Haarlemse gevelstenen
Het Hek van de Dam
CJvd Broek
HARTENDORP
Het verhaal bij Sociale Zaken in Haarlem
Legerkoerier
„De ridder van de
komt binnenkort
gloeiende vijzel"
in Bloemendaal
J
ZATERDAG 9 JUNI 1951
5
Belasting-aangifte
op tijd indienen
Anders wordt de aanslag
met 5% verhoogd
Heringa Wathrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
De student zij geen nihilist
Niet naar huis gaan
Ja, wij willen
In de hoofdstad uit
De uiterste plicht
NESTOR MARTIN
Gasfornuizen
Derde zomerconcert H.O.V.
André Nada en Jan Hesmerg
speelden solo-vioolpartijen
Het zwaartepunt van
het rijke en afwisse
lende programma van
Bloemendaals fraaie
Openluchttheater voor
deze zomer is onge
twijfeld, hoeveel aan
trekkelijks en belang
wekkends er verder
nog geboden mag wor
den, de ook in het Hol
land Festival opgeno
men reeks opvoeringen
door de Young Vic uit
Londen van het bui
tengewoon amusante
blijspel „The Knight of f
the Burning Pestle",
welke titel men mis
schien het beste verta
len kan als „De ridder
van de gloeiende vij
zel". Hoewel in 1609
geschreven doet het in
vele opzichten bijna
modern aan.
Het strekt de direc-
tie van het theater tot
eer dat men een der- ff
gelijk experiment durft Hm
ondernemen, want dat
is het zeer zeker. Men
moet immers maar af
wachten in hoeverre
dit hier te lande tot
dusver zo goed als to
taal onbekende stuk
op de belangstelling
van het publiek zal
mogen rekenen. Het ware veel eenvoudiger
en minder riskant geweest de weg van de
minste weerstand te volgen en voort te
bouwen op de in de twee voorgaande jaren
gebouwde Shakespeare-traditie, zij het dan
dat de kwaliteit van de hier te lande reeds
in enkele schouwburgen gegeven verto
ning van „De koopman van Venetië" veel
te wensen liet. Men mag verwachten dat
het thans gekozen werk, speciaal op het
répertoire genomen ter gelegenheid van
het Festival of Britain, dat zo rijk is aan
typisch Engelse humor, wat het spel betreft
een veel gunstiger indruk zal maken. Het
is trouwens beter voor de openlucht ge
schikt, al komen er wel enige décors a,an
te pas.
Wie is de schrijver?
In het programma van de Young Vic
wordt gezegd dat „De ridder van de
gloeiende vijzel" is geschreven door twee
auteurs, namelijk Beaumont en Fletcher,
doch dat is helemaal, niet zeker en ver
moedelijk zelfs onjuist. Stijlcritische on
derzoekingen in de laatste tientallen jaren
geven redelijke aanleiding tot de veron
derstelling dat het stuk door Beaumont
alleen is vervaardigd, dat deze er althans
het voornaamste aandeel in heeft genomen.
Doch dit zal de toekomstige bezoeker eigen
lijk maar weinig kunnen schelen.
Francis Beaumont werd geboren in 1584
als derde zoon van zijn gelijknamige vader
op het familiekasteei Grace-Dieu in Lei-
cester en ging later in Oxford studeren, tot
hij in aanraking kwam door een ge
meenschappelijke bewondering, voor de
destijds populaire Ben Jonson met de
zes jaar oudere schrijver John Fletcher en
besloot zijn reeds gebleken dichterlijk ver
mogen in dienst van het theater te stellen.
Hun samenwerking (latere generaties
spraken van de eerste toneelfabriek) duur
de vermoedelijk tot 1613, toen Beaumont
met de rijke erfdochter Ursula Isley in het
huwelijk trad. Hij overleed in 1616 (het
zelfde jaar als Shakespeare) en werd be
graven in Westminster Abbey, in de hóek
der dichters. John Fletcher was de zoon
van een bisschop, die in de geschiedenis
onder meer bekend staat als de geestelijke
kweller van Maria Stuart tijdens haar
laatste levensdagen en wiens dood wordt
toegeschreven aan overmatig tabaksge
bruik.
Hoeveel stukken zij samen hebben ge
schreven is niet met zekerheid te zeggen.
De één beweert acht of negen, anderen
spreken van veertig of vijftig. Maar wel
staat vast dat de producten van hun samen
werking veel beter zijn dan de werken die
zij alleen voortbrachten. Tijdens het leven
van Beaumont zijn er slechts drie van deze
stukken (waaronder „De ridder van de
gloeiende vijzel") in druk verschenen, zon
der dat echter zijn naam op het titelblad
voorkwam. Fletcher werkte niet alleen met
Beaumont samen, maar ook met tal van
anderen, zoals bijvoorbeeld (om twee grote
namen te noemen) met Shakespeare en
Massinger.
Burleske parodie
Beaumont en Fletcher waren zowel in
vereniging als ieder afzonderlijk in de eer
ste plaats uitstekende vakmensen. Zij ver
beterden in hun stukken met geslepen
techniek en bewegelijke fantasie de voort-
ADVERTENTIE
DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK
Gen. Cron jéstraat 43 - Kruidbcrgerweg 51
Telefoon 10990 - 17696 Spaarne 3
Vanaf 2,50 per week.
Ook voor reparatie en onderdelen van
alle merken.
De minister van Financiën wil aan de
voorschriften inzake de aangifte voor de
Inkomstenbelasting enige bepalingen toe
voegen die tot doel hebben verbetering te
brengen in de ongewenste toestand, dat
steeds meer belastingplichtigen hun aan
giftebiljet voor de Inkomstenbelasting niet
of aanzienlijk te laat indienen.
De minister stelt voor te bepalen, dat
indien de vereiste aangifte niet is gedaan,
de belastingplichtige bij aangetekende
brief kan worden aangemaand om binnen
een daarbij te stellen termijn aan deze
verplichting te voldoen. Is aan deze aan
maning niet voldaan, dan wordt de op te
leggen aanslag verhoogd met 5 In bij
zondere gevallen kan kwijtschelding of
vermindering van de verhoging worden
verleend.
ADVERTENTIE
John Gurley als Ralph, de Ridder van de
gloeiende vijzel, inspecteert de gewapende
macht. Een scène uit het binnenkort door
de Young Vic in Bloemendaal te vertonen
stuk van Beaumont (en Fletcher) met
Peter Retey als buurman Greengoose.
brengselen van hun voorgangers. In „De
ridder van de gloeiende vijzel" dreven zij
echter op vermakelijke wijze de spot met
al deze romantische absurditeiten, maar
tevens met de behoefte van de opkomende
burgerij om zich door middel van het to
neel verheerlijkt te zien. Het is voor zover
bekend de eerste parodie in de dramati
sche litteratuur en als zodanig buitenge
woon goed geslaagd. Er zijn vele punten
van overeenkomst (men denke alleen maar
aan de titel) met het enkele jaren eerder
verschenen, doch toen nog niet in het En
gels vertaalde meesterwerk „Don Quichote"
van Cervantes, doch daarop komen wij in
een nadere inleiding nog terug. De hande
ling speelt zich af in een theater, waar een
kruidenier of drogist en zijn vrouw zich
voortdurend bemoeien met het doen en
laten van de acteurs, men zou bijna kunnen
zeggen als commère en compère van een
spectaculaire revue. Daaraan zal het over
wegend kluchtige stuk, in bijzonder een
voudige taal geschreven, de toeschouwers
dan ook In de eerste plaats doen denken
tot lering en vermaak. Wij zien met span
ning de opvoering tegemoet.
In een te Utrecht gehouden bijeenkomst
van senaten van studentenverenigingen uit
Amsterdam, Utrecht, Delft, Rotterdam en
Wageningen heeft prof. dr. H. Th. Fischer,
hoogleraar in de ethnologie aan de rijks
universiteit te Utrecht, het probleem van
het zg. nihilisme onder de studenten be
sproken.
Twee kenmerken onderscheiden het Ne
derlandse studentenleven van dat in lan
den als Frankrijk, Engeland en de V.S., de
algehele vrijheid van de student en de af
geslotenheid der studenten-maatschappij,
zei prof. Fischer. Wat die vrijheid betreft,
deze kan soms studenten, en vooral eerste
jaars, bezwaren. Hier kent men niet de „ge
sloten huishouding" der Angelsaksische
universiteiten. Daarom zijn de studenten
verenigingen zo nuttig: zij heffen het ge-
voél van verlatenheid op, scheppen voor de
kamerstudent een tehuis, geven hem het
onmisbaar contact met ouderen en jaarge
noten, concretiseren als het ware het uni
versitaire leven en zijn later een bron van
onschatbare herinneringen.
De student staat zelden geheel buiten
het maatschappelijke verkeer, maar de
studentenvereniging, die maatschappij in
het klein, is een uiterst leerzame vóór-
school. Alles wordt hier door en voor de
studenten gedaan. Dat in dergelijke licha
men geen zg. nihilisten in het bestuur
zitten, komt door de ongrijpbaarheid, on
vindbaarheid zo men wil, van deze cate
gorie. Aansluiting bij een studentenver
eniging kweekt begrip voor organisatie
vorm, leert verantwoordelijkheid dragen,
leidt tot bewust deelnemen aan het univer
sitaire leven. Het geldelijk bezwaar heeft
veel van zijn betekenis verloren, sinds met
de financiële moeilijkheden ernstig reke
ning wordt gehouden. Het spoorstudent
schap is een moeilijker te bestrij
den bezwaar. Dan is er, uit onbe
kendheid met de betekenis van het aan
gesloten zijn, die opvoeding dat lidmaat
schap ener studentenvereniging luxe zou
zijn en verspilling van kostbare studietijd.
Dit kan wel eens voorkomen, maar in vele
gevallen blijkt het lidmaatschap niet ver
tragend te werken op de studie, en is het
geen luxe, maar veeleer een zeer belang
rijke factor. De kwesties tussen en binnen
studentenverenigingen beschouwe men als
een gezond bewijs dat er nog leven in zit.
De aandacht werd nog gevestigd op de
beginselen van algemeenheid, vooruitstre
vendheid en gelijkwaardigheid waarop uni-
tates en bonden zich baseren. Men wil niet
de aankomende student naar traditionele
norm uniformeren, niet de persoonlijkheid
van de jonge mens wègnivelleren, maar
veeleer aanvullen, met begrip voor ieders
menselijke waardigheid en in een sfeer van
gelijkheid, om zó de student of studenten te
helpen bij de verwezenlijking van het
zichzelf worden. Dit is geen luxe, maar een
zaak van het grootste belang voor ieder
aanstaand student, ongeacht van welke
kunne, van welke confessie en welk maat
schappelijk milieu ook.
Perceel Jansstraat 64.
Bovenstaande reproductie is van de ge
velsteen in perceel Jansstraat 64 te Haar
lem. De voorstelling geeft alle grond voor
het vermoeden dat daar vroeger een wijn
koper woonde. Op het middenvak zien wij
drie mannen bij een vat staan, de druiven
trossen die daarboven hangen wijzen er op
dat het een wijnvat is. De beide bui
tenste stenen geven een man te zien met
een glas in de hand.
De steen dateert uit het begin der 17e
eeuw.
Slechts een klein deel van de steun wordt verhaald
Op liet daartoe door hem gedaan ver
zoek is eervol ontslag verleend uit de mili
taire dienst aan de kolonel J. Termaten van
het wapen der infanterie.
Onder verhaal wordt verstaan terug
vordering van de steun die de gemeente via
de dienst van Sociale Zaken aan armlasti
gen uitkeert, of van gelden die zij betaalt
voor de verzorging van behoeftigen, ouden
van dagen en onverzorgde kinderen. Bij de
Armenwet is namelijk geregeld welke na
bestaanden de plicht hebben om, als zij
daartoe in staat zijn, geheel of gedeeltelijk
te zorgen voor behoeftige familieleden. In
dien nu uit het onderzoek blijkt dat de ge
meente van de uitgaven die zij voor Ar
menzorg doet een deel terug kan vorderen,
wordt dit gedaan.
Wij ontvingen een klacht over de maat
staven die Sociale Zaken aanlegt om te be
palen waartoe de familieleden in staat zijn.
De schrijver is van mening dat Sociale
Zaken te veel terugvordert. Hij verklaart
dat verschillende grote gemeenten zich
houden aan de normen die ontworpen zijn
door een commissie. Haarlem doet dit niet
en nu beweert hij dat dit in het nadeel der
betrokkenen is.
Wij spraken over deze quaestie met de
directeur van Sociale Zaken, de heer D. H.
Suerink. Deze erkende dat Haarlem de
bedoelde normen van de commissie niet
aanhoudt, maar daarvoor zijn gegronde re
denen. Haarlem heeft eigen normen en die
zijn in zover afwijkend van die der com
missie dat zij in het ene geval gunstiger
zijn en in het andere ongunstiger. Maar wat
het totaal aangaat zal een vergelijking niet
ongunstig voor Haarlem uitvallen. Het
voordeel van de Haarlemse regeling is dat
zij billijker is, omdat zij het mogelijk
maakt rekening te houden met de bijzon
dere omstandigheden van een gezin. De
vaste lasten van de gezinnen zijn immers
niet gelijk. Haarlem heeft nu de regeling
dat in het algemeen wordt aangenomen dat
de vaste lasten 10 per week zijn, Een ge
zin zonder kinderen dat een inkomen heeft
Van 49.50 in de week begint met 0.50
voor verhaal te betalen. Zijn de vaste las
ten van een gezin meer dan 10, dan gaat
de verplichting tot betalen pas in als er
meer geld inkomt.
Nu zou het verkeerd zijn als gemeend
werd dat het verhaal dat Sociale Zaken
toepast van buitengewone omvang is. Wie
de rekeningen en de begrotingen van deze
dienst bestudeert zal dit beamen. De laat
ste goedgekeurde rekening is van 1949. In
dat jaar werd door de dienst aan Armen
zorg uitgekeerd 1.106.532. Bovendien
kostte de verzorging van hulpbehoevende
ouden van dagen 66.463 en van kinderen
104.807. Bij elkaar dus 1.277.802. Er
werd teruggevorderd 191.330. Over dat
jaar bedroeg het verhaal dus iets minder
dan 15
Maar over 1951 zal dit percentage heel
wat lager zijn. Er is bij de begroting gere
kend dat aan steun uitgekeerd zal worden
1.364.000. Maar daar komt nog heel wat
bij, want nu onlangs de lonen enkele keren
met 5 verhoogd zijn, heeft het college
van B. en W. beslist dat ook de steunnor-
men weer met een gelijk percentage ver
hoogd worden. Het bedrag van de steun is
dus op 1.545.000 te schatten. Bovendien is
geraamd voor ouden van dagen 92.000 en
voor onverzorgde kinderen 125.000. In
totaal zullen de uitgaven dus wel 1.762.000
bedragen. Als ontvangsten aan verhaal is
voor 1951 geraamd 162.500. Dat komt
neer op 9.2
In de laatste jaren is dus het bedrag dat
aan Armenzorg wordt uitgegeven belang
rijk gestegen, terwijl het bedrag dat aan
verhaal binnenkomt in ongeveer dezelfde
verhouding is achteruitgegaan. Dit is trou
wens wel te verklaren want in de loop der
laatste jaren zijn de normen die Haarlem
aanlegt voor het verhaal, belangrijk gewij
zigd ten gunste van de onderhoudsplichti
gen.
Terloops kan nog opgemerkt worden dat
Frits Rolff (van hét Ruiterhuis) be
hoort tot hét type mensen dat wel eens
van wat anders houdt van een ver
zetje, zoals de volksmond zegt. Hij be
schikt bovendien over een montere ver
beeldingskracht. Toen wij hem een dag
of wat geleden ontmoetten in een ge
renommeerd Amsterdams restaurant
omstreeks etenstijd, nodigde hij ons on
middellijk bij zich aan tafel en bood ons
binnen vijf minuten twee oude klare
borrels aan onder het van wijs inzicht
getuigende motto: „Anders moet u
straks hinkend naar huis!" Kwaadden-
kenden zouden hieruit kunnen afleiden
dat wij na twee glaasjes reeds onbe
kwaam geraken (om in de termen te
blijven), maar de goede verstaander
heeft direct begrepen welke koene ge-
dachtensprong hier werd gemaakt, na
melijk het overslaan van de plastische
uitdrukking: „Op één been kun je niet
lopen". Het is deze stoutmoedig-voort
varende visie die hem in staat stelt al
lerlei dingen te verwezenlijken, waar
van een ander alleen maar heel beschei
den durft te dromen, zoals bij voorbeeld
het oprichten van een circus of het
geven van voorstellingen met onverval
ste straat-artlsten.
Dit laatste hebben wij hem Donder
dagavond zien doen in de grote zaal van
Bellevue voor bijna achthonderd ouden
van dagen van de Eilanden, die met
glimmende rondvaartboten naar de
Leidsekade waren gebracht en tegen
middernacht met dezelfde salonsloepen
behouden naar huis zijn gevaren. Gezien
de bezoekers van deze avond menen wij
te mogen zeggen dat men op de Eilan
den al vroeg voor oud wordt aangezien
om dit echter heel lang te blijven. Er
waren zelfs minderjarige ouden van
dagen bij, doch dat mocht de pret niet
drukken. Zij werden in de zaal opge
wacht door de stafmuziek van de Am
sterdamse Politie onder leiding van in
specteur-kapelmeester Pinkse, die met
veel tromgeroffel en geschetter liet ver
kondigen dat het zo lekker is. Het werd
niet helemaal duidelijk wat men daar
precies mee bedoelde, hetgeen niet het
minste bezwaar opleverde om luidkeels
mee te zingen.
Het verkwikkendste van dit feest von
den wij de inderdaad plezierige ver
standhouding tussen de bevolking en de
prinsemarij, zoals die bij voorbeeld tot
uiting kwam door het gemeenschappe
lijk verkondigen van het voornemen om
nog lange niet naar huis te gaan, zelfs
niet indien dit op zijn kop mocht staan,
hetgeen ons toch een niet alledaags ge
val lijkt te zijn. Toen dit lied tenslotte
was uitgestorven begon de eigenlijke
voorstelling. Er kwam een man in
hemdsmouwen voor het voetlicht met
de populaire vraag: „Zijn hier nog
smerisse?" Het bevestigend antwoord
hierop werd gegeven door tweemaal vier
trompetters van de bereden politie, die
met vaantjes aan hun toeters in slag
orde naar het podium marcheerden,
waar zij keurig in het gelid, met de in
het smetteloos wit gestoken hand aan
de heup, alle regels van de anti-lawaai-
campagne toeterend te schande maak
ten.
Er was een vrouwtje in de zaal, dat
van louter geestdrift rechtop ging staan
alsof het volkslied werd gespeeld. Ze
had een zwart hoedje op met een com
pleet vogelnestje opzij. Daarom maakte
het geen enkel verschil of zij stond dan
wel zat, aangezien zij toch voor haar
gehele achterhoede het uitzicht versper
de. Niemand nam hier echter aanstoot
aan, daar men zich had voorgenomen er
tot elke prijs de moed maar in te hou
den. Zo begon het goed. De mensen
zaten te gieren als vuurwerk.
Het schouwspel was getiteld „Amster
damse straat-atmosfeer". Eq die was er
al dadelijk in het eerste tafereel, dat
een beeld van het dagelijks doen en
laten in de Jordaan wilde geven en
daar tamelijk aardig in slaagde, al
moesten een paar als Volendarnmers
verklede Hilversummers voor de mu
ziek zorgen. Het geheel werd verleven
digd door de kampioen-standwerker
van het Amstelveld, die zijn scheer
mesjes nota bene bij dertig tegelijk ver
kocht, niet voor een gul, niet voor
negent, niet voor tacht, maar voor ze
ventig cent. Hij kenschetste zijn geachte
cliëntèle tenslotte als een stel gierige
sojemerakels, wat dat dan ook wezen
mogen.
Maar de echte geest kwam toch pas
met het optreden van Jan Volmer, de
beste harmonicaspeler onder de opera
zangers, van wie wij u al eens eerder
hebben verteld dat zijn meest geliefde
nummers zijn het Nonnenkoor uit Kas-
sienofa en het Santesantekoor, met dit
laatste bedoelende het tedere lied
„Chante, chante encore" van Tino Rossi,
die hij ook nu imiteerde, zij het dan
met het besuikerde „Katterien, Katte
nen" een Parijse aubade die ons al
tijd onweerstaanbaar aan de nationale
volksdrank van tegenwoordig: zuudoo-
rans, doet denken. „Z'n gezicht alleen is
al een kwartje waard, met dat uitge
lekte varkenshaar!" fluisterde een dame
naast ons met een stem die je op de
Stadhouderskade kon horen. Volmer
besloot zijn optreden met een hymne
aan de Westertoren, waarvan iedere
regel met het voegwoordje „en" begon,
hetgeen in hoge mate op de gemoederen
van de luisteraars werkte.
In de tweede scène kwam de Politie-
kapel weer op de planken, ditkeer
staande voor een schilderij van het
Paleis op de Dam met een luikje ter
hoogte van de tweede verdieping, waar
uit op een gegeven moment de gehele
Koninklijke familie te voorschijn kwam,
teneinde de hulde van het publiek in
ontvangst te nemen. „Willen we dit
orkest houwen of niet, burgers en bur
geressen?", vroeg de conférencier. „Ja,
wij willen!" brulde iedereen in koor,
alsof het een collectief huwelijksaan
zoek gold. In ieder geval was het een
aandoenlijke demonstratie van saam
horigheid.
Het Damspel werd verder opgeluis
terd door de vroegere sneltekenaar De
Jong, die de kunst nog niet verleerd
bleek te zijn, door de accordeonist Boek-
stal met zijn trouwe St. Bernhard en
het koperen offerblikje met de brede
gleuf, door de met molentjes lopende
tante Betje (een bekende figuur uit de
Nederlandse handelscorrespondentie) en
de befaamde poppenkast. Het vocale
element kwam uit de monden van de
heren Herbert en zoon, fameuze kroeg-
zangers van de Nieuwendijk, die be
weerden dat mooie Antje mooier dan
het mooiste schilderij zou wezen al
dus de stellende, de vergrotende en de
overtreffende trap in één strofe ver
enigend. Hierna kwam er een verruk
kelijk levenslied, dat menigeen de tra
nen over de wangen deed biggelen. Wat
wij tussen het snikken door van de tekst
hebben verstaan, kwam ongeveer hier
op neer: „Mijn pappie is enkel een foto,
die hangt bij ons boven 't fornuis, maar
's avonds als mammie gaat werken, dan
hangt zij hem boven mijn bed.
In het theater Carré aan de Amstel
wordt van Zaterdag tot en met Dins
dag het spel „De Heilige van Padua"
vertoond, geschreven door Henk
Bijvanck en geregisseerd door Anton
Sweers. De choreografie is van Al
bert Mol, de dansen worden uitge
voerd door het Scapino-ballet en
leerlingen van Yvonne Georgi. De
muziek is gespeeld door de H.O.V.
en op platen opgenomen. Declamator
is Johan Schmitz.
Tuschinski vertoont een nieuwe film
van de uitstekende Engelse acteur
Alec Guinness, getiteld „Zijn laatste
vacantie" en vervaardigd naar een
boek van J. B. Priestley. Het theater
orkest speelt onder leiding van Anton
Kersjes. In Kriterion kan men de
filmbewerking van het toneelstuk
„Glazen speelgoed" van Tennessee
Williams met Jane Wyman zien. City
heeft de thriller „Verkeerd verbon
denop het programma.
Hedenavond wordt in het Concert
gebouw het laatste concert voor niet-
Amsterdammers gegeven. Het Con
certgebouw-orkest speelt onder di
rectie van Rafael Kxibelik de fanta
sie-ouverture Hamleten het Eer
ste Pianoconcert van Tsjaikofsky en
de Vierde Symphonie van Dvorak.
Als solist werkt Cor de Groot mede.
Het abonnementsconcert van Dins
dagavond is geheel aan Tsjaikofsky
gewijd: de ouverture Hamlet, de
Rococo-variaties en de Vierde Sym
phonie. Solist is Tibor de Machula,
cello.
Zondag 10 Juni bestaat het Rem-
brandthuis in de Jodenbreestraat
veertig jaar. Er wordt des middags
een bijzondere rondgang door het ge
bouw gehouden, waarbij Theo Bee-
rendonk een demonstratie van het
etsen zal geven, die Woensdag en
Zaterdag wordt herhaald. Tot 15 Juli
is er bovendien een bijzondere ten
toonstelling, ingericht door de con
servator en de secretaris van het
Koninklijk Oudheidkundig Genoot
schap.
Zo ging het door tot half twaalf, van
het Rembrandtplein naar het Vondel
park, vandaar naar het artistencafé van
Flip de Fluiter en de broodjeswinkel
van Kootje, waar Jan de Cler als bij
zondere gast om de hoek kwam kijken.
Als men aanneemt dat iedereen voor
tien heeft genoten, dan leert een een
voudige rekensom dat er deze avond
voor ruim achtduizend is genoten en
dat is voldoende om dankbaar voor te
zijn.
Wij hebben het meeste plezier beleefd
om een andere liedjeszanger, die aan
kondigde: „Dames en heren, ik sta hier
voor u om mijn uiterste plicht te doen!"
en even later daaraan toevoegde: „Vroe
ger kreeg je een roggebrood, maar nu
heb je wat aan je leven!" Met deze
diepe wijsheid eindigen wij deze repor
tage van een brok echt volksleven, zoals
men dat nergens vindt dan in Amster
dam. Toen wij eenmaal buiten waren
hebben wij een uur tegen een lantaarn
paal geleund om bij te komen uit onze
verdoving door al het heerlijke lawaai.
BOEDA.
Heel goed herinner ik mij hoe ik was als
soldaat. Gewoon dienstplichtig soldaat. Ge
hadt dat kwieke kereltje met z'n poetjes an
moeten zien marcheren van Leiden naar
Katwijk en terug, met schieten als tijd
verdrijf tussen die wandelingetjes in. Ik
herinner mij nog heel goed hoe ik was toen
ik soldaat was. Wij hadden veel plezier,
maar wij konden geen generaal zien. Wij
konden geen geweer, geen machinegeweer,
geen kanon verdragen. Wij zouden de mi
nister van Oorlog hebben omver gelopen
voor een meisje. Wij konden geen woord
over theorie van dit en theorie van dat
horen. Wij lazen, als de dienst was afgelo
pen, nooit enig standaardwerk over krijgs
kunde maar altijd Lord Lister. Wij hadden
geen plaatjes boven onze krib van soldaten,
maar altijd van filmsterren. Nooit een foto
van hoe 'n-hoge-met-sterren-ook, maar al
tijd van iets in badpak (ge moogt ons dat
nu wel vergeven).
Wel, en nu heb ik het eerste nummer van
de Legerkoerier (officieel orgaan van de
Koninklijke Landmacht) bekeken.
Eerst een voorwoord van Maarschalk
Staf zelf.
Dan een interview met dezelve.
Dan de levensloop van dezelve.
Een artikel over de strijd om Ponte de!
Malati.
Een woord tot de recruten.
Een dag in het kamp te Oirschot.
Een verhaal over de laatste schepen met
K.L.-militairen.
Artikelen over Nieuw Guinea, de Bailey
brug en de Kunst van het (krijgslieden)
werven.
Wanneer het voorwoord van Toon Her
mans was, het interview met Faas Wilkes,
de levensloop van Rita Hayworth, het
strijdartikel vervangen door een stukje
met plaatjes over Hollywood, het woord tot
de recruten geschreven was door Fanny
Blankers, een dag in het kamp te Oirschot
een dag in de Harem van Sultan Soliman
was, het verhaal over de laatste schepen
geschreven was door Peter Cheyney, Jan
Fabricius of Piet Bakker; de Kunst van het
Werven aan de mémoires van Casanova
ontleend was en alle foto's van soldaten
vervangen waren door foto's van jazz
bandleiders, voetballers en filmzussen
dan zou, lieve legerkoeriers, uw blad mis
schien gelezen worden door hen voor wie
het geschreven heet te zijn.
Ik moet de soldaat nog ontmoeten, die een
halve cent interesse heeft voor de minister
van Oorlog.
Ik weet stellig dat ge veel zorg en tijd en
moeite aan uw blad besteed hebt.
En nog stelliger dat geen soldaat het
lezen zal. ELIAS
de steunnormen die Haarlem aanhoudt in
verhouding tot die van andere grote ge
meenten hoog zijn.
Ook is van belang te constateren dat nu
geen verhaal meer wordt toegepast op
steun aan werklozen gegeven. Voor de oor
log werd dit wel gedaan; alleen de uitkerin
gen uit de werkloosheidskassen waren vrij
gesteld van verhaal. Nu het rijk de werk-
lozenuitkering geheel voor zijn rekening
heeft genomen wordt in geen enkele ge
meente meer verhaal daarop toegepast. In
het jaar 1949 is aan werklozensteun (uit
kering aan bonafide werklozen en sociale
bijstand) uitgekeerd 462.987. Voor 1951
zijn de Uitgaven geraamd op 1.600.000.
Een belangrijke stijging dus.
Via Armenzorg worden in het algemeen
alleen invalide werklozen gesteund, dat zijn
mensen die gebrekkig zijn of ouder of tegen
de 85 jaar. In het algemeen dus mensen die
weinig kans op geregeld werk hebben.
ADVERTENTIE
Toen de jonge Mozart in 1770 in Italië
verbleef, componeerde hij de opera „Mitri-
date, ré di Ponto", ongetwijfeld onder in
vloed van de voornaamste kunstvorm van
het land: de opera. Zeer waarschijnlijk ook
onder aandrang van zijn vader Leopold,
wiens wil voor hem wet was. Het was niet
bepaald een geschiedenis voor kinderoren
geschikt, die met de opera ten tonele werd
gevoerd. Het valt daarom terecht te be
twijfelen of Mozart op veertienjarige leef
tijd al in staat kon zijn dit samenstel van
dramatische en amoureuze verwikkelingen
en de karaktertypen te doorgronden. Maar
ten aanzien van de muziek kon men wel
vertrouwen dat zij op hoog niveau kwam
te staan. Daarvoor was de genialiteit van
de jeugdige knaap een waarborg.
Op het derde Zomerconcert der H.O.V.
kon men een indruk krijgen van het zuiver
muzikale gehalte van deze operamuziek.
De dirigent Marinus Adam had de ouver
ture „Mitridate" ter inleiding van de avond
op het programma geplaatst. Marinus
Adam hield de uitvoering eenvoudig, zon
der enige uiterlijke opsmuk, en hiermede
werd dit melodieuze, al opvallend goed
geïnstrumenteerde jeugdwerk het best
gediend.
De ouverture werd gevolgd door het
Vioolconcert in D opus 61 van Beethoven.
De Franse violist André Nada speelde hier
in de solo-partij. Wij kregen de indruk dat
de solist wel tot betere vertolkingen in
staat is dan die, welke hij gisteravond tot
stand bracht. Die indruk grondde zich op
die momenten, waarin André Nada zich
tijdelijk bevrijd voelde van nervositeit en
een technisch goed beheerst en ook ex
pressief spel kon doen horen. Deze hoogte
punten kwamen vooral met de cadensen.
Het begeleiden van de solist was geen een
voudige taak, want de dirigent moest op
zijn hoede zijn voor allerlei onverwachte
tempo-variaties en bij een bijzonder hache
lijk ogenblik in het eerste deel veel koel
bloedigheid tonen.
Na de pauze leidde Marinus Adam de
uitvoering van de symphonische suite „Shé-
hérazade" van N. Rinsky Korsakoff. De
componist laat ons vaak lang verwijlen in
de Oosterse sprookjessfeer, maar wii aan
vaarden dit dankbaar als de betoverende
exotische schoonheid van de klankenover
vloed ons in haar macht krijgt. Dit was bij
de uitvoering meer dan eens het geval. Er
kan nog gestreefd worden naar groter raf
finement in de klankverhouding. Marinus
Adam, wie het werk opvallend goed ligt,
had over een tekort aan bijval niet te kla
gen. In het succes liet hij de solisten van
het orkest, in het bijzonder de violist Jan
Hesmerg, terecht delen.
P. ZWAANSWIJK.