Hartendorp Litteraire Kanttekeningen Viervausiige werking vin CSiefarioe „4". CMrIMA SCHOOLBOEKEN Een tuinbouwer uit Rijnsburg ontdekte Zandvoort 1991191,1 'I n ieuwe Uitgaven Zaterdag 19 Augustus 1950 ARTHUR VAN SCHENDEL: „Herdenkingen" (Deel 13 van de Serie „De Eik", 3. M. Meulenhoff, Amsterdam) W'EINIG „MODERNE" schrijvers heb ben onmiddellijk of middellijk weinig van hun leven medegedeeld als Arthur van Schendel. Autobiografisch sprak hij z-ich nimmer uit en ook zijn werk, hoewel woord voor woord gedragen dooi de levenssfeer die hem eigen was: een mild-wijze bespiegeling en vroom ontzag voor het raadsel van ons aards bestaan, meed het persoonlijke angstvallig. Een schroom, „dit mengsel van eerbied en kiesheid", een voorname bescheidenheid, weerhield hem er van eigen wederwaar digheden anders dan symbolisch dus boven-persoonlijk in zijn romans en novellen te betrekken. „Fratilamur", de in 1928 verschenen vertelling, sinds lang niet meer verkrijgbaar, maakte daarop een uit zondering. Men kon het zich denken: zoals deze zwerversnatuur, gelokt door een vreemde, schone verte, het hart vol muziek, de ogen glanzend van stille verrukking om de betovering die zo rijkelijk om hem heen ligt gespreid, deze van weemoedig ver langen vervulde dromer die, daartoe ge maand door zijn genius, zijn onzichtbare begeleider, het dichterschap aanvaardt als levenstaak, zó moet wel de jonge Van Schendel zijn geweest ten tijde dat hij voor het eerst zijn stem herkende, zijn rhythme, zijn „maat en klank", om er een leven lang trouw aan te blijven. „Fratilamur" opent de door G. H. 's-Gra- vesande verzamelde hier besproken bundel, die het weinige samenvat waarin Van Schendel, merendeels tijdens zijn laatste levensjaren, enkele herinneringen te boek 6telde: de dertien in versvorm geschreven „Herdengingen" werden in de zomer van 1944 geschreven; „Dromen", een beschou welijk essay, voor het eerst gepubliceerd, stamt uit dezelfde tijd; alleen „Grammar School" is van oudere datum, van 1937. Vermoedens, die in een jarenlang ver trouwd verkeer met 's schrijvers werk al lengs tot zekerheden werden, vinden in deze kostbare autobiografische gegevens hun bevestiging. Dagdromen,.die hem weg voerden van het dagelijkse doen der we reld, heeft Van Schendel vele gehad; ze verleenden aan zijn proza de vragende, mijmerende zinsmelodie, het stemgeluid van een mens aan wie het vergund was dingen te zien, kleuren, gestalten, gezich ten „die voor andere ogen verborgen blij ven". Maar dat ook de droom van de slaap, vagelijk of in heldere beelden, zich na zijn ontwaken zozeer bestendigde, dat hij ging deelnemen aan het creatieve werk, is een „bekentenis", in „Dromen" voor het eerst neergeschreven. „Altijd weer", heet het daar en dat is de Van Schendel van „Fratilamur", van „Angiolino", de beide „Zwervers", „Maneschijn" en „Nachtge daanten" „altijd weer dwaalde ik tastend in een gebied waar de scheiding lag tus sen hier en 'daar. Is dit de mist van het onuitsprekelijke, waar gedaanten die geen lichaam hebben worden waargenomen en geluiden geen klank, ofschoon ze worden gehoord?" Dat is geen ".occultisme", het is de onzienlijke waarneming van de „ziener-" Van Schendel, die bij herhaling de droom droomde, begeleid te wonden door één, die hem woorden influisterde waarin iets na klonk van een „zielsgeheim" „door een gelaat, meer weet ik er niet van, wel dat ik nooit een schoner heb gezien noch dieper droefheid heb gekend. Het is een droom die de hoge ruimte maakt in het hoofd voor stilte en ontzag en gevouwen handen". Stilte en ontzag en gevouwen handen: wijding kan men dat noemen, warm-tedere en bezonnen liefde voor het geschapene en zijn oorsprong, voor het wonder, het onnaspeurlijke dat méér is dan ogen zien en oren horen kunnen, voor „het raadsel en mysterie". Van Schendel heeft geen woord op papier gezet of het was daardoor aangeraakt en van dat geheimenis vervuld. Zelfs de beelden der herinnering, de „Her denkingen", neergeschreven in versmaat zonder de pretentie van het gedicht door een eenzaam man in het voorgevoel van het einde zijner jaren, gescheiden door de oorlog van zijn vaderland-in-nood boven dien, dragen er de bekoring van mee. Ge- zeten op een groene heuvel het zal in Sestri Levante zijn geweest herdenkt hij de dichters die hem boven allen lief waren: Shakespeare, Milton, Cowper, Worsdworth, en rekent hen, „die nog niet wisten dat het licht der eigen wereld niet vergaat", tot de /gezegenden, even geze gend als de dankbaar bezongen weegbree „met zijn pluim als zeldzaam kantwerk staand", simpel bermkruid, dat artsenij heet te zijn tegen de blindheid, waarvoor Van Schendel eens zozeer beducht was. Naar voorbije jaren gaan zijn gedachten uit, naar zijn dierbaar land, zijn Amster dam en Haarlem, naar „De Hout" vooral waar „het eerst de weemoed in het donker voor mij speelde": „Eenzaamheid" heet dit gedicht, dat het thema van „Fratila mur" herhaalt: de eenzaamheid van de verzonken-vervoerde, de dwalend-luiste rend e die talmde „langs bomen onbewogen voor het vragen van rusteloos verlangen zonder einde, en 't antwoord steeds die oude melodie van geen vervulling, altijd eenzaamheid". Eenzaamheid dat was inderdaad „de tover die hem riep en ving". Daarin groeide de gewijde stilte van zijn proza, van daar kwamen de woorden aangedreven, woor den die, zoals hij dicht in „Taal", voor hem warmte en licht gelijkelijk waren, „met eigen hart en eigen spraak die woning zoeken in een mensenziel of zingend blijven zweven in 't heelal." Na Engeland, waar cle dromer tot schrij ver werd, na Tuxford, Londen, Stratford- on-Avon, herleeft ook het Amsterdam van '83, waar nog eens de jonge Van Schendel dwaalt door de binnenstad en langs grach ten waaraan „Het Oude Huls' 'en de gracht huizen uit „Voorbijgangers" moeten heb ben gestaan de grachten „groen en on bewogen, het water onder 't loof in zomer- praal, de huizen stil. en door de ha venbuurt met haar geuren „van hout en teer en touw" die de „De Waterman" krui den en „Het Fregatschip". Nog eens zit hij te zaam met vrienden in café „Mast" op 't Rembrandtplein, met „de roem" die daar placht te komen, de „mannen van de pen": Hein Boeken „met rode krullen en 'n blauw pak aan", Willem Kloos starendein de verte, maar klaarder ziende dan wij met ónze ogen, en Willem Witsen „die nog naar Londen rook" mannen van „De Nieuwe ADVERTENTIE Wanneer zware hoofdpijn, hevige periodieke- of andere pijnen niet te verdrijven zijn, neem dan eens Chefarsne „4". Elk tablet bevat vier wereldberoemde geneesmid delen. Eén ervan - Chefarox - zorgt dat zelfs de gevoeligste maag toch niet van streek raakt. ga u ADVERTENTIE voor alle inrichtingen van onderwijs SCHOOLBOEKHANDEL H. DE VRIES Jacobijnestraat j Ged. Oude Gracht 27-270 Gids", bezeten nog door da-omen van schoonheid, vurig, strijdvaardig, dronken van levenslust: een uitgestorven dichter generatie, waaruit die jonge Van Schendel, al dan niet neo-romanticus, is voortgeko men. Flaubert heeft eens geschreven, dat de kunstenaar zich in zijn werk moet open baren zoals God in de natuur: alomtegen woordig en. onzichtbaar. Van Schendel voldeed onvoorwaardelijk aan de strenge eis: „alomtegenwoordig" was hij in het bovenpersoonlijke. Van de „onzichtbare" Van Schendel, de mens die zich bijna ano nym op de achtergrond hield van zijn levenswerk, worden we in deze bundel „Herdenkingen" althans iets gewaar, bin nen de grenzen van eenvoud en beschei denheid die hij uit ziele-adel zozeer in acht nam. Van Schendels bewonderaars zullen deze terughoudendheid respecteren en zich dankbaar gevoelen voor deze ont moeting met de mens Van Schendel omdat zij mèt hem weten dat het met woorden is als met alle gaven: ,voor d'een slechts lucht, wat 'onbegrepen klank, voor d'ander al wat hij terug kan geven. C. J. E. DINAUX 125 jaar geleden Boeiend relaas van opkomst, bloei en tegenslagen van een badplaats Ageoda vooir Haarlem ZATERDAG 19 AUGUSTUS Rembrandt: „Een avontuur in Napels" (ge prolongeerd), 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „The time, the place and the girl", alle leeft., 2, 4,15,. 7 en 9.15 uur. Luxor: „De mooiste tijd van. je leven", (geprolongeerd), alle leeft.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Twee maal twee is twee", alle leeft., 11 uur; „Rin kelende sporen", 14 j„ 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Apache rose", 14 j„ 2.30, 7 en J).15 uur. Frans Hals: „Een avontuur Sumatra". 14 j., 2.30. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 20 AUGUSTUS Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 21 AUGUSTUS Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Binnenkort is het 125 jaar geleden, dat door een ondernemend man, wiens naam 'n belangrijke plaats in de Zand- voortse annalen zou gaan innemen, een aanvang gemaakt werd met de bouiu van een hotel aan de kop van de Kerkstraat. In 1826 werd het in be drijf gesteld en daarmee begon de historie van „Hötel Driehuizen", het oudste hötel, dat Zandvoort heeft ge kend, totdat het in 1942 met zovele andere aan de slopershand niet ont kwam. De naam Driehuizen vinden wij in de ge schiedenis van Zandvoort reeds in het be gin van de vorige eeuw. Het was toen, dat deze heer Driehuizen, die zich in Rijns burg toelegde op de bloemkoolteelt, naar Zandvoort kwam, omdat daar de „Vijf voeten" (zeesterren) werden gevangen, dio als mest voor deze teelt bijzonder goed voldeden. Driehuizen was voor geen klein tje vervaard. Vaak kwam hij lopende van Rijnsburg naar Zandvoort, om dezelfde weg ook weer terug te wandelen. De Zand- voortselaan was in die tijd nog een rul zandpad met een breed, diep karrespoor in het midden, in de wintermaanden vol modderige kuilen en van enige bebouwing was nog geen sprake. De heer Driehuizen kreeg meer en meer oog voor de mogelijkheden van Zandvoort als badplaats. Het dorp bestond in die dagen hoofdzakelijk van de visvangst. Hij liet zijn bloemkoolteelt in de steek en ves tigde zich blijvend in Zandvoort in een huis aan de Kleine Krocht. In de na-zomer van 1825 werd zijn ge dachte, een hötel te bouwen, werkelijkheid en een jaar later stond hötel Driehuizen aan de kop van de Kerkstraat, waai- het langer dan een eeuw zou blijven staan en zo'n een belangrijke rol zou spelen in het Zandvoortse bedrijfsleven. Het werd tot 1831 toen hötel „Groot Badhuis" werd gebouwd omdat het het eerste huis was, dat twee verdiepingen telde, het „hoge huis" genoemd, een naam, die ook na de bouw van hötel „Groot Badhuis" nog lange tijd in zwang bleef. „Groot^ Badhuis" werd gebouwd in 1831 door een combinatie van aandeelhouders uit Aerdenhout, die gedurende enige tijd per jaar gaarne aan zee wilden logeren. Om Zandvoort gemakkelijk te kunnen be reiken, werd bij de bouw van „Groot Bad huis" tevens een straatweg aangelegd van Aerdenhout naar Zandvoort, weliswaar een smalle straatweg, maar toch heel wat beter begaanbaar dan het rulle zandpad vóór die tijd. Twee tollen zorgden ervoor, dat de nieuwe Zandvoortselaan haar geld op bracht, de eerste lag aan het beginpunt van Aerdenhout, de tweede aan het begin van Zandvoort. Dat alles was omstreeks 1832. Postwandelaar In die dagen liep de oude Jacob Weber, die toen in Zandvoort postbode was, drie keer per dag heen en weer naar Haarlem met post. Zandvoort had toen nog geen postkantoor, alleen een brievengaarder, die in de Poststraat woonde, een straat, die heden in Zandvoort nog altijd bestaat, evenals het huis van deze functionaris. Straatnamen waren onbekend. Men had alleen de Kerkstraat, de Grote en de Kleine Krocht en een verzameling van steegjes en slopjes bekend als „Noord- en Zuidbuurt". Dit was het pittoreske deel van de huidige badplaats, waarvan door de sloop in 1942 en 1943 zoveel verloren ging. Dagelijks kwamen in Zandvoort de vis sersschuiten aan het strand en hield de oude Floor Molenaar daar afslag, waarna de vis door de Zandvoortse vrouwen met een ben op de rug naar Haarlem werd ver voerd, hetzij langs het Visserspad, dwars door de duinen, hetzij langs de Zandvoortselaan. Allures Maar toen hötel Driehuizen verrezen was en enkele jaren daarna óók „Groot Badhuis", werd dat alles anders. Toen be gon Zandvoort meer en meer allures van badplaats te verkrijgen. Het ging nog wel wat stroef in het begin, maar het ging in steeds sneller tempo en al spoedig' ver schenen de badkoetsjes. In de eerste tijd werden hoofdzakelijk zeewater-binnen baden gebruikt. In grote badkuipen nam men in het hotel een zeewater-bad. Met de komst van de badskoetsjes kwamen de buitenbaden en begaf men zich schoor voetend in het zilte nat, vrouwen en man nen streng gescheiden. De dames, gekleed in een lange broek met opstaande rand jes, liepen dan tot aan hun kuiten in het water, gaven 'elkaar een hand en dansten een poosje met de badvrouw in 'n kringetje rond. Het gebeurde wel eens, dat een nieuwsgierig mannetje wilde gaan kijken, maar nauwelijks had de badvrouw zo'n boos opzet ontdekt, of ze vloog erop af en verjoeg de schaamteloze indringer. In vroeger tijd was in hötel Driehuizen eveneens het raadhuis gevestigd. De bur- ■mmm Hötel Driehuizen zoals hel er in 1902 uitzag. gcmeester was tevens gemeente-secretaris. Een zoon van de stichter van het hotel werd in 1864 getrouwd in zijn eigen huis en vandaar ging het naar de kerk. In 1873 werd het raadhuis verplaatst naar de Kerkstraat. Uitbreiding Hötel Driehuizen breidde zich in de loop der jaren steeds meer uit. Het groeide en bloeide. Er kwam een stalhouderij, een grotere badgelegenheid en toen de zoon van de stichter, die zelf weer twee zoons had, in 1901 stierf, werd de zaak gesplitst en kreeg de ene zoon het beheer over het hotel, de andere over de stalhouderij en de badgelegenheid. De laatste zoon, de heer D. Driehuizen, thans 83 jaar oud, leeft nu stil in de plaats, waarin hij zulk een be langrijke figuur was. Vele vooraanstaande gasten herbergde hötel Driehuizen in de loop cler jaren en ook de stalhouderij stond in hoog aanzien. In 1884 logeerde in huize „Paula" keizerin Elizabeth van Oostenrijk, die boven de eigen équipage de brikken van Driehuizen prefereerde. Het hötel-leven van toen was erg ge compliceerd. Waterleiding was er niet, het water werd opgepompt in een groot reser voir, electrisch licht was er evenmin. „Driehuizen" was het eerste hötel in Zand voort, dat het kreeg. Het gas kwam pas na het electrisch licht. Elke dag opnieuw moest een groot aantal olielampen wor den verzorgd en de gasten maar klagen. De een riep, wanneer de lamp walmde, de andere, wanneer de lamp brandde „met een punt" waardoor een ongelijke vlam ontstond. Afbraak De Duitsers maakten in 1941 een „Gast- wirtschaft" van „Driehuizen". Tijdens de De Kerkstraat in Zandvoort toen deze eeuw nog maar twee jaren oud was. De bewoners hebbenzoals uit deze foto blijkt, hun best gedaan zo voordelig mogelijk op het plaatje te komen. grote afbraak ontkwam het evenmin als de andere hotels aan de sloop-manie. Er bleef geen steen meer van staan. Het zo riskante seizoenbedrijf bracht ook voor „Driehuizen" vele ups en downs in de loop der jaren. Van de oude heer Driehuizen stamt de bekende uitspraak: „De seizoen-exploitant eet in de winter op, wat hij in de zomer verdient, omdat de tijd van verdienste te kort is". Om een indruk te geven, welk een voor aanstaande plaats deze familie in het Zandvoortse leven innam, vermelden we, dat de thans 83-jarige heer D. Driehuizen, veertien jaar lid was van de gemeente raad, 33 jaar kerkvoogd, van de oprich ting lid van de strandpachtersvereniging en van de oude Vereniging voor Vreemde lingenverkeer. Ook vader en grootvader waren in dit opzicht vooraanstaande figuren. Geslachten komen en geslachten gaan. Dat van Driehuizen heeft meer dan een eeuw het Zandvoortse bedrijfsleven zo niet beheerst, dan toch in elk geval daarin een belangrijk aandeel gehad. De bouw van hötel Driehuizen, nu 125 jaar geleden, was de eerste stoot tot ontwikkeling van. Zand voort als badplaats, een ontwikkeling, die men zeker in de eerste tientallen jaren daarna niet had kunnen dromen en niet had durven voorspellen, doch die tenslotte te danken is geweest aan de pioniers, die met ijzeren volharding en taai doorzet tingsvermogen, ondanks vele tegenslagen en dikwijls onder moeilijke omstandig heden hebben volgehouden. Bij deze pio niers wordt het geslacht Driehuizen met ere genoemd. „Bruderschaft" eist „eerherstel" voor Duitse soldaat Uit Hamburg meldt Reuter: De „Bruder schaft", een organisatie van voormalige hoge officieren van de nazi-„Wehrmacht", heeft zich gemengd in het koor van de West-Duitse pers en openbaar herstel ge- eist van de „eer" van de Duitse soldaat als „essentiële voorwaarde" voor de eventuele toetreding van Duitsers tot een nieuwe „Wehrmacht". Het te Hamburg verschenen mededelin genblad van de „Bruderschaft" zegt dat de kwestie van de Duitse herbewapening bin nenkort definitief zal moeten worden ge regeld. De „Bruderschaft", zo meldt Reuter nog, onderhoudt een staf voor het maken van plannen en heeft haar eigen geheime dienst. Naar verluidt zou zij gedéiailleerde plannen hebben ontworpen voor een toe komstig Duits leger of een Duits contingent in een West-Europees defensiestelsel. Eenzelfde geluid als in het blad van de „Bruderschaft" wordt gehoord, klinkt ook door in vertrouwelijke mededelingen, welke onder de leden van de hoogste leiding van „het verbond van vroegere leden van de Wehrmacht" zijn verspreid. Deze organisa tie werd in het leven geroepen ter bescher ming van de financiële en wettige rechten van voormalige beroepsmilitairen: „Geen beroepsmilitair zal een wapen aanraken voordat onze eer is hersteld", heet het in „richtlijnen voor de betrekkingen met de pers" aan plaatselijke leiders van de orga nisatie. In EEN MERKWAARDIG BOEK De bevrjjde macht. George Orwell: 1984. Vertaald door Halbo C. Kool. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam. In 1984 zijn er nog drie naties op de wereld: Oceanië (de Amerika's en Engeland), Eurazië (Europa en Rusland) en Oostazië; Afrika blijft over en dient tot strijdperk en twistappel in de onafgebroken oorlogen, die de drie landen in wisselende bondgenoot schappen met elkaar voeren. Misschien is er in werkelijkheid geen oorlog: de bevolking van Luchtstrook 1 van Oceanië (Engeland) kan het niet controleren, afgesloten als zij is van de buitenwereld. Maar of de oorlog be staat of niet, beslecht zal hij in ieder geval nooit worden, alleen al omdat hij nodig is voor de eenheid van de bevolking, die in de vijand een object voor gemeenschappelijke haat vindt. Daartoe dient ook de figuur van Emanuel Goldstein, de legendarische aan stichter van een opstand jaren geleden, die er nog steeds op uit is de sociale ordening volgens de principes van „Engsoc" te ver nielen, naar de staatspropaganda verzekert. Overeenkomstig de leer van Engsoc (afge leid van Engels socialisme) is de gemeen schap in drieën verdeeld: Kernpartij, Rand- partij en proles. De leden van de kernpartij zijn de heersers, die van de Randpartij hun ambtenaren; de proles vormen de massa, die in een soort vrijheid leeft zonder leiders beginnen zij toch niets, en degenen onder hen, die meer dan gemiddelde begaafdheid tonen, worden in de Randpartij gehaald en gevormd, of uit de weg geruimd. Meer zorg geeft de Randpartij: de leden daarvan heb ben in hun werk wat inzicht nodig, en moe ten daarom nauwer worden gecontroleerd door spionnage, waarin ook kinderen zich kunnen onderscheiden, en door het tcle- scherm, een televisie-toestel dat ieder lid op zijn kamer heeft, en dat in twee richtingen werkt. Als de Dunkpolitie het adres inscha kelt, kan zij vrij de Randpartijman, die het niet merkt, observeren; een gebaar of een blik kan voldoende zijn voor een arrestatie op grond van misdunk (thoughtcrime), wat verraad aan de beginselen van Engsoc Leidende klassen hebben in de geschie denis altijd, sneller of langzamer, hun posit' verspeeld. Dat zal de Kernpartij niet gebeu ren: door zich uitsluitend op de macht te concentreren, zich piet te laten afleiden van het kweken van haat en wantrouwen en dank zij het feilloze telescherm zal zij het gebruikelijke lot ontgaan. Om de vereenzelviging van Engsoc met waarheid (en vijand met leugen) te bewaren voor de gevolgen van de inconsequentie, die de omstandigheden vergen, wordt de tech niek van „dubbeldunk" gebruikt. „Dubbel- dunlc betekent het vermogen, er in de geest gelijktijdig twee tegenstrijdige overtuigingen op na te houden en ze beide te aanvaarden". Wordt die techniek algemeen aanvaard, dan is het zelfstandige denken murw en gereed om alles op te brengen, wat de Kernpartij ervan verlangt. Miniwa, het Ministerie van Waarheid, heeft tot taak ieder document van het verleden voortdurend aan te passen aan de waarheid van de dag; een afwijkende mening kan nergens bevestiging vinden. Op Miniwa werkt Winston Smith, die lid is van de Randpartij. Hij is dagelijks bezig met de correctie van historische gegevens, maar hij is niet overtuigd. Hij heeft een ge voel dat er een andere waarheid moet zijn. Niet omdat hij „het van dichtbij meemaakt", want het gaat niet om die scherfjes waarheid die hij behandelt, en waarvan de verdraaiing hem onberoerd laat. Maar doordat een kiem van onafhankelijkheid in hem is blijven leven pleegt hij op zijn kamer in een nis waar het telescherm hem niet kan zien, mis dunk in een dagboek. Hij ontmoet Julia, die aan hetzelfde schuldig is; enkele maanden lang hebben zij een geheime liefdesverhou ding niet alleen is Winston officieel ge trouwd, maar bovendien wordt persoonlijke liefde niet getoteleerd door de Partij. Ten slotte worden zij gearresteerd, als zij boven dien nog verbinding hebben gezocht met de ondergrondse organisatie van Emanuel Gold stein hun contaclman blijkt een leider van de Dunkpolitie te zijn. Winston wordt bepraat en gemarteld tot hij tenslotte de kern van zijn zelfstandigheid opgeeft en verraadt: zijn liefde voor Julia. Dan wordt hij vrijgelaten, een willoos wrak. De Partij maakt geen martelaren; over een jaar of wat, als niemand meer aandacht voor hem heeft, zal hij wel worden opgepakt en „gevaporiseerd". Het is makkelijk te zien dat voor dit beeld van de wereld van 1984 de ideeën zijn ver strekt door het huidige Rusland; maar daar om gaat het nog niet aan van een waar schuwing te spreken. Had Orwell een gemo tiveerd Past allen op! willen roepen, dan was zijn verhaal niet zo gespannen en angstaanjagend geworden, en was hij er ten slotte zelf in superieure wijsheid buiten blij ven staan. Dat is niet gebeurd; het: verhaal geeft de hardste vorm aan het probleem, dat Orwell op uiterst persoonlijke manier heeft onder vonden. In een roman als Burness Days en een essay als Boys' Weeklies zijn het voor oordelen, systeemloze gedeelde overtuigin gen, die de. gemeenschap bijeen houden; in 1984 en in de fabel Animal Farm. dat voor 1984 de voorgeschiedenis geeft, zijn het sociale heilsleren, gesystematiseerde gedeel de overtuigingen. De tweede zijn natuurlijk erger dan de eerste, maar Orwell veraf schuwt beide soorten evenzeer; ook de eerste soort kweekt die macht, waar het hem om gaat en waarvoor hij een sterk ontwikkeld gevoel heeft: het vermogen om het directe, persoonlijke, levende denken te verstikken. Beide soorten zijn veralgemeningen en dus vereenvoudigingen, die waarheidspretenties krijgen, niet ontleend aan hun directe her komst uit de ervaring, maar aan hun ver diensten voor beveiliging, voor gemakke lijker leven, Daarmee correspondeert nu aan de andere kant geen geloof in de onafhankelijke mo gelijkheden van de enkeling. Orwell haat de nen: Nergens. smelly little orthodoxies van tegenwoordig juist zo omdat zij de enkeling zijn kansen benemen op verwezenlijking van een mense lijkheid waarvoor wel de eigenschappen, maar niet de maatstaven persoonlijk aan wezig zijn. Ook in Winston Smith vindt men alleen deze eigenschappen; verder is hij een mens zonder bijzondere kwaliteiten, niet alleen omdat dat in de logica van het ver haal de eis was om hem de grote revolutie zo lang te laten overleven, maar ook omdat hij zijn aanleg zonder de behulpzame vor men van een gemeenschap niet kon ontwik kelen. Die behulpzaamheid kan positief of nega tief zijn. Dat wil zeggen: men kan zowel in overeenstemming met bestaande vormen zijn aanleg uitwerken, als juist er tegenin. In beide gevallen ontwikkelen de vormen zich door individueel ingrijpen; de enige vc waarde is dat zij ter vrije beschikking staan van wie ze wil aanvaarden of verwerpen. Is die vervuld, dan blijft in algemene zin de geest in leven; en dan heeft Orwell alleen een afkeer van de afzijdigheid van de meer derheid, die zich voor het gemak aan allang als gemeengoed verbleekte producten van die levende geest vasthoudt. In Oceanië van 1984 komt de behulpzaam heid niet meer voor; alle vormen van den ken zijn opgeslokt door Dubbeldunk (de drie slogans: Oorlog is vrede, Vrijheid is sla vernij, Onwetendheid is kracht), en wie Dubbeldunk zelf probeert aan te tasten wordt vernietigd door de absolute macht. Niet door het vrije gebruik van de gegeven vormen door iedereen zijn de gemakzuchtige gemeenplaatsen van de meerderheid ver vangen, maar door de totale vormeloosheid, waarbinnen het enige middel voor een waar heid, om gehandhaafd te worden de macht is; en de moderne technische middelen ma ken het een macht mogelijk, deze handha ving op zich te nemen. Waar de wil tot macht en het denken, dat iedere vaste vorm als .betwistbaar afwijst, elkaar ontmoeten, ontstaat voor Orwell Oceanië. Omdat ze elkaar aantrekken, is de ontmoeting onvermijdelijk. Orwell is veel te eerlijk om deze consequentie te ontvluchten, of de grimmigheid van het resultaat te ver zachten. Hij wijst zelf de vaste vormen af. en h?i is zich te goed bewust van de macht die zelfs een vooroordeel in beperkte kring over de enkeling kan hebben, om zich de illusie te maken dat een aantal enkelingen tegen de macht van een wereldbeheersende overtuiging iets uit kan richten. In de machtspractijken van het communisme vindt hij zijn vrees bewaarheid; dat is wat de hele wereld te wachten staat. Ten prooi aan' een dergelijke visie blijft Orwell onverzoenlijk; hij schrijft een stijl die, een enkele verrassende wending daar gelaten, zo strak is als de uitbeelding van een ontluisterd ménselijk Bestaan maar kan vergen. Daarin behoudt zijn eigen vrees al haar angstaanjagende kracht; wie meer ver trouwen heeft in bepaalde fundamenten van de vrijheid, en meent wel een antwoord te weten op de vraag waar de uitweg is, za" toch het antwoord van Orwell niet misken- J. J. P. OVER MUZIEK MONTEVERDI Ruim honderd jaar voordat Bach het le venslicht aanschouwde was in Cremona Monteverdi geboren. Het was in 1567. De Romeinse meester Palestrina was toen in de kracht van zijn leven. En omstreeks 1600, toen Monteverdi dus de volle rijpheid van zijn scheppingsvermogen beleefde, had in de muziek de Renaissance plaats. Mon teverdi was in die jaren de hofmusicus van de hertog van Mantua, Vicenzo I. Hij was bü de prachtlievende vorst kapelmeester, organist, violist, zanger en componist. Hij had te zorgen voor de kerkmuziek en voor de balletten, voor de kamermuziek en voor de muzikale begeleiding bij het toneel, voor de opluistering der tournooien en der maaltijden! Tussen deze bedrijven door was de „maestro della musica" de componist van motetten en madrigalen, later ook van opera's. Tot zijn veertigste jaar was ook voor hem de koormuziek zonder begeleiding de kunst bij uitnemendheid. Langer dan hon derdvijftig jaar reeds beheerste deze mu zikale denkwijze Europa en de hoogste bloei triompheerde in Italië. Zijn beroemde leraren, als Ingegneri en Cypriaan de Rore waren hem voorgegaan in de diepzinnige techniek van die kunst, waarin alle zang partijen even belangrijk waren. Zo waren dé muzikale geslachten der Italianen ver groeid met deze stijl dat een andere uiting vap hun muzikaal sentiment niet bestaan baar leek. In de andere kunsten, in de ge hele levenshouding reeds lang de geest van de Renaissance; de muziek au fond toch altijd het minst verbonden met de wereld kende nog geen omwenteling. Nochtans zou ook de verhieuwde intelligentie de le vende gestalte der muziek bepalen: de koorslijl der middeleeuwen werd veroor deeld, de solo-kunst met een hofhouding van instrumentale muziek werd ingevoerd. Deze in het wezen der muziek diep ingrijpende verandering, door enige aristo craten in Florence opgeroepen, gebeurde tijdens de jaren waarin Claudio Monteverdi tot volle macht, van zijn muzikale artistici teit was gekomen. Wie weet met hoeveel vuur in de kring van Vincenzo te Mantua over de nieuwe Florentijnse beweging is geredetwist. Zeker is het dat de jonge idealen van een dramatische muziek, waar van de kracht moest spreken door acteren de solisten, aan het hof overwonnen. Nau welijks een jaar of acht na de eerste verschijnselen van de nieuwe stijl zette Monteverdi zich tot het componeren van een opera: „Orfeo". De componist die zich tot die tijd als magister had doen kennen in de traditionele koormuziek, toftade zich in deze opera, meteen een meester in de nieuwe stijl. Als men bedenkt dat het verschil tussen deze opera-kunst en de koormuziek, waar van Palestrina het laatste genie uitmaakte, van zodanig fundamenteel belang was dat alle latere stijlwisselingen daarbij verge- lek.n kleinigheden zijn, dan wordt men voor het muzikale vermogen van Monte verdi met bijzondere bewondering ver vult. Want de opera „Orfeo" moet alles overtroffen hebben wat de begaafde Flo- rentijnen voor hem als voorbeeld hadden gesteld en evenzeer waren zijn koren die volgens de traditie waren gecomponeerd uitzonderlijk door persoonlijke inspiratie. Trouwens: deze motetten en madrigalen, waarvan meer bewaard is gebleven dan van zijn latere opera-muziek, zijn door de nieuwe stijl nooit verdrongen en behiel den hun schoonheidswaarde. Uit dit brede gebaar der natuur kunnen de jagers naar vernieuwing leren dat een verandering geen veroordeling behoeft in te houden. De opera „Orfeo" maakte een triomf tocht door Italië. Tegen het einde van het zelfde jaar gaf de hertog van Mantua aan zijn componist de opdracht tot het maken van een nieuw „dramma per musica". Het vervaardigen van de tekst werd thans op gedragen aan de dichter Rinuccini. Deze Rinuccini had al enige roem door de tek sten welke hij voor de Florentijnse com ponisten had geschreven. Het nieuwe werk heette „Arianna". De opera is verloren ge gaan; slechts het alom beroemde, onster felijke „Lamento" is overgebleven. Men zegt dat Monteverdi in later jaren dezelf de lyrische muziek gebruikte voor een klaagzang van Maria bij het graf van Christus. De behoefte tot het schrijven van mu ziek, geïnspireerd door religieuze teksten, heeft de meester trouwens nooit verlaten. Zijn vorstelijke grootheid als artist had de omwenteling slechts als een gebeurtenis beschouwd, die hem in door hem te be oordelen omstandigheden nuttig zou zijn. En zo was hij in staat om na een indruk wekkende opera voor het hof een zuiver- vocale Mis voor zes koorstemmen te schrijven welke hij opdroeg aan Paus Paulus V. Het was in het najaar van 1620 dat hij naar Rome reisde om zijn nieuwe werk aan te bieden. Na acht jaar was hij in Mantua terug. Maar de grootheid van het hof zou niet eeuwig duren: Vincenzo stierf en zijn zoon liet Monteverdi aan zijn lot over. Een eindeloos geharrewar over gelden, welke de hertogen aan de compo nist schuldig bleven, zou de musicus tot zijn dood hinderen. Mijn bestek is te kort om u nog te ver tellen van zijn tweede glorieuze levens periode, in Venetië, waar hij in de kerk van San Marco kapelmeester werd en waar hij voor de procuratoren der repu bliek allerlei festiviteiten tot muzikale feesten maakte. In de herfst van 1643 is Monteverdi overleden. HENDRIK ANDRIESSEN ADVERTENTIE Voor alle merken STOFZUIGERS vanaf 2.50 per. week GEN. CRONJéSTRAAT 43 KRUIDBERGEUVVEG 51 - SANTPOORT TEL. 1GOE0—17696 ZEEPOST VOOR MILITAIREN. Post bestemd voor naar Nederland terug kerende militairen aan boord van het troe penschip „Cameronia", welke in een der tussenhavens zal worden uitgereikt, moet uiterlijk op 21 Augustus in Nederland ter post worden bezorgd. Behalve de gebrui kelijke gegevens moet het adres de ver melding bevatten: Aan boord van het troepenschip „Cameronia", op thuisreis naar Nederland, de naam van de vermoe delijke tussenhaven mag niet worden vermeld. ADVERTENTIE Heringa Wuth rich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANOERS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5