Het Hek van de Dam.
Kaïittekeiiliu
Gewoon maagzout
of Chefarox?
CHEFAROX
KOOP
RADIO
Zaterdag 25 November 1950
S. VESTDIJK: „IDe glanzende kienncel" (Beschouwingen over
poëzie). (Uitgeverij „De Driehoek", 's-Graveland)
•*jA ALBERT VER WE Y is er bij mijn
weten geen Nederlands dichter gi
lleest. die zich indringender dan Vestdijk
j,ceft beziggehouden met de techniek der
dichtkunst. Zelfs is er in onze letterkun
dige geschiedenis'niet één te-noemen die
dit probleem (want de poëtische schoon
heid. wonderbaarlijk naar haar aard, doet
zich aan het versland voor als „probleem")
zuiverder gesteld, nauwer omcirkeld," die
per gepeild heeft dan hij. al hebben meer
terloops Van Eyk en Nijhoff, meer als
werkmethode der critiek Hendrik de Vries
en Binnendijk, meer incidenteel F W. van
Heerikhuizen in zijn Rilke-studie. belang
rijke bijdragen geleverd tot een poëzie
beschouwing, die het dichterlijk mysterie
langs de weg der vers-techniek tracht te
benaderen. Zeer overtuigend is dit het uit
gangspunt geweest van Vestdijk bij de
samenstelling van het achttal lezingen dat
hij in 1943 voor zijn kampgenoten van
Sint Michielsgestel heeft gehouden.
Onvervaard, gewapend met wal ik een
creatieve intelligentie zou willen noemen,
sronöig voorbereid door vroegere studies
(ik denk aan zijn essays Hemelse en aardse
poezie. Rilke als barokkunstenaar, de be
schouwing over Emily Dickinson alle uit
Lier en Lancet, aan Prolegomena ener
aesthetiek cn Wetenschappelijke bij-
nrage tot de rythmologie; te vinden in De
Poolse Ruiter cn aan zijn studie Albert
Venvey cn de Idee begeeft hij zich in regïo-
r.eu. die gemeenlijk voor onaantastbaar
worden gehouden, een heilig domein, waar
voor het verstand geen toegang is. Vestdijk
Z31 de laatste zijn die de poëzie van haar
luister wil beroven door haar te determi
neren, ook de laatste die de onomschrijf-
baarheid der dichterlijke schoonheid, van
haar cigenlijkste wezen, zal ontkennen
Maar dat weerhoudt hem er niet van tot
het wezen der poëzie door te dringen, zoals
Rilke de muziek wil benaderen: „aan de
achterzijde", om haai-, de ondoorgronde
lijke, voor zover doenlijk in te lijven bij
het „weten". Het weten is een wapen, een
beveiliging. Het geeft (relatieve) zeker
heden. het beteugelt gevaren (en de poëzie
hééft de hare, zeer verleidelijke zelfs).Wel
licht is de gedachte niet zo verwerpelijk,
dat een kunstenaar als Vestdijk, voor wie
mèt Rilke het leven „vol afgronden" is, de
bezwerende kradhten der intelligentie bij
voorkeur te hulp roept, ook daar (of beter
ivcllicht: juist daar) waar het dichterlijke
afgronden betreft. Hoe dan ook. men heeft
daaraan een ongehoord gevariëerd oeuvre
te danken, waarvan de vers-technische stu
dies niet het minst-verrassende deel uit
maken.
Deze samenvatting van Vestdijk's vroe
ger wetenschappelijk onderzoek naar het
wezen cler poëzie heeft aan de talrijke
vondsten clie hij op dit „eindeloos" terrein
heeft gedaan de nodige toegevoegd. Zelfs
het uitgangspunt is een trouvaille, een
spitse vondst van een veelzijdigheid, waar
van Vestdijk-zèlf alle mogelijkheden nog
niet heeft uitgeput: de vergelijking van het
gedicht (de dichtkunst) met de kiemcel,
hier „glanzend" geheten ter ere van haar
schoonheid, maar tóch een onpoëtische, bio
logische kiemcel, de eencellige levensdraag
ster, waarin de ontplooiingsmogelijkheden
besloten liggen, in tegenstelling tot het
meervoudige, het ontwikkelde organisme
van het proza. Zo wordt de poëzie naar
haar wezen onderscheiden, geïsoleerd, van
haar zusterkunst het proza, en uit dit auto
nome isolement kenmerk na kenmerk ana
lytisch afgeleid: de verhouding tussen me-
ii'lim m rhythme,. de poëtische concentra
tie, beeldenrijkdom, woordherhaling,woord-
rangschikking, functie van rijm en klank,
relaties tussen vorm, inhoud en stof, en de
functionele betrekkingen die er tussen al
deze dichterlijke categorieën blijken,te be
slaan.
Vestdijk is niet alleen een exegeet der
poëtiek, hij is een poëtisch exegeet: elke
ontleding van een gedicht in zijn rhythmi-
sche, metrische, beeldende, muzikale, pro
sodische eigenschappen in zijn hoedanig
heid van gedachtenvertolker en vormdra-
ger, wordt tot een onthulling van zijn
schoonheid. Telkens weer verrassen de uit
komsten dezer anlyses' door hun bevestiging
van wat de „intuïtie" al bevonden had. Ik
kies uit de vele „vooi'beelden", waarvan
Vestdijk zich als illustratief materiaal be
dient (Rilke, Verlaine, Boutens, Verwey,
Slauerhoff, Engelman, Nijhoff een op
merkelijke keuze) de laatste, Nijhoff, en
van hem het gedicht waarin zich wel ^lans-
lijk uit de „glanzende kiemcel" de dichter
lijke mogelijkheden hebben ontwikkeld:
..Het lied der dwaze bijen". Wat Vestdijk
hieromtrent door analyse aan het licht
brengt aan dichterlijke schoonheid is, zoals
vrijwel overal, synthese: een „herbouw"
binnen de kring van ons bewusl-zijn.
ADVERTENTIE
Met gewoon maagzout kunt U
lijdelijk het overtollige maag
zuur binden. Maar het mag niet
in verdubbelde mate terugkeren
Neem eens Chefarox, want dit
beschermt bovendien uw maag
wand met een geleiachtige ge
nezende laag.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 25 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Anna Lucasla" tCo-
mediai. 8 uur. Begijnhofkapel: Nederlandse
muziekavond (Didi Sanders, Hans Schouw-
®an, Willem Noske), 8 uur. Brinkmaan:
amusementsvereniging „The Mixer", 8 uur.
••Huis met de sleutels", Heemstede: openbaar
huisconcert. 4.30 uur. Palace: „Tarzan en de
Meerminnen", 14 j.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „Opmars zonder genade". 14 j.. 2,
*•15, 7 en 9.15 urn-. City: „Dokter Elisabeth",
13 j..-2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Het
recht van de sterkste", 14 j„ 2.30, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: „Salto Mortale", 18 j.. 2.30,
en 9.15 uur. Rembrandt: „Onverbreekbare
handen". 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 26 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Anna Lucasta" (Co-
roedia i, 8 uur. City: Zondagmorgenvoorstel-
'"ig „Helden zonder glorie". 11 uur. Rem-
hrandt: Zondagmorgenvoorstelling „Met de
Willem Bartnclsz ter walvisvangst". 11 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 27 NOVEMBER
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Voor meer dan de onvermijdelijke
.zwaarwichtigheid" behoeft men op deze
verstechnische speurtochten naar het we
zen der poëzie niet beducht te zijn: aan de
oorspronkelijke causerie-toon der lezingen
werd niets veranderd; de lezer is in ge
sprek met Vestdijk, die een zeer stimule
rende kracht blijkt te zijn en .zijn hoorder
(hier: lezer) „zienderogen" paden doel be
treden in het heiligdom der dichtkunst die
als ontoegankelijk golden.
Mijn bezwaar geldt uitsluitend hel laat
ste hoofdstuk, waarin de dichter Vestdijk
als het ware met zijn toehoorders een
gloednieuw sonnet opbouwt als generale
repetitie van de voorafgaande verstechni
sche beschouwingen. Uit de door „impres
sie" spontaan geboren eerste dichtregel
wordt, vers na vers, dit sonnet gecon
strueerd aan de hand van velerlei over
wegingen. En al ontkent Vestdijk in zijn
betogen allerminst de onbewuste aandrif
ten, de „inspiratie" als schoonheidwekken
de kracht, het toetsend, verwerpend, vij
lend, inlassend, herschrijvend proces der
voltooiing in werkélijkheid natuurlijk
een „nabetrachting" schijnt zich hier
toch te zeer te voltrekken in het bewust
zijn (in plaats van in de sfeer der bewust
wording) om de „nuchteren", de van de
poëzie afzijdigen, niet te stijven in hun
opvatting van de dichtkunst als maakwerk.
Want hoe dicht een creatief-inlelligent
„inwijder" als Vestdijk met behulp van
dichtkunst-theoretische beschouwingen van
het fijnste gehalte het „wezen der poëzie"
ook benadert, de dichtkunst, als alle kunst,
blijft mysterie, blijft dat zelfs krachtens
Vesldijks eigen vergelijking met de kiem
cel, die de biologische draagster is van het
w onde r dat wij leven noemen. Dicht
kunst èn leven als het uileindelijk-ondoor
grondelijke: „Welke heem'len", dichtte
Rilke op het hart van een roos,
„welke heem'len spiegelen zich in 't diepst
van de binnenzee
dezer ontloken rozen.
C. J. E. DINAUX
ADVERTENTIE
MAAR KIJK UIT!
Nevenstaand embleem waarborgt
U de ERKENDE radiohandelaar met
het goede FABRIEKSTOESTEL
Publicatie der Nederl. Vereniging van Radio-detailhandelaren (N.V.R.D.)
Afd. Haarlem en omstreken
„Zang en Vriendschap" met
nieuw werk van Duvosel
De uitvoering die de Koninklijke Lie
dertafel „Zang en Vriendschap" Vrijdag
avond in de Haarlemse Concertzaal gaf,
was er een zonder goedkoop effect. Er was
integendeel iets ascetisch in het met
smaak samengestelde programma. Er wer
den in het begin van de avond drie over
ledenen herdacht: de heren G. Otto Sr.
en C. Warnier, leden der Liedertafel, en
mevrouw S. Kuyper-Kuiper, bestuurslid
van het Klaas van Eden-fonds. Daarbij
paste het van weemoed zware „Ecce
quomodo moritur" van Diepenbrock. dat,
a cappella gezongen met soepeie klankver
menging, een treffende indruk maakte.
Die indruk werd vastgehouden door drie
fraaie oud-Nederlandse geestelijke liede
ren, waaronder het sublieme „Och voor de
dood en is troost noch boet", die als ver-
puurd van klank en uitdrukking gezongen
werden door de vocale soliste Dora van
Doorn-Lindeman, in een fijnzinnige be
werking met fluit en klavier van dr. An-
thon van der Horst. De fluitist Ed. van
Leer cn de pianiste Emmy van Eden toon
den zich uitstekende partners van de
zangeres.
De organist Albert de Klerk bracht ons
met vier nummers uit zijn „Tien orgel
stukken", waarvoor hij rijke tinten op het
orgel vond, dichter bij de aarde. Dat was
ADVERTENTIE
de overgang naar het kapitale nummer
van het programma, het hartstochtelijke'
„Aussöhnung" van Lieven Duvosel, voor
mannenkoor en sopraan, met begeleiding
van orkest, dat ditmaal was vervangen
door het orgel. Het is een uitvoering ge
worden waaraan Duvosel beslist zijn
„fiat" zou hebben gegeven. Ze was tech
nisch gaaf en tevens ontroerend mooi.
Eerlijk gezegd was ik vooraf een beetje
huiverig voor de sopraan-soliste; Dora van
Doorn-Lindeman is nu eenmaal een uit
gesproken klassiek en modern ingestelde
kunstenaresse, wie het dramatische en ro-
mantisch-gevoelige sentiment van Du-
vosels werk vreemd moet liggen.
Maar dit is mij bij deze uitvoering voor
honderd procent meegevallen; zij wist de
vereiste brede spanning aan haar partij te
geven en het geheel met fijnzinnige muzi
kaliteit nobel te houden.
Dirigent Jack P. Looy heeft met deze
mooie bezielde uitvoering een groot en
weherdiend succes geboekt, dat hij col
legiaal deelde met de vertolker van de
lang niet eenvoudige orgelpartij. Het
prachtige „Veni Creator" van Diepenbrock,
voor koor en orgel, kreeg tevens een zeer
geslaagde verklanking, waarbij vooral de
lenigheid van het koor opvallend was.
Ten slotte was er nog de eerste uitvoe
ring van een doorgecomponeerd „Tantum
Ergo" van Duvosel, voor koor en orgel.
Een nagenoeg „diatonische" schrijfwijze
geeft dit nieuwe werk een positieve kracht,
die haast Bruckneriaans aandoet. De uit
voering was machtig en vol bezieling en
ontlokte een spontaan applaus, nog vóór
het slot bereikt was. Een bewijs hoezeer
het insloeg bij het publiek.
Te voren had Dora van DoornLinde
man vijf geestelijke liederen van B. van de
Ligtenhorst Meyer op teksten van Jan
Luycken gezongen. Zij vertolkte ze uit
stekend en Emmy van Edens pianobegelei
dingen bleven mede in de vereiste sfeer,
maar het kwam mij toch voor, dat dit nu
niet de meest geschikte keuze was op dit
met geestelijke muziek toch al zwaar be
laden programma. Maar de Vlaamse kracht
en zwierigheid werden op het programma
nog even aangedikt door de virtuoze
Rhapsodie voor orgel van Flor Peeters,
die na de zeer ingetogen liederen een zeer
groot contrast vormde. Men had ondertus
sen weer eens een zeldzaam mooi orgel
gehoord.
De Koninklijke Liedertafel en haar
ijverige dirigent'Jac. P. Looy kunnen op
de resultaten van hun streven, om deze
Hollands-Vlaamse concert-avond tot iets
bijzonders te maken, met genoegen terug
zien.
JOS. DE KLERK.
Prins Bernhard naar de
„Karei Doorman"
Prins Bernhard zal in zijn functie van
Inspecteur-generaal der Koninklijke Ma
rine op 28 en 29 November een bezoek
brengen aan Hr. Ms, „Karei Doorman", die
thans tezamen met Hr. Ms. „De Bitter" en
Hr. Ms. onderzeeboten „Zwaardvis" en
„Tijgerhaai" oefeningen houdt in de Mid
dellandse Zee, waaraan ook eenheden der
Britse marine deelnemen.
De Prins wordt bij dit bezoek behalve
door officieren van zijn persoonlijke staf
vergezeld door de chef van de marinestaf,
vice-admiraal jhr. E. J. van Holthe. Als
gast der Koninklijke Marine gaat ook de
chef van de luchtmachtstaf, luitenant-
generaal I. A. Aler, mee.
De Prins zal op verzoek van de Konink
lijke Marine de viiegtuigmaker-electro-
monteur eerste klasse A. J. dc Mots. die
wegens ziekte niet met Hr. Ms. „Karei
Doorman" kon vertrekken, in zijn vliegtuig
vervoeren, zodat deze alsnog een deel van
de oefenreis zal kunnen meemaken.
ADVERTENTIE
Wagenweg 29 - Tel. 20518
Mrs. F i k k e r t van
Dy ck,
having returned from
Elisabeth Arden,
25 Old Bond Street,
London, W.
will be pleased to
give you all advice;
without any charge
of course.
Cn phoning we
deliver everything
at your house
WEER NEGEN TABAKSSCHUREN
AFGEBRAND IN SOEKABOEMI
DJAKARTA, 24 November (Aneta). De
brandstichtingen in het gebied van Soeka-
boerni gaan steeds door. Aneta meldt dat
wederom negen schuren zijn afgebrand.
ADVERTENTIE
Muziekinstrumenten
Gramofoonplaten
Bladmuziek
Kruisweg 4!) - Haarlem - Tel. 11532
lllllllilllllIHHHBBHnanaHHHHEMIIIIIIII
Kletskoeck
„De Schreyershoekstooren, is mede
te gelyk met de Sint Anthoniespoorl en
Kloveniersdoelen, in den jaare 1482
gestigt. In den jaare 1566 zou zekere
Vrouwe ter dezer plaatse, door datze
het laaste Vaax'wcl van lraaren Man zo
ter harten nam, onbeweeglijk, als een
steene Beeld, blijven staan weezen,
waarvan een Verbeelding, in witte
Steen, in den Tooren gemetzelt, noch
heden te zien is. Voordezen plegen de
Oost- en Westindieschvaarders hier ter
plaatze Scheep te gaan, die, van hunne
Vrouwen, Ouders of Vrienden, dus ver-
r<? uilgeleit, en afscheid namen, dat dik
wijls wederzyds niet zonder traanen te
storten geschiedde, welke den Naams-
oorsprongk zoude zyn van deze
Schreyershoekstoorén
De Haavenmeesler heeft hier een ver-
maakelijke Wooning, strekkende met
eenige nieuwe Betimmering beneden en
ter zyde van den Tooren. H. van den
Burg, de Schrevershoek spreekende in
voerende, zingt dus:
„Men noemt my Schreyershoek, om
dat hier zeer veel traanen door Vrouwen
zijn gestort, met rede droef te moe.
Wanneer hun Mannen 't spoor, gedwon
gen, moesten baanen van 't Y. door
meehig Zee, naar 's Ganges oever toe.
Doch billylcer waar 't my nu Lachers-
hoek te noemen, Vermits ik dag aan
dag, Élk even vrolyk van zyn groot
geluk hoor roemen, Om dat, met lijfs
gevaar, hy Peper haaien mag!"
Aldus lezen wij in het handzame
boekje „Gebouwen. Gezigten en Oud
heden der Stad Amsterdam met figuu-
ren", uitgegeven in 1736 door de Haar
lemmer Johannes Marshoorn. De figuu-
ren, zo zegt de heer Marshoorn fijntjes,
is hij door inkoopen magtig geworden.
„Dezelve hebben eertijds gediend tol
R. van Leuves alomberuchte Amster
damse Beurs, die, met zyn verdere
Prulwerken, meest gekogt wierden om
eens te lachen".
Het verhaal van de heer Marshoorn
omtrent de Schreyerstoren is zonder
meer kletskoeck. Dit blijkt zonneklaar
uit het boekje van Ton Koot, die ieder
een „En nu.Amsterdam in" jaagt en
die beweert dat de toren vroeger Scray-
houck of Scrayhorn heette. Hij herkent
het woordje scray als schrijlings (zoals
men te paard zit) en dat is voor een
toren ook direct veel aannemelijker.
Scheepspraet
Een van de voornaamste eigenaardig
heden van het fraaie torentje is wel dat
de heer Henry Hudson deze plaats uit
koos als vertrekpunt voor zijn reis naar
China met het schip de Halve Maen.
Deze Engelse kapitein had het al eens
via de Noordpool geprobeerd en ook via
Nova Zernbla, maar toen kreeg de Mos-
covische Compagnie genoeg van zijn
malle fratsen en joeg hem de laan uil.
De heer Hudson stelde zich daarop in.
verbinding met de heren Plancius en
Hondius, die zoals hun namen al zeg
gen, uit Amsterdam kwamen. Tezamen
rustten zij het I8V2 meter lange scheepje
De Halve Maen uit. In 1609 voeren zij
uit naar Texel en gingen daarna in
Noord-Oostelijke richting. De beman
ning kreeg er al spoedig tabak van om
naar de Maen te gaan, zelfs al was het
maar een Halve en stelde de oude onder
pressie voor om New York te gaan ont
dekken. „Alla dan", zei Hudson, wendde
de steven en voer naar de Nieuwe We
reld. Hij koerste de mond van een rivier-
op, die hij bescheiden naar zichzelf
noemde en dreef enige handel met de
plaatselijke Indianen.
Zoals gij op de bijgaande scheeps-
kaart ziet, waren er toen nog niet zo
veel wolkenkrabbers als thans. Al spoe
dig zo leert ons de Winkler Prins
Encyclopaedic zag hij in, dat hij ook
op deze manier niet in China zou ko
men. Nu ja, dat haalt hem de donder.
Nadat hij inderdaad door het onweder
was meegevoerd, verdwijnt hij uit onze
gezichtskring, maar niet voordat wij de
heren Marshoorn, Koot. Winkler Prins
cn Hudson voor hun welwillende mede
werking hebben dankgezegd.
Zoals u zich evenals wij nog wel niet
meer van school zult herinneren, werd
Amerika daarna een Nederlandse kolo
nie. De stad New York werd omgedoopt
in Nieuw Amsterdam en wij begonnen
er meteen fiks de lakens uit te delen,
teneinde de Twentse industrie te steu
nen. Uit die tijd dateert ook de Ameri
kaanse uitdrukking Cheerio, in die tijd
een bekende Mokumse zegswijze, ont
leend aan het oud-Nederlandse lied
„Cheerio, Cheerio, in Holland daar
doene me zo".
Ook namen als Kublinsky, Wasiljew
en Popoulopovitsj herinneren nog sterk
aan die periode van Hollands bewind
en worden uit dien hoofde nret groot
respect in Amerika bejegend.
Spoorzigt
Van New York terug naar de
Schreyerstoren is tegenwoordig een
reisje van niks ja Henry, dat had je
ook niet kunnen dromen, hè? en
wanneer men er binnentreedt, ziet ge
er thans functionarissen van de Haven
dienst, die er ónder leiding van de Ha
venmeester hun mooi en nuttig werk
verrichten. Ter illustratie hiervan moge
dienen, dat zij dit jaar al het vierdui-
zendste schip hebben binnengebracht.
Dit was juist geschied toen wij op het
kantoor waren. De dienstdoende inspec
teur deelde ons mede: „We liggen op de
burgemeester te loeren".. Dit was niet
zozeer een plaatsbepaling van de loer
ders als wel een onderwerpvermelding
van het loeren, dat is wel duidelijk, ho
pen wij.
De Havendienst heeft een uitgebreid
aantal functies en de leden hebben
daarom een verbaliserende bevoegdheid.
Zij zijn buitengewone veldwachters. Dat
is altijd practisch om te weten. Het zijn
hartelijke kerels en wanneer het 's win
ters vriest, zorgen zij er wel voor dat
het ijs gauw gebroken is. Zij zorgen te
vens dat de schepen een ligplaats gereed
vinden. Met die van de schepelingen
hebben zij echter geen bemoeienis.
Daarentegen houden zij wel de statistiek
bij van het gaande en komende schip
en zijn ze voortdurend in de weer met
de telefoonlijn naar IJmuiden, waardoor
zij aan de weet. komen of een schip op-
of afvarende is. Op is naar en af is van
Amsterdam.
De weemoed, die in de vertrekken
van het antieke pandje hangt, wordt
goeddeels veroorzaakt zo deelde men
ons mede door het feit dat dat het
geen uitzicht meer biedt. Op de haven
wel te verstaan. Daarentegen kijken zij
nu uit op de spoorbrug, waar lelijke
treinen met geraas over heen rijden en
de schone zeestomers aan het. zeenrans-
oog onttrekken.
Het Nederlands Volkstoneel bracht
Vrijdagavond de première van „/ls-
jaltjeugd" door Robert Hossein on
der regie van Hans Ticmcyer.
Hiervan worden Zaterdag. Zondag
en Maandag dc eerste reprises pege
gen in de Doelenzaal aan de Klove
niersburgwal.
Dit week-einde komt hel Amster
dams Toneelgezelschap voor het
voetlicht van de Stadsschouwburg
met Dodendansvan August Strind-
berg onder regie van A, Defresne.
De hoofdrollen worden vertolkt door
Charlotte Kohier, Albert van Dalsum
en Jolian Schmitz. Zondagmiddag
vertoont de Nederlandse Opera we
derom „De Vliegende Hollander" van
Wagner.
Het bioscooptheater Kriterion viert
zijn eerste lustrum met de vertoning
van de film „Cluny Brown" van
Ernst Lubitsch, vaar de gelijknamige
In de hoofdstad uit
roman van Margery Sharp, met
Charles Boyer en Jennifer Jones. Na
de pauze geven studenten (alleen
des avonds) een door Marlie Ver-
denius geschreven en geregisseerde
cabaret-voorstelling onder de titel
..De ooievaar is dood".
De alt Kathleen Ferricr zingt (be
geleid door Gerald Moore) heden
avond in de kleine zaal van het Con
certgebouw liederen van Bach, Han
del. Purcell, Schubert. Brahms en
anderen.
In de grote zaal van het Concertge
bouw wordt Zondagmiddag wederom
een concert voor niet-Amsterdam-
mers gegeven, dit keer onder leiding
van Hein Jordans en met medewer
king van de Zwitserse pianist Adrian
Aeschbaclier. Het programma be
staat uit de Academische Feeslouver-
ture en het Tweede Pianoconcert (in
Bes) van Brahms en de Zevende
Symphonic van Beethoven. Dezelfde
pianist, geeft Dinsdagavond in de
kleine zaal een recital, geheel gewijd
aan werken van Schubert.
Zaterdagavond geeft Clara Haskill,
eveneens in het Concertgebouw, een
piano-recital met werken van Bach,
Schubert, Schumann en Beethoven.
Maandagavond geven Jn Vincent en
Herman Schey een liederenavond
voor dc kunstkring „Voor Allen"
met medewerking van de pianist
Gerard Hengeucld. Zondagavond
spelen er drie dansorkesten, name
lijk de band van Vic Lewis, dc Sky-
masters en de Ramblers.
I Made Soekengudje treedt Zondag
middag in het Indisch Museum op
met Balinese dansen.
Hedenmiddag is in het perceel
Johannes Vermeerstraat 2 het mu
seum Amsterdam en omgeving"
geopend. Kunsthandel Huinck cn
Scherjon aan de Herengracht stelt
tot 20 December nieuwe werken van
W. A. Oepls ten toon.
A
De Schreyerstoren ziet er daarom
héél droevig uit.
BOEDA.
OVER MUZIEK
VALERIUS
De woorden „Valerius" en „Valerius'
Gedenckclanck" komen veel Nederlanders
niet onbekend voor. Maar als men weet dat
deze Gedenckclanck de klassieke schat
kamer der Nederlandse volksliederen is.
klinkt het spijtig als men er niet meer van
kan zeggen dan dat het boek „niet onbe
kend" is. Men zou moeten kunnen zeggen
dat iedere schooljongen zijn Valerius bezit
cn dat in ieder huis enige exemplaren bij
de hand zijn. Het is nu eenmaal niet zo.
Het eerste couplet van het Wilhelmus zin
gen wij wel mee, het tweede komt er ook
nog wel eens een beetje uit: een paar an
dere liederen, als ..Wilt heden nu treden"
worden op een nationaal feestconcert nog
wel getrouw als een gevoelvolle solo voor
gedragen, maar overigens blijft de Ge
denckclanck een gesloten boek.
Het is waar dat er in deze toestand
enige beweging is gekomen. Dat wil zeg
gen: idealistische paedagogen en anderen
die een gezongen uiting van vaderlandse
gevoelens aanbevelen als versterking van
het eigen volksbesef, streven onvermoeid
naar een verbetering. Men kan hiervan
niets dan goeds zeggen. Het moest waar
zijn dat de klassieke Nederlandse volks
liederen een werkelijk levend element
waren, die allerlei soorten van landgenoten
verbond. Het is jammer en bedenkelijk dat
naar zoiets gestreefd moet worden: het is
jammer dat hier van opvoeding sprake
moet zijn. Het is jammer dat Nederland
het land der zangverenigingen niet het
land van de volkszang is. Nederland is het
land van het onderwijs, in en buiten de
scholen. De volkszang zal dus ook onder
wezen moeten worden, hoewel de volks
zang een spontaniteit is. Wij zullen nooit
zingen zoals de Italianen en wij zullen
nooit dansen zoals de Spanjaarden. De
Zuiderlingen krijgen er geen les in: dat is
namelijk niet nodig. Wij hebben geen tijd.
wij moeten voor onze rapportcijfers zorgen
en overigens gaan wij voetballen.
In de zeventiende eeuw werd in Neder
land de muziek niet meer in die rijke, ver
heven zin beoefend zoals het in de latere
Middeleeuwen was geweest. Sweelinck ver
tegenwoordigde de laatste bloei der oude
tijden; maar zeer zeker kende de zeven
tiende eeuw een beter soort volks-muziek-
beoefening dan onze dagen. En deze be
oefening was zeer algemeen, zeer vertakt
en verspreid. Men zong in alle huizen, de
grote en de kleine, evenzeer op het Mui-
aerslot als in de herbergen. In alle ge
zinnen namen enige Liedboeken eemplaats
in. Het waren de nodige papieren om
elkaar de teksten en de wijzen aan te
duiden. Er werd weinig kunst beoefend,
maar er werd veel gezongen.
Er werd niet geconcerteerd, niet geboomd,
niet gecritiseerd, maar er werd gezongen.
Het moet primitief geweest zijn en ik zou
kunnen toegeven aan een neiging om te
klagen over het verloren land der schoon
heid. maar ik zal het niet doen. In latere
tijden zou in ditzelfde land de kunst weer
tot bloei komen en ging de volkszang weer
achteruit. Wij kunnen blijkbaar geen volle
weelde van muziek opbrengen.
Het voornaamste der oude liedboeken
was die Gedenckclanck van Valerius. De
familie Valerius kwam uit Frankrijk en
onze vriend Adriaan, de samensteller van
het mooie boek, was notaris in Veere. De
verzameling liederen is een soort bezongen
geschiedenis der veelbewogen dagen in de
16de cn 17de eeuw. Valerius componeerde
niet de melodieën; hij maakte zeer vele
verzen -en zocht daarbij allerlei reeds be
staande wijzen. Hier en daar zal 'hij wel
eens een verandering in een melodie ge
maakt hebben; zijn voornaamste taak was
de medeburgers hun gevoelens als Hollan
ders een zangstem te geven. Het is curieus
dat verreweg de meeste dezer zangwijzen
van andere landen afkomstig waren. Zeer
veel melodieën brachten de zeevaarders en
de reizigers-overland mee. Wat hier aan
sprak bleef behouden. De meeste melodieën
waren uit Engeland en Frankrijk gekomen
en Valerius nam bij zijn gedichten die
wijzen, welke hier burgerrecht verkregen
hadden.
Zo was de melodie van ons Wilhelmus
in 1568 een soldatenlied dat bij Chartres
werd gezongen. Men duidde de wijs dik
wijls aan als „de wijze van Chartres". En
zo hebben vele ernstige tijd-verzen van
Valerius een melodie-opgave die Engelse of
Franse dansliederen verraadt. Daardoor
kregen de woorden van Valerius hun ge
voelsuiting in een muziek welke hier niet
gecomponeerd was.
Dit klinkt menigeen vreemd in de oren.
Het is echter van nature waai' dat in een
melodie gevoelens van allerlei aard kun
nen worden uitgedrukt. Dit was zo in de
vijfde eeuw, in de elfde eeuw, in de zeven
tiende eeuw, enfin in alle tijden. De muziek
is namelijk geen foto van een sentiment,
maar een levend landschap waarin men
zich met zijn gehele wezen begeven kan.
Niemand zal ooit met noten, punten, kom
ma's. enz. kunnen aantonen waarom en
hoe de oude krijgssignalen der Fransen bij
Chartres de onverwoestbare pijlers van ons
onvolprezen Wilhelmus zijn. De indruk
wekkende melodie zal altijd verheven blij
ven boven dat slappe „Wien Neerlands
bloed" dat in ons land netjes gemaakt is.
Als ik in de „Gedenckclanck" lees. leer
ik mijn vaderlandse geschiedenis opnieuw.
Er zijn zeer vele zaken in die ik betreur;
op diezelfde zaken zal een ander misschien
trots zijn. Alle Nederlanders denken nu
eenmaal anders en dus zijn wij allen an
dersdenkenden; maar over de waarde van
de zeventiende-eeuwse liederen behoeven
wij toch niet te twisten, denk ik.
HENDRIK ANDRIESSEN.
ADVERTENTIE
ZAKAGENDA 's
KALENDERS
M. STRIJLAND
SCHOTERWEG 5—7
Burgemeester van Harlingen
uit Harlingen (Texas) terug
De burgemeester van Harlingen, de heer
A. E. Hannema, is van zijn bezoek aan
Harlingen in de Amerikaanse staat Texas
teruggekeerd, na een afwezigheid van elf
dagen.
Men had hem in deze 45 jaar oude, 25.000
inwoners tellende stad als een vorst ont
vangen. Men had hem ereburger van de
staat Texas gemaakt en te zijner ere grote
feesien en optochten gehouden. Een koor-
van scholieren had hem, in uitstekend
verstaanbaar Fries het Friese volkslied en
in het Nederlands Wien Neerlands bloed
toegezongen.
Hij was overladen met geschenken.