Litteraire jK^anttekeningee titer Franse perfect droomfabriekentechnisch en volop in bedrijf ifTt Ti - T Ilèt] Haarlemse gevelstenen De herbouw van het Haagse Bezuidenhout REMBRANDT Plan voor miniatuurstad in Den Haag dUGGtrd*"- 99Vedettesvoelen zich geen half godinnen i PIÖ 1 Bridge-drive voor het Koningin Wilhelminafonds ZATERDAG 19 MEI 1951 3 HUGO CLAUS: „De Metsiers" (Uitgeversmaatschappij A. Manteau N.V., Brussel) MEN ZOU TERUG moeten gaan tot Dostojewski om een litterair te vin den, die zich met eenzelfde fanatisme als het moderne ultra-realisme, dat „vérisme" wordt genoemd, op de waarheid van de menselijke ziel heeft geworpen: de duistere, bedreigende, beschamende waarheid van een mens die niets vuriger dan de zalig heid van het volmaakte verlangt en niets hardnekkiger dan de chaos, de vernieti ging, teweeg brengt enwil. Dostojews ki's werk was een biecht vol demonische zelfkwelling, waarin geen vermeende ze kerheid, geen ideaal, geen dogma, geen leuze onaangetast bleef en aan het einde waarvan de mens, die de lijdensweg der zelfontmaskering tot het bittere einde is gegaan, daar staat als een berooide in zijn naakt bestaan: zondig, schuldig, ontluisterd en toch een schepsel Gods. Dostojewski's mens is de tragische mens in de historische gedaante der 19de en 20ste eeuw: hij is, profetisch gezien, de mens van déze tijd, beschreven met een waarheidsdrift die zo verbeten kon en mocht zijn omdat hij voortkwam uit liefde voor de mens, uit diep-religieuze humaniteit. „Ik heb mij" bekent Dostojewski aan het slot van zijn „Mémoires uit het souterrain" „onder het schrijven van deze novelle voortdurend geschaamd; dit kan men geen litteratuur meer noemen, het is zo goed als een straf oefening". Dat was Dostojewski's waarheid: een on verbiddelijke èn liefdevolle, een troebele èn naar zaligheid hunkerende. Is het óók de „waarheid" der moderne „véristen"? De jacht op oprechtheid is internationaal, de ontluistering is een litterair genre gewor den. Voor de algehele uitverkoop van de cultuur worden de menselijke boosaardig heden in hun afschrikwekkendste gedaante ten toon gesteld in de uitstalkast der ro mans, met meer of minder talent. Het kan er niet „waarheidslievend" genoeg toegaan, want de waarheid-om-de-waarheid heeft zich zegevierend-ontluisterend in de plaats gesteld van de kunst-om-de-kunst en, wat erger is, van de kunst-om-de-mens. Schraap uit de donkerste hoeken bijeen wat ge kunt vinden aan ondeugd, ontucht, schande, laaghartigheid, en ge hebt de stof voor een ultra-véristische roman, die niet ongelijk is aan het door Thomas Mann onnavolg baar-beschreven tafereel van de lieder lijke dansreien rond de vergulde Belial op het ogenblik dat Mozes de Horeb afdaalde met de twee wetstafelen, met het „alpha en omega der menselijke waardigheid, het eeuwig-bindende". Ze hebben gelijk, de véristen: „de hang van het mensenhart is boosaardig". Maar ze hebben ten dele ge lijk: „wie enkel dat weet is zo dom als de nacht", laat Thomas Mann de toornende Mozes eraan toevoegen. En ze willen niet anders weten dan dat, ze willen niet anders zien. Hun oprechtheid afgezien er nog van, dat ze grotendeels een gecamoufleerde onmacht is is éénzijdig: ze zegt de halve waarheid, die verraderlijker is dan de héle leugen. Want en daar komt het op aan, uiteindelijk waar is wat men Dostojews ki's mensenliefde moet noemen, zijn deer nis, zijn schaamte, zijn strafoefening? Waar is dat alles, wat juist zijn grootheid be paalt? Er zou geen aanleiding zijn, dit met zo veel nadruk te berde te brengen in een bespreking van de roman „De Metsiers" (bekroond met de Vlaamse Leo J. Krijn- prijs-1950), als de schrijver Hugo Claus, niet een negentienjarige was wiens talent onmiskenbaar is, een grijs kind dat zich ontstellend vérgaand met de personages van zijn boek moet hebben vereenzelvigd om een sfeer te scheppen van een zó de monische beklemming, een oord te creëren waar de oerdriften zich zó tomeloos-wild botvieren. De hoeve van de Metsiers in haar isolement, gelegen temidden van de bittere schroeilucht der dampende moe rassen (een landschap dat levendig her innert aan Truman Capote's „Herfst van een jeugd") is de woonplaats van uitge stotenen, een enclave in het domein van het geweten, de moraal, het gebod, de menselijke waardigheid. Wat „de Metsiers" bindt en weer afstoot is de drift, het kwaad, de begeerte, de haat. Wat er regeert is de wet van het oog-om-oog: dat is hun exis tentialistische „vrijheid". Noem wat ge wilt aan menselijk kwaad en het heeft hier een hart gevonden waarin het woekeren, een lichaam waarin het dood en verderf zaaien kan. Hier is geen schuldbesef, want vx J 1 i:- h if iJ i Perceel Ridderstraat 22 Deze gevelsteen zit in het perceel Rid derstraat 22. Het is een steen die om streeks 1620 gehakt is. De beeltenis spreekt voor zichzelf; indien er niet op de cordonband stond „D. Liefde", zou toch niemand naar de betekenis behoeven te gissen. Vroeger werden er vaak in een huis drie gevelstenen geplaatst, voorstellende Geloof, Hoop en Liefde. Het is niet zeker of de Liefde die wij nu nog in de Ridder straat zien, vroeger gezelschap heeft ge had van het Geloof en de Hoop. er is geen geweten; hier is geen verant woordelijkheid, wan't er is geen waardig heid. De liefde wordt ontmenselijkt door de bloedschande (Ana), de onschuld kan enkel heul zoeken bij een achterlijke jongen (Bennie), het geloof blijft beperkt tot een atavistische bezwering van het on heil (Jules), en wat er verder „goed" zou willen zijn, wat offervaardigheid en liefde (al is het maar bij instinct) kent, ontkomt niet aan de ban van het kwaad, dat als een giftige ziekte aan allen vreet: „De Moeder" heet het hier, de moeder die zichzelf bij de juiste naam noemt als ze schrikaanjagend roept: „Oe-hoe, oe-hoe, ik ben Lucifer!". Elke schandaad is hier geoorloofd, elk sexueel taboe opgeheven, om voor „zichzelf een ruimte te kerven". Een primitieve ge meenschap? Maar de oerkracht is niet pathologisch! Een mensenstaat in verval dus! „De Metsiers" is geen satire als Huxley's „Ape and Essence" of Orwells „Boerderij der dieren", waar mensen en varkens tenslotte niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Deze roman is bittere ernst, is zelfs smartelijk, en hij zou méér dan „ten halve oprecht" zijn, hij zou on danks de tekenen der décadentie, zelfs iets van de kracht der tragiek hebben gekregen, als Hugo Claus achter het zwart van zo veel boosaardigs althans iets van het wit had geplaatst dat de mens, die toch ook hém voor ogen moet staan, evenzéér eigen is. De zondigende schuldeloosheid van een jonge vrouw en een achterlijke bastaard is daartoe niet genoeg! Heeft Hugo Claus in deze huidige wereld van de alomtegen woordige achterdocht dit niet kunnen op brengen? Heeft hij het niet gewild, uit norsheid? Zijn ondertoon is gevoelig. Zijn uiterst sobere stijl is geladen-krachtig. Zijn com positie, die hoofdstuk na hoofdstuk elk der personen in een zelfgesprek in levend-on middellijk contact met de lezer brengt hoewel de taal nog onvoldoende gediffe rentieerd is om te doen vergeten dat tóch de verteller aan het woord blijft is hoogst suggestief. Samenvattend: deze roman is knap geschreven. Maar is dat genoeg voor een kunstwerk: knap? Méér dan knap is een werk dat uit het diepste duister licht doet opgaan. Licht uit duister: dat is menselijke waardigheid, dat is men senliefde, is humaniteit. Het vermogen tot dié kunst wens ik Claus toe. C. J. E. DINAUX Burgemeester en Wethouders van 's Gra- venhage hebben de leden van de raad in lichtingen verstrekt over het wederop- bouwplan voor het Bezuidenhout. Het col lege deelt mede, dat van het begin af aan het wederopbouwplan de eis is gesteld, dat hierin, mede wegens de nabije ligging van het regeringscentrum, kantoorgebouwen zouden worden ontworpen. In het plan zijn hiervoor twee belang rijke complexen aangewezen. Indien het plan op dit punt niet zou worden aanvaard, zou dit naar de stellige overtuiging van B. en W. een ernstige be lemmering vormen voor de economische ontwikkeling van 's Gravenhage. In beginsel verenigde de raad zich reeds met de bouw van een nieuw gemeente ziekenhuis in het Bezuidenhout. Ook bleek het noodzakelijk de terreinen voor herbouw van sommige verwoeste bij zondere gebouwen te vergroten. Naast de terreinen voor de herbouw van verwoeste scholen en kerken is ruimte gereserveerd voor enkele nieuwe gebou wen. Zo moest bij de herbouw van de ver woeste vakschool voor meisjes rekening worden gehouden met de bouw van een nieuwe school tot opleiding van winkel personeel, welke met de vakschool in één project zal worden verenigd. Verder zijn op twee centrale punten in de wijk terreinen aangewezen welke moe ten dienen om in de behoefte aan andere bijzondere gebouwen, bijvoorbeeld een bioscoop, een wijkgebouw en een politie bureau, te voorzien. Tot de ongeveer 1860 verwoeste wonin gen in dit wijkgedeelte behoorden onge veer 550 eengezinshuizen. Thans zijn 65 eengezinshuizen in het plan opgenomen. Met de wens om een zo dicht mogelijke bebouwing toe te passen is rekening ge houden. In plaats van de verwoeste 1860 woningen en de ongeveer 220 te zijner tijd te slopen woningen zullen volgens het plan 1440 woningen kunnen worden gebouwd, benevens een aantal noodzakelijke, voor heen niet aanwezige, stads- en wijkvoor- zieningen, gelijk staande met een aantal van ongeveer 1000 woningen. De Amerikaanse ambassadeur ie Mos kou, admiraal Alan Kirk, vertrekt Maandag per vliegtuig met zijn echtgenote uit Moskou, voor een persoonlijke zakenreis van ongeveer tien dagen in Europa. Hij zal Londen. Parijs, Den Haag en Wiesbaden bezoeken alvorens naar Moskou terug te keren. Over Beeldende kunst ADVERTENTIE en ontsmet! MET WAARDEBON VOOR GOAL VOETBALFOTO De stichting tot bijstand van het Neder landse Studenten-sanatorium heeft zich tot burgemeester en wethouders van 's-Gra- venhage gewend met het verzoek mede werking te verlenen voor de oprichting en exploitatie van een te 's-Gravenhage te bouwen miniatuurstad, ontworpen door de heer S. J. Bouma, directeur van het Zui derzee-museum te Enkhuizen en oud- directeur van het Openlucht-museum te Arnhem. Volgens de plannen is het mogelijk de miniatuurstad in Juni 1952 voor het pu bliek te openen. De bedoeling is zoveel mogelijk verschillende in ons land be staande historische- en hedendaagse ge bouwen in de miniatuurstad te verenigen. Voorts komen er een havencomplex, een vliegveld, stedelijke en landelijke gedeel ten, spoorlijnen, waar de Nederlandse Spoorwegen hun bedrijf kunnen tonen, kerken, waarbij een toren met een minia tuur klokkenspel. Het ligt in de bedoeling de miniatuur stad later zo mogelijk aan te vullen met een nabootsing van de Zuiderzeewerken. Het Nederlandse Bureau voor Buiten landse Studentenbetrekkingen wil gedu rende de zomermaanden in Den Haag een Amerikaans studentenwerkkamp inrichten, met het doel de afwerking van het minia tuur stads- en landschapsbeeld te voltooien. Een belangrijke factor is de financiering van het project. De grondslag werd gelegd door een gift van vijftigduizend gulden van de heer en mevrouw Maduro op Curasao, die hierdoor de nagedachtenis willen eren van hun zoon, vóór de invasie student te Leiden, gedurende de vijf oorlogsdagen een heldhaftig reserve-officier, die door de Rembrandt (1606-1669): Het Bruidspaar" (omstreeks 1664). Rijksmuseum, Amster dam. (Eigendom van de stad Amsterdam). Duitsers werd weggevoerd, in Dachau zijn einde vond en na de oorlog posthuum met de Militaire Willemsorde werd geëerd. Van tal van andere zijden zijn giften toegezegd. De Stichting Bijstand vraagt nu de medewerking van het Haagse gemeente bestuur bij de oprichting van de miniatuur stad. ADVERTENTIE Acht kleuren, één prijs: 28 cent. Pardon, ik heb uw naam niet goed verstaan, zeg ik tegen het charmante meis je naast me bij een receptie van de Franse filmindustrie. Daniëlle Godet, antwoordt ze. Blunder nummer één van me. Daniëlle Godet is een jonge Franse filmactrice en ik begrijp dat ik haar althans naar haar mening meteen had moeten herkennen. Hebt u in de laatste tijd nog gefilmd?, vroeg ik. Ja, ik speelde in een film, die u juist in het festival te Cannes hebt gezien: Iden- tité Judiciaire. Blunder nummer twee.... Kan zij be grijpen, dat ik na 35 hoofdfilms en zeker het dubbele aantal documentaires mij al die acteurs en actrices niet precies meer herinner? Ik zeg natuurlijk: „O ja, dat is waar ook!", of iets van dien aard. (Even later vallen me van meer geest getuigende reac ties in, maar die kan ik dan niet meer te berde brengen). Zij redt de situatie: „Hier in Frankrijk kennen ze me ook niet, hoor! Men kent een actrice pas na ten minste tien films en zoveel speelde ik er nog niet!" Het blijkt uit het verdere gesprek, dat ze dat méént ook, hoewel haar foto toch her haaldelijk in de geïllustreerde bladen prijkt. Haar opmerking lijkt me typerend voor de Franse film-„sterren", die veel minder „sterren" zijn dan hun collega's aan de andere kant van de oceaan: ze zijn be scheiden, ze voelen zich (ongunstige uitzon deringen daargelaten) geen halfgoden of -godinnen. Er zijn in Frankrijk immers zo veel honderden „vedettes" en zij leven in het algemeen vrij sober. In Amerika is dat anders, vertelt een Amerikaanse schrijver. Bij ons leven de filmsterren inderdaad als vorsten en er is zo'n sterrenverering, dat ze zich wel half goden móéten gaan voelen. De receptie waar dit gebeurtenisje zich voordeed was een onderdeel van een ver blijf in de Franse hoofdstad waar een groepje buitenlandse journalisten de gele genheid kreeg, in wat nauwer contact te treden met de Franse filmindustrie. Be halve de blonde Daniëlle Godet ontmoetten we bij deze receptie o.a. de regisseurs André Cayatte en Julien Duvivier en de „vedettes" Edwige Feuillère, Blanchette Brunoy, Isa Miranda, Gaby Andreu, Mar- celle Derrien, Philippe Lemaire en niet te vergeten Bernard Blier (bij ons bekend door Vrouwen zonder Eer en Taxi 85 rijdt voor). Bernard Blier is precies als in zijn films; hij lijkt echter van allen het minst op een acteur, men zou in hem eerder een handelsman vermoeden. Bij een oud-journalist Het belangrijkste en minst-verwachte deel van ons verblijf te Parijs was een be zoek aan de speler van de hoofdrol in de documentaire „l'Elysée", die wij te Cannes hadden gezien: ....Monsieur Auriol, Pré sident de la République Frangaise. Het wijst op de betekenis van de filmindustrie voor Frankrijk, dat de president filmcritici in zijn paleis ontving. Zelf verklaarde hij, dat hij een voorkeur heeft voor journalis ten. „Ik ben immers zelf oud-journalist", zei hij, „en je kunt het in de politiek nooit zeker weten: misschien kom ik later wel weer in de journalistiek terecht". Hij zal dan vermoedelijk niet in de filmcritiek ko men, want met de film is hij niet zo best op de hoogte hij gaf het eerlijk-toe maar wel toont hij zich ten volle doordron gen van de enorme invloed van de film. De Daniëlle Godet in één van haar films. president liet elk der journalisten aan zich voorstellen en dronk met hen te zamen op zijn (en ons aller) geliefd Frankrijk. Ons Parijse verblijf omvatte voorts be zoeken aan film- en televisiestudio's. De film en de televisie staan in Frankrijk niet zo vijandig tegenover elkaar; ze werken zelfs samen onder meer op het gebied van de journaals en de minister van Voorlichting, Albert Gazier, vertelde ons ervan overtuigd te zijn, dat de televisie op den duur het bioscoopbezoek zal bevorde ren, doordat zij belangstelling voor de film wekt. In een filmstudio zagen wij de prachtig- ingerichte laboratoria. Slechts de donkere kamer of liever donkere zaal, waar tiental len. meest vrouwelijke personeelsleden dag in dag uit acht uur werken (de Franse wet kent in dit opzicht geen beperkende bepa lingen!) liet, uiteraard, minder-gunstige in drukken na je haastte je uit die sombere ruimte weg. De rest gaf een beeld van technische perfectie. Technische perfectie is er ook bij de op namen van films. Voor Barbe Bleu (Blauw baard), een grote kleurenfilm in twee ver sies, Frans met Pierre Brasseur en Duits met Hans Albers, is de studio geheel inge richt als het kasteel van Blauwbaard. Zo als in elke studio ontbreekt echter het „plafond" als je omhoog kijkt zie je bin ten en omlopen, met veel schijnwerpers, met electriciens enzovoorts. Toch wil men in een aantal opnamen de zaal van Blauw baards kasteel tonen met fraai-gebeeld- houwde plafonds, met rijke kroonluchters en dergelijke. Geen nood: de décorateur heeft zo'n plafond met luchters als ma quette vervaardigd; die maquette hangt vlak voor de camera en in het beeld dat de camera vastlegt komt dat plafond nu boven de studioruimte. Niemand zal de truc be merken als de film klaar is zelfs u niet, die dit gelezen heeft! Er wordt een opname gemaakt met Hans Albers. Men ziet Blauwbaard aan het ont bijt. Voor hem staan hoog opgeladen scho tels met koeken en een reusachtige vis. Tot mijn verwondering blijkt het gebak echt en ook de vis is zo echt als een (dode) vis maar kan zijn. „Ik moet dat alles im mers werkelijk eten!", verklaart Hans Al bers. „Blauwbaard wordt verondersteld een veelvraat te zijn. Ik heb wel een goede eet lust, maar ik hoop toch, dat die opname niet een paar maal over moet. Terwijl Hans Albers in de ene studio koek met vis naar binnen werkt, loopt in een andere studio de befaamde Fernandel moeizaam door de (kunst-)sneeuw. Hij is een van de voornaamste acteurs van de film FAuberge Rouge (De rode Herberg), welke Claude AntantLara er regisseert. In zijn dikke monnikspij heeft hij het warm onder de felle lampen. „Je moet wat voor je geestelijk ambt over hebben!", verzucht hij, maar als hem een kussen onder de pij wordt gestoken, omdat een monnik een stevige omvang moet hebben (volgens de regisseur), lacht hij zijn brede grijnslach: „Er kan nog wat bij!" De Franse filmindustrie heeft ons een indruk willen geven van haar activiteit en van haar moderne werkmethoden. Zij is daarin ten volle geslaagd. De inrichting van en de werkwijze in de „droomfabrieken" heeft de bewondering gewekt van alle journalisten, die de gasten waren van Uni- france-Film. JAN KOOMEN ADVERTENTIE SPEL VAN CHRISTOPHER FRY OP 24 MEI IN HAARLEM Dindag wordt in de Haarlemse Schouw burg een volksvoorstelling gegeven door de toneelgroep „Comedia" van „De dood van een handelsreiziger" door Arthur Miller. Op Donderdag 24 Mei geeft het Amster dams Toneelgezelschap een voorstelling „Ge lieve de dame niet te verbranden" door Christopher Fry onder regie van Cruys Voorbergh. Dit is de laatste plaatselijke pre mière van dit seizoen. Medespelenden zijn: Elise Hoomans, Hetty Beck, Marianne van Waveren, Cruys Voorbergh, Johan Schmitz, Paul Huf, Jo Sternheim, Louis van Gaste ren, Herman Sternheim, Jan Velseboer en Jan Vreeken. In de historische afdeling van het Rijks museum hangt het portret van Gerard Huift door Govert Flinck. Tussen de sym bolen rond dit portret, geschilderd als toe spelingen op de ingrijpende koerswijziging in de levensloop van de geportretteerde, ontwaren we de wondere gedaantewisse ling van rups tot vlinder met het onder schrift: „Nil adeo unquam tam dispar sibi" (Niemand is ooit zo verschillend van zich zelf geworden). In meer dan één opzicht doet mij deze toespeling denken aan Rem- brandts kunstenaars-loopbaan. Zó ingrij pend immers was ook de ontwikkeling die zich in Rembrandts scheppen voltrok, dat een niet ingewijde de werken uit diverse perioden van zijn leven van verschillende meesters zou kunnen wanen. In zijn indruk wekkende evolutie zien we de grote Leide- naar van minutieus fijnschilder (tot om streeks 1632) opgaan langs de weg waar de opdrachten hem rijkelijk toevloeien, met als mijlpaal de Nachtwacht (1642), hoog feest van de Barok, om daarna zich al meer vrijmakend van de stof omhoog te stijgen naar het niveau, waar de tijdge noot hem niet meer vermocht te volgen. In de laatste jaren van deze periode en kort voor zijn dood schiep Rembrandt het Bruidspaar, waarin sommigen Rembrandts zoon Titus met Magdalena van Loo zien, anderen respectievelijk Tobias en Sara, Boaz en Ruth of Izaack en Rebecca, ter wijl tenslotte de hypothese is gewaagd dat hier zouden zijn vereeuwigd Miguel do Barrios en Abigail de Pina (een Amster dams echtpaar van Spaans-Portugese af stamming). Onzekerheid omtrent de iden tificatie sluit volledige waardering echter niet uit, omdat Rembrandt hier de syn these heeft gegeven van de liefde, zodat dit bruidspaar in feite alleen geïdentifi ceerd moet worden met het symbool dat het belichaamt. Het is in dit verband inte ressant te zien hoe het Venetiaanse min nende paar, dat compositorisch aan Rem brandts Joodse Bruid ten grondslag heeft gelegen, profaan aandoet tegenover de wijding die van de geniale Hollandse inter pretatie uitgaat*). De dominerende figuur van de bruide gom komt als aangetreden uit de verzadig de weelde der zomerse natuur, in de vage aanduiding van een tuin opgeroepen. Deze zomerstemming doelt kennelijk op het we zen van de man, wiens physionomie hogere leeftijd en meer levenservaring verraadt dan de onbevangen trokken van de vrouw, wier élan door deze levenssfeer getemperd schijnt. In de gebaren van de bruidegom liggen zowel in bezitneming als bescher ming besloten. De reactie op deze gebaren is over beider gelaat nauw merkbaar, ver zonken als zij zijn in de droom dezer ge- luksstonde. De bruid brengt de vingertoppen naar de hand die haar borst beroert, als wil zij met een reflxbeweging het gebaar van haar bruidegom bestendigen. De zedi ge houding van haar rechterhand duidt op de schroom, bij toegewijde overgave on aangetast gebleven. De lezer billijke deze zorgvuldige ana lyse, die gegeven wordt uit vrees dat dit delicaat en veelzeggend gebaren door een vluchtige blik onopgemerkt en onbegrepen zou blijven. De schilderwijze is magistraal en ver bluffend door het zware impasto (dik op brengen van de verf) alsook door het vrij hanteren van het tempermes (een ovaal mes zonder snee, waarmede Rembrandt de verf over het doek uitstreek). De voor die tijd gewaagde techniek deed een halve eeuw later Houbraken nog opmerken dat men „gesteente en paarlen zag, zóó ver heven door hem (Rembrandt) geschildert, al even of ze igebootzeerd waren Deze als „gebootzeerde" paarlen en stenen herkennen we in de kostbare siera den waarmee de bruid zich heeft getooid. Ze hebben echter allerminst het illusionis tisch effect dat we er na Houbrakens uit lating van zouden verwachten. Deze juwe len werden door de kunstenaar dan ook niet geëtaleerd als klaterende opschik, noch toegepast ter demonstratie van een hoog ontwikkelde techniek. Hij bediende er zich van om er de stille flonkering in te vangen van een innerlijke belevenis, die in een symphonie van goud en purper naar buiten treedt. Menige bezoeker in het Rijksmuseum zal de opmerking hebben gefluisterd dat Rem brandt zijn figuren niet voltooide, daarbij vóór alles doelende op de „schetsmatige' opvatting en uitvoering der kledij. Men vergeet dan dat evenals bij Hals ook in Rembrandt? laatste werken het détan welbewust wordt verwaarloosd, als dit de essentie niet schaadt. En bovenal, a-s dóór-detailleren de innerlijke spanning van het gegeven verzwakt door de realiteit al te zeer te beklemtonen. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op de vingers, waaraan Rembrandt geen nagels schilderde: hier door bereikte de kunstenaar de onvoltooid heid der gebaren, dus de continuïteit daar in, terwijl het tasten niet tot een pose ver start. Hoe hoger een kunstwerk grijpt, hoe on- toereikender de woorden blijken die van schoonheid willen getuigen. Men onderga daarom zelf, vóór het origineel, de ondefi nieerbare geheimenis die dit mensenpaar bindt. Een geheimenis die slechts haar weerga vindt in de hooggestemde vertol kingen die de Primitieven gegeven heb ben van het Bezoek van Maria aan Elisa beth of van de Ontmoeting van Joachim en Anna onder de Gouden Poort. H. P. BAARD. Het Venetiaanse stuk is slechts bewaard gebleven in een copie (door Fabris) naar het origineel, dat beurtelings wordt toegeschreven aan Titiaan, Giorgone of Bordone (Academie, Wenen). Ter gelegenheid van het „Festival of Britain" zal binnenkort in Earl's-Court een concours voor militaire muziekcorpsen gehouden worden. Op de foto zien we leerlingen van de Koninklijke Militaire Muziekschool te Twickenham in ceremonieel tenue tijdens de generale repetitie. Prins Bernhard stelde medaille beschikbaar Dit jaar zal er in Haarlem opnieuw een bridge-drive gehouden worden ten bate van het Koningin Wilhelminafonds. De wedstrij den worden Zaterdagmiddag, Zaterdagavond en Zondagavond gehouden in het café-restau rant Dreefzicht. Aan de drive is vorig jaar door 450 Haar lemmers deelgenomen en er werd toen een bedrag van f 600 ingezameld voor de kanker bestrijding. Deze maal hoopt men op vijf honderd deelnemers en op ongeveer dui zend gulden voor het Koningin Wilhelmina fonds. Z.K.H. Prins Bernhard heeft een medaille voor de winnaar van deze bridge drive beschikbaar gesteld. Ook diverse Haarlemse bedrijven stonden aardige prijzen voor dit goede doel af. Gegadigden kunnen zich melden bij de heer B. Jolink, Wagen weg 220, tel. 15756.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5