Het Hek van de Dam Litteraire Kanttekening en Ckefarine „4 s Slotens historische vlaggen in Haarlem in oude luister hersteld Blij Bus tegen trein in Canada; Agenda voor Haarlem Rcclamc STANDBOUW RECL. BORDEN SHOWCARDS Ordonnantie Sjorren en sleuren Bloed proeven ln de hoofdstad uit OVER BEELDENDE KUNST GEORGE HENDRIK BREITNER ZATERDAG 10 FEBRUARI 1951 3 CLARE LENNART: 's Gravenhage) »De blauwe horizon" (A. A. M. Stols, MET HAAR BEWEGELIJKE, zeer per soonlijke fantasie, die voortkomt uit wat méér is clan dat, namelijk uit verbeel dingskracht, heeft Clare Lennart in de verhalen van haar verschillende romans één en hetzelfde thema verweven. Het klinkt in al haar werk door, vaak als een melodie welke uit een nevelige verte komt, onbestemd, vragend, mijmerend, steeds als een ondertoon van heel nabij, melancho lisch, een donkere cellostreek. Meer nog dan wat ze vertelt, zelfs meer soms dan hóe ze het vertelt, is het die stem, dat ge luid waarmee ze het eigenlijke mededeelt van haar kunstenaarschap: het levens gevoel van de mens die zich als toeschou wer voelt van het dagelijkse, laslbaar- reéle leven en zich verbonden weet met datgene wat daar bovenuit en buitenom gaat. „Een droom van grote helderheid", noemt Clare Lennart het. Marianne in „Avontuur" spreekt van het „het andere leven" in „Kasteel te huur" en „Huisjes van kaarten" wordt het aangeduid als „de droom". Aangeduid niet meer dan dat: nooit heeft Clare Lennart „dat andere" kunnen benamen; woordloos als het is heeft geen dichter, ook de grootste niet, dat gekund. Maar op de achtergrond van al haar romans, achter het eigenlijke verhaal, js het als een belofte, als een verlokking aanwezig, ijl-zwevend of helder-wijd, on tastbaar, maar zéér wezenlijk, wezenlijker dan wat men de werkelijkheid pleegt te noemen. Neen: „droom" is er het juiste woord niet voor, erkent Clare Lennart in „Mallemolen". Het is een visie, een hei melijke belevenis, waarin de disharmonie der dagelijkse, begrensde levenservaringen het oplossend slotaccoord vindt. Door haar. persoonlijke wijze van indirect zeggen, van verzwijgend laten-raden (haar stijl dus) heeft Clare Lennart dit levens gevoel, dat haar en de hoofdfiguren van haar romans bezielt, minder gesuggereerd door het weergeven van gedachten, gevoe lens en gesprekken dan door de sfeer die de mensen omringt: een bloemengeur, de zwoelte van een zomermiddag, het herfstig ruisen in de boomkruinen, het nevelig blauw van bossen in de lente, de klaarte van een strenge winterdag. Over de tragiek der tegenstelling tussen „droom" en werkelijkheid, van het heim wee naar wat zij wel eens het beloofde land, het vergeten paradijs noemde, heeft Clare Lennart allengs speelser, lichtvoeti ger geschreven. Haar ironie kwam de melancholie te hulp, de milde beschou welijkheid gaf aan haar fantasie de tover kracht om de dagelijkse dingen te verinni gen tot kleine kostelijkheden. Ze weefde „het andere" in het schriele patroon van het gangbare levensstramien, soms als een mijmering, een sprookje (als in „Rouska"), dan weer als een gelukkig Arcadisch avon tuur (in „Kasteel te huur"), maar steeds zónder haai- droom te verraden, steeds met behoud van die donkere cellotoon; want in diepste wezen is al haar ironie, al haar speelsheid en blijmoedigheid.... melan cholie, de bron van haar schrijven. In „De blauwe horizon" haar per soonlijkste boek, waarvan destijds (in 1936) enkel het eerste deel verscheen en dat nu, voltooid, pas tot zijn recht komt voltrekt de tragiek van de tweespalt tus sen droomverlangen en levensrealiteit zich nog' met alle onverbiddelijkheid van het noodlot. In de opeenvolging van de ge slachten der familie Marens verijlt het leven allengs tot een vragend geluid, een fluistering in de stilte van een schemer avond. Emilie, de grootmoeder, heeft nog de levenswil en -drift gekend, zich te wagen in de volheid van het leven. Veel horen wij niet omtrent haar, maar het is genoeg om te weten dat zij, een lente, die te pril was om tot een zomer te rijpen („een lente die oud wordt kun je je niet voor stellen") jong sterft. Stance, haar doch ter, is in haar jeugd al een herfst de gang der seizoenen voltrekt zich mees terlijk-onopzettelijk in deze roman van het verval ener familie. Stance is de schuwe vogel die zich handhaaft in de droom door een „heimelijke onafhankelijkheid", een onbenaderbaarheid, waarin ze uitzweeft boven de benauwenis van haar leven: haar milieu, haar huwelijk, haar moederschap, ze gaan aan haar voorbij als onwezenlijk heden. „Ons leven", denkt zij, „begint pas bij de uiterste grens, daar waar het maar net nog leven is". Blauw-wazig droomt aan de horizon de bosrand, duister en schimmig is hij van nabij; de blauwe horizon is niet van hier hij is harmonie, lieflijkheid, vrede, vervulling, waarnaar Stance's heim wee uitgaat, onverzadigbaar. En zo, van de wereld vervreemd, laat zij haar leven „terugvloeien tot een zachter en toeganke lijker eenheid", zoekt zij de dood. Haar dochter Lili, die de dood als dier bare vijand meekreeg in het leven, schijnt weerbaarder. Schuw en uitdagend, broos en fier, vurig-verlangencl en van een „maagdelijke, sneeuwige" hooghartigheid, angstig en trots, is zij de innerlijk-ver- deelde, ziet zij niet enkel het leven maar ook haar droom vervluchtigen. Zij, die de winter is van de seizoenen dezer drie generaties: de verstarring der ijsbloemen, de gelatenheid van de sneeuwval, de puur heid van de vrieslucht aanvaardt de dood, waarin haar leven verglijdt als een wegstervende melodie. Wat van haar blijft is het dochtertje Constance, met haar vurige, brandende, zwarte ogen, bereid tot het leven, om zich als de sterkere te wreken. Misschien zou ADVERTENTIE Rillerig Verkouden Een enkel tablet doet wonderen! BEROEMDE GENEESMIDDELEN IN EÉN TABLET I EN GRIEP - 20 TABLETTEN* F 0.75 zij voorbestemd zijn, haar strijdbare jeugd in zich om te dragen tot de volheid van een zomer. Maar daarvan horen wij niet de roman besluit met de winterse begra fenis van haar moeder Lili: het slotaccoord staat in mineur geschreven, in die donkere cellotoon, die eigen gebleven is aan Clare Lennart's latere meer blijmoedige werk en die, naar men moet hopen, er eigen aan zal blijven, omdat het dat geluid is, waardoor Clare Lennart behoort tot degenen „bij wier geboorte" schreef Roland Holst eens „de deur op een kier openstond op de tocht der eeuwen". Haar levensgevoel is van hetzelfde vervuld, dat Bloem deed dichten: ,.Hct is bij dromen gebleven; Ik heb, wat een ander ontsteelt Aan het immer weerbarstige leven, Slechts als mogelijkheden verbeeld." C. J". E. DINAUX ADVERTENTIE 'N PRODUaV 'C.èkt Aeht personen kwamen om het leven en ongeveer 25 werden gewond toen een trein van de Canadese transcontinentale pacificdienst Vrijdag bij Sudbury tijdens een sneeuwbui tegen een autobus opvloog. Alle slachtoffers waren inzittenden van de bus, die arbeiders van de International Nickel Company te Coniston huiswaarts voerde. De bus werd op een overweg aan gereden en totaal vernield. Wat u hierboven ziet is de middenbaan van een van de twee overigens vol komen gelijke vlaggen die de wanden van de raadzaal van het al-oude Friese stedeke Sloten sieren, nadat de Herstel- plaats voor Antieke Textiel in Haarlem er zijn goede zorgen over heeft laten gaan. De schilder Tadema penseelde er in 1816 het stadswapen op en de werkmeester van de Herstelplaats, de heer F. Visser, heeft in de laatste maand van 1950 „het nog eens dunnetjes overgedaan". Hij heeft het rood, groen en zwart weer tot de oorspronkelijke intensiteit opgehaald, waarbij hij zoveel mogelijk de door zijn voorganger toege paste techniek heeft gevolgd. Het stadswapen was op linnen geschil derd, de belendende banen zijn van wol. Mejuffrouw dr. G.T.v. IJsselsteijn heeft het gehele dundoek, dat wel beschadigd maar niet verteerd bleek, op nieuwe wol laten monteren, zodat het meer vaandel dan vlag eigenlijk weer kan dienst doen bij optochten, „mits er niet te veel wind staat", heeft zij er waarschuwend bij gezegd. De gobelinwerkplaats, zoals deze door de .gemeenten Nijmegen, Maastricht en Enkhuizen geëxploiteerde instelling als re gel genoemd wordt, verschaft op het ogen blik ongeveer zeventig?paar handen werk. maar het kunnen er gemakkelijk honderd vijftig zijn, zoals de leidster ons verzekerde. Het blijkt evenwel gemakkelijker werk te krijgen opdrachten uit Friesland, Zee land, Amsterdam en van particulieren lig gen maar voor het aannemen dan over wat meer ruimte te beschikken, hoewel Haarlem het zich toch tot een voordeel kan rekenen deze unieke werkplaats, die uit sluitend door het idealisme van mejuffrouw van IJsselsteijn en haar medewerkers (en -sters) mogelijk werd, binnen zijn grenzen te hebben. VAN OTTERLOO IN SPANJE De dirigent van het Residentie-Orkest, Willem va Otterloo, vertoeft thans in Spanje. Hedenavond zal hij een concert in Madrid leiden. Woensdag dirigeert hij weer in 's-Gravenhage. Nu ik dit schrijf schijnt de zon precies op mijn papier en door mijn nogal hoge venster zie ik de daken en de boomkruinen van de stad gedoopt in het licht van een goede Februaridag. Een best gezicht. De zon is onnoemelijk belangrijk voor liet mensenhart. Het kan er, in ieder geval voor een ogenblik, alle kabinetsformaties ter wereld voor vergeten. De gedachten van de mens verlaten een ogenblik Seoel en MacArthur en Ome Jo van 't Kremlin en richten zich op een bloem of een glimlach of een straatje-om met het liefste meisje van de wereld. Zo is de mens. Een kind in 't diepst van zijn gedachten. Blij met een beetje licht uit de blauwe hemel. Blij dat hij even aan andere dingen kan denken dan aan meneer Van Schaik, al is dat een aardige man. Ik heb een klein deel van mijn grote leven geleefd in de zon op een eiland in de Caraïbische Zee. U hebt geen idee hoe dan alles anders is. Dacht u dat? Och, lieve mensen, ik heb nog nooit zoveel horen kwaadspreken, kletsen en roddelen als daar. Ze spraken er zelfs kwaad van de zon zelve, omdat zij zo onbarmhartig bleef schijnen dat je er moe en beroerd van werd. Ach nee, beste lién, denkt vooral niet dat het op zo'n eiland in de zon anders is. Ik heb er mensen gekend, die er hele maal kapot van gingen dat Pietersen en z'n vrouw wel op de thee bij de heer Gou verneur gevraagd werden en zij niet. Op dat eilandje was een grote olie-raffinaderij. Zon, zei u? U had eens moeten zien hoe die mensen van de olie in de zon kapot gingen van ellende, omdat een ander promotie had gemaakt. Of omdat de heer Directeur vriendelijk tegen Jansen had gedaan. Dat was menselijke misère die ik heb meege maakt. In de zon. Nee, bij ons is het juist fijn. Wanneer de zon nog een verrassing is. Wanneer het een geschenk is, wanneer wij haar 's morgens over de stad en op ons papier zien schijnen. Dan is het goed. En op zo'n dag zijn wij van alle kleinheid bevrijd, nietwaar? Heerlijk, dat Pietersen promotie heeft gemaakt! Prachtig, dat Jansen een lintje heeft gekregen! Wij niet. Maar de zon schijnt immers op de daken. Nou.... dan wij niet.... de knoppen zwellen immers. en wie trekt zich dan nog iets van menselijke kleinigheden aan? Nietwaar? ELIAS. „Het Damrak te Amsterdam" door George Hendrik Breitner (Rijksmuseum, legaat van de heer A. van Wezel, 1922). Breitner werd in 1857 te Rotterdam geboren en stierf te Amsterdam in 1923. Hij was een leerling van Neurdenburg en bezocht de Haagse Academie, die toen onder leiding van J. Ph. Koelman stond. In 1880 kwam hij op het atelier van Willem Maris, twee jaar later onderhield hij contact met Vincent van Gogh en in 1.884 werkte hij te Parijs bij Cormon. In 1886 vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij de Academie voor Beeldende Kunst (onder Allebé) bezocht. JEUGDDAG VOOR DE SANTPOORTSE JONGEREN Zondag vieren de jeugdgroepen der Ne derlandse Hervormde Kerk het Bosvolk, de Vrije Vogels, de Jeugdgemeenschap, de Vrijzinnig Christelijke Jongeren Bond en de „Jonge Kerk" de jeugddag in het teken van verbondenheid, trouw en solidariteit. 's Morgens om half tien heeft de dagope ning plaats rond de vlaggemast bij het jeugdhuis en daarna gaat de jeugd ter kerk, waar een jeugd- en gezinsdienst wordt ge houden met ds. P. A. Tichelaar als voor ganger. De jongens en meisjes komen des middags weer in het jeugdhuis bij elkaar ter verdere viering van de jeugddag. ADVERTENTIE ZATERDAG 10 FEBRUARI Stadsschouwburg: „Mevrouw Warren's be drijf" (Haagse Comedie), 8 uur. City: „Der tig seconden boven Tokio", 14 j„ 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De razende ruiter", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans Hals: „Zijn les geleerd", 18 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zondag 2, 4.30, 7 en 9.15 uur; Dinsdag 2.30 en 8 uur). Rembrandt: ..Toontje heeft een paard getekend", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Ik wil leven", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Sirene van Atlantis", 18 j., 2, 4.15. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 11 FEBRUARI Stadsschouwburg: „De fluwelen hand schoen" (Haagse Comedie), 8 uur. Frans Hals: Instituut voor Arbeidersontwikkeling „Ik weet wat ik wil", 10.30 uur. Gebouw „Cultura": Nederlandse Vereniging van Spiritisten „Harmonia", wijdingsmorgen, 10.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoor stellingen. m voor f HAARLEMSE VOORJAARSBEURS VOOR DE VROUW Voor en MISSET ZOON Telefoon 13516 SOPHIASTRAAT 13 - HAARLEM Wij hebben een fraai gedenkboek in handen gekregen dat „125 jaar Ver keerspolitie" heet en dat wij met veel genoegen hebben bestudeerd. Dit ge noegen steeg nog meer, toen wij er in lazen, dat men uit de titel niet moet afleiden dat de Verkeerspolitie 125 jaar bestaat. Niets is minder waar, maar men heeft voor het gemak het Voer manswezen er bij gerekend dat 125 jaar geleden per ordonnantie in het leven werd geroepen. Dit was met echt hoofdstedelijke voortvarendheid geschied, want zo lezen wij in het boekwerkje in het jaar 150Ó staken de eerste verkeerspro blemen al de kop op. In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd het hele maal nijpend, want toen kwamen de karossen, waar de welgestelden maar mee op los karosten alsof het niets was. Voetgangers klaagden, dat zij over de benen werden gereden en ook het geraas viel moeilijk te verkroppen. Eerst werd toen afgekondigd dat men stapvoets moest rijden alleen de post en de artsen mochten hun paarden laten dra ven en vervolgens werd de hele bin nenstad voor de rijtuigen verboden. Later vond men toen de voorloper van de wegenbelasting uit, wat heel gek was, want in die tijd bestonden er geen spoorwegen en ook geen landbouw- egalisatiefonds, zodat het nog onduide lijk is waar het geld toen voor gebruikt werd. Aanvankelijk was het verbod ook uit gevaardigd ter bewaring van de een voud van zeden „nadien gewoonlijk de een door het exemple van de ander uit gelokt wierd om een rijtuig te houden, vaak tot bederf van hunne huizen en tot ruïne van hunnen middelen". Toep men er een bron van inkomsten in zag, ver dwenen deze ethische bezwaren echter. De instelling van kommissarissen van het voermanswezen was echter al een hele verbetering. In de betreffende or donnantie werd namelijk ook de rege ling afgeschaft, waarbij het salaris van hun voorgangers ten dele werd geput uit de boeten, die zij oplegden, hetgeen een aardige aansporing tot hun beroepsijver mocht heten. Het pleit voor de onbaat zuchtigheid der agenten, dat zij ook naderhand in deze taak nooit verslapt zijn. Zo denkt Amsterdams oudste ver keersagent, de thans 80-jarige Gerrit Brinkman, nog steeds met vreugde aan de dag in 1902 waarop hij zijn taak aan vatte. „Die dag was net de verplichting tot rechtshouden van kracht geworden. Ik kon dus meteen flink van wal steken en heb ze bij bosjes bekeurd", zegt hij nu nog opgewekt. Deze Brinkman heeft overigens grote dingen zien gebeuren in de tijd, die volgde op de grote dag waarop notaris Bax uit de Wieringerwaard met zijn Daimler Amsterdam binnenreed, vooraf gegaan door een inspecteur van het voermanswezen. Het motorische verkeer nam toe en het werd op het laatst een hele hijs voor de verkeerspolitie, die bestond uit de hoofdinspecteur Van Oosten, wiens belangrijkste taak bestond uit het maken van een ochtendrit door het Vondelpark, een inspecteur, die ons wordt gekenschetst als een brave man, die men hier had geplaatst omdat men nergens anders raad met hem wist, een rheumatisohe brigadier en vier grijze agenten. De heer Brinkman zelf was bij het corps gekomen, omdat men uit het grote aantal bekeuringen op zijn eerste dienstdag had afgeleid, dat hij veel voor het verkeer voelde. Tot de belangrijkste taken van het corps in die tijd hoorden het beheer over de afdeling Gevonden Voorwerpen en het op een afstand van tien meter voorafgaan van begrafenisstoeten, ten einde ruim baan te maken. Het moest echter 1912 worden aleer de eerste ver keersagent werd opgesteld en wel al weer de heer Brinkman. Hij kreeg een manchet om en zwarte handschoenen aan en werd op de Dam geplaatst, ten einde het verkeer gedurende lunch-tijd in goede banen te leiden. Het werd een overweldigend succes. Er kwamen zo veel mensen naar hem kijken, dat ieder verkeer onmogelijk werd, zodat hij zich na drie kwartier weer in het posthuis terug moest trekken. De heer Brinkman herinnert zich nog wel, dat het verkeer veel recalcitranter was dan nu, Wilde men een rijtuig tot stappen dwingen, dan moest de agent aan de teugels gaan hangen en het bit losmaken. Aan bak fietsen werd gesjord en gewone fietsers werden van hun rijwiel gesleurd, zo zegt hij op de levendige toon, die deze krasse grijsaard kenmerkt. Maar ook dat werd langzaam aan beter. Behalve cle uitgifte van een gedenk boek, heeft cle jubilaresse ook een ten toonstelling ingericht in het Waagge bouw, waar men de ontwikkeling van het verkeer kan gade slaan. Rijwielen waarvan het ene wiel het andere over het hoofd gegroeid is, sleden, draagstoe len, lugubere stoomfietsjes en een hele grote Spijker staan er opgesteld. Deze laatste is niet zozeer een draadnagel als wel een automobiel uit vroeger jaren. Maar er zijn ook andere vermakelijke zaken. Zo heeft men een taxameter in al zijn onderdelen gedemonteerd en de op lettende toeschouwer kan nu de talrijke versnellingen in ogenschouw nemen, die deze apparaten zo'n verbazingwekkende snelheid verschaffen. Het ligt er gewoonweg vol met aller lei dingen, die tot het dagelijks instru mentarium van de verkeerspolitie be horen. Een van de interessantste is wel het bloedproef-apparaat. Dit is niet ont worpen om de politie, die soms uw bloed wel drinken kan, dit daadwerkelijk te laten doen. maar dient om nauwkeurig vast te stellen hoeveel bloed er in uw alcohol zit. En dan is er een complete reconstructie van een ernstig ongeval met foto's, situatie-tekeningen, stille ge tuigen en niet stille getuigen en zelfs een met groen bedekt tafeltje waarop een voorzittershamer ligt en dat de rechtbank moet voorstellen. Uit elkaar gehaalde verkeerslichten, pano- en dio rama's, voetgangersboutons, spijkerpa den en oversteken, zenders, kortom alles wat tot taak heeft het verkeer in ge compliceerde banen te leiden, is er aan wezig en zelfs de inmiddels afgeschafte zevenklapper van de Munt ontbreekt er Hedenavond, geeft het Amsterdams Toneelgezelschap een reprise van „De reis van Noach op de wateren" door Andre Obey onder regie van Albert van Dalsum, met de jubilerende Jo Sternheim in de titelrol. Als de die ren in de ark treden leden van het Scapino-ballet op. De Nederlandse Opera komt Zondag avond voor het voetlicht met „La Bohème" van Puccini en Dinsdag avond (abonnementsvoorstelling) met Fideliovan Beethoven. Comedia is teruggekeerd in het Cen traal Theater in de Amstelstraat met ..De eerbiedige lichtekooi" van Sartre (in de hoofdrol: My ra Ward) en de komische écn-actcr „De brief van Don Juan" door Luisa Treves. In de Doelenzaal aan de Kloveniers burgwal speelt het Nederlands Volks toneel hedenavond „Het vergeten peloton" van Hans Tiemeyer en mor- gen „Maria Stuart" van Schiller met Elly van Stekelenburg in de titelrol. Het bioscooptheater Alhambra ver toont „Noblesse Oblige" (Kind hearts and coronets) van Robert Hamer met de beroemde acteur Alec Guinness in acht rollen. Spencer Tracy en Joan Bennett bewegen zich op het witte doek van het City Theater in „De vader van de bruid". In Tuschinski draait „Louisa" van Alexander Hall voor de tweede week en De Uitkijk geeft een reprise van „Zeg luister eens even" van Jean DréviUe met Noël-Noëlwaarin Cor Ruys de Ne derlandse tekst spreekt. In de. kleine zaal van het Concert gebouw vertolkt Gerard Hengeveld vanavond „Das Wohltemperierte Kla vier" van Bach. Maandag speelt de pianist Mithal Fcnmen werken van Beethoven (Storm-sonate)Franck en Debussy. Dinsdagavond is er wederom een pianorecital: Leon Fleisher voert de Sonate in D van Mozartbenevens werken van Schu bert, Ravel en Liszt uit. In de zalen van de maatschappij Arti et Amicitice exposeren vijf schilders en de graficus prof. Kuno Brinks nieuwe werken. Deze tentoonstelling duurt tot 5 Maart. niet. Klimt men tenslotte naar hoger sferen, clan arriveert men in de afdeling luchtverkeer, waar men het binnenlood sen van een vliegtuig op Schiphol kan horen. Dit bestaat uit een aantal fluit tonen, die daar wel een bijzonder duide lijk beeld van verschaffen. Hoe het ook zij, men kan niets anders doen dan eerbied gevoelen voor de wak kere mannen van de verkeerspolitie, die dag en nacht gereed staan voor de vei ligheid van de weg en die ook al weer op deze tentoonstelling voor treffelijke mentors blijken voor de jeugd, die zij met nimmer eindigend ge duld inwijden in de regels van het spel. BOEDA. De liefde waarmee George Hendrik Breitner zijn wereld opriep was zó onstui mig, dat evenals bij Frans Hals de eeuwen haar roes niet zullen temperen. Niet slechts een stad dus, niet alleen Am sterdam werd door deze eerste rassohilder na Rembrandt herschapen. Is het onjuist naam en faam van Anton Mauve te ver eenzelvigen met diens heide-elegieën, om dat zijn belangstelling wel degelijk ruimer was dan die van het publiek, dat een hard nekkige voorkeur voor zijn schapenstuk ken toonde, evenmin is het juist Breitner uitsluitend te erkennen als componist van breed-georchestreerde stads-symphonieën, omdat hij ook buiten de stad in niet geringe mate zijn inspiratie vond. Hoewel Christoffel Neurdenburg zijn eerste leermeester was, werd Charles Ro- chussen zijn mentor; nog toen Breitner op de Haagse Academie was, had hij reeds contact met deze fantasierijke vertolker van de romantische historieschildering.Ver- gelijking met diens pittige paarclenstudies wijst uit dat de jonge Breitner veel aan diens adviezen gehad moet hebben. Maar toegerust met het élan der voortvarende Tachtigers en erkennende de „zalig making" van het Franse naturalisme, keer de Breitner zich naar het leven. Rijper ge worden schiep hij een paardenras dat verre staat van de aristocratische viervoeters van Rochussen, die de dragers waren van het verleden. Het zijn de noeste trekkers over hoge bruggen of de driftig galopperende cava- lerie-paarden, zoals die onder de „Gele Rijders", het brutaal-vrij geschilderde doek, reeds in 1886 voor het Rijksmuseum aangekocht. We herkennen in deze ner veuze dieren het temperament van de schil der zelf, die overal het bruisende leven zoekt om dit naar zijn eigen woorden tot iets „waarlijk groots" te herscheppen. Als een triest visioen doemt daarnaast het afgebeulde „Witte paard van Montmartre" op (Ao. 1884, Stedelijk Museum, Amster dam), waarin een deernis is neergelegd, die een vermeende picturale instelling, als énige stimulans tot des kunstenaars schep pingsdrang, loochent. In heerlijke drift schiep hij voorts tal van portretten, landschappen, stillevens en figuurstukken, waaronder het monumen tale van mevrouw FrenkelBouwmeester in de rol van Francillon (Ao. 1887, even eens in het Stedelijk Museum te Amster dam). Naast „waarachtig-groot" geschil derde naakten, gecomponeerd als land schappen in de zonnegloed van zichzelf verterende schildersdrift, bloeien als in Oosters klimaat de meisjes-in-kimono uit de kleurenweelde der ateliersfeer: no bele verbeeldingen van ontwakend leven! Maar het zij toegegeven: onweerstaan baar trekt Breitner ons naar de stad, die niet het décor maar cle bron was van het leven dat hij jn figuur of atelierhoek, in bloemenpracht of zelfportret gevangen hield. De stad met haar straten en stegen, haar „Dam" en heiputten, haar bruggen en grachten, haar natte plaveisel en besneew- de daken, dit alles gedrenkt in de melan cholie waarnaar het wezen van Amsterdam zweemt. Dat Breitner's eigen wezen met deze melancholie harmonieerde, geeft de nimmer strikt-topografische herschepping van zijn geliefde stad haar eigenlijke waarde. Het schijnt intussen dat de activi teit, die tevens in het Amsterdam van Breitner belichaamd werd, deze harmonie van zwaarmoedigheid wil overstemmen. Want vóór alles gaf de kunstenaar de levende, de wérkende stad, in tegenstelling bijvoorbeeld tot Willem Witsen, die Am sterdam tot meditatie dwong in gevoelige gevelcomplexeri aan stille grachten, waarin het grote verleden zich weerspiegelt. Als we dan met Breitner staan aan het (hier gereproduceerde) Damrak, met het gezicht naar het water gekeerd, dan vol trekt zich achter ons het bonte leven van Amsterdam in al zijn schakeringen, waarin de schilder ook de verholen humor voel baar maakte. En ik denk aan de gearmde Jordaanmeiden, blootshoofds en met wollen omslagdoeken, flanerend tussen welgestel de beurslieden met hoge bolhoeden en coquette joffers met pelerine, mof en voile. Aan de zich reppende dienstmeisjes, toen nog te onderscheiden door haar gesteven wit-linnen mutsjes (als nimbus van pro perheid!), aan de kinderen rennend tussen de menigte, een hond er achter aan. Aan de „aapjeskoetsier", temidden van de paardentrams en sleperskarren, zijn hoge hoed, traditioneel distinctief van zijn waar digheid, onverstoorbaar boven het stadsge woel uitdragend. Over het beweeglijke scheepsg'edoe heen zien we het décor van dit alles in de tegen elkaar aangeleunde gevels aan de waterkant. En als we ten slotte ervaren hoe de Oude Kerkstoren Am sterdams oudste stadsdeel beheerst, dan zouden we daarin een beeld van Breitner zelf kunnen zien: één met zijn stad leefde hij daarin als haar trouwe verliefde. Hoog voor zijn geest boven haar uit, het vol ledige beeld van haar schoonheid en haar werkzaamheid in de wisseling van kleur en licht, van weer en jaargetij in zich opne mend. Zo verzekeren een kunstenaar en een stad eikaars bestaan: leeft in Breitner's oeuvre Amsterdam, in Amsterdam leeft Breitner voor altijd voort. H. P. BAARD.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5