Nog eens naar de Grote Kerk
SCHOOLBOEKEN
De 9 Muzen
ZWITSAL
oj
Litteraire Kanttekenin
en
voor alle inrichtingen van onderwijs
SCHOOLBOi KHANDEL
H. DE VRIES
Cruys Voorfoergli repeteert
voor „Dorp in opstand
OVER MUZIEK
Bloembollen naar Duitsland
Schoonheid ih Haarlem en omgeving
Zuidholland leenf
f 5 miilioen
RAVELS SPROOKJE
Rattenvanger van
Limburg weer in actie
ZATERDAG 21 JULI 1931
3
MULTATULI: „Woutertje Pieterse" (Uit de „Ideeën",
verzameld door dr G. Stuiveling); „Max Havelaar"
(Deel I der Verzamelde Werken) (G. A. van Oorschot,
Amsterdam).
MULTATULI is herleefd. Niet die van
de bloemlezingen waarin hij als in
een gouden kooi tentoongesteld werd rnet
Saïdjah en Adinda ter rechter en de
Hoofden van Lebak ter linker zij.
Evenmin die van de schoolboekjes,
(iie hem als een makke beer voor
het forum der jeugd voerden, ter-
wille van de algemene ontwikkeling. Zelfs
niet de klassieke „vernieuwer" van onze
letteren, die met het voorbehoud der
deugd werd bijgezet in het pantheon dei-
schrijfkunst, met alle eer overigens, omdat
klassieken, door het fiat der historie buiten
de tijd gesteld, tot niets meer verplichten
met andere woorden klassiek-dooa en on
gevaarlijk zijn en dus buiten bezwaar van
's mensen geweten „mooi" gevonden kun
nen worden. En tenslotte óók niet de
Multatuli van de vroegere „geestverwan
ten", die hem veelal daar tot profeet, tot
held verhieven, waar hij actueel, dus zwak
en aanvechtbaar was. Veel is Multatuli
geschaad, veel gekleineerd, maar het meest
wellicht door de lieden die van een uniek
agitator en schrijver een middelmatige
demagogische propagandist maakten.
Wat herleefde is de onverkorte Multa
tuli, de complete Multatuli, evenbeeld in
zijn werk van de complete mens Douwes
Dekker, met al zijn zogenaamde en crea
tieve tegenstrijdigheden, met zijn (breed-
ujtgemeten) ondeugden en zijn gering ge
schatte, soms ook tot kriegelwordens op
gehemelde verdiensten Multatuli als
de één en ondeelbare persoonlijkheid (en
geen „specialiteit") van mens- en schrij
ver-zijn, als een gehéél dat men alleen kan
kennen uit het geheel van zijn werk. Zo
moet Multatuli gelezen worden: gehéél
niet tot „vermaak", niet tot een gezellig-
zich-verkneukelen om de ongezouten
waarheden die hij „hun", de „anderen" zei,
maar als een levend brok geweten, dat
zichzelf en zijn lezers genadeloos ter ver
antwoording roept, nu nog, 64 jaar na zijn
dood. Nu juist! Want laat men een ogen
blik eens alle „actuele" problemen aan zijn
geest doen voorbijtrekken en denkt men
zich dan eens een Multatuli-van-nu in, die
met Fancy als Dulcinea en zijn „stokpaard"
als Rossinant de ettelijke windmolens van
déze tijd te lijf gaat, als een levende Don
Quijote, als een herboren Cervantes
(„wat hij gespleten en gebersten moet zijn
geweest, de vertrapte (graankorl Cer
vantes")!
De man die „Woutertje Pieterse" schreef
is dood, maar Stoffels en de Pennewippen,
de Lapsen en de Hallemannetjes (die nog
altijd even „fatsoenlijk zijn") gingen de
wereld niet uit. En de Man van Lebak
omtrent wie men de onvervalste waarheid
kan weten, dankzij cle met uiterste zorg
vuldigheid gedocumenteerde studie van
Du Perron is óók dood, dubbel-dood:
als schrijver van „Max Havelaar" èn, tij
dens zijn leven nog, als uitgebannen be
stuursambtenaar. Wat een trouvaille trou
wens van de overigens niet vindingrijke
realiteit, om aan een weerspannig gezag
hebber de vogelvrijheid van de creatieve
fantasie te verlenen; want ondanks de
Droogstoppels en de Slymeringen staat
daar Max Havelaar te midden van onze
tijd, springlevend, staat bij het bruggetje
Wouter te dromen met Glorioso in zijn
hand, maar met zijn blik in de verte van
zijn wereld, al werd Fancy weer Femke
of Fannie en Fannie een der moderne
„duizend-en-één specialiteiten": een pin-
up-girl.
Wat herleefde is niet een Multatuli als
verschijnsel van zijn tijd; niet de fraaye
stylist die Koetsveld en de Génestet, Vos-
maer en Oltmans, heel die stoet van ach
tenswaardige lettervaardigen, aan de kant
schoof met de drift van zijn „ideeën";
zelfs niet de „virtuoos van het sarcasme",
die Busken Huet in Douwes Dekker roem
de; maar één die in en mét en tégen ons
is, als levende onder de levenden.
Stelt men alles wat door de geschiedenis
achterhaald heet terzijde; laat men het
door de tijdgeest bepaalde: materialisme,
atheïsme, sociale tendenzen, buiten be
schouwing; trekt men al het incidentele,
toenmaals actuele, af van de som der nega
tieve en positieve waarden, op grond waar
van destijds Multatuli werd verfoeid en
verheerlijkt, dan b 1 ij f t daar, wat meer is
dan enige optelsom: dan blijft daar het
surplus van dat alles: de mens Multatuli,
de persoonlijkheid, de „vent", de schrijver
tegen wil en dank, die uitdagend de „Ha
velaar" een kalf met zeven staarten en
zonder kop noemde en tot vervelens toe
verzekerde, dat hij niet schrijven kon, niet
schrijven wilde, wars van alle rhetoriek!
Juist dank zij dit verzet tegen het kunste
naarschap had hij de moed te schrijven,
waarachtig te s c h r ij v e n, en zich „te
verspreken"; de moed aan te klagen, de
moed zichzelf te zijn, zichzelf te verheffen
ADVERTENTIE
Acht kleuren, één prijs: 28 cent.
èn te kleineren, zich te kwellen mèt en
terwille van de waarheid, oprecht te gese
len, oprecht lief te hebben.
Inderdaad: hij heeft vurig gehaat. Maar
óók: hij heeft vurig liefgehad: hij hield van
„de mens" die hij verachtte. Daarom ver
achtte hij: omdat tot fraze misbruikte
uitspraak het de menselijke roeping is
een mens te zijn. „Ook ik heb geademd,
gelopen, gespeeld. Ik heb, als gij, begeerd,
gevreesd, genoten. Ik had lief naar gaven
en vermogen: zie wat ze gemaakt hebben
van mij n liefde, naast mij. Zie in mij, en
beschouw üw liefde van binnen" dat
staat in Woutertje Pieterse. Multatuli deed,
wat Wouter wilde doen: de plaats betalen
die het lot hem bood. Kan men meer doen
dan leven met de inzet van zijn persoon?
Meer dan het onvervulbare, het volmaakte
nastreven, het „onmogelijke" willen, als
„een der verhevenste kenmerken van het
ware"?
Hij stond met zijn leven voor zijn den
ken. Met zijn „denken" voor wat, ten dele
ongewild, zijn kunst werd, zijn werk, het
volledige werk, waarin de volledige Multa
tuli gaat herleven als één der onzen. Wat
Du Perron zich voornam te doen, is door
Garmt Stuiveling ten uitvoer gebracht met
alle denkbare toewijding en ijver. Als eer
ste vrucht daarvan is, in 1949 al, de eerste
authentieke „Max Havelaar" uit de stilte
van het Multatuli-Museum in het rumoer
van deze wereld geplaatst als bloedwarm-
levende kunst. Dankzij hèm ook verscheen
de monumentale uitgave van „Woutertje
Pieterse", tot een eenheid verzameld uit de
„Ideeën". En nu, als eerste van de twaalf
delen der Verzamelde Werken, is ook de
door Garmt Stuiveling rijk en nauwgezet
gedocumenteerde „Max Havelaar" gereed
gekomen, naar de door Multatuli verzorgde
druk van 1875. Zodra het eens wanneer?
mogelijk zal zijn „de plaats te wijzen
waar Multatuli gezaaid heeft", zal men er
zich van bewust worden, hoe groot wel de
dank moet zijn, die men verschuldigd is
aan de Multatuliaanse moed van de uit
gever, die op eigen kracht tot stand bracht
wat een staatsbegroting niet kan dragen:
de uitgever G A. van Oorschot, dezelfde
die het Verzameld Werk van de dichter
Dèr Mouw en van Menno Ter Braak heeft
aangedurfd.
C. J. E. DINAUX
E. du Perron: ,.De Man van Lebak", Deel III
der Verzamelde Werken van du Perron (Uit
geverij „Contact", A'dam).
ADVERTENTIE
Jacobijnestraat 3 Ged. Oude Gracht 27-273
Exposities in Delft en Bergen. In het
Rijksmuseum „Huis Lambert van Meerten"
te Delft zal een tweetal tentoonstellingen
worden gehouden van het werk van leden
van het „Kunstenaarscentrum Bergen".
Bij wijze van uitwisseling zullen in de
tentoonstellingszaal van „De rustende jager",
in Bergen schilderijen en beeldhouwwerken
van Dêlfténaren geëxposeerd worden.
„Elckerlyc" op de Lorelei. De „Ghesellen
van de spelewei" onder leiding van Anton
Sweers zijn door het Franse ministerie voor
opvoeding uitgenodigd tijdens het „Europa-
kamp" op de Lorelei een Nederlands toneel
werk op ie voeren. De keus is gevallen op
het middeleeuws mysteriespel „Elckerlyc"
in de bewerking van Jan Engelman. De voor
stellingen zullen worden gegeven in het
openluchttheater op de Lorelei tussen 30
Augustus en 6 September.
Uitvinding. De 34-jarige oorlogsweduwe
Lilye Pavey uit Londen heeft de eerste
schrijfmachine uitgevonden waarmee muziek
in de omvang van zes octaven (de omvang
van een normale piano) kan worden getypt.
Artistieke activiteit. Van 4 tot. 18 Augus
tus zullen in de Zeeuws-Vlaamse badplaats
Groede twee exposities worden gehouden.
De ene omvat een collectie poppen en bij
zondere foto's uit het bezit der Koninklijke
familie, de andere zeventig stukken van de
schilder-glazenier Raymond Kimpe en van
de Belgische schilders Constant Permeke en
Albert Servaes.
Gedurende de exposities zal de badplaats
geïllumineerd zijn.
Schoonheid bij de Post. Tegen Januari
1952 wordt de benoeming verwacht van
Christiaan de Moor als aesthetisch adviseur
van de P.T.T. In deze functie zal Christiaan
de Moor zijn oog moeten laten gaan over
drukwerken, publicaties, postzegels tele
gramformulieren, enzovoort. Bovendien zal
hij moeten waken over het aesthetisch
aspect van de postkantoren in het gehele
land en onder meer ter decoratie van de
bureaux der P.T.T. kunstwerken van heden
daagse artisten moeten aankopen.
..Dorp in opstand" onder regie van Cruys Voorbergh.
Spaanse dansen onder leiding van Maria Ruiz Petrelli.
HET ONDERZOEK NAAR DE
WILLIBRORDUSFONTEIN
De opgravingswerkzaamheden, die de
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bo
dem-onderzoek te Wolsum heeft gedaan,
teneinde een onderzoek in te stellen naar
de juiste plaats waar de Willibrordusfon-
tein zich zou hebben bevonden, zijn ge
ëindigd. Men heeft niet gevonden, waarop
men had gehoopt. Wel werd een waar
schijnlijk langs natuurlijke .weg ontstane
vijver ontdekt. Aangenomen wordt, dat dit
de, reeds in 15.11 genoemde „fonteijn" is
geweest.
De ministeriële invoercommissie van
West-Duitsland heeft Vrijdag invoer uit
Nederland toegestaan van bloembollen tot
een bedrag van 2,5 miilioen dollar en van
verduurzaamde melkproducten en groen-
tenconserven tot een bedrag van 100.000
dollar.
De minister van Oorlog heeft de staats
secretaris van Oorlog H. C. W. Moorman
belast met de behandeling van zaken van
personeel en de staatssecretaris van Oorlog
mr. F. J. Kranenburg met de behandeling
van zaken van materieel.
mijn Bondgods woning een dorpelwachter,
dan gewend aan d'ijdete vreugd in 's bozen
tent."
Wat heeft Haarlem in zijn Bavo toch
een rijk bezit! Dat is veelal voor de mensen
die de grootheid zoeken. Maar deze kerk
leert ons ook dat in het kleine veel schoon
heid verborgen kan zitten.
Ik neem u mee naar het koor. Daar zou
ik u kunnen wijzen op het mooie koorhek,
maar dat doet elke gids. Hij laat u na
tuurlijk ook de koorbanken zien. Dat zijn
de banken die in vroeger eeuwen bestemd
waren als zitplaatsen van de kanunniken
die de plechtige Mis bijwoonden. Buigt
u nu eens voorover en ziet de kleine fi
guurtjes die op de eiken leuningen gesto
ken zijn. Er zijn er tientallen, maar stuk
DINSDAG H.O.V.-CONCERT IN HET
BLOEMENDAALSE BOS
Op Dinsdagavond 24 Juli geeft de H.O.V.
haar- eerste zomerconcert in het Bloemen-
riaalse Bos.
Onder leiding van Marinus Adam zal het
volgende programma worden uitgevoerd: de
Holberg-suite voor strijkorkest van Grieg;
de legende „Zorahayda" voor orkest van
Joh. Svendsen (vioolsolo Jan Hesmerg); Fin-
landia van Jean Sibelius; de Symphonische
Suite van de Belgische componist Jef van
Hoof; de ouverture Oberon van C. M. von
Webér; de eerste Aiiésienne-suite van Bizet
en tenslotte de Hongaarse mars uit „La
damnation de Faust" van Berlioz.
Bij onguns-tig weer zal het concert worden
uitgesteld tot Woensdag 25 Juli.
een handpalm.
Vroeger schonk men aan deze eigen
aardige versiering van de koorbanken wei-
De vorige week dwaalden wij met onze
fotograaf door de bijgebouwen van de
Grote Kerk. Nu richten wij onze schreden
naar de kerk zelf. Die is weliswaar voor
elkeen toegankelijk (Lij kerkdiensten en
concerten), maar toch zijn daar nog vele
halfverborgen schoonheden te vinden.
Daaronder rekenen wij de aanblik der
kerk die op bovenstaande afbeelding is
vastgelegd. Men ziet veel foto's en ook
etsen van de grootse kerkgewelven, maar
het plekje dat wij nu vonden geeft nog
meer te genieten. Men moet staan in de
open kapel aan de Noordkant, waar te ge
nieten is van een schitterend overzicht van
een groot deel van de kerk. Het geheel
wordt als het ware in een lijst gevat van
de begrenzing der kapel, die afgesloten
wordt door een paar mooie graflantaarns.
Wat men dan in het gezichtsveld, heeft is
als een volmaakte symphonie in lijn en
kleur. Prijst u dan gelukkig als de zon
haar stralen werpt door de glas-in-lood
ramen van de Zuidgevel, waardoor alles
met kleuren overgoten wordt. Het volko- nig" aandacht. Allan, de Haarlemse histo-
nien geluk wordt gesmaakt als die al bijna rieschrijver, die een dik boek schreef met
volmaakte omstandigheden nogworden aan- allerlei wetenswaardigheden over de kerk,
gevuld door een streling van het gehoor, maakt zich met een enkele opmerking van
Als de organist achter ons onvolprezen deze beeldjes af. Hij zegt dat de banken
orgel zit om zich zelf (en de toevallige versierd zijn met „allerlei gedrochtelijke
Bierens de Haan, die een studie over
voor stuk zijn" het juweeltjes'van beeld- koorbanken schreef, rekent de Haarlemse,
houwkunst, al zijn zij niet veel groter dan die gemaakt zijn door Jasper Pieterszoon,
onder de beste uit ons land. Zij moeten
ingedeeld worden als laat-Gothiek. Hij
schrijft o.a.:
„Toch is voor wie wèl ziet, een grootse
gedachte weergegeven. De menselijke ge
dragingen vinden wij toch hier zeer dui
delijk weer: de wijze en de vrome, edele
als lelijke, zotte, magere en kwade mensen
van alle standen met al hun goede of
slechte eigenschappen. Ze zijn vergezeld
door hun huisdieren, welke de Middel
eeuwer niet vergeten zal, en zij allen wor
den omringd door het Altaar om aan de
Godheid te offeren, opdat de Godheid na
de betaalde beloften zich hunner zal er
barmen door hen van die plaaggeesten te
verlossen".
Wie voor een uur geen bestemming
heeft moet dit besteden om deze koppen
stuk voor st.uk te bekijken. Hij zal genie
ten en zich verwonderen dat zulk beeld
bouwwerk, met moderne geest bezield,
bijna 4K- eeuw geleden gemaakt is.
C. J. van T.
kerkbezoeker met hem) te verlustigen in
de weelde van klanken die de gedachten
ver boven het aardse doen stijgen.
Een kerk wordt soms aangeduid als een
Huis Gods. Hier verstaan wij dat. Rondom
ons is alles steen, hout en metaal, maar
God heeft in de kunstenaars deze materie
figuren". Verder vertelt hij dat de koor
banken dateren van 1512.
De versieringen aan de leuningen der
koorbanken, misericordes, stelden veelal
allegorische en profane figuren voor, ook
wel dieren uit fabels. Er is verwondering
over uitgesproken dat op deze heilige
aangeraakt en bezield, zodat die méér dan plaats in de kerk, vlak voor het hoofd
stof geworden zijn, het geworden is tot een altaar, aan de kunstenaar vrijheid gelaten
plaats der bezinning en aanbidding. Even werd om even het: echt-menselijke aan te
verstaan wij wat de zanger van Oud-Israël raken. Het doet zelfs denken aan een grap,
over zijn tempel zei: ./k Waar liever in aan de lach van een nar.
„Jongens, als jullie zo slap met de tekst
omgaan dan verwatert de boel, dan wordt
het soep. Het moet een gebonden soepje
worden, dat bij de mensen lekker naar
binnen glijdt!" Zo bij voorbeeld kon de
met ontzagwekkende energie geladen re
gisseur Cruys Voorbergh in de afgelopen
weken uitvaren en tegelijk vermanend op
treden tijdens de zo ongeveer iedere avond
in het gebouw Domi te Overveen gehouden
repetities voor de romantische comedie
„Fuente Ovejuna" (herdoopt in „Dorp in
opstand") van Lope de Vega, waarvan de
in de stichting Kennemer Toneelfestival
samenwerkende amateurs uit Haarlem en
omgeving te beginnen op Woensdag 25
Juli een reeks van zeven voorstellingen
in Bloemendaals Openluchttheater zullen
geven.
Over deze Lope de Vega, de oorspron
kelijke auteur van het stuk dat als pre
mière voor Nederland wordt opgevoerd in
een geheel nieuwe bewerking, speciaal aan
gepast aan de uitzonderlijk voor het doel
geschikte omstandigheden en de natuurlijke
achtergrond voor de handeling in dit thea
ter, schrijft Cruys Voorbergh in het pro
gramma: „Verraadt veel van zijn werk de
veelschrijver (hij gooide soms in 24 uur
een stuk, in zijn korte stroeve verzen, op
papier), toch heeft hij zijn figuren, zij het
in de meeste gevallen schetsmatig, zó raak
aangeduid dat het voor de ware speler een
verrukkelijke opgave is ze waar te maken".
Dit „waar maken" geschiedt onder zijn
leiding op een verrassende, men zou kun
nen zeggen wonderbaarlijke manier, waar
bij deze regisseur zich baseert op een uit
spraak van de oude Bart Kreeft: „Het is
geen comedie spreken, maar comedie spe
len." Hij houdt zijn mensen dan ook steeds,
trouw aan de richtlijnen van de grote leer
meester Stanislawski, om een natuurlijke
reactie uit te lokken, de vraag voor ogen:
„Waarom?" In allerlei variaties: waarom
zegt u dat, wat gaat er in u om, vindt u
dat nu een prettige tijding, bent u bedroefd
dat u zo sip staat te kijken, heeft die man
gelijk als hij dat beweert....? Als het
„waarom" van een zin of situatie eenmaal
is begrepen men denkt aan Scharoff
dan komt het „hoe" vanzelf, ook bij deze
kleine dertig dilettanten die het voorrecht
smaken van zijn deskundig inzicht en zijn
voortreffelijk vakmanschap te profiteren
Zijn altijd werkzame fantasie is gezegend
met een voortdurende stroom van ingevin
gen, die menigmaal tot brillante resultaten
leiden en bijna altijd bruikbaar blijken te
zijn, ergens een kleurtje bijzetten of de
handeling zinrijk verlevendigen. Daarbij
geeft hij op uitstekende wijze blijk van
begrip voor de methode van Lope de Vega
die er evenals Shakespeare heil in zag het
heroïsche af te wisselen met het burleske
het ernstige met het lachwekkende. Zo
groeit het stuk langzaam maar zeker, waar
bij getracht wordt alle problemen op te
lossen en alle personen formaat te ver
lenen door gebruik te maken van de overal
verspreide aanwijzingen in de dialogen en
het gevondene aan te vullen en uit te;wer
ken met behulp van het onmisbare inle
vingsvermogen.
Gisteravond had de eerste repetitie van
dit bewegelijke stuk in het Openluchtthea
ter plaats, niet alleen met de spelers, ook
met de talrijke figuranten, waaronder een
afdeling militairen onder leiding van een
soldaat eerste klas. Daarbij demonstreerde
Cruys Voorbergh een nieuwe kant van zijn
veelzijdig talent: zijn geweldig organisatie
vermogen. Want vooral als kijkspel stelt
„Dorp in opstand" hoge eisen, niet alleen
wat de enscenering betreft, maar ook qua
stijl. En dan komen Maandag de costuums,
de décoi-s van Levinus Tollenaar en de bij
komende beplanting, de paarden, de scha
pen en de ezel, het vuurwerk, om maar te
zwijgen van al de schilderachtige attribu
ten.
Een belangrijk onder-deel van de voor
stelling wordt gevormd door de Spaanse
dansen, ontworpen en uitgevoerd door
Maria Ruiz Petrelli, met muziek van gui
taar en hobo. Drie dansen komen er in
voor: de Zambra met duidelijke Moorse en
Arabische invloeden, de Jota en de Pana-
dèros, waarbij zij zelf (een klein beetje
anachronistisch) de castagnetten hanteert.
Het provinciaal bestuur van Zuidholland
stelt op 27 Juli de inschrijving open op
5.000.000 4 pet. obligaties, in stukken van
1000.tot de koers van 100 pet. De lening
is a pari aflosbaar in 25 jaarlijkse termij
nen. Vervroegde gehele of versterkte ge
deeltelijke aflossing is toegestaan, echter
niet voor 1 September 1956. Extra aflossin
gen vóór 1 September 1961 zullen slechts
kunnen geschieden tot de koers van 101 pet.
De opbrengst dezer lening zal strekken
tot dekking van de uitgaven voor uitvoe
ring van provinciale werken, in het bijzon
der van het provinciale wegenplan, als
mede tot kapitaalverstrekking ten behoeve
van de eleetriciteitsvoorziening, de drink
watervoorziening en de uitbreiding van
gestichten voor geesteszieken.
De gouden eremedaille, verbonden aan
de Orde van Oranje Nassau, is bij bevorde
ring verleend aan de 78-jarige voorzitter van
de vereniging „Het Vaderland Getrouw", de
heer B. Lahnstein, te Amsterdam, ter gele
genheid van zijn gouden jubileum als voor
zitter van deze vereniging.
MIJN GOEDE VRIEND FERMATE die
bij mij in mijn binnenste inwoont,
aarzelde nog toen ik hem vroeg waartoe hij
besluiten zou als hij te kiezen had: te kun
nen luisteren naar een uitvoering van een
symphonie van Mahler of naar een concert
voordracht van „L'enfant et les sortilèges"
van Maurice Ravel. Ik koos onvoorwaar
delijk het sprookje van het kind en de
betoveringen, beter gezegd de hekserijen.
Fermate fluisterde mij nog iets in over de
diepe ernst van Mahler, maar het baatte
niet meer; het was te laat. Hij moest van
mij aanhoren dat de ernst van Ravels
sprookje mij thans liever is dan alle muziek
van Mahler. „Thans alleen?" vroeg Fer
mate hoopvol. Ik vrees, moest ik hem ant
woorden, dat het zo blijven zal. En toen wij
het stuk van Ravel in een stralende uitvoe
ring hadden gehoord, vroeg ik Fermate:
„Welnu?" „Het is prachtig", antwoordde
hij, „en zeer ernstig". „Prachtig is vol
doende", antwoordde ik en wij waren het
gelukkig eens.
Het was een uitvoering door het Residen
tie-orkest in Scheveningen onder leiding
van Willem van Otterloo met goede solis
ten en het Nederlands Kamerkoor van
Felix de Nobel. Het concert was een mees
terlijke prestatie, een bijzonder juweel tus
sen de vele schone zaken van het Holland
Festival; een avond welke men niet vergeet.
De aardige gevoelige tekst van Colette is
door Ravel die zijn compositie een fantaisie
lyrique noemt, verheven tot een fantasti
sche schoonheid. Alle woorden werden aan
duidingen van een wereld die slechts in de
muziek tot werkelijkheid kan worden. Het
verhaaltje vertelt van een levendig
jongetje dat aan zijn moeder moet beloven
braaf zijn huiswerk te maken. Hij heeft er
geen zin in en zijn moeder betrapt hem dat
hij niets uitvoert. Nu zal hij voor straf een
paar uur alleen in de kamer moeten blij
ven. De straf valt anders uit dan zijn
moeder hoopt: als hij alleen is roept hij uit
dat alles hem onverschillig is. „Nu ben ik
vrij en stout; geen lessen, geen huiswerk".
En in overmoedigheid gooit hij het thee
gerei in gruzelementen, opent het vogel
kooitje en plaagt het beestje met zijn pen,
trekt de kat aan zijn staart en na veel der
gelijke stoutigheden laat hij zich in de
grote fauteuil vallen. Maar dan begint het
wereldje te leven; het jongetje bemerkt
dat de fauteuil niet meer stilstaat en zelfs
spreekt. Neen, ons jongetje slaapt niet; het
kan niet zijn dat hij droomt. Die zware
fauteuil wil gaan dansen met een porce-
leinen beeldje, de andere stoelen gaan ook
dansen en het kind schikt zich naar de
wand en blijft er met de handjes op de rug
angstig kijken. Wat? Zelfs de grote staan-
klok waagt een foxtrot.en wat gaat die
Wedgwood-theepot doen? Dansen met een
Chinees kopje. Ze zingen dreigende woor
den tot liet jongetje. Veel griezeliger nog
wordt het wanneer het vuur in de haard
criant gaat zingen en duidelijk al vlam
mende zegt dat het wel brave kinderen wil
verwarmen maar aan de ondeugende
kwaad zal doen. Het jongetje is nu nog
angstiger en durft te zuchten. Maar niets in
de kamer laat hem met rust. Had hij dan
ook maar het behangsel met rust gelaten;
nu komen de verscheurde figuurtjes uit een
lieve kinderwereld van de wand en kla
gen. Uit het verfrommelde prentenboek
stijgt de prinses op en vermaant het trouwe
loze jongetje. Hij is nu van angst en ver
latenheid op de grond gaan liggen en snikt.
Een nieuwe kilte overvalt hem als zijn
rekenboek zich grijnzend opent en een nare
bende van cijfers onder aanvoering van een
lelijk ventje hem honend tegemoet komt.
Het kind schijnt er onder te bezwijken.
Het is donker geworden. De jongen ont
snapt naar de tuin met de kat; maar deze
engert gaat met een poes een zeer onkin
derlijk duet miauwen. En nu komen aller
lei kleine dieren ons jongetje plagen en
een boom verwijt hem dat hij hem eens
met zijn mes gepijnigd heeft. Een woelig
gezelschap van allerlei dieren komt met
herinneringen aan stoutigheden, door hem
bedreven.
Hij weet nu alles weer en schreeuwt om
zijn moeder. Daar ziet hij dat een eek
hoorntje in het tumult zich een pootje ver
wondt; hij bezint zich, pakt een lintje en
gaat het eekhoorntje helpen. Dit brengt het
wereldje tot rust; de dieren worden stil,
schijnen na te denken. Zij worden ver
tederd en willen hem na zijn nobele daad
in vrede naar zijn moeder brengen. „II est
bon, l'Enfant, il est bien sage". Hij is toch
eigenlijk wel zoet. De dieren proberen zelfs
mee te roepen: „Maman, maman". En als
wij een licht zien verschijnen achter het
raam, weten wij dat de redding nabij is.
Dit is, prozaisch verteld, het verhaaltje.
De poëzie der muziek kan ik u waarde
lezer niet weergeven. Ik kan slechts ge
tuigen dat deze gehele compositie van
orkestrale en vocale geluiden, geniaal ge
formeerd in melodieën, harmonieën en
rhythmen, één heldere schoonheid is, geest
rijk als de edelste wijn, elegant en verruk
kend als bloeiende bloemen.
HENDRIK ANDRIESSEN
ADVERTENTIE
AAMBEIENZALF
EN ZETPILLEN
Le Limburgse rattenvanger J. Olischla-
ger te Maastricht begint eerstdaags aan een
groot offensief. Sedert de succesrijke rat-
tenverdelging op de vuilnisbelt te Caberg
bij Maastricht in Januari 1950 wordt deze
„de rattenvanger van Cabei-g" genoemd.
Ook in andere plaatsen van Limburg werd
hem de rattenbestrijding opgedragen, met
als resultaat dat er vrijwel geen enkele
rat meer aangetroffen wordt.
In de electrische centrales der staats
mijnen worden herhaaldelijk storingen ver
oorzaakt door ratten. Een kortsluiting bij
de staatsmijn Maurits, welke een schade
van ongeveer iy2 miilioen gulden veroor
zaakte, was te wijten aan het binnendrin
gen van een rat in een hoogspannings
afdeling. Men heeft nu aan de „rattenvan
ger van Caberg" de bestrijding der ratten
opgedragen. In Mei is op de Maurits begon
nen, gevolgd door bestrijdingen op het stik-
stofbindingsbedrijf en de cokesfabriek,
alsmede op de staatsmijnen Hendrik en
Emma.
De heer Olischlager, wiens grootvader
omstreeks 1870 met de rattenbestrijding
begon, maakt gebruik van verdelgings
middelen die hij zelf fabriceert en waarvan
de samenstelling geheim is. Hij heeft 37
verschillende recepten, waarvan meer dan
500 combinaties kunnen worden gemaakt,
al naar gelang seizoen, plaats en soort der
ratten.
De rattènverdelger werkt niet met vergif
maar met besmettingsstoffen die voor an
dere dieren en mensen ongevaarlijk zijn.