yam mannenwerk Litteraire K^anttekeningen AUTO SPUITINRICHTING H, DE VRIES Gezicht op „het beloofde land' Werk van „De Meester der Barmhartigheden" en andere Noordhollandse schilders Zaterdag 28 October 1950 LODEWLJK VAN DEYSSEL: „Aanteekeningen bij lectuur" (Elsevier, Amsterdam/Brussel; A. A. M. Stols, 's Gravenhage) OF LODEWIJK VAN DEYSSEL gelijk Thomas Mann het voor een „levens licht", althans voor wenselijk heeft ge houden „het tol patriarchale jaren te bren- oen", een lang „kanonisch" leven te leiden en „OP elke trede als kunstenaar karakte ristiek vruchtbaar te zijn", dan wel dat hij als George Bernard Shaw aanspraak op onsterfelijkheid gaat maken, is zijn geheim. Voor zijn vrienden en bewonderaars, voor allen die aan de geest der Tachtigers hun liefde voor de literatuur ontstoken als een licht, een warmtebron, een ..vreugde voor immer", is hel genoeg van Van DeysseFs karakteristieke werkzaamheid" het bewijs in handen te hebben met deze ..Aanteeke ningen bij Lectuur". En heugelijker nog is het°te weten, dat deze Tachtiger van Tach tig waarachtig zichzelf is gebleven. De Van Deyssel voor wie de kritiek evenzeer woord-kunst was als het verhalend proza, die kritiserend beeldde, beeldend oordeel de oordelend de schoonheid en niets dan de'schoonheid beleed en bij de gratie van het gracielijk schoonheid-belijden lééfde, harmonieus bewogen door dat onnoembaar innerlijke dat dieper ligt dan het gemoed dié Van Deyssel. déze Methusalem der Tachtigers, is de milde grootvader van de nog altijd jeugdig-voortlevende, vurige Al- berdingk Thijm geworden en kan met trots in de jonge hemelbestormer die de goden van de Olympus lokte en de duivelen uit de hel toornde zijn kleinkind zien als zijn. alter ego. Zo verrassend zijn de wegen die de hoge ouderdom gaat! Hoe beknopt deze „Aanteekeningen" zijn rand-notities. overdenkingen, invallen bij het willekeurig gelezene ze bléven „Van Deyssel" die. zoals men kan lezen in het eerste deel zijner Verzamelde Opstellen, in 1888 de gebroeders De Goncourt prees en liefhad vanwege „de kunst van het zeg gen. de kunst van het schrijven, de kunst van het precieze woordbeoefend als een soort kalligrafie van de ziel". Een der voorsten was hij in het „tiïeuw gedrang en dit plotseling opgeleef van een doodge waand volk: een reeks van vervloekingen en klachten en profetieën, toornig kort-af ot' manings-vol lang-uitgehaald", zoals Wil lem Kloos vaststelde in het tweede deel van zijn „Veertien Jaar Literatuur-Ge schiedenis". En als de laatste hunner semper idem: steeds zichzelf gelijk schrijft hij overeenkomstig zijn levensstijl die tevens zijn spreek- en schrijfstijl is, vrij van sociale, ethische en godsdienstige ten- denzen, objectief dus, nu zoals tóén zijn bedenkingen, overdenkingen, zijn lof en zijn blaam neer voor de „mannen van nu", de Tachtigers verwant of vijandig gezind: Henriëtte Roland Holst en Leopold, Nescio en Bloem, Du Perron en Ter Braak, mét enkele bladzijden, ingegeven door een her- ontmoeting met Baudelaire en Zola. Een herontmoeting: Van Deyssel dringt lezende door tot de schrijver die achter het werk staat en in de onderstroom daarvan pas waarlijk hoorbaar wordt. Hij spreekt, causeert met hem in een „superieur" ver keer: van mens-innerlijk tot mens-inner lijk. Hij leest zoals hij spreekt en schrijft. Hij noodt zijn schrijver en zijn lezer hoffe lijk binnen, onderhoudt zich met hen in die evenmaat van' distantie en gemeenzaamheid welke terecht aristocratisch heet. Met deze „Aanteekeningen" is men bij Van Deyssel te gast en zich zó gevoelend leest men ze met een bijzonder genot: het genot van een vertrouwelijk bezoek aan een man die de vriendschap-in-schoonheid kent. H. L. Pr en en heeft in zijn „karakte ristieke" voorwoord aan Van Deyssel indien het, schrijft hij, gebruikelijk was „om de groten der literatuur in een per soonlijke adelstand te verheffen" een markiezaat toegedacht (en aan Couperus een hertogdom). Zo, als mijnheer de Mar kies, moet men zich hem, gezeten in zijn reehlleunige armstoel als op een troon, sprekend-schrijvende denken, met afwe rend of instemmend handgebaar zeer pre cies, zeer expressief het precies-expressieve woord begeleidend, „superieur" (het woord waarop hij welhaast het enig recht heeft) converserend over een „oude liefde": over Emile Zola's ,,L'Argent", waarvoor „groote waardeering" bleef, „niet echter de bewon dering uit de jaren 18801890". Nu als vroeger, bij het beoordelen van „De Nieu we Geboort", worden woorden van lof ge sproken over Henriëtte Roland Holst. „Edel metrisch schriftwerk" noemt hij haar „Tho mas More", niet als uiting van socialistisch- gezinde schrijfkunst, maar als ethische Schoonheid van een mensenkarakter". Verwanter blijkt hem Andries Bleeker te zijn: diens „Lied van Verlangen" herinnert hem aan de „literatuur" (hier. om Van Deyssel te behagen, gespeld met één „t") der eerste Nieuwe Gids-periode, „die de uitkomsten gaf van het luisteren naar het gefluister der in de diepte hoorbare stem men in den mensch" en dat. zéér zorg vuldig, zéér aandachtig, zéér intiem luiste ren, waarnemen en weergeven bleef de Tachtiger lief. Intien er is een vertrouwelijkheid, een méér dan elkander begrijpen: een elkaar verstaan. voortkomende, opwellende, uit een zelfde liefde voor de voornaamheid van het Schone, eén stilzwijgend aesthe- tisch verbond, „een onderlinge kameraad- ADVERTENTIE eet wat u lust EN BLIJF SLANK! Dit is mogelijk door het gebruik van Richter's Kruidenthee. Dit uit Alpenkruiden samengesteld vermage ringsmiddel houdt Uw lichaam slank en jong. Zwaarlijvigheid behoort tot het verleden bij het gebruik van - dit voor de gezondheid onschadelijke middel. Vraagt Uw Apotheker of Drogist om Richter's Kruidenthee Agenda voor Haarlem ZATERDAG 28 OCTOBER Stadsschouwburg: „De dood van een han delsreiziger", 8 uur. Huis Van Looy: Ten toonstelling van werken van leden van K. Z. O- D., 10 tot 4 uur (tot 29 Oct.). Spaarne: „De verdwenen goederenzending", 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „It had to be you", alle leeft,, 2.30, 7 en 9.1o uur. Rembrandt: „Borgia schaakmat", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Oproer in de gevangenis", 18 j-, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Gisteren Werd ik vermoord", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 u. City: „De held van de jungle", 14 j., 2.15, 4.30. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 29 OCTOBER Stadsschouwburg: Volksvoorstelling „De verrader" (Comedia), 8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstelling met populair wetenschappelijk programma, 11 uur. City: Zondagmorgenvoorstelling „The Overlan- ders", 11 uur. Bioscopen: Middag- en avond voorstellingen. MAANDAG 30 OCTOBER Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. schappelijkheid", die de Tachtigers als nim mer sindsdien onderhielden, trots als zij waren deel te hebben aan een „hoog, ge weldig, groot verschijnsel in de mensch- heid": de kunst der schone letteren. Dit levensgevoel zoals hij het terecht noemt herkent hij met warmte in Nescio's „Mene Tekel", in de gedichten van Bloem, wiens dichterpersoon en werk hij verge lijken gaat met het mimosaplantje, eenvou dig bloeiende en geurende in „innige, stille, élégance". En dan raakt hij in een imaginair ge sprek met „de onzen", met de om zijn „Cahiers van een Lezer" geprezen Du Per ron onder anderen, die achter het kunst werk „de vent" zoekt, de „vent" waardeert, de schoonheid aan die „vent" ondergeschikt maakt met Multatuliaanse vinnigheid tegen de „conventie", en zeer fijntjes, maar tóch als een Van-Deysseliaans afstraffinkje te horen krijgt dat zijn zelfbewustzijn hem de literaire plicht oplegde, te voorschijn te komen met een roman („Hel ,Land van Herkomst") die „in letterkundige waarde het werk der weinigen door hem bewon derde schrijvers nabijkwam." En „daar is geen sprake van". Terloops wordt Ter Braak genoemd, die Marsmans romanfragment „De Dood van Angèle Dogroux" (naar Van Deyssel's oor deel terecht) verwierp, maar op grond van het gemaakte onderscheid tussen dicht en roman-werk. wat de woordkunstenaar Van Deyssel, die aan al wat hij schreef „een knetterenden, schroevenden goud smederij-achtigen klank" wilde verlenen, wel móét voorkomen als een onverschoon- lijk ketterij-tje tegen de wereld-der schoonheid en hem noopt het te signaleren met een spits vinger-en-duim-gebaar en een spottende twinkeling in het oog. Want Tachtig leeft vóórt, onverlet in het markie zaat Van Deyssel, min of meer in de ver drukking daarbuiten, maar toch ook daar, zoals men bemerken kan vermaant Van Deyssel als men niet enkel de verschil len tussen „toen" en „nu" wil opsporen en noemen, maar ook een overeenkomst in „geestverheffing en geestdriftswarmte". Deze beide ze zijn duurzaam, ze zijn heilzaam, ze zijn werkzaam tot in patriar chale jaren, gelijk Van Deyssel's gesprek- ïn-marge, dit vertrouwelijk uur in het lite raire paleize van de Markies Van Deyssel, verheugend gewaar doet worden. Levens-, schrijf-, spreek-, kritiek-stijl van een supe rieur gehalte men kan er daar de essen tie van proeven. C. J. E. DINAUX. A. 3. CHRISTIAANSE LANGE HERENSTRAAT 26 - TEL. 14371 Prima afwerking. Vlotte aflevering nieuwe Ui tg aven Graham Greene, Reis zonder kaarten Vertaald door M. Th. Paanakker Contact, Amsterdarr.-Antwerpen. Graham Greene, wijd cn zijd vermaard auteur van The power and the glory (Het geschonden geweten!. The heart of the mat ter (De kern van. de zaak! en The third man, heeft dit verhaal van zijn reis door Liberia al voor de oorlog gepubliceerd, Dat hj.j met de tocht, buiten de in kaart gebrachte paden, een gedurfd .stukje leverde, wordt tussen de regels zonder ophef duidelijk: en verder is daar ter bewondering de krachtige, ondernemende stijl, die de lezer terstond de indruk geeft dat er iets van belang gezegd gaat worden. De uitbeeldingen van Graham Greene: priester in Mexico. Weens handelaar in 't zwart, of burger in Liberia, hebben evenwel het ware leven niet. Het is alsof Greene ze van het begin tot het eind met ijzeren hand bij de strot heeft, en ze in de richting drijft waarin hij zich heeft voorgenomen dat zijn. verhaal moet gaan. Wij ondergaan niet de beschikkingen van het lot. maar die van de auteur, die het iot tol j.ijn probleem ge maakt heeft: ook de atmosfeer waarin ze zich bewegen is als een kerker-op-maat om hen heen gebouwd. Zij zouden stukken in een probleemstelling kunnen zijn, maar moe ten altijd poseren als menselijke wezens: misschien is het bij Greene de moeilijkheid te noemen dat hij. eigenlijk door zijn pro bleem beheerst, de los vertellende Engelse romanvorm kiest om zich in uit te drukken, cn dan noch de"redenering noch het verhaal tot hun recht kan laten komen. Hoe dit zij, de maagdelijkheid die de Liberianen worden geacht ie vertegenwoordigen (een niet hoog ontwikkelde graad van bedorvenheid), komt niet los van het papier, en hun gedaanten zelf blijven plat: in de vertaling, zonder de dwang van het oorspronkelijke woord, wit licht meer dan in het Engels. Op de eerste indruk kon de titel even goed Reis zonder kaartjes betekenen als yournev without maps: men kiest zonder aarzeling het juiste, maar de directe kracht is al verloren. S. M. ADVERTENTIE LIBRAIRI Ged. Oude Gracht 27 - Jacobynestraat 3 se permet d'attirer voire attention sur une collection de livres fraingais, classiques et modernes. qui vient d'arriver, et dont une partie est exposêe dans notre vitrine. Een Haarlemse schilder in Zuid - Afrika Er is natuurlijk nog meer dan ruimte alléén in Zuid-Afrika. Er zijn vele steden, maar slechts zeven daarvan hebben bete kenis. Johannesburg is „De Goudstad". Vier steden hebben belangrijke havens. Dat zijn: Kaapstad. Port Elizabeth, East London en Durban. Havensteden hebben altijd iets prettigs. De zee geeft wal af wisseling in het uitzicht. De zesde en de zevende stad zijn: Bloemfontein, de hoofd stad van de Oranje-Vrijstaat en Pretoria, de zetel der regering van de Unie. Dit zijn rustige steden. Eigenlijk hoort Pieter Ma- ritzburg er nog bij, de hoofdstad van Natal, slechts vijftig mijl van Durban verwijderd. Overigens zijn er nog andere plaatsen, die bekend staan als „Universi teitssteden". Maar de meeste van de eerst- genoemden hebben ook universiteiten. Maar ook Pretoria is erg rustig. In de stad zelf spreekt men altijd over „Het Dorp" als men het centrum bedoelt. Men vindt hier de langste straat van het Zui delijk halfrond: de Kerkstraat, een rechte weg van vijftien mijl tussen de heuvels met op het diepste punt in het midden het Kerkplein, dat zich van andere kerkplei nen onderscheidt doordat er geen kerk meer staat. In Pretoria drinkt „men" koffie tussen 10 en 11 uur in de morgen bij ..Turkstra" in het dorp. Op de kantoren hoeft men dan niemand te zoeken. Het is rustig in Pretoria, ook omdat na de Nieuwjaars festiviteiten iedereen die wat met de re gering te maken heeft met vrouw en kinderen voor een half jaar naar Kaapstad verhuist. Daar worden altijd de parlementszittingen gehouden, die begin Januari door de Gouverneur-generaal ge opend worden. In Juni. als er verandering van weer komt en de regens een aanvang nemen, wordt snel in dag- en nacht-zit tingen het programma afgewerkt. Men trekt dan ijlings naar de boerderijen of respectievelijke woonsteden terug, doch slechts om elkaar weer de eerste Juli in Durban op de renbaan of aan het strand van de Zuidkust te ontmoeten. De „win ter" in Durban kent geen regen en heeft naar Hollandse begrippen het heerlijkste zomerweer dat men zich denken kan. De hele kust van Durban tot Port. Edward (120 mijl) is dan vol vacantiegangers uit de hele Unie, waartoe ook de Gouverneur- generaal, de eerste minister en de meeste leden van de regering behoren. Mooi door afwisseling Begin Augustus trekken allen eindelijk terug naar Pretoria, om vijf maanden ADVERTENTIE sprak ,laap Lange. „Laatst zat ik met een moeilijk geval te kijken. Ik sleepte de ploegbaas erbij en vroeg wat hij er van dacht... hij haalt z'n tabaksdoos voor de dag ,,5/opeersTnpijp"zegt ie „dan zal 't wel lukken'.' En laat ie nou gelijk hebben gehad!' Inderdaad: Er gaat niets boven 'n pijp goede tabak! Tentoonstelling ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Stedelijk Museum te Alkmaar Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van het Stedelijk Museum te Alkmaar (ge sticht in 1875) werd een aantal schilde rijen uit de zestiende eeuw tot een gele genheids-tentoonstelling bijeengebracht. Zij zijn gegroepeerd om vier werken van de nog altijd raadselachtige „Meester van Alkmaar". Deze Meester wordt ver eenzelvigd met Cornells Buys, een om streeks 1519 in de Langestraat te Alk maar wonende kunstenaar, die onder meer schilderingen aanbracht in de sluiting van het koorgewelf van de St. Laurenskerk. Indien dit juist is, dan zou deze meester de broeder zijn van de schilder Jacob Cornelisz. van Oostsanen (later „van Amsterdam" geheten). Helaas is het grote in 1918 door het Rijksmuseum te Am sterdam gekochte (het bestuur van de St. Laurenskerk verkeerde in geldnood!) zevendelige schilderstuk „De Werken der Barmhartigheid" niet op de expositie aan wezig. Het zou van de directie van het Rijksmuseum eigenlijk óók een daad van barmhartigheid zijn geweest, als dit zeld zame werk weer eens enige weken in Alk maar was teruggekeerd. Daar het Rijks museum zélf op zo grote schaal profi teerde van de buitenlandse musea en kunstverzamelaars (de schatten uit het Kaiser Friedrich Museum, de Franse gobe lins, de Weense collectie, enzovoorts) ware een toeschietelïjker houding jegens Alkmaar zeer goed te verdedigen geweest. In ieder geval is aan deze kleine, maar kwalitatief zéér hoogstaande Alkmaarse tentoonstelling het voornaamste stuk ont houden. Het lijkt ons overigens nog enigszins voorbarig nu van de „Meester van Alk maar" te spreken en een aantal werken, zoals hier geschiedde, als van hem afkom stig bijeen te brengen. Het ware voorzich tiger geweest de toeschrijving niet verder te doen gaan dan „Meester der Barmhartig heden" of „Meester van het portret van Jacob Pijnssen" enzovoorts want de ver zameling der op deze tentoonstelling aan de Meester van Alkmaar toegeschreven werken lijkt ons nog verre van homogeen. Beschouwen we „De Zeven Barmhar tigheden" eens nader, dan valt het op welk een karakteristiek laat-Middeleeuws w7erk dit is. De huizen vormen een nog wat vlak en naïef décor, dat met slag schaduwen moest worden verlevendigd. De mensen zijn te groot voor de omge ving. De gebaren zijn doorgaans overdre ven en stellen zware eisen aan de ge wrichten. De handeling (het spijzigen der hongerigen, het kleden der sehamelen, het huisvesten der pelgrims, het verzorgen der zieken enzovoorts) wordt op de ach tergrond in het klein herhaald. De horizon is zéér hopg in het vlak gelegd teneinde zoveel mogelijk détails te kunnen brengen, die wel vele oud-Alkmaarse bijzonder heden zullen bevatten. Het verhalende ..De dorstigen lafenis brengen" één der hierbij besproken Werken der Barmhar tigheden" uit het begin van de zestiende eeuw. overwoekert nog liet aesthctische. Fraai is telkens weer de onopvallende aanwezig heid van de Christusfiguur tussen de be- hoeftigen. Het weergeven van de lichaams beweging ging blijkbaar het beeldend ver mogen van deze „Meester der Barmhar tigheden" nog te boven. Bij de opening der tentoonstelling hield mejuffrouw H. van Gulderen, werkzaam bij de staf van het Rijksmuseum, een uitnemende lezing, waarin zij de schilde rijen der tentoonstelling met behulp van lichtbeelden besprak. Zij wees erop hoe Cornells van Oostsanen (1470-1533) zich te Amsterdam aan het provincialisme ontworstelde en hoe van de latere kunste naars Jan van Scorel (1495-1556) de ruimste internationale geest is geweest, gedurende zijn verre reizen open staande voor de meest verschillende invloeden. Ook Maerten van Heemskerck (1498-1574) was trots op zijn kennis van de oudheid èn der Renaissance. Al deze schilders zijn hier met toonaangevende werken vertegen woordigd. Voor wie van historische portretten houdt is er op deze tentoonstelling veel te genieten. We zagen met vreugde dat er een „Vereniging van vrienden van het Alkmaarse Museum" in oprichting is, waarschijnlijk om te redden wat er nog voor Alkmaar te redden is. Moge dit initia tief met succes bekroond worden, opdat herhalingen van de verkoop van belang rijke stukken als „De Zeven Barmhartig heden" voorgoed onmogelijk zijn. H. SCHMIDT DEGENER Schilderijen en plastieken in raadhuis te Zandvoort Onder auspiciën van de Stichting Tou ring Zandvoort wordt in de door het ge meentebestuur beschikbaar gestelde raad zaal een tentoonstelling van werken van Theo Groeneveld en A. de Brouwer ge houden. De schilder Theo Groeneveld, leraar in het tekenen aan de Ambachtsschool te Haarlem, ontleent zijn onderwerpen gro tendeels aan de natuur: bloemen-stillevens en landschappen. Van de eerste categorie noemen we „Voorjaarsbloemen", een knap pe groepering van hangende bruine elze- katjes met enige narcissen. Er zijn ook schilderijen waarin het groen in allerlei tonen overheerst, bijvoorbeeld: „Onkruid", dat blijkbaar in het voorjaar is geschilderd. Behalve deze ongeveer dertig schilderijen toont Theo Groeneveld een groot aantal reisschetsen in' olieverf op geprepareerd papier. Het zijn landschappen uit Limburg en België, waarin met wisselend geluk, talloze landelijke motieven in een aardig groen-bruin coloriet zijn weergegeven. Een enkele keer koos Groeneveld forsere af metingen (bijvoorbeeld het Kasteel Colon- ster te Tillf in België, bij de Ourthe) en dan is de compositie ook wat wilskrach tiger en met meer temperament opgezet. Er zijn ook nog enige portretten, waarvan „Mevrouw G. G." een met zorg uitgevoerd voorbeeld is. De plastieken van A. de Brouwer, ont werper van het Zandvoortse verzetsmonu- ment, vormen een aardige aanvulling van ae schilderijen. Twee portret-koppen in gips (niet van „plastic" zoals een bezoek ster uit het woord „plastieken" had opge maakt) treffen de gelijkenis zeer goed: de uitgebeelden zijn twee bekende Zandvoort se kunstenaars. Het beeldje „Trots", een slanke vrouwenfiguur, staat niet gunstig op de bovenrand van de schouw. De kop lijkt nu te klein, hetgeen bij lagere op stelling niet zo zal zijn. Leuk is het kin derkopje „Tineke". Op aardige wijze is hel ontstaan van een médaille hier weer gegeven. Eerst ziet men een kleimodel van 25 centimeter, dan een gips-afgietsel in het negatief, zogenaamd „inwaarts". Daarna in het positief, zogenaamd „op waarts". Bijzonder, leerrijk is de vergelij king van het grote bronzen afgietsel hier van met de uiteindelijke sterk verkleinde médaille. Veel détails die in de grote vorm onaesthetisch aandoen, blijken in de kleine médailles een fraai resultaat op te leveren. H. SCHMIDT DEGENER later weer naar Kaapstad Ic verhuizen. Met veel extra treinen en nog eens extra treinen voor de te vervoeren auto's. De reis duurt ongeveer twee dagen. Er zijn uitstekende treinen voor de lange afstan den in de Unie. De „blauwe treinen" bij voorbeeld, met een bed voor iedereen. Er zijn ook mensen die de 1700 kilometer in twee dagen per auto afjakkeren. Behalve de ruimte van de Oranje-Vrij staat moet de Zuidelijk daarvan gelegen Karroo doorgetrokken worden. Honderden mijlen van het beste schapenland, honder den kilometers stoffige wegen waar de banden aan flarden kunnen gaan op het zwaar overdwars-gegolfde wegdek. Bij een snelheid van 80 kilometer per uur schudt de auto uit elkaar. Rijdt men snel ler, dan heeft men kans de diepten te vermijden. Maar die Karroo is een zeer bijzonder landschap, bijna vóór-historisch. Wachter van Natal" (door Waalko Din- geinans Jr.) van het Ntlangwini-type uit de omgeving van Umzinkulu. Vooral langs de omweg over Colesberg- Middelburg. Graaff Reinet en Aberdeen. Hoe werd ik daar geboeid door de „Kop jes" en de verspreid liggende bergmassie- ven, als afgeknotte kegels, als vóórwereld lijke mijnhopen in het overigens vrijwel vlakke, uitgeholde land. Het is een vreug de om in dit droge gebied waar het zelden regent, een aardig plaatsje Middelbm'g te passeren of om in een oase als Graaff Reinet te komen waar de oude straten en tuinen weelderig begroeid zijn met rijk aangelegde boomgaarden. Het water voor de besproeiing klatert de hele dag door de wijde goten van de stad. Als men eindelijk, vermoeid en met auto, neus, mond. ogen en oren vol van het fijnste stof, door de Heksrivier-Pas het vruchtbare en weelderige Kaapse land binnen rijdt, dan is het alsof men het ge zicht op „het beloofde land" heeft. Een wonder van schitterend groen, met wijn druiven op de berghellingen, waartussen de rijke boerderijen fonkelen in de zon. Door „Het Bóland" of „De Kaap" is het dan nog een honderd mijl naar Kaapstad. Dit hele gebied is zo mooi door de afwis seling der bergen met hun passen, vlak ten met riviertjes, bossen, hoger gelegen valleien en soms het uitzicht op de zee. Het Kaapse schiereiland zélf, ten Zuiden van Kaapstad, is een uniek stukje schoon heid van de natuur. Gaat men weer op reis en per auto door de Fransen-du-Toit-klool' over Worcester en Robertson, Montagu, Swellendam en Ladysmith naar de zogenaamde Kleine Karroo dan kan men ook daar weken rondrijden door het prachtige landschap vol steile bergpassen, zeldzame vergezich ten, nauwe bergkloven en interessante (droge) rivierbeddingen. Daalt men van dat gebied weer naar de kust, dan komt men terecht in dat gedeelte van de weg KaapstadDurban (1200 mijl) dat zo terecht de „Garden Route" (Tuinweg) wordt genoemd. Prachtig zijn de lagunen en de wouden, tot aan Port Elizabeth, le vendig onderbroken door passen en rivier mondingen. Maar er is nog zoveel meer in Zuid- Afrika, zoals het onherbei'gzame Basutu- land waar de Bantu's zich tot een ruiter volk ontwikkelden. Gehuld in kleurrijke dekens galloperen ze met hun kittige paardjes langs de smalle bergpaadjes. Noordelijker ligt het land waar de Swazi' wonen die hun haren vol klei smeren. Er zijn talrijke andere naturellenreservaten binnen de Unie. alle met verschillende stammen en verschillende gewoonten. Hoe prachtig zijn deze mensen om te schilde ren. Hun van kracht getuigende geoliede lichamen schitteren als zwart graniet de zon. Onvergetelijk ook is een bezoek aan de Paul Kruger Wildluin, zo groot als heel België, paradijsachtig van sfeer. Doch beter is het éérst de poëzie van het bosveld in het Noord-Westen van de Transvaal of elders te leren beluisteren, een combinatie van bos en veld, van wou den en grasland over heuvels en dalen met daartussen de rotsen en riviertjes. Het grootste bosveld dat ik bezocht heb, ligt aan de andere kant van de rivier de Limpopo, die de Noordelijke grens van Transvaal vormt. Dat bosveld is echter een ander land: Rhodesia. WAALKO DINGEMANS Jr. Tentoonstelling van orchideeën In het Indisch Instituut te Amsterdam Dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk, Commissaris der Koningin in de provincie Noordholland, zal op Vrijdag 3 November in het Indisch Instituut in Amsterdam de eerste na-oorlogse tentoonstelling van or chideeën. georganiseerd door de Neder landse Orchideeën-vereniging te Utrecht, openen. De laatste expositie van deze tro pische bloemen werd in 1935 gehouden. Nederlandse en Belgische kwekers zullen producten inzenden naar deze expositie, die op bepaalde dagen zal worden opge luisterd" door de uitvoering van bloemen- dansen in Oosterse stijl met begeleiding van gamelanmuziek. Aan de tentoonstel ling is een keuring van orchideeën ver bonden. Ook amateurs worden in de ge legenheid gesteld hun collecties te tonen. De tentoonstelling zal tot en met 8 No vember geopend blijven. OVER MUZIEK FERMATE Mijn vriend Fermate vergezelt mij overal waar de muziek mij bezighoudt en hij kan dit zo trouw doen omdat hij onder hetzelf de schedeldak woont. Hij is geen dubbel ganger en ook geen spiegelbeeld, hij is eerder een tegenspreker en zou ook een nuchterling moeten heten als ik niet de endervinding had dat hij op zijn manier romantisch is. Het schijnt zijn bestemming te zijn een waakzaam oog te houden op alles wat mij van binnen muzikaal aan gaat; en ik zou hem verfoeien als ik het besef niet had dat hij de poëzie bescher- men'wil. da', het hem nog meer om de mu ziek dan om mij te doen is. Ik zou trou wens als ik dit niet wist, niet over hem schrijven, want slechts het onpersoonlijke in deze intimiteit kan een beschrijving rechtvaardigen. U hebt inmiddels al vermoed dat deze vriend het muzikale geweten is. Misschien is dit waar, maar het is toch te gauw ge zegd. Hij is nooit onbescheiden, als ik noten schrijf zal hij niet de pen uit mijn hand nemen, maar hij staat in ieder geval achter mij, naast mij, voor mij en boven mij. Het is curieus dat deze schijnbaar af schuwelijke, benauwende toestand, mij nooit heeft beklemd, mij nooit heeft ge hinderd. Dit heeft zijn ooi-zaak in het feit dat wij beiden de minderen zijn van het geen ons bezig houdt. Geweten of niet, mijn vriend Fermate heeft de muziek even zeer lief als ik en als ik mij af en toe ge neigd voel hem weg te jagen omdat het wel eens de schijn heeft dat zijn genegen heid van hoger gehalte is dan de mijne, dan is de verstrooidheid nauwelijks toe gelaten en luister ik naar hem. Inderdaad schijnt het gebied der muziek welzo moei lijk te beleven te zijn dat twee mensen in één hoofd er reden van bestaan hebben. Spreekt U er mij niet van dat dit in alle gevallen van het leven zo is; het zal wel zo zijn maar met zó door te gaan ver duisteren wij zeer zeker het bijzondere van ieder geval op zich zelf. Ik heb aan Fermate gezegd dat ik eens in een paar woorden mijn hart over hem zou luchten in de hoop dat hij voorgoed begrijpen zou dat ik zonder enige schade in onze vriendschap mijn volle vrijheid wil behouden. Ik heb hem gezegd dat ik hem duidelijk onderscheiden zal en hem af en toe aan het woord zal laten en bij die gelegenheden mijzelf in het geheel niet zal mengen in zijn gedoe. Ik heb hem beloofd dat hij vrij mag spreken, als hij wil wachten totdat ik het hem toesta. Ik wil dit, omdat zijn aanwezigheid op de duur toch te positief is en ik liever meer risico in mijn eentje neem dan van secon de tot seconde zijn opgeheven hand in mijn nabijheid te weten. Hij antwoordde na tuurlijk zwijgend en meende dat ik met deze wending zijn superioriteit erkende. Ik heb hem er aan herinnerd dat het voor naamste van zijn eeuwig bezwerende ge zelschap niet. door hem maar door onze afhankelijkheid van de muziek wordt be paald en dat hij evenzeer als ik naar de muziek te luisteren-heeft. Nu, dit geeft hij natuurlijk toe, maar hij fluistert mij met een in, dat ik een moordenaar ben reeds als ik slechts wens hem tot zwijgen te brengen. Van deze hoogmoed zal ik hem genezen door hem vrij te laten spreken; hij zal dan wel andere ondervindingen op doen. Hij mag dan nog een heetje lachen als ik beweer dat het in ons beider be lang en daarmee vanzelf in het belang van onze muzikaliteit is als hij meer zwijgt, minder flitsende opmerkingen maakt en af en toe zelfstandig spreekt zonder door mij gestoord te worden, ik ga mij nu houden aan mijn voornemen. Dus: ik werken en hij beschouwen en op een ander ogenblik hij werken ('hoe doet hij dat?) en ik be schouwen, hoe dan ook. Fermate is zeer verstandig; dit is het eerste en het laatste dat men van hem zeg gen kan. Vandaar dat hij niet kan compo neren. Maar hij is wel zeer muzikaal en ik zou hem beledigen als ik zei dat zijn fluis teringen inzake muziek uit intellectualiteit voortkomen. Hij luistert goed en wil zich zelf daarbij inderdaad vergeten, maar zich verliezen kan hij toch niet; bet is natuur lijk zwak van hem dat hij dit verkeerd zou achten. Enfin, ik neem aan dat het zo moet wezen en ik geloof dat ik hem zeker in zijn waarde laat als ik hem op zijn tijd laat uitspreken. Ik zou de goede ernsti ge Fermate voor geen goud willen missen. Ik blijf zij9 tegenspraken evenzeer waar deren als zijn instemmingen. Het zal zijn sport blijven hem niet te beïnvloeden op het. ogenblik dat ik hem zal laten spreken. Wij zijn beiden rechtgeaarde Hollanders en houden dus van schoonmaak; daarom verzet hij zich in alle oprechtheid niet tegen mijn wens om schoon schip te ma ken. Hij zegt: het blijft mijn taak de zaken helder te zien. En in dezelfde seconde van de vluchtige tijd heb ik gezegd dat dit ook mijn taak is. Hierover zijn wij het eens en ik gun hem het pleizier in het eerste tiende deel van die seconde mij met die gedachte te zijn voor geweest. Dit tijdsverschil be paalt geen waarde-verschil. Hij zegt het kan niet anders hetgeen ik denk en ik denk hetgeen hij zeggen wil. In ieder geval is alles wat er in dit gemeenschap pelijke huis wordt uitgericht door de mu ziek bezield: van deze edele dame zijn wij, Fermate en ik, de getrouwe dienaars en de geduldige lezers mogen dit geloven. HENDRIK ANDR LESSEN A DV ERTEN TIE Heringa Wathrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Post voor Korea-vrijwilligers Postbladen. briefkaarten en luchtpost bladen tot tien gram. welke in een der tus senhavens zullen worden uitgereikt aan de militairen van het Nederlandse detache ment vrijwilligers op weg naar Korea, moe ten uiterlijk op 9 November in Nederland ter post worden bezorgd. Op de adreszijde van de brieven moeten worden vermeld rang naam en voorletters, legernummer, „Ne therlands Detachment United Nations, aan boord Zuiderkruis". Frankering geschiedt volgens binnen lands tarief. De naam van de vermoede lijke tussenhaven mag niet in het adres worden opgenomen aangezien dit vertra ging zou veroorzaken. De brieven, welke na 9 November worden verzonden, zullen pas in de haven van aankomst worden uit gereikt. De vermelding „Aan boord Zuider kruis" dient dan te vervallen. De regeling van het postverkeer met de militairen ge durende hun verblijf in Korea zal nader worden bekend gemaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 5