Litteraire jfCanttekeiiijif Emdens cultuurmonumenten de oorlog verloren gingen sn De Niwa zond in vier jaar honderd gezelschappen naar Indonesië 4krachligepijnsii!lende middelen in 1 tablet Chefarirae „4" fgaveo STOFZUIGERS Zaterdag 30 September 1950 3 ROBERT FRANQUINET: Amsterdam). Er zou WEINIG aanleiding toe bestaan na de bespreking van Hermans' „Tra nen der Acacia's" aandacht te vragen voor een roman van ogenschijnlijk soortgelijke strekking, als Franquinet's „Spiegelgruis" zich niet gunstig onderscheidde van het werk der rancuneus-ontgoochelden. Ook Franquinet's roman draagt schrijnender nog door zijn lyrische, vaak bijna extati sche stijl de bloedige sporen van geleden oorlogsleed, van kwellende verontrustheid over de zedelijke en geestelijke verwarring en verwildering. Ook hij klaagt aan, „ont maskert", ontluistert, gaat zich (als pro test?) te buiten aan schril-erotomanische beschrijvingen (een internationaal merk teken der na-oorlogse romankunst). Maar Hermans' zowel sentimenteel als nors zelf beklag („ik snik: waarom vernielen jullie mijals uiting van „moderne Welt schmerz", is hem te enenmale vreemd. Niet óm zichzelf, noch om het verloren paradijs der dichterlijke dromen lijdt Franquinet mede aan de tragische spanning tussen ideaal en werkelijkheid. Hij worstelt mèt zichzelf terwille van het levensbeginsel dat hij sinds zijn jeugdverzen onstuimig- lyrisch beleden en bezongen heeft en, alle aan den lijve ondervonden oorlogsgruwelen ten spijt, trouw bleef: liefde voor de zïn- nenpracht van het leven en voor de 'mens. Het was een dionysisch-verrukte vei-voe ring, die zijn jeugdgedichten bezielde. Levenskracht en schoonheidsdrang, vitalis me en aestheticisme gaven met de bewo gen onstuimigheid van de Zuid-Nederlan der aan de bundels „In Memoriam Maurice Ravel" en „Adrianoer en Fatima's Heim wee" de krachtige impulsen van levens gloed en -moed, waarmee Marsman's „vita lisme" het dreigend défaitisme dichterlijk geladen te lijf ging. Sindsdien is het anders geworden: mèt de oorlog kwam Buchenwalde en met Buchenwalde de smaad die de ene mens de andere aandeed. Niet velen was nadien de moed gebleven met Hans Redeker te ge loven, dat „eens deze Westers-moderne mens de sprong in het idealisme" zal moe ten doen. Aan de auteurs van provinciale herkomst (merkwaardige verschuiving in onze litteratuur der laatste vijf-en-twintig jaren van geestelijke aristocratie noem Van Deyssel, Verwey, Van Eyk, A Roland Holst. Bloem. Nijhoff! naar het intel lectualisme der burgerij) ontbrak het gro tendeels aan breedheid van blik, gescha keerdheid van gevoel en verankering in het cultuurbezit der eeuwen om na de schok der grote catastrophe enig oud ideaal aan te hangen of een nieuw wakker te roepen. Zij mokten met „de verveelden", ze onthulden met Sartriaanse „onver schrokkenheid" (zonder de onbetwistbare zware en hoge verantwoordelijkheid te aanvaarden, die het existentialisme als nieuw humanisme de mens oplegt: de vólle verantwoordelijkheid voor élke keuze die de mens in zijn leven doet), ze betrokken (en dat waren zeker niet de minsten) hun ivoren torens weer, maar ten dele vast besloten, mèt. Koos Schuur „de. dromen roekeloos als gids te aanvaarden", zij streefden naar een synthese tussen levens drang en ethisch beginsel om op de grond slagen daarvan de „nieuwe", de ethische mens te funderen, zoals Fokke Sierksma en zijn „Podium-groep". Maar geen van allen gelukte het meer ,,'s avonds tenminste als Dichter de deur op het nachtslot te doen en ongestoord met de Muze alleen te zijn, nadat (zij) overdag als Burger de courant gelezen hadden", zoals Paul Rodenko het uitdrukte. Dok Franquinet's „boot van Dionysos", die eens op de dithyrambisch bewogen gol ven van zijn dichterlijke levensvreugde voer, sloeg om: zijn in 1939 verschenen bundel betitelde hij „Gekapseisde Boot"! Hoe Franquinet zich na deze schipbreuk der ziel trachtte te redden getuigt Mare Tenesse, de Ik-figuur uit „Spiegel-gruis". Hij zowel als Tigre, zijn medegevangene en medevluchteling uit het Duitse kamp, latei- zijn medestrijder in de illegaliteit, kennen de eerbied voor het leven, zijn van walging vervuld om deze „Wagneriaanse orgie" van de Dood; Céline, tragisch tweespaltige vrouw die èn met de vertroebeling van haar bandeloze erotiek èn met de verhef fende kracht van haar hogerreikend levens verlangen zo diep ingrijpt in het leven van deze beide mannen, mist de kracht zich te herstellen van de vermin kende wond die de liederlijke Koenraad Zielens, fanatiek aanhanger van de totali taire staat en onverschrokken, verbeten leider van een verzetsploeg, haar in haar prille jeugd heeft toegebracht. Meegesleurd in de draaikolk van begeer ten, onophoudelijk oog in oog met de dood, twijfelen, wanhopen, strijden, offeren, lijden, haten, vernietigen, verlangen deze drie hoofdpersonen Mare, Tigre en Céline, vernederen verheffen zij zich, wankelen ze, richten ze zich weer op verward in het labyrinth van godsdienstige stromin gen en van oude en nieuwe ideologieën: Marxisme en communisme, democratie en vrijheid, nationaal-socialisme en sociale rechtvaardigheid, humanisme en Katho licisme, existentialisme en surrealisme voorboden var. bevrijdings-tegenstellingen, hevig bediscuteerd, maar voor de aan de handen der Duitse beulen nauwelijks ont glipte Mare Tenesse en Tigre een gedach- Spiegelgruis" (G. A. van Oorschot, tenspel, dat tot niets verplicht wil zijn. Koenraad sneuvelt in een partisanen- strijd ten tijde van het Ardennen-offen sief, Tigre sterft de marteldood en Céiine, gebroken door het vernederend avontuur der zinnen (waaromtrent Franquinet zijn lezers helaas weinig bespaart!) vlucht in een uitzichtloos huwelijk het „spiegel beeld" van het verleden dezer mensen is vergraizeld. En wat, zou men zeggen, rest er dan nog? Heeft men afwisselend door het schrikwekkende geboeid en het men selijke ontroerd mèt de schrijver geaar zeld tussen wrevel en mede-lijden, heeft men deze in een vurige, weelderige, soms rhetorisch-barokke, bezwerend-aanklagen- de taal geschreven roman in zijn óp en neder van troebele diepten en klare uit zichten tot het bittere einde gevolgd, dan is er geen aarzeling meer, waaróm men toch aan. dit werk, dat onbetwistbaar zwakker gecomponeerd is dan Hermans' boek, de voorkeur moet geven boven de „Tranen der Acacia's": „Spiegelgruis" is ondanks zijn wrangheid en onkiesheid een constructieve roman, opbouwend in de geest van Franquinets pater Francois, die voor zijn terdoodveroordeling in de kalkwanden van de oude kapel grifde: „Faites. Seigneur, que 1'Amour triomphe": Geeft, Heer, dat de liefde zegeviert. Bekentenis-, ideeën- en aesthetische roman tegelijk behoort „Spiegelgruis" wel licht tot de boeken die, aarzelend nog, een overgang bieden tot een nieuwe vorm: de roman van de „nieuwe mens". Rodenko heeft geen ongelijk: zo goed als de geloofs- mens van de Middeleeuwen, de traditie mens van de 17de, de rationalistische mens van de 18de eeuw voorbij gingen, zo goed is de 19de- en 20ste-eeuwse „psychologi sche mens" gedoemd te verdwijnen en mèt hem de psychologische roman. Dit onder- gangs- en wordingsproces is gaande. Het tekent zich af in de litteratuur. C. J. E. DINAUX ADVERTENTIE Agenda voor Haarlem ZATERDAG 30 SEPTEMBER Stadsschouwburg: „De verrader", 8 uur. Bembrandt: „De goede aarde", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9,15 uur. Palace: „Niet gewenst", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Grock", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Haviks nest", 18 j., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: ,Jongens-ranch" en „Alaska", 14 j.. 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans Hals: „Beau Geste". 18 j„ 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2. 4.30, 7 en 9.15 uur). ZONDAG 1 OCTOBER Stadsschouwburg: „De verrader" (Come- dia), 8 uur. Gem. Concertgebouw: Kinder voorstelling met Sjors en Sjimmie, 2 en 4.15 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoor stellingen. MAANDAG 2 OCTOBER Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. ADVERTENTIE Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Algemene Militaire Pensioenbonci wendt zich tot de Koningin Het hoofdbestuur van de Algemene Mi litaire Pensioenbond heeft aan de Ko ningin een adres gezonden over de toe stand der gepensionneerden en hun ge zinnen. Alle pogingen, ook die van de Volks vertegenwoordiging, om in de bestaande noodtoestand verbetering te brengen, zijn zonder resultaat gebleven, aldus wordt in het adres verklaard. Verder wordt gezegd: Het gevolg hiervan is, dat de gepension neerden en hun gezinnen zich in een zeer zorgelijk bestaan moeten trachten voort te slepen. Voor velen hunner, in het bijzon der voor de minimaal gepensionneerden, is de armoede reeds droeve werkelijkheid geworden. De prijsstijging van 130 percent sinds 19381939 werd voor de gepension neerden tot dusver slechts gecompenseerd met een toeslag op basis van 25 percent. Het inkomen der gepensionneerden is dus sinds 19381939 vrijwel tot de helft ge daald. Het hoofdbestuur verklaart ten volle de moeilijkheden der regering in deze ernstige tijden te beseffen, maar is van oordeel dat een redelijker tegemoet koming voor de uitzonderlijk getroffen gepensionneerden zeer wel mogelijk, nood zakelijk en gerechtvaardigd is. Nu bovendien de winter voor de deur staat, de kosten voor levensonderhoud blijven stijgen, en geen maatregel door de regering in het vooruitzicht is gesteld, om in de onhoudbare toestand der gepen sionneerden en hun gezinnen op voldoende wijze verlichting te brengen, zo wordt in het adres gezegd, wendt het hoofdbestuur zich ten einde raad tot de Koningin met het verzoek tot mogelijke bemiddeling. De televisie-zendermast, die in 'Lopik zal verrijzen, is bij gedeelten langs de Handelskade te Vreeswijk aangekomen. Het laatste gedeelte der mast werd Donderdagmorgen op de wal gelegd. Van een speciale verslaggever) Toen op 6 September 1944 binnen een kwartier de gehele oude binnenstad van Emden door bommen werd vernietigd, viel territoriaal gezien een Duitse stad aan het oorlogsgeweld ten offer. Architec tonisch en cultureel gesproken, ging toen echter evenzeer een Nederlandse stad ten onder. Sedert de zestiende eeuw, toen onze gereformeerden voor Alva naar Emden vluchtten, verrees daar de „moederkerk" van het Nederlandse Protestantisme. De ballingen maakten er tegelijk een bloeiende handelsstad van. Gaarne dacht men in Emden aan deze gouden eeuw terug en nog tot in de negen tiende eeuw was Emden tweetalig: er werd naast Duits ook Nederlands gesproken, tot dat de regering van Keizer Wilhelm het plan opvatte om er de belangrijkste Duitse in- en uitvoerhaven van het Roergebied van te maken. Toen veranderde er veel in Emden. Van een achteruitgegaan, rustig historisch stadje werd het een verkeers knooppunt met een moderne functiè. Maar het oude aspect bleef. Met zijn Neder lands aandoende grachten en gevels lag het als verdwaald binnen de Duitse grenzen. Het beroemde oude raadhuis van de Ant werpenaar Laurens van Steenwinkel, dat een getrouwe weerspiegeling was van het Antwerpse raadhuis, bleef het cen trum van een nieuws stadspolitiek en de Nieuwe Kerk, zo duidelijk geïnspireerd op de Amsterdamse Noorderkerk, vervulde haar godsdienstige bestemming ook onder een zich wijzigende bevolking. De Nieuwe Kerk is nu weer zo goed als herbouwd, maar dat is een grote uitzonde ring in Emden. De bommen, die 78 per cent van de stad verwoestten, hebben dat tot de bodem gedaan. Van de wederopbouw van het raadhuis, van herrijzenis van de typische „Ratsdelft", die men zich ook langs het Spaarne zou kunnen denken en van het herstel van de Grote Kerk, het centrum van het geloofsleven der prote stantse ballingen, de eigenlijke „moeder kerk". kan geen sprake meer zijn. Emdens Noordzee-haven bleef gespaard Al deze voorbeelden van Nederlandse bouwkunst zijn reddeloos verloren gegaan. Emden kan nu- werkelijk een Duitse stad worden, als het dat wil, maar de bouwbe- drïjvigheid, die in andere Duitse steden zo zeer opvalt lijkt nog niet op gang te kunnen komen. Emden is gebombardeerd, omdat het één van de belangrijkste Duitse havensteden was, maar het merkwaardige is dat de haven zelf geen schrammetje opliep. De haven van Emden is de enige Duitse Noord zee-haven die geheel ongedeerd bleef. Bijna geen kantoor, geen pakhuis en geen werf is daar getroffen. Woon- en logeergelegenheid bestaat in deze stad, waar vroeger .een Nederlander zich thuisvoelde, niet meer. We kunnen ons voorstellen, dat een Emdenaar nu nog liever werkt dan vroeger, want op kantoor, en zelfs in de kade-loods, is het veel com fortabeler dan thuis. De plaag van de demontages, die elders zo demoraliserend heeft gewerkt, is Emden bespaard gebleven. De werven hebben niet alleen de oorlog, maar ook de moeilijke tijd onmiddellijk daarna overleefd. Het levende geluid van de klinkhamer heeft er wel eens gezwegen, maar is nooit over stemd door de doffe slagen van 'n explosie. Toch zijn er ook in de haven van Emden trieste dingen gebeurd. Het is de grootste Duitse uitvoerhaven voor schroot, het uit eindelijk netto-product van de ontmante ling van Duitse fabrieken, waarvoor de Engelsen grote belangstelling hadden. Dit ijzerafval is blijkbaar nog méér waard dan de gedemonteerde machines, draaibanken of electro-motoren zelf, want elke haven arbeider kan u hier beschrijven hoe die werktuigmachines, netjes verpakt en ge olied en omzichtig behandeld, in Emden aankwamen, alleen maar om daar vervol gens met een zware smak op het kade-pla veisel te worden gesmeten. Waarna er door dezelfde kranen dan nog vaak grote stenen platen op werden neergegooid. Op deze wijze is in Emden van remon- teerbare fabrieksonderdelen schroot ge maakt. Men is er niet van plan de zinloze ver nietiging van kapitaalgoederen te ver geten en het is inderdaad moeilijk om daar in 1950 nog argumenten voor te vinden. Boerenwelvaren in het Friese land. (Van onze correspondent te Djakarta) Het op 21 October 1946 opgerichte „Corps Nederlands Indische "welfare artis en" de Niwa heeft na vier jaren actieve dienst op 18 September opgehouden te bestaan. Waar de Niwin de materiële belangen van de troepen in Indonesië behartigde, verzorgde de Niwa de geestelijke belangen van de strijdkrachten, onder meer door uit zending van precies 100 gezelschappen, met een totaal van 473 artisten. Vooral het laatste gezelschap dat naar Indo nesië ging, dat van Adrie van Oorschot, is bij de Nederlandse soldaten overzee zeer populair geworden. De eerste Niwa-artist, die in Indonesië optrad, was de violist Willem Noske, die zich door zijn muziek en prettig karakter bij de troep geliefd maakte. En zo zijn er na Noske meer geweest, die duizenden kilo meters door de lucht en over land hebben afgelegd om de jongens datgene te bieden, waaraan zij na vaak maandenlange krachts inspanning, op de meest afgelegen plaatsen, behoefte hadden: geestelijke ontspanning. Te Bandjar, West-Java, kon het tij dens een der politionele acties gebeu ren, dat een goochelaar als maar kaar ten, ballen, pluimvee en wat konijnen door de lucht werpend, daar plotseling tussendoor een handgranaat zag neer dalen, die door het dak kwam en af ging. Van de 473 artisten, die Indonesië be zochten, vonden er elf de dood. Het gehele gezelschap van Hans Snel kwam bij een vliegongeval in Nieuw Guinea om het leven; Johan Gütlich, die een programma van kamermuziek verzoi'gde, verongelukte in 1948 toen een Dakota in de bergen bij Bandoeng neerstortte, en de violist Van der Vegte en zijn echtgenote verloren het leven bij Calcutta, toen de K.L.M.-Constellation met dertien Amerikaanse journalisten tegen een heuvel vloog. Thans zijn er nog slechts 14.000 Neder landse militairen in Indonesië. Hun gees telijke verzorging is thans deels opgehou den, maar toch kunnen ook de laatst ach tergeblevenen nog profiteren van de offer vaardigheid, waarmee het Nederlandse volk de gaven voor de strijdkrachten in de laat ste vier jaren bijeen bracht, want ofschoon een gedeelte van deze gaven moest worden afgeschreven is er toch nog wat achterge bleven van de 32 cantinewagens, 75.000 gramofoonplaten, 13.000 muziekinstrumen ten, 1400 radiotoestellen en 31 radio-distri butie-apparaten voor hospitalen, die naar Indonesië werden gezonden. In deze tijd van wachten op transport naar huis, komen de 1260 kisten met sport- materiaal, 863 rimboekisten en 14 film jeeps. voor zover nog aanwezig, goed van pas. Veel belangstelling voor gezelschappen hebben de jongens de laatste tijd niet meer gehad: zij zitten hoofdzakelijk in de grote steden, kunnen dus af en toe naar een film én doden hun vrije tijd veelal met sport en spelen. Zij kunnen zich verder gemak kelijk in het bezit stellen van een of meer Het eens zo bekende en typische „Rats delft" dat ook in het Nederlandse stads beeld zou passen, zal niet worden herbouwd. der een millioen boeken of 22 millioen tijd schriften, waarmee Nederland hen deze jaren heeft bedacht. De taak van de Niwa is beëindigd. De materiële verzorging van de strijdkrachten door do Niwin zal echter doorgaan totdat de laatste Nederlandse soldaat aan boord is gegaan van het laatste troepentransport schip, dat van Indonesië uit naar Nederland koerst. MANUSCRIPTEN TERUGGEVONDEN Twee van de kostbaarste muziek-manu- scripten ter wereld, de Negende Symphonie van Beethoven en „De Toverfluit" van Mozart, zijn teruggevonden nadat zij tien jaren zeek zijn geweest in de Benedictijnse abdij van Grussau in Silezië, dat thans een deel van Polen uitmaakt. ADVERTENTIE Wanneer hevige pijnen U het leven moeilijk maken, neem dan eens CHEFARINE „4". Elk tablet bevat 4 geneesmiddelen, die stuk voor stuk wereldberoemd zijn geworden als bestrijders van rheumatiek, menstru atie-, zenuw-, hoofd-, kiespijn enz. i jeu we Algemene Kunst-Encyclopaedie, be knopte samenvatting der beeldende kunsten, samengesteld door B. D. Swanenburg (Utrecht, W. de Haan N.V. en Gent, Daphne-uitgaven, 1950) De moeilijkheden van het samenstellen van een beknopte ensyclopaedie van de beelden de kunsten zijn talrijk, maar het resultaat van de samenwerking tussen B. D. Swanen burg en een kleine staf van kunstgeleerden mag uitnemend worden genoemd. De namen dezer medewerkers, die niet onder de vijf duizend grote en kleine artikelen zijn vermeld, luiden dr. R. F. P. de Beaufort, dr. E. Houtzager, wijlen prof. dr. C. W. Lun- smgh Scheurleer, mr. J. A. M. Schretlen, prof. dr. F. W. S. van Thienen, prof. dr. J. J. M. Timmers, wijlen prof. dr. A, Vermey- len, prof. dr. W. Vogelsang, C. W. M. M. de ZwaanSwanenburg en dr. A. Th. Zwyrzicki. Het lijkt ons dat hier een voorbeeldige eensgezindheid en discipline hebben ge heerst. We plaatsen deze Kunst-Encyclo paedie met vertrouwen tussen Kröners „WÖrterbüch der Kunst" (1940) en de Ameri kaanse „Encyclopedia of the Arts" (1946). Deze Nederlandse encyclopaedic draagt een eigen karakter. De redactie vermijdt strikt elke opgave van litteratuur, waarschijnlijk omdat zij dit voor een volksuitgave onge schikt acht. Dergelijke opgaven verouderen wel is waar snel, maar zij openen anderzijds de weg voor verdere studie. Ruimtebesparing zal wel het hoofdmotief geweest zijn, Ietwat verwonderlijk doet het gebruik van de oude spelling („teekeningen" en dergelijke) aan. Bij de temen, die ontleend zijn aan vreemde talen, hadden we gaarne enige aanwijzingen omtrent de uitspraak of het accent aange troffen. De stijl is overal begrijpelijk en vermijdt de te geleerde toon. De verhouding van leerlingen en leermeesters èn de familie relaties tussen kunstenaars zijn zorgvuldig meegedeeld. Al zijn we het niet de appre ciatie der nieuwere kunstenaars niet stèeds eens (we schatten bijvoorbeeld Isaac Israëls hoger dan zijn vader Jozef), er staan zoveel voortreffelijke overzichten en karakter beschrijvingen in dit werk, dat we het in alle opzichten kunnen aanbevelen. Onder de zeer goede karakteristieken rekenen we die van A. C. Willink, James Ensor. Jongkind. Degas, de Haarlemmer Geertgen tot Sint Jans, Breitner. Maar ook de nationale schil derscholen zijn degelijk getekend. We misten de Hongaarse school, die toch wel enige opvallende artisten met een eigen trant bezit. Van de meeste kunstenaars kon slechts één werk worden afgbeeld: de keuze is steeds prijzenwaardig. De acht kleurenrepro ducties zijn echter minder geslaagd. De „Min" van Frans Hals schijnt deze zomer aan het strand te zijn geweest: zij was brui ner dan anders. En het korenblauwe man teltje op Manet's „Ontbijt in de open lucht" is niet paars. Deze acht kleurendrukken hadden in deze prachtige en toch zo goed kope uitgave, gevoegelijk kunnen ontbreken. Men krijgt genoeg waar voor zijn geld. Tenslotte enige algemene critïek. De Amerikaanse Encyclopaedic behandelt zeer degelijk de verhouding van de beeldende kunst tot de muziek en de woordkunst. Daardoor komt er weer eenheid in onze kunstbeschouwing. Een dergelijke beschou wing mist men hier. Enkele foutjes (Manets vcornaam is Edouard en Kwam - yin moet zijn Kwan-yin, om een paar voorbeelden te noemen) zullen wel bij de volgende druk verdwijnen. De hoofdzaak is dat we een uitstekende Neder landse kunst-encyclopaedie rijker zijn ge worden, waarvan een ruime verspreiding een verdieping van het kunstgenot zal mee brengen. h. schmidt degener OVER MUZIEK HET DECLAMATORIUM De verbinding van gedicht en muziek, van woord en toon, is niet voor iedereen, een zaak zonder problemen. Zowel onder musici als onder letterkundigen, zowel onder muziekliefhebbers als onder hen die zich speciaal tot de dichtkunst voelen aan getrokken leeft de mening dat de ideale levensstaat voor de muziek bestaat in vol komen onafhankelijkheid en dat, op grond van dezelfde principes, de litteraire poëzie haar zelfstandigheid schaadt als zij zich laat verbinden met de muziek. Het wezen der kunsten geeft wel aanlei ding tot deze mening: maar ik geloof dat het vasthouden aan deze opvatting meer gevoed wordt door eenzijdige neigingen in de kunstgevoeligheid dan door de kunst zelf. Niemand zal ooit beweren dat de muziek een samengaan of verbinding met andere kunst behoeft om volkomen, volledig te zijn en niemand mist klinkende muziek bij het lezen of de voordracht van een gedicht als hij werkelijk litterair gevoel heeft. Maar niemand kan getuigen dat de beide kunsten in hun diepste wezen, dat wil zeg gen naar hun oorsprong gepeild, absoluut- verschillen. Een zekere, edelaardige be perktheid in het ontvangvermogen brengt de kunstliefhebber tot begrenzing der er kenning. Men maakt een volwassene die graag verzen leest niet meer muzikaal als hij het niet is en men brengt een musicus of een muziekliefhebber niet tot het bezit van litteraire ontvankelijkheid als hij er niet mee geboren is. Het is nu eenmaal waar dat dit verschil van aanleg bestaat, maar dit weerspiegelt niet de waarheid in zake de kunst op zichzelf. Er zijn ook men sen die wezenlijk muzikaal zijn en die ook behoefte hebben aan zuiver litteraire schoonheid. Ook die zijn er nu eenmaal: zij worden niet geplaagd door de wrevelig heid welke de eenzijdigheid oproept, een wreveligheid welke men niet gaarne er kent, maar die zich nochtans laat gelden. Er zijn onder muziekliefhebbers zacht moedige fanatici die een lied niet goed kunnen verdragen, er zijn litterair-gevoeli- gen die elk verband van poëzie met muziek bepaald hinderlijk vinden. Buiten hun schuld schaden zij zich zelf, want zij missen een bepaalde openbaring der schoonheid, die in zich zelf niet verdeeld is. Een der voornaamste twistpunten in deze aangelegenheid is het declamatorium, ook wel, om historische redenen, het melodra ma genaamd. Het is het samengaan van een gedicht (episch of lyrisch) met muziek waarbij de componist instrumentale bege leiding schrijft, in die zin dat hij het ge dicht op zichzelf onbehandeld laat, het niet van een melodie voorziet en eist dat het ge sproken, gedeclameerd wordt, terwijl de muziek (in de meeste gevallen voor orkest) daarbij klinkt, In het juiste geval ligt de aanleiding tot het componeren der muziek in de muzikale inhoud, in de muzikale grondslag van het vers; de oorzaak tot het componeren ligt in het wezen van de compo nist dat door de litteraire uiting van die in houd bewogen werd. Om een specifiek'lit teraire reden zal hij de gestalte van het ge dicht onaangeroerd laten, om een evenzeer specifiek muzikale reden zal hij besluiten tot de klinkende vorming van muzikale gegevens. Het werk zal echter op een on verdeeld fundament steunen. Practisehe moeilijkheden beginnen eerst wanneer het werk moet worden uitgevoerd. De voor drachtkunstenaar moet de grondslag of als u wilt de levende onverdeelde bron, kennen; hij moet van nature in staat zijn de voordracht te bezielen volgens de evo catie van de'componist. Het is mogelijk dat de componist aan de muzikaliteit van de declamator steun geeft door nauwkeurige rhythmische notaties en andere aandui dingen, maar het is ook mogelijk dat hij speculeert op de intuïtie van een voor drager. In ieder geval zal de muziek de declamator niet alleen het sentiment bie den dat hemzelf door het gedicht geschon ken werd, hij zal de spreker ook het besef van toonshoogte geven. De voordracht zal altijd een zware taak blijven, want bij een voldoende muzikaliteit zal een levendig gevoel voor de 'litteraire karakteristiek van het gedicht nodig zijn wil de uitvoering niet gelijken op een onvoldragen gezang. Zwaarder is de taak voor de declamator als de constructie van de muziek zelfstandig muzikaal is. Want hoe vreemd het klinke moge het is geenszins in strijd met de fundamentele eenheid der kunsten als de samenstelling van de muziek, de fei telijke compositie, een eigen structuur heeft, die in zichzelf geen afhankelijkheid van het gedicht bezit, Deze constructie kent geen litterair voorschrift en kan toch door het gedicht geïnspireerd zijn. De kunstgeschiedenis kent melodrama's als fragmenten in opera's, maar ook als zelfstandige werken. Zij werden altijd om streden en de strijd zal wel nooit eindigen. Een goed declamatorium in de Hollandse taal is „De Westenwind", een gedicht van Geesten Gossaert met muziek van Henk Badings, en ik herinner mij een zeer goed declamatorium van Max Schillings: „Het Héksenlied" op een gedicht van Ernst von Wildenbrueh. Hoewel het karakter dezer beide muziefcen mij persoonlijk niet bij zonder „ligt", moet ik erkennen dat de een heid van tekst en muziek in artistieke en technische zin in deze werken organisch tot stand gekomen is. HENDRIK ANDRIESSEN ADVERTENTIE Het speciaal adres voor alle merken Ook in huurkoop van af 7.60 per maand. STOFZUIGER HUIS RITSA Gr. Houtstr. 132 t/o Luxor - Tel. 16693 De „Wiener Philharmoniker" komen in Amsterdam De Wiener Philharmoniker zullen op 7 October onder leiding van Wilhelm Furi- wangler een concert geven in het Concert gebouw te Amsterdam. Uitgevoerd zullen worden werken van Mozart (Uit de serenade voor 13 blazers), Schubert (onvoltooide Symphonie), Richard Strauss (Tijl Uilen spiegels schelmenstreken) en Beethoven BURGEMEESTER VAN NIJMEGEN OPENT GOBELIN-EXPOSITIE Zoals wij reeds eerder hebben bericht zal in het Frans Halsmuseum een tot 12 Novem ber durende tentoonstelling worden gehou den. uitgaande van de werkplaats tot herstel van antieke textiel, onder ausoiciën van de gemeenten Nijmegen. Maastricht en Enk- huizen. van wandtapijten in restauratie en werken van de daarbij betrokken beeldende kunstenaars. De opening van deze expositie geschiedt op Zaterdagmiddag 7 October door mr. Ch. M. J. H. Hustinx, burgemeester van Nijmegen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5