Litteraire jK^anttekeningee
titer
Franse
perfect
droomfabriekentechnisch
en volop in bedrijf
ifTt Ti
- T
Ilèt]
Haarlemse
gevelstenen
De herbouw van het
Haagse Bezuidenhout
REMBRANDT
Plan voor miniatuurstad
in Den Haag
dUGGtrd*"-
99Vedettesvoelen zich geen half godinnen
i PIÖ 1
Bridge-drive voor het
Koningin Wilhelminafonds
ZATERDAG 19 MEI 1951
3
HUGO CLAUS: „De Metsiers" (Uitgeversmaatschappij
A. Manteau N.V., Brussel)
MEN ZOU TERUG moeten gaan tot
Dostojewski om een litterair te vin
den, die zich met eenzelfde fanatisme als
het moderne ultra-realisme, dat „vérisme"
wordt genoemd, op de waarheid van de
menselijke ziel heeft geworpen: de duistere,
bedreigende, beschamende waarheid van
een mens die niets vuriger dan de zalig
heid van het volmaakte verlangt en niets
hardnekkiger dan de chaos, de vernieti
ging, teweeg brengt enwil. Dostojews
ki's werk was een biecht vol demonische
zelfkwelling, waarin geen vermeende ze
kerheid, geen ideaal, geen dogma, geen
leuze onaangetast bleef en aan het einde
waarvan de mens, die de lijdensweg der
zelfontmaskering tot het bittere einde is
gegaan, daar staat als een berooide in zijn
naakt bestaan: zondig, schuldig, ontluisterd
en toch een schepsel Gods. Dostojewski's
mens is de tragische mens in de historische
gedaante der 19de en 20ste eeuw: hij is,
profetisch gezien, de mens van déze tijd,
beschreven met een waarheidsdrift die zo
verbeten kon en mocht zijn omdat hij
voortkwam uit liefde voor de mens, uit
diep-religieuze humaniteit. „Ik heb mij"
bekent Dostojewski aan het slot van zijn
„Mémoires uit het souterrain" „onder
het schrijven van deze novelle voortdurend
geschaamd; dit kan men geen litteratuur
meer noemen, het is zo goed als een straf
oefening".
Dat was Dostojewski's waarheid: een on
verbiddelijke èn liefdevolle, een troebele èn
naar zaligheid hunkerende. Is het óók de
„waarheid" der moderne „véristen"? De
jacht op oprechtheid is internationaal, de
ontluistering is een litterair genre gewor
den. Voor de algehele uitverkoop van de
cultuur worden de menselijke boosaardig
heden in hun afschrikwekkendste gedaante
ten toon gesteld in de uitstalkast der ro
mans, met meer of minder talent. Het kan
er niet „waarheidslievend" genoeg toegaan,
want de waarheid-om-de-waarheid heeft
zich zegevierend-ontluisterend in de plaats
gesteld van de kunst-om-de-kunst en, wat
erger is, van de kunst-om-de-mens. Schraap
uit de donkerste hoeken bijeen wat ge
kunt vinden aan ondeugd, ontucht, schande,
laaghartigheid, en ge hebt de stof voor een
ultra-véristische roman, die niet ongelijk
is aan het door Thomas Mann onnavolg
baar-beschreven tafereel van de lieder
lijke dansreien rond de vergulde Belial op
het ogenblik dat Mozes de Horeb afdaalde
met de twee wetstafelen, met het „alpha
en omega der menselijke waardigheid, het
eeuwig-bindende". Ze hebben gelijk, de
véristen: „de hang van het mensenhart is
boosaardig". Maar ze hebben ten dele ge
lijk: „wie enkel dat weet is zo dom als de
nacht", laat Thomas Mann de toornende
Mozes eraan toevoegen. En ze willen niet
anders weten dan dat, ze willen niet anders
zien. Hun oprechtheid afgezien er nog
van, dat ze grotendeels een gecamoufleerde
onmacht is is éénzijdig: ze zegt de halve
waarheid, die verraderlijker is dan de héle
leugen. Want en daar komt het op aan,
uiteindelijk waar is wat men Dostojews
ki's mensenliefde moet noemen, zijn deer
nis, zijn schaamte, zijn strafoefening? Waar
is dat alles, wat juist zijn grootheid be
paalt?
Er zou geen aanleiding zijn, dit met zo
veel nadruk te berde te brengen in een
bespreking van de roman „De Metsiers"
(bekroond met de Vlaamse Leo J. Krijn-
prijs-1950), als de schrijver Hugo Claus,
niet een negentienjarige was wiens talent
onmiskenbaar is, een grijs kind dat zich
ontstellend vérgaand met de personages
van zijn boek moet hebben vereenzelvigd
om een sfeer te scheppen van een zó de
monische beklemming, een oord te creëren
waar de oerdriften zich zó tomeloos-wild
botvieren. De hoeve van de Metsiers in
haar isolement, gelegen temidden van de
bittere schroeilucht der dampende moe
rassen (een landschap dat levendig her
innert aan Truman Capote's „Herfst van
een jeugd") is de woonplaats van uitge
stotenen, een enclave in het domein van
het geweten, de moraal, het gebod, de
menselijke waardigheid. Wat „de Metsiers"
bindt en weer afstoot is de drift, het kwaad,
de begeerte, de haat. Wat er regeert is de
wet van het oog-om-oog: dat is hun exis
tentialistische „vrijheid". Noem wat ge
wilt aan menselijk kwaad en het heeft hier
een hart gevonden waarin het woekeren,
een lichaam waarin het dood en verderf
zaaien kan. Hier is geen schuldbesef, want
vx
J 1 i:- h
if
iJ
i
Perceel Ridderstraat 22
Deze gevelsteen zit in het perceel Rid
derstraat 22. Het is een steen die om
streeks 1620 gehakt is. De beeltenis
spreekt voor zichzelf; indien er niet op de
cordonband stond „D. Liefde", zou toch
niemand naar de betekenis behoeven te
gissen.
Vroeger werden er vaak in een huis
drie gevelstenen geplaatst, voorstellende
Geloof, Hoop en Liefde. Het is niet zeker
of de Liefde die wij nu nog in de Ridder
straat zien, vroeger gezelschap heeft ge
had van het Geloof en de Hoop.
er is geen geweten; hier is geen verant
woordelijkheid, wan't er is geen waardig
heid. De liefde wordt ontmenselijkt door
de bloedschande (Ana), de onschuld kan
enkel heul zoeken bij een achterlijke
jongen (Bennie), het geloof blijft beperkt
tot een atavistische bezwering van het on
heil (Jules), en wat er verder „goed" zou
willen zijn, wat offervaardigheid en liefde
(al is het maar bij instinct) kent, ontkomt
niet aan de ban van het kwaad, dat als een
giftige ziekte aan allen vreet: „De Moeder"
heet het hier, de moeder die zichzelf bij de
juiste naam noemt als ze schrikaanjagend
roept: „Oe-hoe, oe-hoe, ik ben Lucifer!".
Elke schandaad is hier geoorloofd, elk
sexueel taboe opgeheven, om voor „zichzelf
een ruimte te kerven". Een primitieve ge
meenschap? Maar de oerkracht is niet
pathologisch! Een mensenstaat in verval
dus! „De Metsiers" is geen satire als
Huxley's „Ape and Essence" of Orwells
„Boerderij der dieren", waar mensen en
varkens tenslotte niet meer van elkaar te
onderscheiden zijn. Deze roman is bittere
ernst, is zelfs smartelijk, en hij zou méér
dan „ten halve oprecht" zijn, hij zou on
danks de tekenen der décadentie, zelfs iets
van de kracht der tragiek hebben gekregen,
als Hugo Claus achter het zwart van zo
veel boosaardigs althans iets van het wit
had geplaatst dat de mens, die toch ook
hém voor ogen moet staan, evenzéér eigen
is. De zondigende schuldeloosheid van een
jonge vrouw en een achterlijke bastaard is
daartoe niet genoeg! Heeft Hugo Claus in
deze huidige wereld van de alomtegen
woordige achterdocht dit niet kunnen op
brengen? Heeft hij het niet gewild, uit
norsheid?
Zijn ondertoon is gevoelig. Zijn uiterst
sobere stijl is geladen-krachtig. Zijn com
positie, die hoofdstuk na hoofdstuk elk der
personen in een zelfgesprek in levend-on
middellijk contact met de lezer brengt
hoewel de taal nog onvoldoende gediffe
rentieerd is om te doen vergeten dat tóch
de verteller aan het woord blijft is
hoogst suggestief. Samenvattend: deze
roman is knap geschreven. Maar is dat
genoeg voor een kunstwerk: knap? Méér
dan knap is een werk dat uit het diepste
duister licht doet opgaan. Licht uit duister:
dat is menselijke waardigheid, dat is men
senliefde, is humaniteit. Het vermogen tot
dié kunst wens ik Claus toe.
C. J. E. DINAUX
Burgemeester en Wethouders van 's Gra-
venhage hebben de leden van de raad in
lichtingen verstrekt over het wederop-
bouwplan voor het Bezuidenhout. Het col
lege deelt mede, dat van het begin af aan
het wederopbouwplan de eis is gesteld, dat
hierin, mede wegens de nabije ligging van
het regeringscentrum, kantoorgebouwen
zouden worden ontworpen.
In het plan zijn hiervoor twee belang
rijke complexen aangewezen.
Indien het plan op dit punt niet zou
worden aanvaard, zou dit naar de stellige
overtuiging van B. en W. een ernstige be
lemmering vormen voor de economische
ontwikkeling van 's Gravenhage.
In beginsel verenigde de raad zich reeds
met de bouw van een nieuw gemeente
ziekenhuis in het Bezuidenhout.
Ook bleek het noodzakelijk de terreinen
voor herbouw van sommige verwoeste bij
zondere gebouwen te vergroten.
Naast de terreinen voor de herbouw van
verwoeste scholen en kerken is ruimte
gereserveerd voor enkele nieuwe gebou
wen. Zo moest bij de herbouw van de ver
woeste vakschool voor meisjes rekening
worden gehouden met de bouw van een
nieuwe school tot opleiding van winkel
personeel, welke met de vakschool in één
project zal worden verenigd.
Verder zijn op twee centrale punten in
de wijk terreinen aangewezen welke moe
ten dienen om in de behoefte aan andere
bijzondere gebouwen, bijvoorbeeld een
bioscoop, een wijkgebouw en een politie
bureau, te voorzien.
Tot de ongeveer 1860 verwoeste wonin
gen in dit wijkgedeelte behoorden onge
veer 550 eengezinshuizen. Thans zijn 65
eengezinshuizen in het plan opgenomen.
Met de wens om een zo dicht mogelijke
bebouwing toe te passen is rekening ge
houden. In plaats van de verwoeste 1860
woningen en de ongeveer 220 te zijner tijd
te slopen woningen zullen volgens het plan
1440 woningen kunnen worden gebouwd,
benevens een aantal noodzakelijke, voor
heen niet aanwezige, stads- en wijkvoor-
zieningen, gelijk staande met een aantal
van ongeveer 1000 woningen.
De Amerikaanse ambassadeur ie Mos
kou, admiraal Alan Kirk, vertrekt Maandag
per vliegtuig met zijn echtgenote uit Moskou,
voor een persoonlijke zakenreis van ongeveer
tien dagen in Europa. Hij zal Londen. Parijs,
Den Haag en Wiesbaden bezoeken alvorens
naar Moskou terug te keren.
Over Beeldende kunst
ADVERTENTIE
en ontsmet!
MET WAARDEBON VOOR GOAL VOETBALFOTO
De stichting tot bijstand van het Neder
landse Studenten-sanatorium heeft zich tot
burgemeester en wethouders van 's-Gra-
venhage gewend met het verzoek mede
werking te verlenen voor de oprichting en
exploitatie van een te 's-Gravenhage te
bouwen miniatuurstad, ontworpen door de
heer S. J. Bouma, directeur van het Zui
derzee-museum te Enkhuizen en oud-
directeur van het Openlucht-museum te
Arnhem.
Volgens de plannen is het mogelijk de
miniatuurstad in Juni 1952 voor het pu
bliek te openen. De bedoeling is zoveel
mogelijk verschillende in ons land be
staande historische- en hedendaagse ge
bouwen in de miniatuurstad te verenigen.
Voorts komen er een havencomplex, een
vliegveld, stedelijke en landelijke gedeel
ten, spoorlijnen, waar de Nederlandse
Spoorwegen hun bedrijf kunnen tonen,
kerken, waarbij een toren met een minia
tuur klokkenspel.
Het ligt in de bedoeling de miniatuur
stad later zo mogelijk aan te vullen met
een nabootsing van de Zuiderzeewerken.
Het Nederlandse Bureau voor Buiten
landse Studentenbetrekkingen wil gedu
rende de zomermaanden in Den Haag een
Amerikaans studentenwerkkamp inrichten,
met het doel de afwerking van het minia
tuur stads- en landschapsbeeld te voltooien.
Een belangrijke factor is de financiering
van het project. De grondslag werd gelegd
door een gift van vijftigduizend gulden van
de heer en mevrouw Maduro op Curasao,
die hierdoor de nagedachtenis willen eren
van hun zoon, vóór de invasie student te
Leiden, gedurende de vijf oorlogsdagen een
heldhaftig reserve-officier, die door de
Rembrandt (1606-1669): Het Bruidspaar"
(omstreeks 1664). Rijksmuseum, Amster
dam. (Eigendom van de stad Amsterdam).
Duitsers werd weggevoerd, in Dachau zijn
einde vond en na de oorlog posthuum met
de Militaire Willemsorde werd geëerd.
Van tal van andere zijden zijn giften
toegezegd.
De Stichting Bijstand vraagt nu de
medewerking van het Haagse gemeente
bestuur bij de oprichting van de miniatuur
stad.
ADVERTENTIE
Acht kleuren, één prijs: 28 cent.
Pardon, ik heb uw naam niet goed
verstaan, zeg ik tegen het charmante meis
je naast me bij een receptie van de Franse
filmindustrie.
Daniëlle Godet, antwoordt ze.
Blunder nummer één van me. Daniëlle
Godet is een jonge Franse filmactrice en
ik begrijp dat ik haar althans naar haar
mening meteen had moeten herkennen.
Hebt u in de laatste tijd nog gefilmd?,
vroeg ik.
Ja, ik speelde in een film, die u juist
in het festival te Cannes hebt gezien: Iden-
tité Judiciaire.
Blunder nummer twee.... Kan zij be
grijpen, dat ik na 35 hoofdfilms en zeker
het dubbele aantal documentaires mij
al die acteurs en actrices niet precies meer
herinner?
Ik zeg natuurlijk: „O ja, dat is waar
ook!", of iets van dien aard. (Even later
vallen me van meer geest getuigende reac
ties in, maar die kan ik dan niet meer te
berde brengen). Zij redt de situatie: „Hier
in Frankrijk kennen ze me ook niet, hoor!
Men kent een actrice pas na ten minste
tien films en zoveel speelde ik er nog niet!"
Het blijkt uit het verdere gesprek, dat ze
dat méént ook, hoewel haar foto toch her
haaldelijk in de geïllustreerde bladen
prijkt. Haar opmerking lijkt me typerend
voor de Franse film-„sterren", die veel
minder „sterren" zijn dan hun collega's aan
de andere kant van de oceaan: ze zijn be
scheiden, ze voelen zich (ongunstige uitzon
deringen daargelaten) geen halfgoden of
-godinnen. Er zijn in Frankrijk immers zo
veel honderden „vedettes" en zij leven in
het algemeen vrij sober.
In Amerika is dat anders, vertelt een
Amerikaanse schrijver. Bij ons leven de
filmsterren inderdaad als vorsten en er is
zo'n sterrenverering, dat ze zich wel half
goden móéten gaan voelen.
De receptie waar dit gebeurtenisje zich
voordeed was een onderdeel van een ver
blijf in de Franse hoofdstad waar een
groepje buitenlandse journalisten de gele
genheid kreeg, in wat nauwer contact te
treden met de Franse filmindustrie. Be
halve de blonde Daniëlle Godet ontmoetten
we bij deze receptie o.a. de regisseurs
André Cayatte en Julien Duvivier en de
„vedettes" Edwige Feuillère, Blanchette
Brunoy, Isa Miranda, Gaby Andreu, Mar-
celle Derrien, Philippe Lemaire en niet te
vergeten Bernard Blier (bij ons bekend
door Vrouwen zonder Eer en Taxi 85 rijdt
voor). Bernard Blier is precies als in zijn
films; hij lijkt echter van allen het minst
op een acteur, men zou in hem eerder een
handelsman vermoeden.
Bij een oud-journalist
Het belangrijkste en minst-verwachte
deel van ons verblijf te Parijs was een be
zoek aan de speler van de hoofdrol in de
documentaire „l'Elysée", die wij te Cannes
hadden gezien: ....Monsieur Auriol, Pré
sident de la République Frangaise. Het
wijst op de betekenis van de filmindustrie
voor Frankrijk, dat de president filmcritici
in zijn paleis ontving. Zelf verklaarde hij,
dat hij een voorkeur heeft voor journalis
ten. „Ik ben immers zelf oud-journalist",
zei hij, „en je kunt het in de politiek nooit
zeker weten: misschien kom ik later wel
weer in de journalistiek terecht". Hij zal
dan vermoedelijk niet in de filmcritiek ko
men, want met de film is hij niet zo best
op de hoogte hij gaf het eerlijk-toe
maar wel toont hij zich ten volle doordron
gen van de enorme invloed van de film. De
Daniëlle Godet in één van haar films.
president liet elk der journalisten aan zich
voorstellen en dronk met hen te zamen op
zijn (en ons aller) geliefd Frankrijk.
Ons Parijse verblijf omvatte voorts be
zoeken aan film- en televisiestudio's. De
film en de televisie staan in Frankrijk niet
zo vijandig tegenover elkaar; ze werken
zelfs samen onder meer op het gebied
van de journaals en de minister van
Voorlichting, Albert Gazier, vertelde ons
ervan overtuigd te zijn, dat de televisie op
den duur het bioscoopbezoek zal bevorde
ren, doordat zij belangstelling voor de film
wekt.
In een filmstudio zagen wij de prachtig-
ingerichte laboratoria. Slechts de donkere
kamer of liever donkere zaal, waar tiental
len. meest vrouwelijke personeelsleden dag
in dag uit acht uur werken (de Franse wet
kent in dit opzicht geen beperkende bepa
lingen!) liet, uiteraard, minder-gunstige in
drukken na je haastte je uit die sombere
ruimte weg. De rest gaf een beeld van
technische perfectie.
Technische perfectie is er ook bij de op
namen van films. Voor Barbe Bleu (Blauw
baard), een grote kleurenfilm in twee ver
sies, Frans met Pierre Brasseur en Duits
met Hans Albers, is de studio geheel inge
richt als het kasteel van Blauwbaard. Zo
als in elke studio ontbreekt echter het
„plafond" als je omhoog kijkt zie je bin
ten en omlopen, met veel schijnwerpers,
met electriciens enzovoorts. Toch wil men
in een aantal opnamen de zaal van Blauw
baards kasteel tonen met fraai-gebeeld-
houwde plafonds, met rijke kroonluchters
en dergelijke. Geen nood: de décorateur
heeft zo'n plafond met luchters als ma
quette vervaardigd; die maquette hangt
vlak voor de camera en in het beeld dat de
camera vastlegt komt dat plafond nu boven
de studioruimte. Niemand zal de truc be
merken als de film klaar is zelfs u niet,
die dit gelezen heeft!
Er wordt een opname gemaakt met Hans
Albers. Men ziet Blauwbaard aan het ont
bijt. Voor hem staan hoog opgeladen scho
tels met koeken en een reusachtige vis.
Tot mijn verwondering blijkt het gebak
echt en ook de vis is zo echt als een (dode)
vis maar kan zijn. „Ik moet dat alles im
mers werkelijk eten!", verklaart Hans Al
bers. „Blauwbaard wordt verondersteld een
veelvraat te zijn. Ik heb wel een goede eet
lust, maar ik hoop toch, dat die opname
niet een paar maal over moet.
Terwijl Hans Albers in de ene studio
koek met vis naar binnen werkt, loopt in
een andere studio de befaamde Fernandel
moeizaam door de (kunst-)sneeuw. Hij is
een van de voornaamste acteurs van de
film FAuberge Rouge (De rode Herberg),
welke Claude AntantLara er regisseert.
In zijn dikke monnikspij heeft hij het warm
onder de felle lampen. „Je moet wat voor
je geestelijk ambt over hebben!", verzucht
hij, maar als hem een kussen onder de pij
wordt gestoken, omdat een monnik een
stevige omvang moet hebben (volgens de
regisseur), lacht hij zijn brede grijnslach:
„Er kan nog wat bij!"
De Franse filmindustrie heeft ons een
indruk willen geven van haar activiteit en
van haar moderne werkmethoden. Zij is
daarin ten volle geslaagd. De inrichting van
en de werkwijze in de „droomfabrieken"
heeft de bewondering gewekt van alle
journalisten, die de gasten waren van Uni-
france-Film. JAN KOOMEN
ADVERTENTIE
SPEL VAN CHRISTOPHER FRY OP
24 MEI IN HAARLEM
Dindag wordt in de Haarlemse Schouw
burg een volksvoorstelling gegeven door de
toneelgroep „Comedia" van „De dood van
een handelsreiziger" door Arthur Miller.
Op Donderdag 24 Mei geeft het Amster
dams Toneelgezelschap een voorstelling „Ge
lieve de dame niet te verbranden" door
Christopher Fry onder regie van Cruys
Voorbergh. Dit is de laatste plaatselijke pre
mière van dit seizoen. Medespelenden zijn:
Elise Hoomans, Hetty Beck, Marianne van
Waveren, Cruys Voorbergh, Johan Schmitz,
Paul Huf, Jo Sternheim, Louis van Gaste
ren, Herman Sternheim, Jan Velseboer en
Jan Vreeken.
In de historische afdeling van het Rijks
museum hangt het portret van Gerard
Huift door Govert Flinck. Tussen de sym
bolen rond dit portret, geschilderd als toe
spelingen op de ingrijpende koerswijziging
in de levensloop van de geportretteerde,
ontwaren we de wondere gedaantewisse
ling van rups tot vlinder met het onder
schrift: „Nil adeo unquam tam dispar sibi"
(Niemand is ooit zo verschillend van zich
zelf geworden). In meer dan één opzicht
doet mij deze toespeling denken aan Rem-
brandts kunstenaars-loopbaan. Zó ingrij
pend immers was ook de ontwikkeling die
zich in Rembrandts scheppen voltrok, dat
een niet ingewijde de werken uit diverse
perioden van zijn leven van verschillende
meesters zou kunnen wanen. In zijn indruk
wekkende evolutie zien we de grote Leide-
naar van minutieus fijnschilder (tot om
streeks 1632) opgaan langs de weg waar de
opdrachten hem rijkelijk toevloeien, met
als mijlpaal de Nachtwacht (1642), hoog
feest van de Barok, om daarna zich al
meer vrijmakend van de stof omhoog
te stijgen naar het niveau, waar de tijdge
noot hem niet meer vermocht te volgen.
In de laatste jaren van deze periode en
kort voor zijn dood schiep Rembrandt het
Bruidspaar, waarin sommigen Rembrandts
zoon Titus met Magdalena van Loo zien,
anderen respectievelijk Tobias en Sara,
Boaz en Ruth of Izaack en Rebecca, ter
wijl tenslotte de hypothese is gewaagd dat
hier zouden zijn vereeuwigd Miguel do
Barrios en Abigail de Pina (een Amster
dams echtpaar van Spaans-Portugese af
stamming). Onzekerheid omtrent de iden
tificatie sluit volledige waardering echter
niet uit, omdat Rembrandt hier de syn
these heeft gegeven van de liefde, zodat
dit bruidspaar in feite alleen geïdentifi
ceerd moet worden met het symbool dat
het belichaamt. Het is in dit verband inte
ressant te zien hoe het Venetiaanse min
nende paar, dat compositorisch aan Rem
brandts Joodse Bruid ten grondslag heeft
gelegen, profaan aandoet tegenover de
wijding die van de geniale Hollandse inter
pretatie uitgaat*).
De dominerende figuur van de bruide
gom komt als aangetreden uit de verzadig
de weelde der zomerse natuur, in de vage
aanduiding van een tuin opgeroepen. Deze
zomerstemming doelt kennelijk op het we
zen van de man, wiens physionomie hogere
leeftijd en meer levenservaring verraadt
dan de onbevangen trokken van de vrouw,
wier élan door deze levenssfeer getemperd
schijnt. In de gebaren van de bruidegom
liggen zowel in bezitneming als bescher
ming besloten. De reactie op deze gebaren
is over beider gelaat nauw merkbaar, ver
zonken als zij zijn in de droom dezer ge-
luksstonde. De bruid brengt de vingertoppen
naar de hand die haar borst beroert, als
wil zij met een reflxbeweging het gebaar
van haar bruidegom bestendigen. De zedi
ge houding van haar rechterhand duidt op
de schroom, bij toegewijde overgave on
aangetast gebleven.
De lezer billijke deze zorgvuldige ana
lyse, die gegeven wordt uit vrees dat dit
delicaat en veelzeggend gebaren door een
vluchtige blik onopgemerkt en onbegrepen
zou blijven.
De schilderwijze is magistraal en ver
bluffend door het zware impasto (dik op
brengen van de verf) alsook door het vrij
hanteren van het tempermes (een ovaal
mes zonder snee, waarmede Rembrandt de
verf over het doek uitstreek). De voor die
tijd gewaagde techniek deed een halve
eeuw later Houbraken nog opmerken dat
men „gesteente en paarlen zag, zóó ver
heven door hem (Rembrandt) geschildert,
al even of ze igebootzeerd waren
Deze als „gebootzeerde" paarlen en
stenen herkennen we in de kostbare siera
den waarmee de bruid zich heeft getooid.
Ze hebben echter allerminst het illusionis
tisch effect dat we er na Houbrakens uit
lating van zouden verwachten. Deze juwe
len werden door de kunstenaar dan ook
niet geëtaleerd als klaterende opschik, noch
toegepast ter demonstratie van een hoog
ontwikkelde techniek. Hij bediende er zich
van om er de stille flonkering in te vangen
van een innerlijke belevenis, die in een
symphonie van goud en purper naar buiten
treedt.
Menige bezoeker in het Rijksmuseum zal
de opmerking hebben gefluisterd dat Rem
brandt zijn figuren niet voltooide, daarbij
vóór alles doelende op de „schetsmatige'
opvatting en uitvoering der kledij. Men
vergeet dan dat evenals bij Hals ook
in Rembrandt? laatste werken het détan
welbewust wordt verwaarloosd, als dit de
essentie niet schaadt. En bovenal, a-s
dóór-detailleren de innerlijke spanning van
het gegeven verzwakt door de realiteit al
te zeer te beklemtonen. In dit verband
wijs ik bijvoorbeeld op de vingers, waaraan
Rembrandt geen nagels schilderde: hier
door bereikte de kunstenaar de onvoltooid
heid der gebaren, dus de continuïteit daar
in, terwijl het tasten niet tot een pose ver
start.
Hoe hoger een kunstwerk grijpt, hoe on-
toereikender de woorden blijken die van
schoonheid willen getuigen. Men onderga
daarom zelf, vóór het origineel, de ondefi
nieerbare geheimenis die dit mensenpaar
bindt. Een geheimenis die slechts haar
weerga vindt in de hooggestemde vertol
kingen die de Primitieven gegeven heb
ben van het Bezoek van Maria aan Elisa
beth of van de Ontmoeting van Joachim
en Anna onder de Gouden Poort.
H. P. BAARD.
Het Venetiaanse stuk is slechts bewaard
gebleven in een copie (door Fabris) naar het
origineel, dat beurtelings wordt toegeschreven
aan Titiaan, Giorgone of Bordone (Academie,
Wenen).
Ter gelegenheid van het „Festival of Britain" zal binnenkort in Earl's-Court een concours voor militaire muziekcorpsen gehouden
worden. Op de foto zien we leerlingen van de Koninklijke Militaire Muziekschool te Twickenham in ceremonieel tenue tijdens
de generale repetitie.
Prins Bernhard stelde
medaille beschikbaar
Dit jaar zal er in Haarlem opnieuw een
bridge-drive gehouden worden ten bate van
het Koningin Wilhelminafonds. De wedstrij
den worden Zaterdagmiddag, Zaterdagavond
en Zondagavond gehouden in het café-restau
rant Dreefzicht.
Aan de drive is vorig jaar door 450 Haar
lemmers deelgenomen en er werd toen een
bedrag van f 600 ingezameld voor de kanker
bestrijding. Deze maal hoopt men op vijf
honderd deelnemers en op ongeveer dui
zend gulden voor het Koningin Wilhelmina
fonds. Z.K.H. Prins Bernhard heeft een
medaille voor de winnaar van deze bridge
drive beschikbaar gesteld. Ook diverse
Haarlemse bedrijven stonden aardige prijzen
voor dit goede doel af. Gegadigden kunnen
zich melden bij de heer B. Jolink, Wagen
weg 220, tel. 15756.