Haarlemse gevelstenen Het Hek van de Dam CJvd Broek HARTENDORP Het verhaal bij Sociale Zaken in Haarlem Legerkoerier „De ridder van de komt binnenkort gloeiende vijzel" in Bloemendaal J ZATERDAG 9 JUNI 1951 5 Belasting-aangifte op tijd indienen Anders wordt de aanslag met 5% verhoogd Heringa Wathrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS De student zij geen nihilist Niet naar huis gaan Ja, wij willen In de hoofdstad uit De uiterste plicht NESTOR MARTIN Gasfornuizen Derde zomerconcert H.O.V. André Nada en Jan Hesmerg speelden solo-vioolpartijen Het zwaartepunt van het rijke en afwisse lende programma van Bloemendaals fraaie Openluchttheater voor deze zomer is onge twijfeld, hoeveel aan trekkelijks en belang wekkends er verder nog geboden mag wor den, de ook in het Hol land Festival opgeno men reeks opvoeringen door de Young Vic uit Londen van het bui tengewoon amusante blijspel „The Knight of f the Burning Pestle", welke titel men mis schien het beste verta len kan als „De ridder van de gloeiende vij zel". Hoewel in 1609 geschreven doet het in vele opzichten bijna modern aan. Het strekt de direc- tie van het theater tot eer dat men een der- ff gelijk experiment durft Hm ondernemen, want dat is het zeer zeker. Men moet immers maar af wachten in hoeverre dit hier te lande tot dusver zo goed als to taal onbekende stuk op de belangstelling van het publiek zal mogen rekenen. Het ware veel eenvoudiger en minder riskant geweest de weg van de minste weerstand te volgen en voort te bouwen op de in de twee voorgaande jaren gebouwde Shakespeare-traditie, zij het dan dat de kwaliteit van de hier te lande reeds in enkele schouwburgen gegeven verto ning van „De koopman van Venetië" veel te wensen liet. Men mag verwachten dat het thans gekozen werk, speciaal op het répertoire genomen ter gelegenheid van het Festival of Britain, dat zo rijk is aan typisch Engelse humor, wat het spel betreft een veel gunstiger indruk zal maken. Het is trouwens beter voor de openlucht ge schikt, al komen er wel enige décors a,an te pas. Wie is de schrijver? In het programma van de Young Vic wordt gezegd dat „De ridder van de gloeiende vijzel" is geschreven door twee auteurs, namelijk Beaumont en Fletcher, doch dat is helemaal, niet zeker en ver moedelijk zelfs onjuist. Stijlcritische on derzoekingen in de laatste tientallen jaren geven redelijke aanleiding tot de veron derstelling dat het stuk door Beaumont alleen is vervaardigd, dat deze er althans het voornaamste aandeel in heeft genomen. Doch dit zal de toekomstige bezoeker eigen lijk maar weinig kunnen schelen. Francis Beaumont werd geboren in 1584 als derde zoon van zijn gelijknamige vader op het familiekasteei Grace-Dieu in Lei- cester en ging later in Oxford studeren, tot hij in aanraking kwam door een ge meenschappelijke bewondering, voor de destijds populaire Ben Jonson met de zes jaar oudere schrijver John Fletcher en besloot zijn reeds gebleken dichterlijk ver mogen in dienst van het theater te stellen. Hun samenwerking (latere generaties spraken van de eerste toneelfabriek) duur de vermoedelijk tot 1613, toen Beaumont met de rijke erfdochter Ursula Isley in het huwelijk trad. Hij overleed in 1616 (het zelfde jaar als Shakespeare) en werd be graven in Westminster Abbey, in de hóek der dichters. John Fletcher was de zoon van een bisschop, die in de geschiedenis onder meer bekend staat als de geestelijke kweller van Maria Stuart tijdens haar laatste levensdagen en wiens dood wordt toegeschreven aan overmatig tabaksge bruik. Hoeveel stukken zij samen hebben ge schreven is niet met zekerheid te zeggen. De één beweert acht of negen, anderen spreken van veertig of vijftig. Maar wel staat vast dat de producten van hun samen werking veel beter zijn dan de werken die zij alleen voortbrachten. Tijdens het leven van Beaumont zijn er slechts drie van deze stukken (waaronder „De ridder van de gloeiende vijzel") in druk verschenen, zon der dat echter zijn naam op het titelblad voorkwam. Fletcher werkte niet alleen met Beaumont samen, maar ook met tal van anderen, zoals bijvoorbeeld (om twee grote namen te noemen) met Shakespeare en Massinger. Burleske parodie Beaumont en Fletcher waren zowel in vereniging als ieder afzonderlijk in de eer ste plaats uitstekende vakmensen. Zij ver beterden in hun stukken met geslepen techniek en bewegelijke fantasie de voort- ADVERTENTIE DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK Gen. Cron jéstraat 43 - Kruidbcrgerweg 51 Telefoon 10990 - 17696 Spaarne 3 Vanaf 2,50 per week. Ook voor reparatie en onderdelen van alle merken. De minister van Financiën wil aan de voorschriften inzake de aangifte voor de Inkomstenbelasting enige bepalingen toe voegen die tot doel hebben verbetering te brengen in de ongewenste toestand, dat steeds meer belastingplichtigen hun aan giftebiljet voor de Inkomstenbelasting niet of aanzienlijk te laat indienen. De minister stelt voor te bepalen, dat indien de vereiste aangifte niet is gedaan, de belastingplichtige bij aangetekende brief kan worden aangemaand om binnen een daarbij te stellen termijn aan deze verplichting te voldoen. Is aan deze aan maning niet voldaan, dan wordt de op te leggen aanslag verhoogd met 5 In bij zondere gevallen kan kwijtschelding of vermindering van de verhoging worden verleend. ADVERTENTIE John Gurley als Ralph, de Ridder van de gloeiende vijzel, inspecteert de gewapende macht. Een scène uit het binnenkort door de Young Vic in Bloemendaal te vertonen stuk van Beaumont (en Fletcher) met Peter Retey als buurman Greengoose. brengselen van hun voorgangers. In „De ridder van de gloeiende vijzel" dreven zij echter op vermakelijke wijze de spot met al deze romantische absurditeiten, maar tevens met de behoefte van de opkomende burgerij om zich door middel van het to neel verheerlijkt te zien. Het is voor zover bekend de eerste parodie in de dramati sche litteratuur en als zodanig buitenge woon goed geslaagd. Er zijn vele punten van overeenkomst (men denke alleen maar aan de titel) met het enkele jaren eerder verschenen, doch toen nog niet in het En gels vertaalde meesterwerk „Don Quichote" van Cervantes, doch daarop komen wij in een nadere inleiding nog terug. De hande ling speelt zich af in een theater, waar een kruidenier of drogist en zijn vrouw zich voortdurend bemoeien met het doen en laten van de acteurs, men zou bijna kunnen zeggen als commère en compère van een spectaculaire revue. Daaraan zal het over wegend kluchtige stuk, in bijzonder een voudige taal geschreven, de toeschouwers dan ook In de eerste plaats doen denken tot lering en vermaak. Wij zien met span ning de opvoering tegemoet. In een te Utrecht gehouden bijeenkomst van senaten van studentenverenigingen uit Amsterdam, Utrecht, Delft, Rotterdam en Wageningen heeft prof. dr. H. Th. Fischer, hoogleraar in de ethnologie aan de rijks universiteit te Utrecht, het probleem van het zg. nihilisme onder de studenten be sproken. Twee kenmerken onderscheiden het Ne derlandse studentenleven van dat in lan den als Frankrijk, Engeland en de V.S., de algehele vrijheid van de student en de af geslotenheid der studenten-maatschappij, zei prof. Fischer. Wat die vrijheid betreft, deze kan soms studenten, en vooral eerste jaars, bezwaren. Hier kent men niet de „ge sloten huishouding" der Angelsaksische universiteiten. Daarom zijn de studenten verenigingen zo nuttig: zij heffen het ge- voél van verlatenheid op, scheppen voor de kamerstudent een tehuis, geven hem het onmisbaar contact met ouderen en jaarge noten, concretiseren als het ware het uni versitaire leven en zijn later een bron van onschatbare herinneringen. De student staat zelden geheel buiten het maatschappelijke verkeer, maar de studentenvereniging, die maatschappij in het klein, is een uiterst leerzame vóór- school. Alles wordt hier door en voor de studenten gedaan. Dat in dergelijke licha men geen zg. nihilisten in het bestuur zitten, komt door de ongrijpbaarheid, on vindbaarheid zo men wil, van deze cate gorie. Aansluiting bij een studentenver eniging kweekt begrip voor organisatie vorm, leert verantwoordelijkheid dragen, leidt tot bewust deelnemen aan het univer sitaire leven. Het geldelijk bezwaar heeft veel van zijn betekenis verloren, sinds met de financiële moeilijkheden ernstig reke ning wordt gehouden. Het spoorstudent schap is een moeilijker te bestrij den bezwaar. Dan is er, uit onbe kendheid met de betekenis van het aan gesloten zijn, die opvoeding dat lidmaat schap ener studentenvereniging luxe zou zijn en verspilling van kostbare studietijd. Dit kan wel eens voorkomen, maar in vele gevallen blijkt het lidmaatschap niet ver tragend te werken op de studie, en is het geen luxe, maar veeleer een zeer belang rijke factor. De kwesties tussen en binnen studentenverenigingen beschouwe men als een gezond bewijs dat er nog leven in zit. De aandacht werd nog gevestigd op de beginselen van algemeenheid, vooruitstre vendheid en gelijkwaardigheid waarop uni- tates en bonden zich baseren. Men wil niet de aankomende student naar traditionele norm uniformeren, niet de persoonlijkheid van de jonge mens wègnivelleren, maar veeleer aanvullen, met begrip voor ieders menselijke waardigheid en in een sfeer van gelijkheid, om zó de student of studenten te helpen bij de verwezenlijking van het zichzelf worden. Dit is geen luxe, maar een zaak van het grootste belang voor ieder aanstaand student, ongeacht van welke kunne, van welke confessie en welk maat schappelijk milieu ook. Perceel Jansstraat 64. Bovenstaande reproductie is van de ge velsteen in perceel Jansstraat 64 te Haar lem. De voorstelling geeft alle grond voor het vermoeden dat daar vroeger een wijn koper woonde. Op het middenvak zien wij drie mannen bij een vat staan, de druiven trossen die daarboven hangen wijzen er op dat het een wijnvat is. De beide bui tenste stenen geven een man te zien met een glas in de hand. De steen dateert uit het begin der 17e eeuw. Slechts een klein deel van de steun wordt verhaald Op liet daartoe door hem gedaan ver zoek is eervol ontslag verleend uit de mili taire dienst aan de kolonel J. Termaten van het wapen der infanterie. Onder verhaal wordt verstaan terug vordering van de steun die de gemeente via de dienst van Sociale Zaken aan armlasti gen uitkeert, of van gelden die zij betaalt voor de verzorging van behoeftigen, ouden van dagen en onverzorgde kinderen. Bij de Armenwet is namelijk geregeld welke na bestaanden de plicht hebben om, als zij daartoe in staat zijn, geheel of gedeeltelijk te zorgen voor behoeftige familieleden. In dien nu uit het onderzoek blijkt dat de ge meente van de uitgaven die zij voor Ar menzorg doet een deel terug kan vorderen, wordt dit gedaan. Wij ontvingen een klacht over de maat staven die Sociale Zaken aanlegt om te be palen waartoe de familieleden in staat zijn. De schrijver is van mening dat Sociale Zaken te veel terugvordert. Hij verklaart dat verschillende grote gemeenten zich houden aan de normen die ontworpen zijn door een commissie. Haarlem doet dit niet en nu beweert hij dat dit in het nadeel der betrokkenen is. Wij spraken over deze quaestie met de directeur van Sociale Zaken, de heer D. H. Suerink. Deze erkende dat Haarlem de bedoelde normen van de commissie niet aanhoudt, maar daarvoor zijn gegronde re denen. Haarlem heeft eigen normen en die zijn in zover afwijkend van die der com missie dat zij in het ene geval gunstiger zijn en in het andere ongunstiger. Maar wat het totaal aangaat zal een vergelijking niet ongunstig voor Haarlem uitvallen. Het voordeel van de Haarlemse regeling is dat zij billijker is, omdat zij het mogelijk maakt rekening te houden met de bijzon dere omstandigheden van een gezin. De vaste lasten van de gezinnen zijn immers niet gelijk. Haarlem heeft nu de regeling dat in het algemeen wordt aangenomen dat de vaste lasten 10 per week zijn, Een ge zin zonder kinderen dat een inkomen heeft Van 49.50 in de week begint met 0.50 voor verhaal te betalen. Zijn de vaste las ten van een gezin meer dan 10, dan gaat de verplichting tot betalen pas in als er meer geld inkomt. Nu zou het verkeerd zijn als gemeend werd dat het verhaal dat Sociale Zaken toepast van buitengewone omvang is. Wie de rekeningen en de begrotingen van deze dienst bestudeert zal dit beamen. De laat ste goedgekeurde rekening is van 1949. In dat jaar werd door de dienst aan Armen zorg uitgekeerd 1.106.532. Bovendien kostte de verzorging van hulpbehoevende ouden van dagen 66.463 en van kinderen 104.807. Bij elkaar dus 1.277.802. Er werd teruggevorderd 191.330. Over dat jaar bedroeg het verhaal dus iets minder dan 15 Maar over 1951 zal dit percentage heel wat lager zijn. Er is bij de begroting gere kend dat aan steun uitgekeerd zal worden 1.364.000. Maar daar komt nog heel wat bij, want nu onlangs de lonen enkele keren met 5 verhoogd zijn, heeft het college van B. en W. beslist dat ook de steunnor- men weer met een gelijk percentage ver hoogd worden. Het bedrag van de steun is dus op 1.545.000 te schatten. Bovendien is geraamd voor ouden van dagen 92.000 en voor onverzorgde kinderen 125.000. In totaal zullen de uitgaven dus wel 1.762.000 bedragen. Als ontvangsten aan verhaal is voor 1951 geraamd 162.500. Dat komt neer op 9.2 In de laatste jaren is dus het bedrag dat aan Armenzorg wordt uitgegeven belang rijk gestegen, terwijl het bedrag dat aan verhaal binnenkomt in ongeveer dezelfde verhouding is achteruitgegaan. Dit is trou wens wel te verklaren want in de loop der laatste jaren zijn de normen die Haarlem aanlegt voor het verhaal, belangrijk gewij zigd ten gunste van de onderhoudsplichti gen. Terloops kan nog opgemerkt worden dat Frits Rolff (van hét Ruiterhuis) be hoort tot hét type mensen dat wel eens van wat anders houdt van een ver zetje, zoals de volksmond zegt. Hij be schikt bovendien over een montere ver beeldingskracht. Toen wij hem een dag of wat geleden ontmoetten in een ge renommeerd Amsterdams restaurant omstreeks etenstijd, nodigde hij ons on middellijk bij zich aan tafel en bood ons binnen vijf minuten twee oude klare borrels aan onder het van wijs inzicht getuigende motto: „Anders moet u straks hinkend naar huis!" Kwaadden- kenden zouden hieruit kunnen afleiden dat wij na twee glaasjes reeds onbe kwaam geraken (om in de termen te blijven), maar de goede verstaander heeft direct begrepen welke koene ge- dachtensprong hier werd gemaakt, na melijk het overslaan van de plastische uitdrukking: „Op één been kun je niet lopen". Het is deze stoutmoedig-voort varende visie die hem in staat stelt al lerlei dingen te verwezenlijken, waar van een ander alleen maar heel beschei den durft te dromen, zoals bij voorbeeld het oprichten van een circus of het geven van voorstellingen met onverval ste straat-artlsten. Dit laatste hebben wij hem Donder dagavond zien doen in de grote zaal van Bellevue voor bijna achthonderd ouden van dagen van de Eilanden, die met glimmende rondvaartboten naar de Leidsekade waren gebracht en tegen middernacht met dezelfde salonsloepen behouden naar huis zijn gevaren. Gezien de bezoekers van deze avond menen wij te mogen zeggen dat men op de Eilan den al vroeg voor oud wordt aangezien om dit echter heel lang te blijven. Er waren zelfs minderjarige ouden van dagen bij, doch dat mocht de pret niet drukken. Zij werden in de zaal opge wacht door de stafmuziek van de Am sterdamse Politie onder leiding van in specteur-kapelmeester Pinkse, die met veel tromgeroffel en geschetter liet ver kondigen dat het zo lekker is. Het werd niet helemaal duidelijk wat men daar precies mee bedoelde, hetgeen niet het minste bezwaar opleverde om luidkeels mee te zingen. Het verkwikkendste van dit feest von den wij de inderdaad plezierige ver standhouding tussen de bevolking en de prinsemarij, zoals die bij voorbeeld tot uiting kwam door het gemeenschappe lijk verkondigen van het voornemen om nog lange niet naar huis te gaan, zelfs niet indien dit op zijn kop mocht staan, hetgeen ons toch een niet alledaags ge val lijkt te zijn. Toen dit lied tenslotte was uitgestorven begon de eigenlijke voorstelling. Er kwam een man in hemdsmouwen voor het voetlicht met de populaire vraag: „Zijn hier nog smerisse?" Het bevestigend antwoord hierop werd gegeven door tweemaal vier trompetters van de bereden politie, die met vaantjes aan hun toeters in slag orde naar het podium marcheerden, waar zij keurig in het gelid, met de in het smetteloos wit gestoken hand aan de heup, alle regels van de anti-lawaai- campagne toeterend te schande maak ten. Er was een vrouwtje in de zaal, dat van louter geestdrift rechtop ging staan alsof het volkslied werd gespeeld. Ze had een zwart hoedje op met een com pleet vogelnestje opzij. Daarom maakte het geen enkel verschil of zij stond dan wel zat, aangezien zij toch voor haar gehele achterhoede het uitzicht versper de. Niemand nam hier echter aanstoot aan, daar men zich had voorgenomen er tot elke prijs de moed maar in te hou den. Zo begon het goed. De mensen zaten te gieren als vuurwerk. Het schouwspel was getiteld „Amster damse straat-atmosfeer". Eq die was er al dadelijk in het eerste tafereel, dat een beeld van het dagelijks doen en laten in de Jordaan wilde geven en daar tamelijk aardig in slaagde, al moesten een paar als Volendarnmers verklede Hilversummers voor de mu ziek zorgen. Het geheel werd verleven digd door de kampioen-standwerker van het Amstelveld, die zijn scheer mesjes nota bene bij dertig tegelijk ver kocht, niet voor een gul, niet voor negent, niet voor tacht, maar voor ze ventig cent. Hij kenschetste zijn geachte cliëntèle tenslotte als een stel gierige sojemerakels, wat dat dan ook wezen mogen. Maar de echte geest kwam toch pas met het optreden van Jan Volmer, de beste harmonicaspeler onder de opera zangers, van wie wij u al eens eerder hebben verteld dat zijn meest geliefde nummers zijn het Nonnenkoor uit Kas- sienofa en het Santesantekoor, met dit laatste bedoelende het tedere lied „Chante, chante encore" van Tino Rossi, die hij ook nu imiteerde, zij het dan met het besuikerde „Katterien, Katte nen" een Parijse aubade die ons al tijd onweerstaanbaar aan de nationale volksdrank van tegenwoordig: zuudoo- rans, doet denken. „Z'n gezicht alleen is al een kwartje waard, met dat uitge lekte varkenshaar!" fluisterde een dame naast ons met een stem die je op de Stadhouderskade kon horen. Volmer besloot zijn optreden met een hymne aan de Westertoren, waarvan iedere regel met het voegwoordje „en" begon, hetgeen in hoge mate op de gemoederen van de luisteraars werkte. In de tweede scène kwam de Politie- kapel weer op de planken, ditkeer staande voor een schilderij van het Paleis op de Dam met een luikje ter hoogte van de tweede verdieping, waar uit op een gegeven moment de gehele Koninklijke familie te voorschijn kwam, teneinde de hulde van het publiek in ontvangst te nemen. „Willen we dit orkest houwen of niet, burgers en bur geressen?", vroeg de conférencier. „Ja, wij willen!" brulde iedereen in koor, alsof het een collectief huwelijksaan zoek gold. In ieder geval was het een aandoenlijke demonstratie van saam horigheid. Het Damspel werd verder opgeluis terd door de vroegere sneltekenaar De Jong, die de kunst nog niet verleerd bleek te zijn, door de accordeonist Boek- stal met zijn trouwe St. Bernhard en het koperen offerblikje met de brede gleuf, door de met molentjes lopende tante Betje (een bekende figuur uit de Nederlandse handelscorrespondentie) en de befaamde poppenkast. Het vocale element kwam uit de monden van de heren Herbert en zoon, fameuze kroeg- zangers van de Nieuwendijk, die be weerden dat mooie Antje mooier dan het mooiste schilderij zou wezen al dus de stellende, de vergrotende en de overtreffende trap in één strofe ver enigend. Hierna kwam er een verruk kelijk levenslied, dat menigeen de tra nen over de wangen deed biggelen. Wat wij tussen het snikken door van de tekst hebben verstaan, kwam ongeveer hier op neer: „Mijn pappie is enkel een foto, die hangt bij ons boven 't fornuis, maar 's avonds als mammie gaat werken, dan hangt zij hem boven mijn bed. In het theater Carré aan de Amstel wordt van Zaterdag tot en met Dins dag het spel „De Heilige van Padua" vertoond, geschreven door Henk Bijvanck en geregisseerd door Anton Sweers. De choreografie is van Al bert Mol, de dansen worden uitge voerd door het Scapino-ballet en leerlingen van Yvonne Georgi. De muziek is gespeeld door de H.O.V. en op platen opgenomen. Declamator is Johan Schmitz. Tuschinski vertoont een nieuwe film van de uitstekende Engelse acteur Alec Guinness, getiteld „Zijn laatste vacantie" en vervaardigd naar een boek van J. B. Priestley. Het theater orkest speelt onder leiding van Anton Kersjes. In Kriterion kan men de filmbewerking van het toneelstuk „Glazen speelgoed" van Tennessee Williams met Jane Wyman zien. City heeft de thriller „Verkeerd verbon denop het programma. Hedenavond wordt in het Concert gebouw het laatste concert voor niet- Amsterdammers gegeven. Het Con certgebouw-orkest speelt onder di rectie van Rafael Kxibelik de fanta sie-ouverture Hamleten het Eer ste Pianoconcert van Tsjaikofsky en de Vierde Symphonie van Dvorak. Als solist werkt Cor de Groot mede. Het abonnementsconcert van Dins dagavond is geheel aan Tsjaikofsky gewijd: de ouverture Hamlet, de Rococo-variaties en de Vierde Sym phonie. Solist is Tibor de Machula, cello. Zondag 10 Juni bestaat het Rem- brandthuis in de Jodenbreestraat veertig jaar. Er wordt des middags een bijzondere rondgang door het ge bouw gehouden, waarbij Theo Bee- rendonk een demonstratie van het etsen zal geven, die Woensdag en Zaterdag wordt herhaald. Tot 15 Juli is er bovendien een bijzondere ten toonstelling, ingericht door de con servator en de secretaris van het Koninklijk Oudheidkundig Genoot schap. Zo ging het door tot half twaalf, van het Rembrandtplein naar het Vondel park, vandaar naar het artistencafé van Flip de Fluiter en de broodjeswinkel van Kootje, waar Jan de Cler als bij zondere gast om de hoek kwam kijken. Als men aanneemt dat iedereen voor tien heeft genoten, dan leert een een voudige rekensom dat er deze avond voor ruim achtduizend is genoten en dat is voldoende om dankbaar voor te zijn. Wij hebben het meeste plezier beleefd om een andere liedjeszanger, die aan kondigde: „Dames en heren, ik sta hier voor u om mijn uiterste plicht te doen!" en even later daaraan toevoegde: „Vroe ger kreeg je een roggebrood, maar nu heb je wat aan je leven!" Met deze diepe wijsheid eindigen wij deze repor tage van een brok echt volksleven, zoals men dat nergens vindt dan in Amster dam. Toen wij eenmaal buiten waren hebben wij een uur tegen een lantaarn paal geleund om bij te komen uit onze verdoving door al het heerlijke lawaai. BOEDA. Heel goed herinner ik mij hoe ik was als soldaat. Gewoon dienstplichtig soldaat. Ge hadt dat kwieke kereltje met z'n poetjes an moeten zien marcheren van Leiden naar Katwijk en terug, met schieten als tijd verdrijf tussen die wandelingetjes in. Ik herinner mij nog heel goed hoe ik was toen ik soldaat was. Wij hadden veel plezier, maar wij konden geen generaal zien. Wij konden geen geweer, geen machinegeweer, geen kanon verdragen. Wij zouden de mi nister van Oorlog hebben omver gelopen voor een meisje. Wij konden geen woord over theorie van dit en theorie van dat horen. Wij lazen, als de dienst was afgelo pen, nooit enig standaardwerk over krijgs kunde maar altijd Lord Lister. Wij hadden geen plaatjes boven onze krib van soldaten, maar altijd van filmsterren. Nooit een foto van hoe 'n-hoge-met-sterren-ook, maar al tijd van iets in badpak (ge moogt ons dat nu wel vergeven). Wel, en nu heb ik het eerste nummer van de Legerkoerier (officieel orgaan van de Koninklijke Landmacht) bekeken. Eerst een voorwoord van Maarschalk Staf zelf. Dan een interview met dezelve. Dan de levensloop van dezelve. Een artikel over de strijd om Ponte de! Malati. Een woord tot de recruten. Een dag in het kamp te Oirschot. Een verhaal over de laatste schepen met K.L.-militairen. Artikelen over Nieuw Guinea, de Bailey brug en de Kunst van het (krijgslieden) werven. Wanneer het voorwoord van Toon Her mans was, het interview met Faas Wilkes, de levensloop van Rita Hayworth, het strijdartikel vervangen door een stukje met plaatjes over Hollywood, het woord tot de recruten geschreven was door Fanny Blankers, een dag in het kamp te Oirschot een dag in de Harem van Sultan Soliman was, het verhaal over de laatste schepen geschreven was door Peter Cheyney, Jan Fabricius of Piet Bakker; de Kunst van het Werven aan de mémoires van Casanova ontleend was en alle foto's van soldaten vervangen waren door foto's van jazz bandleiders, voetballers en filmzussen dan zou, lieve legerkoeriers, uw blad mis schien gelezen worden door hen voor wie het geschreven heet te zijn. Ik moet de soldaat nog ontmoeten, die een halve cent interesse heeft voor de minister van Oorlog. Ik weet stellig dat ge veel zorg en tijd en moeite aan uw blad besteed hebt. En nog stelliger dat geen soldaat het lezen zal. ELIAS de steunnormen die Haarlem aanhoudt in verhouding tot die van andere grote ge meenten hoog zijn. Ook is van belang te constateren dat nu geen verhaal meer wordt toegepast op steun aan werklozen gegeven. Voor de oor log werd dit wel gedaan; alleen de uitkerin gen uit de werkloosheidskassen waren vrij gesteld van verhaal. Nu het rijk de werk- lozenuitkering geheel voor zijn rekening heeft genomen wordt in geen enkele ge meente meer verhaal daarop toegepast. In het jaar 1949 is aan werklozensteun (uit kering aan bonafide werklozen en sociale bijstand) uitgekeerd 462.987. Voor 1951 zijn de Uitgaven geraamd op 1.600.000. Een belangrijke stijging dus. Via Armenzorg worden in het algemeen alleen invalide werklozen gesteund, dat zijn mensen die gebrekkig zijn of ouder of tegen de 85 jaar. In het algemeen dus mensen die weinig kans op geregeld werk hebben. ADVERTENTIE Toen de jonge Mozart in 1770 in Italië verbleef, componeerde hij de opera „Mitri- date, ré di Ponto", ongetwijfeld onder in vloed van de voornaamste kunstvorm van het land: de opera. Zeer waarschijnlijk ook onder aandrang van zijn vader Leopold, wiens wil voor hem wet was. Het was niet bepaald een geschiedenis voor kinderoren geschikt, die met de opera ten tonele werd gevoerd. Het valt daarom terecht te be twijfelen of Mozart op veertienjarige leef tijd al in staat kon zijn dit samenstel van dramatische en amoureuze verwikkelingen en de karaktertypen te doorgronden. Maar ten aanzien van de muziek kon men wel vertrouwen dat zij op hoog niveau kwam te staan. Daarvoor was de genialiteit van de jeugdige knaap een waarborg. Op het derde Zomerconcert der H.O.V. kon men een indruk krijgen van het zuiver muzikale gehalte van deze operamuziek. De dirigent Marinus Adam had de ouver ture „Mitridate" ter inleiding van de avond op het programma geplaatst. Marinus Adam hield de uitvoering eenvoudig, zon der enige uiterlijke opsmuk, en hiermede werd dit melodieuze, al opvallend goed geïnstrumenteerde jeugdwerk het best gediend. De ouverture werd gevolgd door het Vioolconcert in D opus 61 van Beethoven. De Franse violist André Nada speelde hier in de solo-partij. Wij kregen de indruk dat de solist wel tot betere vertolkingen in staat is dan die, welke hij gisteravond tot stand bracht. Die indruk grondde zich op die momenten, waarin André Nada zich tijdelijk bevrijd voelde van nervositeit en een technisch goed beheerst en ook ex pressief spel kon doen horen. Deze hoogte punten kwamen vooral met de cadensen. Het begeleiden van de solist was geen een voudige taak, want de dirigent moest op zijn hoede zijn voor allerlei onverwachte tempo-variaties en bij een bijzonder hache lijk ogenblik in het eerste deel veel koel bloedigheid tonen. Na de pauze leidde Marinus Adam de uitvoering van de symphonische suite „Shé- hérazade" van N. Rinsky Korsakoff. De componist laat ons vaak lang verwijlen in de Oosterse sprookjessfeer, maar wii aan vaarden dit dankbaar als de betoverende exotische schoonheid van de klankenover vloed ons in haar macht krijgt. Dit was bij de uitvoering meer dan eens het geval. Er kan nog gestreefd worden naar groter raf finement in de klankverhouding. Marinus Adam, wie het werk opvallend goed ligt, had over een tekort aan bijval niet te kla gen. In het succes liet hij de solisten van het orkest, in het bijzonder de violist Jan Hesmerg, terecht delen. P. ZWAANSWIJK.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 3