Vaak kwam hij lopende van
Rijnsburg naar Zandvoort, om dezelfde
weg ook weer terug te wandelen. De Zand-
voortselaan was in die tijd nog een rul
zandpad met een breed, diep karrespoor
in het midden, in de wintermaanden vol
modderige kuilen en van enige bebouwing
was nog geen sprake.
De heer Driehuizen kreeg meer en meer
oog voor de mogelijkheden van Zandvoort
als badplaats. Het dorp bestond in die
dagen hoofdzakelijk van de visvangst. Hij
liet zijn bloemkoolteelt in de steek en ves
tigde zich blijvend in Zandvoort in een
huis aan de Kleine Krocht.
In de na-zomer van 1825 werd zijn ge
dachte, een hötel te bouwen, werkelijkheid
en een jaar later stond hötel Driehuizen
aan de kop van de Kerkstraat, waai- het
langer dan een eeuw zou blijven staan en
zo'n een belangrijke rol zou spelen in het
Zandvoortse bedrijfsleven. Het werd tot
1831 toen hötel „Groot Badhuis" werd
gebouwd omdat het het eerste huis was,
dat twee verdiepingen telde, het „hoge
huis" genoemd, een naam, die ook
na de bouw van hötel „Groot Badhuis"
nog lange tijd in zwang bleef.
„Groot^ Badhuis" werd gebouwd in 1831
door een combinatie van aandeelhouders
uit Aerdenhout, die gedurende enige tijd
per jaar gaarne aan zee wilden logeren.
Om Zandvoort gemakkelijk te kunnen be
reiken, werd bij de bouw van „Groot Bad
huis" tevens een straatweg aangelegd van
Aerdenhout naar Zandvoort, weliswaar een
smalle straatweg, maar toch heel wat beter
begaanbaar dan het rulle zandpad vóór die
tijd. Twee tollen zorgden ervoor, dat de
nieuwe Zandvoortselaan haar geld op
bracht, de eerste lag aan het beginpunt
van Aerdenhout, de tweede aan het begin
van Zandvoort. Dat alles was omstreeks
1832.
Postwandelaar
In die dagen liep de oude Jacob Weber,
die toen in Zandvoort postbode was, drie
keer per dag heen en weer naar Haarlem
met post. Zandvoort had toen nog geen
postkantoor, alleen een brievengaarder,
die in de Poststraat woonde, een straat, die
heden in Zandvoort nog altijd bestaat,
evenals het huis van deze functionaris.
Straatnamen waren onbekend. Men had
alleen de Kerkstraat, de Grote en de
Kleine Krocht en een verzameling van
steegjes en slopjes bekend als „Noord- en
Zuidbuurt". Dit was het pittoreske deel
van de huidige badplaats, waarvan door de
sloop in 1942 en 1943 zoveel verloren ging.
Dagelijks kwamen in Zandvoort de vis
sersschuiten aan het strand en hield de
oude Floor Molenaar daar afslag, waarna
de vis door de Zandvoortse vrouwen met
een ben op de rug naar Haarlem werd ver
voerd, hetzij langs het Visserspad,
dwars door de duinen, hetzij langs de
Zandvoortselaan.
Allures
Maar toen hötel Driehuizen verrezen
was en enkele jaren daarna óók „Groot
Badhuis", werd dat alles anders. Toen be
gon Zandvoort meer en meer allures van
badplaats te verkrijgen. Het ging nog wel
wat stroef in het begin, maar het ging in
steeds sneller tempo en al spoedig' ver
schenen de badkoetsjes. In de eerste tijd
werden hoofdzakelijk zeewater-binnen
baden gebruikt. In grote badkuipen nam
men in het hotel een zeewater-bad. Met
de komst van de badskoetsjes kwamen de
buitenbaden en begaf men zich schoor
voetend in het zilte nat, vrouwen en man
nen streng gescheiden. De dames, gekleed
in een lange broek met opstaande rand
jes, liepen dan tot aan hun kuiten in het
water, gaven 'elkaar een hand en dansten
een poosje met de badvrouw in 'n kringetje
rond. Het gebeurde wel eens, dat een
nieuwsgierig mannetje wilde gaan kijken,
maar nauwelijks had de badvrouw zo'n
boos opzet ontdekt, of ze vloog erop af en
verjoeg de schaamteloze indringer.
In vroeger tijd was in hötel Driehuizen
eveneens het raadhuis gevestigd. De bur-
■mmm
Hötel Driehuizen zoals hel er in 1902 uitzag.
gcmeester was tevens gemeente-secretaris.
Een zoon van de stichter van het hotel
werd in 1864 getrouwd in zijn eigen huis
en vandaar ging het naar de kerk. In 1873
werd het raadhuis verplaatst naar de
Kerkstraat.
Uitbreiding
Hötel Driehuizen breidde zich in de loop
der jaren steeds meer uit. Het groeide en
bloeide. Er kwam een stalhouderij, een
grotere badgelegenheid en toen de zoon
van de stichter, die zelf weer twee zoons
had, in 1901 stierf, werd de zaak gesplitst
en kreeg de ene zoon het beheer over het
hotel, de andere over de stalhouderij en
de badgelegenheid. De laatste zoon, de heer
D. Driehuizen, thans 83 jaar oud, leeft nu
stil in de plaats, waarin hij zulk een be
langrijke figuur was.
Vele vooraanstaande gasten herbergde
hötel Driehuizen in de loop cler jaren en
ook de stalhouderij stond in hoog aanzien.
In 1884 logeerde in huize „Paula" keizerin
Elizabeth van Oostenrijk, die boven de
eigen équipage de brikken van Driehuizen
prefereerde.
Het hötel-leven van toen was erg ge
compliceerd. Waterleiding was er niet, het
water werd opgepompt in een groot reser
voir, electrisch licht was er evenmin.
„Driehuizen" was het eerste hötel in Zand
voort, dat het kreeg. Het gas kwam pas na
het electrisch licht. Elke dag opnieuw
moest een groot aantal olielampen wor
den verzorgd en de gasten maar klagen.
De een riep, wanneer de lamp walmde, de
andere, wanneer de lamp brandde „met
een punt" waardoor een ongelijke vlam
ontstond.
Afbraak
De Duitsers maakten in 1941 een „Gast-
wirtschaft" van „Driehuizen". Tijdens de
De Kerkstraat in Zandvoort toen deze eeuw nog maar twee jaren oud was. De bewoners
hebbenzoals uit deze foto blijkt, hun best gedaan zo voordelig mogelijk op het
plaatje te komen.
grote afbraak ontkwam het evenmin als
de andere hotels aan de sloop-manie. Er
bleef geen steen meer van staan.
Het zo riskante seizoenbedrijf bracht
ook voor „Driehuizen" vele ups en downs
in de loop der jaren. Van de oude heer
Driehuizen stamt de bekende uitspraak:
„De seizoen-exploitant eet in de winter op,
wat hij in de zomer verdient, omdat de tijd
van verdienste te kort is".
Om een indruk te geven, welk een voor
aanstaande plaats deze familie in het
Zandvoortse leven innam, vermelden we,
dat de thans 83-jarige heer D. Driehuizen,
veertien jaar lid was van de gemeente
raad, 33 jaar kerkvoogd, van de oprich
ting lid van de strandpachtersvereniging
en van de oude Vereniging voor Vreemde
lingenverkeer. Ook vader en grootvader
waren in dit opzicht vooraanstaande
figuren.
Geslachten komen en geslachten gaan.
Dat van Driehuizen heeft meer dan een
eeuw het Zandvoortse bedrijfsleven zo niet
beheerst, dan toch in elk geval daarin een
belangrijk aandeel gehad. De bouw van
hötel Driehuizen, nu 125 jaar geleden, was
de eerste stoot tot ontwikkeling van. Zand
voort als badplaats, een ontwikkeling, die
men zeker in de eerste tientallen jaren
daarna niet had kunnen dromen en niet
had durven voorspellen, doch die tenslotte
te danken is geweest aan de pioniers, die
met ijzeren volharding en taai doorzet
tingsvermogen, ondanks vele tegenslagen
en dikwijls onder moeilijke omstandig
heden hebben volgehouden. Bij deze pio
niers wordt het geslacht Driehuizen met
ere genoemd.
„Bruderschaft" eist „eerherstel"
voor Duitse soldaat
Uit Hamburg meldt Reuter: De „Bruder
schaft", een organisatie van voormalige
hoge officieren van de nazi-„Wehrmacht",
heeft zich gemengd in het koor van de
West-Duitse pers en openbaar herstel ge-
eist van de „eer" van de Duitse soldaat als
„essentiële voorwaarde" voor de eventuele
toetreding van Duitsers tot een nieuwe
„Wehrmacht".
Het te Hamburg verschenen mededelin
genblad van de „Bruderschaft" zegt dat de
kwestie van de Duitse herbewapening bin
nenkort definitief zal moeten worden ge
regeld.
De „Bruderschaft", zo meldt Reuter nog,
onderhoudt een staf voor het maken van
plannen en heeft haar eigen geheime
dienst. Naar verluidt zou zij gedéiailleerde
plannen hebben ontworpen voor een toe
komstig Duits leger of een Duits contingent
in een West-Europees defensiestelsel.
Eenzelfde geluid als in het blad van de
„Bruderschaft" wordt gehoord, klinkt ook
door in vertrouwelijke mededelingen, welke
onder de leden van de hoogste leiding van
„het verbond van vroegere leden van de
Wehrmacht" zijn verspreid. Deze organisa
tie werd in het leven geroepen ter bescher
ming van de financiële en wettige rechten
van voormalige beroepsmilitairen: „Geen
beroepsmilitair zal een wapen aanraken
voordat onze eer is hersteld", heet het in
„richtlijnen voor de betrekkingen met de
pers" aan plaatselijke leiders van de orga
nisatie. In
EEN MERKWAARDIG BOEK
De bevrjjde macht. George Orwell:
1984. Vertaald door Halbo C. Kool.
N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam.
In 1984 zijn er nog drie naties op de
wereld: Oceanië (de Amerika's en Engeland),
Eurazië (Europa en Rusland) en Oostazië;
Afrika blijft over en dient tot strijdperk en
twistappel in de onafgebroken oorlogen, die
de drie landen in wisselende bondgenoot
schappen met elkaar voeren. Misschien is er
in werkelijkheid geen oorlog: de bevolking
van Luchtstrook 1 van Oceanië (Engeland)
kan het niet controleren, afgesloten als zij is
van de buitenwereld. Maar of de oorlog be
staat of niet, beslecht zal hij in ieder geval
nooit worden, alleen al omdat hij nodig is
voor de eenheid van de bevolking, die in de
vijand een object voor gemeenschappelijke
haat vindt. Daartoe dient ook de figuur van
Emanuel Goldstein, de legendarische aan
stichter van een opstand jaren geleden, die
er nog steeds op uit is de sociale ordening
volgens de principes van „Engsoc" te ver
nielen, naar de staatspropaganda verzekert.
Overeenkomstig de leer van Engsoc (afge
leid van Engels socialisme) is de gemeen
schap in drieën verdeeld: Kernpartij, Rand-
partij en proles. De leden van de kernpartij
zijn de heersers, die van de Randpartij hun
ambtenaren; de proles vormen de massa, die
in een soort vrijheid leeft zonder leiders
beginnen zij toch niets, en degenen onder
hen, die meer dan gemiddelde begaafdheid
tonen, worden in de Randpartij gehaald en
gevormd, of uit de weg geruimd. Meer zorg
geeft de Randpartij: de leden daarvan heb
ben in hun werk wat inzicht nodig, en moe
ten daarom nauwer worden gecontroleerd
door spionnage, waarin ook kinderen zich
kunnen onderscheiden, en door het tcle-
scherm, een televisie-toestel dat ieder lid op
zijn kamer heeft, en dat in twee richtingen
werkt. Als de Dunkpolitie het adres inscha
kelt, kan zij vrij de Randpartijman, die het
niet merkt, observeren; een gebaar of een
blik kan voldoende zijn voor een arrestatie
op grond van misdunk (thoughtcrime), wat
verraad aan de beginselen van Engsoc
Leidende klassen hebben in de geschie
denis altijd, sneller of langzamer, hun posit'
verspeeld. Dat zal de Kernpartij niet gebeu
ren: door zich uitsluitend op de macht te
concentreren, zich piet te laten afleiden van
het kweken van haat en wantrouwen en
dank zij het feilloze telescherm zal zij het
gebruikelijke lot ontgaan.
Om de vereenzelviging van Engsoc met
waarheid (en vijand met leugen) te bewaren
voor de gevolgen van de inconsequentie, die
de omstandigheden vergen, wordt de tech
niek van „dubbeldunk" gebruikt. „Dubbel-
dunlc betekent het vermogen, er in de geest
gelijktijdig twee tegenstrijdige overtuigingen
op na te houden en ze beide te aanvaarden".
Wordt die techniek algemeen aanvaard, dan
is het zelfstandige denken murw en gereed
om alles op te brengen, wat de Kernpartij
ervan verlangt. Miniwa, het Ministerie van
Waarheid, heeft tot taak ieder document van
het verleden voortdurend aan te passen
aan de waarheid van de dag; een afwijkende
mening kan nergens bevestiging vinden.
Op Miniwa werkt Winston Smith, die lid
is van de Randpartij. Hij is dagelijks bezig
met de correctie van historische gegevens,
maar hij is niet overtuigd. Hij heeft een ge
voel dat er een andere waarheid moet zijn.
Niet omdat hij „het van dichtbij meemaakt",
want het gaat niet om die scherfjes waarheid
die hij behandelt, en waarvan de verdraaiing
hem onberoerd laat. Maar doordat een kiem
van onafhankelijkheid in hem is blijven
leven pleegt hij op zijn kamer in een nis
waar het telescherm hem niet kan zien, mis
dunk in een dagboek. Hij ontmoet Julia, die
aan hetzelfde schuldig is; enkele maanden
lang hebben zij een geheime liefdesverhou
ding niet alleen is Winston officieel ge
trouwd, maar bovendien wordt persoonlijke
liefde niet getoteleerd door de Partij. Ten
slotte worden zij gearresteerd, als zij boven
dien nog verbinding hebben gezocht met de
ondergrondse organisatie van Emanuel Gold
stein hun contaclman blijkt een leider van
de Dunkpolitie te zijn.
Winston wordt bepraat en gemarteld tot hij
tenslotte de kern van zijn zelfstandigheid
opgeeft en verraadt: zijn liefde voor Julia.
Dan wordt hij vrijgelaten, een willoos wrak.
De Partij maakt geen martelaren; over een
jaar of wat, als niemand meer aandacht
voor hem heeft, zal hij wel worden opgepakt
en „gevaporiseerd".
Het is makkelijk te zien dat voor dit beeld
van de wereld van 1984 de ideeën zijn ver
strekt door het huidige Rusland; maar daar
om gaat het nog niet aan van een waar
schuwing te spreken. Had Orwell een gemo
tiveerd Past allen op! willen roepen, dan
was zijn verhaal niet zo gespannen en
angstaanjagend geworden, en was hij er ten
slotte zelf in superieure wijsheid buiten blij
ven staan.
Dat is niet gebeurd; het: verhaal geeft de
hardste vorm aan het probleem, dat Orwell
op uiterst persoonlijke manier heeft onder
vonden. In een roman als Burness Days en
een essay als Boys' Weeklies zijn het voor
oordelen, systeemloze gedeelde overtuigin
gen, die de. gemeenschap bijeen houden; in
1984 en in de fabel Animal Farm. dat voor
1984 de voorgeschiedenis geeft, zijn het
sociale heilsleren, gesystematiseerde gedeel
de overtuigingen. De tweede zijn natuurlijk
erger dan de eerste, maar Orwell veraf
schuwt beide soorten evenzeer; ook de eerste
soort kweekt die macht, waar het hem om
gaat en waarvoor hij een sterk ontwikkeld
gevoel heeft: het vermogen om het directe,
persoonlijke, levende denken te verstikken.
Beide soorten zijn veralgemeningen en dus
vereenvoudigingen, die waarheidspretenties
krijgen, niet ontleend aan hun directe her
komst uit de ervaring, maar aan hun ver
diensten voor beveiliging, voor gemakke
lijker leven,
Daarmee correspondeert nu aan de andere
kant geen geloof in de onafhankelijke mo
gelijkheden van de enkeling. Orwell haat de nen: Nergens.
smelly little orthodoxies van tegenwoordig
juist zo omdat zij de enkeling zijn kansen
benemen op verwezenlijking van een mense
lijkheid waarvoor wel de eigenschappen,
maar niet de maatstaven persoonlijk aan
wezig zijn. Ook in Winston Smith vindt men
alleen deze eigenschappen; verder is hij een
mens zonder bijzondere kwaliteiten, niet
alleen omdat dat in de logica van het ver
haal de eis was om hem de grote revolutie
zo lang te laten overleven, maar ook omdat
hij zijn aanleg zonder de behulpzame vor
men van een gemeenschap niet kon ontwik
kelen.
Die behulpzaamheid kan positief of nega
tief zijn. Dat wil zeggen: men kan zowel in
overeenstemming met bestaande vormen zijn
aanleg uitwerken, als juist er tegenin. In
beide gevallen ontwikkelen de vormen zich
door individueel ingrijpen; de enige vc
waarde is dat zij ter vrije beschikking staan
van wie ze wil aanvaarden of verwerpen.
Is die vervuld, dan blijft in algemene zin de
geest in leven; en dan heeft Orwell alleen
een afkeer van de afzijdigheid van de meer
derheid, die zich voor het gemak aan allang
als gemeengoed verbleekte producten van
die levende geest vasthoudt.
In Oceanië van 1984 komt de behulpzaam
heid niet meer voor; alle vormen van den
ken zijn opgeslokt door Dubbeldunk (de drie
slogans: Oorlog is vrede, Vrijheid is sla
vernij, Onwetendheid is kracht), en wie
Dubbeldunk zelf probeert aan te tasten
wordt vernietigd door de absolute macht.
Niet door het vrije gebruik van de gegeven
vormen door iedereen zijn de gemakzuchtige
gemeenplaatsen van de meerderheid ver
vangen, maar door de totale vormeloosheid,
waarbinnen het enige middel voor een waar
heid, om gehandhaafd te worden de macht
is; en de moderne technische middelen ma
ken het een macht mogelijk, deze handha
ving op zich te nemen.
Waar de wil tot macht en het denken, dat
iedere vaste vorm als .betwistbaar afwijst,
elkaar ontmoeten, ontstaat voor Orwell
Oceanië. Omdat ze elkaar aantrekken, is de
ontmoeting onvermijdelijk. Orwell is veel te
eerlijk om deze consequentie te ontvluchten,
of de grimmigheid van het resultaat te ver
zachten. Hij wijst zelf de vaste vormen af.
en h?i is zich te goed bewust van de macht
die zelfs een vooroordeel in beperkte kring
over de enkeling kan hebben, om zich de
illusie te maken dat een aantal enkelingen
tegen de macht van een wereldbeheersende
overtuiging iets uit kan richten. In de
machtspractijken van het communisme vindt
hij zijn vrees bewaarheid; dat is wat de hele
wereld te wachten staat.
Ten prooi aan' een dergelijke visie blijft
Orwell onverzoenlijk; hij schrijft een stijl
die, een enkele verrassende wending daar
gelaten, zo strak is als de uitbeelding van
een ontluisterd ménselijk Bestaan maar kan
vergen. Daarin behoudt zijn eigen vrees al
haar angstaanjagende kracht; wie meer ver
trouwen heeft in bepaalde fundamenten van
de vrijheid, en meent wel een antwoord te
weten op de vraag waar de uitweg is, za"
toch het antwoord van Orwell niet misken-
J. J. P.
OVER MUZIEK
MONTEVERDI
Ruim honderd jaar voordat Bach het le
venslicht aanschouwde was in Cremona
Monteverdi geboren. Het was in 1567. De
Romeinse meester Palestrina was toen in
de kracht van zijn leven. En omstreeks
1600, toen Monteverdi dus de volle rijpheid
van zijn scheppingsvermogen beleefde, had
in de muziek de Renaissance plaats. Mon
teverdi was in die jaren de hofmusicus van
de hertog van Mantua, Vicenzo I. Hij was
bü de prachtlievende vorst kapelmeester,
organist, violist, zanger en componist. Hij
had te zorgen voor de kerkmuziek en voor
de balletten, voor de kamermuziek en voor
de muzikale begeleiding bij het toneel,
voor de opluistering der tournooien en der
maaltijden! Tussen deze bedrijven door was
de „maestro della musica" de componist
van motetten en madrigalen, later ook van
opera's.
Tot zijn veertigste jaar was ook voor
hem de koormuziek zonder begeleiding de
kunst bij uitnemendheid. Langer dan hon
derdvijftig jaar reeds beheerste deze mu
zikale denkwijze Europa en de hoogste
bloei triompheerde in Italië. Zijn beroemde
leraren, als Ingegneri en Cypriaan de Rore
waren hem voorgegaan in de diepzinnige
techniek van die kunst, waarin alle zang
partijen even belangrijk waren. Zo waren
dé muzikale geslachten der Italianen ver
groeid met deze stijl dat een andere uiting
vap hun muzikaal sentiment niet bestaan
baar leek. In de andere kunsten, in de ge
hele levenshouding reeds lang de geest van
de Renaissance; de muziek au fond toch
altijd het minst verbonden met de wereld
kende nog geen omwenteling. Nochtans
zou ook de verhieuwde intelligentie de le
vende gestalte der muziek bepalen: de
koorslijl der middeleeuwen werd veroor
deeld, de solo-kunst met een hofhouding
van instrumentale muziek werd ingevoerd.
Deze in het wezen der muziek diep
ingrijpende verandering, door enige aristo
craten in Florence opgeroepen, gebeurde
tijdens de jaren waarin Claudio Monteverdi
tot volle macht, van zijn muzikale artistici
teit was gekomen. Wie weet met hoeveel
vuur in de kring van Vincenzo te Mantua
over de nieuwe Florentijnse beweging is
geredetwist. Zeker is het dat de jonge
idealen van een dramatische muziek, waar
van de kracht moest spreken door acteren
de solisten, aan het hof overwonnen. Nau
welijks een jaar of acht na de eerste
verschijnselen van de nieuwe stijl zette
Monteverdi zich tot het componeren van
een opera: „Orfeo". De componist die zich
tot die tijd als magister had doen kennen
in de traditionele koormuziek, toftade zich
in deze opera, meteen een meester in de
nieuwe stijl.
Als men bedenkt dat het verschil tussen
deze opera-kunst en de koormuziek, waar
van Palestrina het laatste genie uitmaakte,
van zodanig fundamenteel belang was dat
alle latere stijlwisselingen daarbij verge-
lek.n kleinigheden zijn, dan wordt men
voor het muzikale vermogen van Monte
verdi met bijzondere bewondering ver
vult. Want de opera „Orfeo" moet alles
overtroffen hebben wat de begaafde Flo-
rentijnen voor hem als voorbeeld hadden
gesteld en evenzeer waren zijn koren die
volgens de traditie waren gecomponeerd
uitzonderlijk door persoonlijke inspiratie.
Trouwens: deze motetten en madrigalen,
waarvan meer bewaard is gebleven dan
van zijn latere opera-muziek, zijn door de
nieuwe stijl nooit verdrongen en behiel
den hun schoonheidswaarde. Uit dit brede
gebaar der natuur kunnen de jagers naar
vernieuwing leren dat een verandering
geen veroordeling behoeft in te houden.
De opera „Orfeo" maakte een triomf
tocht door Italië. Tegen het einde van het
zelfde jaar gaf de hertog van Mantua aan
zijn componist de opdracht tot het maken
van een nieuw „dramma per musica". Het
vervaardigen van de tekst werd thans op
gedragen aan de dichter Rinuccini. Deze
Rinuccini had al enige roem door de tek
sten welke hij voor de Florentijnse com
ponisten had geschreven. Het nieuwe werk
heette „Arianna". De opera is verloren ge
gaan; slechts het alom beroemde, onster
felijke „Lamento" is overgebleven. Men
zegt dat Monteverdi in later jaren dezelf
de lyrische muziek gebruikte voor een
klaagzang van Maria bij het graf van
Christus.
De behoefte tot het schrijven van mu
ziek, geïnspireerd door religieuze teksten,
heeft de meester trouwens nooit verlaten.
Zijn vorstelijke grootheid als artist had de
omwenteling slechts als een gebeurtenis
beschouwd, die hem in door hem te be
oordelen omstandigheden nuttig zou zijn.
En zo was hij in staat om na een indruk
wekkende opera voor het hof een zuiver-
vocale Mis voor zes koorstemmen te
schrijven welke hij opdroeg aan Paus
Paulus V. Het was in het najaar van 1620
dat hij naar Rome reisde om zijn nieuwe
werk aan te bieden. Na acht jaar was hij
in Mantua terug. Maar de grootheid van
het hof zou niet eeuwig duren: Vincenzo
stierf en zijn zoon liet Monteverdi aan zijn
lot over. Een eindeloos geharrewar over
gelden, welke de hertogen aan de compo
nist schuldig bleven, zou de musicus tot
zijn dood hinderen.
Mijn bestek is te kort om u nog te ver
tellen van zijn tweede glorieuze levens
periode, in Venetië, waar hij in de kerk
van San Marco kapelmeester werd en
waar hij voor de procuratoren der repu
bliek allerlei festiviteiten tot muzikale
feesten maakte. In de herfst van 1643 is
Monteverdi overleden.
HENDRIK ANDRIESSEN
ADVERTENTIE
Voor alle merken STOFZUIGERS
vanaf 2.50 per. week
GEN. CRONJéSTRAAT 43
KRUIDBERGEUVVEG 51 - SANTPOORT
TEL. 1GOE0—17696
ZEEPOST VOOR MILITAIREN.
Post bestemd voor naar Nederland terug
kerende militairen aan boord van het troe
penschip „Cameronia", welke in een der
tussenhavens zal worden uitgereikt, moet
uiterlijk op 21 Augustus in Nederland ter
post worden bezorgd. Behalve de gebrui
kelijke gegevens moet het adres de ver
melding bevatten: Aan boord van het
troepenschip „Cameronia", op thuisreis
naar Nederland, de naam van de vermoe
delijke tussenhaven mag niet worden
vermeld.
ADVERTENTIE
Heringa Wuth rich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANOERS