Het schaduwbeeld Een veranderde mentaliteit in traditionele vorm ^gmeeer i Wat er overbleef van de Schuttershof In 1952 weer f400.- voor reisdeviezen „Sonsbeek 1952" Beeldende kunst 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Tien jaren Nederlandse romankunst Agenda voor Haarlem Vertaalster vraagt goedkoop papier De visvrouw LET EENS OP U/ESSELING Geen lichtreclames tijdens piekuren Schoonheid in Haarlem en omgeving Nederlandse Kunst in Philadelphia ZATERDAG 15 DECEMBER 1951 RUIM ZESTIG Nederlandse romanschrijvers en honderdvijftig romans voor het merendeel ook in de „Litteraire Kanttekeningen" besproken heeft B. Stroman in een beknopt overzicht"-) de revue laten passeren, terugblikkend op het tienjarig tijdvak van litteraire activiteit 19401950. Hoewel de auteur als doel van zijn résumé aangeeft „een cacofonie vol oude klanken te herleiden tot vertrouwde geluiden", heeft hij al schiftend en karakteriserend minder en meer bereikt dan dat. Minder: omdat die herleiding hem niet in alle opzichten gelukte en kon gelukken: er zijn stemmen die vals en hol, luid en hees gingen klinken en zich tot de „vertrouwde geluiden" ver houden als „het straatrumoer tot een fuga van Bach" (aldus A. Roland Holst, over de „actualiteit" schrijvende) een söms trieste, soms tragische, een enkele keer hoop gevende onvermijdelijkheid. Méér: omdat zich in dit litteraire proces-verbaal de situatie aftekent, waarin onze romankunst is komen te verkeren. Tien jaren, waarvan de eerste helft te bezeten was van de vloek der bezetting om aan de roman, als kunst uiting van lange adem, een redelijke kans te geven, vormen allicht een te kort tijds bestek om stromingen en gestalten te doen onderscheiden in hun minder opvallende schakeringen van verval en- vernieuwing. Vandaar dat Stroman, terecht huiverig voor de naarstige en naargeestige magazijn meestersroutine waarmee veelal de litte raire producten in hokjes en laatjes van de letterkundige historie worden bijgezet, zich bepaald heeft tot een wel zéér globale (en dientengevolge ontoereikende) inde ling in drie groepen. Voorop gaan de oudere schrijvers „die wij tot de belangrijke figu ren van onze letteren mogen rekenen" (te weten: Arthur van Schendel, Jeanne van Schaik-Willing, F. Bordewijk, S. Vestdijk). Dan volgen „zij die de vaste bedding vor men" en „van een menigmaal gedegen vakmanschap getuigen" (een bonte stoet, van Willy Corsari tot Clare Lennart, van Jan de Hartog tot Theun de Vries, van Johan Fabricius tot Cola Debrot, van A. den Doolaard tot Han van Grevelingen). De „jongeren, die voor het eerst hun stem men hebben laten horen" sluiten de gele deren, met Anna Blaman en Jo Boer in de voorhoede en Kossmann en Kouwenaar als hekkesluiters. Veelzeggend overzicht Afgezien van deze onbevredigende en dan ook herhaaldelijk doorbroken groepe ring die Stroman tot spitsvondig aange brachte maar weinig karakteristieke kunst grepen dwong bij de aaneenschakeling van zijn „indrukken" en afgezien óók van de traditionele „onvolledigheid" (waar ble ven onder anderen Constant van Wessem, Jan Brouwer, Jef Last onder de „ouderen", waar van de jongeren Ferd. Langen, Ab Visser, Bert Schierbeek?) biedt dit over zicht de belangstellende veel lezenswaar digs. Aan. het eind van zijn lectuur zal hij Anna Blaman wellicht in een ander licht zijn gaan zien, W. F. Hermans en Simon oftewel Gerard Kornelis van het Reve zijn gaan begrijpen (wat nog niet behoeft te zeggen: aanvaarden) en de schrijver van „Het gezicht van Penafiel", de nog weinig bekende F. C. Terborgh, Rebben „ontdekt". Maar bovendien zal hij S» het beeld van onze jongste romankunst, Jowel in wat de tijd daarin te niet deed dis te voorschijn riep, gelaatstrekken on derscheiden, die hem niet onberoerd kun nen laten. Zó dan ziet de letterkundige oogst ex uit, ontdaan van de vruchten van dicht kunst en essay. Rijk is hij niet en rijp slechts ten dele. Het klimaat was ongun stig, de grond te schriel, het weer te schraal, de hemel te duister. Veel kwam niet tot wasdom, veel woekerde meer dan het groeide. Het oudere gewas, wortelend in het verleden, kon nog gedijen op de voedingsbodem der traditie. Zwaarder had den de jongeren het. Beklemd geraakt tus sen verleden en toekomst worstelde elk voor zich op de hachelijk-smalle basis van „het heden" met de verwarring óm en in hem. De „problemen" lokten een te hef tige strijd uit dan dat er nog kracht kon overblijven voor de vernieuwing van de litteraire vorm. Zo kon Stroman vaststel len dat de betekenis van de jongste roman litteratuur eer moet worden gezocht in het „wat" dan in het „hoe", in de „mentaliteit" dan in de aesthetiek. En zelfs deze mentaliteit, deze geestelijke ADVERTENTIE Acht kleuren, één prijs: 28 cent ZATERDAG 15 DECEMBER Stadsschouwburg: Wim Sonneveld's caba ret „Artisten-pension", 8 uur. Rembrandt: „De held van de straat", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „Nachtclub de Gouden kooi", 18 j., 7 en 9.15 uur. Luxor: „Ja dat is Parijs", 18 j. 7 en 9.15 uur. City: „Code nummer 3", 18 j.,'7 en 9.15 uur. Spaarne: „Ik doodde Jesse James", 18 j„ 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Liefde kent geen muren", alle leeft., 7 en 9,15 uur. ZONDAG 16 DECEMBER Stadsschouwburg: Aerdenhouts Kinderto- neel „Klein duimpje en de reus", 2 uur. Wim Sonneveld's cabaret „Artisten-pen sion". 8 uur. Gemeentelijk Concertgebouw: Optreden van Burlisto, 8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstelling „Rigoletto", 11 u. Luxor: Zondagmorgenvoorstelling „De_ gra vin van Monte C'hristo", 11.30 uur. Biosco pen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 17 DECEMBER Haarlemse Kegelbond: Filmvoorstelling voor aspirant-émigranten, 8 uur. Stads schouwburg: Volksvoorstelling „Anna Lu- casta" (Comedia), 8 uur. Gem. Concertge bouw: Chr. Oratorium Vereniging „Door Zang Vriendschap", Weihnachts-oratorium, 8 uur. Rembrandt, Luxor en Palace: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. (Zie agenda van Zaterdag). gesteldheid, gewekt door het overstelpend vele dat kwetste en kwelde, bleef in verre weg de meeste romans beneden de bewo genheid der gevoelens. Hoe arm blijkt ons proza der verzetsliteratuur! Stroman ver meldt en bespreekt welgeteld 19 proza werken die bezetting en oorlog tot onder werp hebben, waarbij hij dan nog dié schrifturen meetelt, welke als dagboek of kroniek eigenlijk enkel documentaire waar de hebben. Anders is het gesteld met de romans waarin de innerlijke conflicten, al dan niet met de oorlogsgebeurtenissen verhuld of onverhuld op de achtergrond, de inhoud vormen en soms overwoekeren. Want hiéraan is wellicht de middelmatig heid van de jongste prozakunst toe te schrijven, dat de traditionele romanvorm, waaraan de jongeren zich (nog?) niet wis ten te ontworstelen, de „actuele inhoud" niet kan bevatten. Het getuigenis eist an dere middelen! Romankunst-in-verval? Mogelijk doet men geen al te gewaagde voorspelling, als men de roman als gang bare litteraire vorm aan het eind van zijn dagen acht. Opgekomen met de burger klasse, is hij ook mét dit maatschappelijk fundament in een overgangstoestand ko men te verkeren die hem als zodanig nau welijks nog ontwikkelingsmogelijkheden biedt. De voortekenen daarvan zijn niet te miskennen: de verschuiving van de negen- tiende-eeuwse realistische, en historische romannaar de analyserende-psychologische, van déze weer naar de zogenaamde beken tenis-roman, de kentering ook van beschrij ven tot getuigen, van hyper-individuele schoonheidsbeleving tot „belijdenis" van wat woelt, leeft en sterft, dat alles wijst op een té diepgaande crisis in het aesthe- tische dan dat men zou kunnen geloven aan een renaissance van de „roman". Men leze en vergelijke wat Stroman dienaan gaande schrijft over de „kunst-om-de- kunst" in haar tegenstelling tot de „ten- denz-kunst" en de zogenaamde „littéra- ture engagée". Komt ook Stroman niet in de belang wekkende maar helaas tè programma tisch gebleven en allerminst verhelderend geschreven nabeschouwing van zijn overzicht tot de slotsom, dat deze penibele situatie van de roman ten nauwste ver band houdt met een andere, een fataler crisis: die van het ijzige isolement waarin de kunstenaar geraakte toen hij de „ivo ren toren", die hij uit verweer optrok, verliet? In de vereenzaming en niet ge dragen door een gemeenschap, hetzij één van de geest, de ziel of het maatschappe lijk bestel, dreigt de kunst te verkomme ren. De in wezen sociale romankunst zéker. Zelfs een dichter verklaarde onlangs: Vergeefs zal men op het ogenblik zoeken naar die ééne binding, welke van blijvende inspiratieve waarde is". Die dichter is Hoornik. En daarmee samenhangend ci teert hij Marsmans profetische strofen: „Ik sta alleen, geen God of maatschappij die mijn bestaan betrekt in een bezield verband. C. J. E. DINAUX. B Stroman: „Overzicht en Indrukken. De Nederlandse roman in de periode 1040— 1950". (Nij'gh en Van Ditmar N.V. Rotter dam/ s - G ravenih age) Greta Baars-Jelgersma, vertaalster van vele Scandinavische boeken, heeft tijdens een verblijf in Oslo een onderhoud gehad met een redacteur van het Noorse blad „Verdens Gang". Zij vertelde naar Oslo te zijn gekomen met het voorstel dat de Noor se regering zou bevorderen dat aan buiten landse uitgevers, die Noorse litteratuur willen uitgeven, papier wordt geleverd tegen gereduceerd tarief. Door de hoge papierprijzen gaat de omzet van uit het Noors vertaalde boeken in Nederland sterk achteruit. De uitgevers durven het risico niet meer te nemen, zo vertelde zij. Er is bijvoorbeeld geen mogelijkheid tot het pu bliceren van een nieuwe editie van Ibsen's werken. Met de Zweedse litteratuur is het het zelfde. Van het door mevrouw Baars ver taalde boek „En Barabbas" van Per Lager- kvist zijn in de loop van een jaar maar 2400 exemplaren verkocht en zelfs in de week nadat deze auteur de Nobelprijs had gekre gen kwamen daar maar 270 exemplaren bij. Het boek was te duur. De bestaande regeling voor de aankoop van toeristen-reisdeviezen tot een bedrag van f 400 per jaar (voor personen, die op 1 Januari jongèr zijn dan 14 jaar is dit bedrag f 20p) is voor 1952 uitgebreid tot Algerië, Frans Marokko, Tunis, de Azoren, Madeira, de Canarische eilanden en Spaans Marokko. In de loop van 1951 werd Spanje reeds aan deze lijst toegevoegd. Voor reizen, die in de periode van 15 December 1951 tol 15 Januari 1952 beginnen is een soepele re geling getroffen. Deviezenboekjes 1950/51 moeten voor 15 Februari 1952 onder overlegging van het paspoort bij de deviezenbanken worden ingeleverd. ADVERTENTIE Net als 't vorig jaar met dat schilderij „Vader en Zoon" het geval was, heeft ook dit jaar de bekroonde Visvrouw de ver ontwaardiging opgewekt van vele door mij bij voorbaat en bij nabaat zeer hooggeachte lieden of, wanneer dezulken prettiger gestemd waren: de lust tot lachen en tot belachelijk maken. Het argument van deze dikwerf geest driftig naar-de-pen-grij pende goeierds was steevast, dat zij in dat eerste schilderij vader noch zoon konden ontwaren en dat voor hun zienswijze zulk een visvrouw geen visvrouw heten mocht. Nu moet u niet denken dat ik nu ga ver klaren dat ik pro-Vader en Zoon ben en dat voor mij deze visvrouw de visvrouw mijner dromen is. Want hoe ik daarover denk doet er evenmin iets toe als hoe de kwaaierds en de lacheriken erover denken. Maar misschien mag ik wèl even zeggen dat „ik zie het niet" en „ik begrijp er niks van" in de verste verte niet op een afdoend argument gelijken. Azzikdatnoueriseffetjes met een fijn voorbeeldje mag toelichten, een voorbeeld je dat mij zelf bij ontelbaren uwer in een somber daglicht zal stellen, maar daar kan ik ook niets aan doen: schrijver dezes, de ondergetekende, is zo onmuzikaal als een betonnen paal. Ik kan geen noot zo groot als een olifant onderscheiden. Ik ben tweemaal in mijn leven naar een waardig klassiek concert geweest; ik ben tweemaal ingesoezeld en gedoezeld en door het applaus wakker geschrikt. Echt waar. Handopmeharterewoord. Maria Zamorra is de enige musicienne die aan mij welbesteed is. Van Bach en Beethoven, van Verdi en Voormolen, van Mahler en Saint-Saëns hoor ik niets. Ik begrijp er geen toon en geen noot van. Het gaat volkomen langs mij heen. En wat zoudt u nu van mij zeggen, als ik zei: „Bach, Beethoven, Verdi, Voor molen, Mahler, Saint-SaënsVullis! Niks! Waardeloos! Rommel! Ha-ha mens- lamenielache, da's immers allemaal flau wigheid, want ik begrijp het niet en ik hoor het niet." Als ik dat zou zeggen wat zoudt u, heren antivisvrouwen, dan van mij zeggen? Nu, en het zelfde denk ik van u. ELIAS ADVERTENTIE hoe blank en glanzend Uw tanden wor den en hoe gaaf Uw gebit blijft, wanneer U poetst met IVOROL. Tube 93-67-41 ct. ADVERTENTIE Uitgebreide Kerstdiners Vroegtijdig bespreken. Oliebollen Vroegtijdig bestellen. RESTAURANT-LUNCHROOM GROTE MARKT - HAARLEM Van 1 Juni tot 15 September 1952 is Arnhem (in de reeks Londen-Arnhem- Antwerpen) weer aan de beurt met de beeldhouwtentoonstelling in de openlucht. In 1949 werd een dergelijke expositie in Sonsbeek gehouden, die toen ruim 104.000 bezoekers trok. Men heeft thans een grotere tijd van voorbereiding. Deze winter gaan vijf jonge beeldhouwers verscheidene plaatsen in ons land af om op middelbare en andere scholen een toepasselijke inleiding te houden. Door middel van lantaarnplaatjes en causerieën van deze deskundige afgezanten zal de schooljeugd een goede indruk kunnen krij gen van wat er al zo geboden wordt. Uitgenodigd om beeldhouwwerk in te zenden zijn België, Denemarken, Zweden, Noorwegen, West-Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Spanje, Italië, Joegoslavië, Oostenrijk,Tsjechpslowakije, Polen, Sovjet- Unie, de Verenigde Staten, Mexico, Zuid- Afrika, Israel en Indonesië. De stad Ant werpen heeft toegezegd dat men uit de vaste collectie van beeldhouwwerken in het park Middelheim een keuze kan doen. Ze ker zal het werk van Rodin „De burgers van Calais" op de tentoonstelling te zien zijn. Met het Vaticaan worden besprekingen gevoerd over de inzending van klassieke Italiaanse beelden. Er komt een afzonderlijk gebouwtje voor kleiplastiek, waar men werk zal kunnen zien van de beeldhouwers Moore, Art, Lieb- schied, Wetkin, Jaspers, Pompom en An- driessen. De jury, die moet beslissen welke inzen dingen voor plaatsing in aanmerking ko men, bestaat uit Mari Andriessen, pr.of. Es- ser, B. Couzijn, Niels Steenbergen, Titus Leeser, John Grosman en K. Schuurman. Het ministerie van economische Zaken dringt nogmaals aan op de noodzakelijkheid van een goede naleving van de bepalingen van de electriciteitsbeschikking 1951, in het bijzonder die ten aanzien van de eta lage- en reclameverlichting. De Economi sche Controledienst heeft reeds een aan tal processen-verbaal opgemaakt wegens het laten branden van reclameverlichting in de piekuren. Alle lichtreclames zijn ge durende deze uren verboden. Het komt herhaaldelijk voor, dat winke liers bij het ingaan van de piekuren niet tijdig de reclameverlichting doven en de winkel- en etalageverlichting tot het toe laatbare terugbrengen. Van de zijde van het ministerie wordt verklaard, dat zowel de rijks- als gemeentepolitie en de Econo mische Controledienst bij het constateren van overtredingen thans streng zullen op treden. De maraboe, die uit het Noorder Die renpark te Emmen ontsnapte, is terug. Enige jongens hebben de vogel in een bos bij Emmen gevangen en teruggebracht. De zeldzaam geworden tent, waarin u tussen een bezoek aan de poffertjeskraam en een ronde in de draaimolen uw silhouet liet knippen, is een der laatste „ateliers", waar deze kleinkunst nog wordt beoefend. Dat wil zeggen: uitsluitend in dienst van het portret. Want tot op deze dagen is de silhouetvorm in ere gebleven in het kinder boek, waarvan aantrekkelijke illustraties als die van Nelly Bodenheim en Piet Wieg man getuigen. Het is een goede gedachte geweest om de silhouet ook toe te passen op het verkeersbord, omdat deze markante vorm tegen het witte vlak scherp in het oog springt. Om na het verkeerswezen weer op artis tiek terrein terug te komen, memoreer ik nog de geestige parade van Chiel de Boers silhouetten, als originele versie in cabaret sfeer op het vroeger zo populaire schim menspel. Het bovenstaande worde beschouwd als een greep in de silhouetvorm voor zover deze momenteel in onze samenleving, spo radisch dus, wordt waargenomen alles bij elkaar een pover restant van een merk waardig artistiek handwerk, dat eens, ook ADVERTENTIE Verschenen: BACH'S WEIHNACHTS- ORATORIUM door JAC. KORT. Een zeer aantrekkelijke en verhelde rende toelichting tot Bach's vierde grote meesterwerk. 3.90. Alom in de Muziek- en Boekhandel De Schuttershof van de Kloveniers-Doelen in de Gasthuisstraat. Ieder die op het binnenplein van de Doelen in de Gasthuisstraat bij de Boter markt komt, wordt getroffen door de stijl volle oude gebouwen. Maar zijn enthousias me wordt toch bekoeld, als hij een voorstel ling onder ogen krijgt hoe dit gebouwen complex en voorplein in de 17e eeuw waren. Dan valt de vergelijking wel heel sterk in het nadeel van het tegenwoordige uit! Wat bood de oude Schuttershof, waar de Schutters zich oefenden in het gebruik van wapens, een stuk opgewekt leven. En alles was een eenheid, gebouwen en mensen hoorden bij elkaar. En nu is onze gravure nog slechts in zwart-wit. Wat moet het in werkelijkheid een kleurig en fleurig schouwspel zijn geweest, een lust der ogen, want de schutterskleding was mooi. Daar van getuigen de Schuttersstukken van Frans Hals! Maar laten wij eerst even iets uit de ge schiedenis der schutterij vertellen, want velen van het thans levend geslacht heb ben daaraan zelfs geen herinnering meer, daar de afschaffing al dateert van Als wij willen beginnen bij het begin moeten wij duizend jaar terug. De behoefte om zijn onderdanen in het gebruik van wa penen te oefenen, ten einde weerbaar te zijn tegen de Noordse roofhorden, brachten de landheren, vooral Graaf Dirk II, er toe in de steden schutterijen op te richten. Duizend jaar geleden was Haarlem nog geen stad, zodat de Haarlemse schutterij van later dateert. Maar toen Haarlem een stad geworden was, liepen er ook schutters door de straten. Aanvankelijk waren de schutters in twee ploegen verdeeld, de kruisboog- en de handboog-schutters. Maar na de uitvinding van het buskruit werden de bogen verwis seld voor schietgeweer en vuurroer. Als erekleed, om ze te onderscheiden van „het gemeyne volck", droegen de schutters tweekleurige rokken, versierd met zilveren wapenschilden van de steden. Toen de bo gen werden afgedankt werden ook de twee-kleurige wapenrokken opgeborgen. Toch is op de gravure te zien dat de schut ters in het begin der 17e eeuw nog heel wat mooier gekleed werden dan de schut ters die de Haarlemmers van middelbare leeftijd zich nog herinneren. Toen waren het donkerblauwe uniformen geworden. Alleen bij bijzondere gelegenheden, bij voorbeeld als er op de verjaardag van de Koningin een parade werd gehouden, wer den de pluimen op de sjako gestoken. Toch was het in het begin dezer eeuw nog een gebeurtenis als de schutterij door Haarlems straten marcheerde. Vooral indien dan de muziek er bij was. De schutterij had eigen muzikanten, het „Haarlemsch Muziek korps", waaruit later de Haarlemse Or kestvereniging is voortgekomen. De Kloveniers-Doelen is gebouwd in 1562. In die tijd was er ook nog een Doe len in de Ramen (waar nu de Raamsingel is), maar die is in 157.6, bij de. grote brand die Haarlem in 1576 teisterde, in vlammen opgegaan. Toen werd een nieuw schutters- huis gevestigd in het St. Michielsklooster in de Grote Houtstraat (het tegenwoor dige Proveniershuis). Die kreeg toen de naam van St. Joris-Doelen. In de Kloveniers-Doelen was een grote schuttérszaal. Bovendien zetelde er de krijgsraad voor schutters. Het was in deze schuttérszaal (die nu voor gymnastiek gebruikt wordt) dat Ripper da tijdens het beleg in 1572 de ge wapende burgerwacht en de burgerij bij eenriep om daar zijn bekende rede te hou den om op te wekken tot het uiterste stand te houden tegen de Spanjaarden. Aan dit feit herinnert een gedenkplaat. Vroeger hingen in de Schuttérszaal de grote schuttersstukken van Frans Hals, die nu een sieraad van het Frans Halsmuseum zijn. Wie de oude gravure vergelijkt met de foto van de tegenwoordige toestand, ziet grote afwijkingen. Aan de gebouwen is in de loop der eeuwen veel veranderd. Helaas niet verbeterd. De twee grote en vier klei ne dakkapellen zijn geheel verdwenen. Ook aan de ramen is geknoeid. De kleine glas- in-lood ruitjes zijn vervangen door gewone ruiten, terwijl de mooie blinden niet meer te vinden zijn. Ook de stoep is veranderd. Het mooie bijgebouwtje geeft op de gra vure een tafreeltje dat aan Ostade doet denken. Al die veranderingen betreuren wij, maar toch prijzen wij ons nog gelukkig dat de gebouwen gespaard zijn gebleven. Van binnen vindt men nu niet veel be langwekkends meer. Daar is blijkbaar ook enige keren „gemoderniseerd". C. J. VAN T. In een vorig artikel over Schoonheid in Haarlem en omgeving deelden wij mede dat een oud-Hollandse kamer, die in het begin onzer eeuw nog aanwezig was in de vroegere bierbrouwerij „Het Scheepje" aan de Houtmarkt te Haarlem, aan' Ame rika verkocht was. Nu schrijft een lezer ons dat hij die kamer gezien heeft in een museum in Phi ladelphia, waar een Nederlandse afdeling is ingericht. Daar hangen ook enige schil derijen van Ruysdael, de meeste land schappen uit de omgeving van Haarlem. Silhouet, anno 1786, geknipt naar een familiegroep door Joseph Adolf Schmetter- ling (geboren te Wenen omstreeks 1751 en gestorven te Amsterdam in 1828). Hoe de Doelen nu is. door leken, druk werd beoefend en daarom wel als gezelschapskunst werd gequalifi- ceerd. Zo bekent Willem Willis in „Sara Burgerhart" dat hij de silhouet van zijn ge liefde Saartje had nagetekend, welk conter- feitsel hij op reis meenam, geborgen bij de wissels.„in de geheimste afdeling" van zijn brieventas! En Jacob van Lennep wist van zijn grootvader Cornelis van Lennep te vertellen, dat hij achter Jacobs rug wèl- gelijkende silhouetten knipte! Het is, om precies te zijn, in de tweede helft der acht tiende eeuw dat de silhouet in zwang kwam, als een uitermate goedkope manier ook om portretten onder familie en kennis sen of onder gelieven, naar wij reeds zagen uit te wisselen. Ik laat hierbij de zwarte figuren op het klassieke vaatwerk buiten beschouwing, omdat deze in een ge heel andere cultuursfeer ontstonden en in stijl-grootheid de knusse genoegelijkheid van het achttiende eeuwse schaduwbeeld ver achter zich lieten. Wel moet hieraan worden toegevoegd dat deze oervorm onge twijfeld tot de hergeboorte van het scha duwbeeld heeft bijgedragen in een tijd, waarin ook de antiquarische belangstelling voor gemmen en cameeën groeide. De bena ming „silhouet" stamt uit het Frankrijk van Lodewijk XV, waar de toenmalige minister van Financiën, Etienne de Silhou ette, de wanden van zijn landhuis met zelf gemaakte schaduwbeelden placht te ver sieren, in alle opzichten een goedkope deco ratie dus, die typerend is voor de spreek woordelijk geworden zuinigheid van ge noemde bewindsman. Nu diene men wel onderscheid te maken tussen de verschillende vormen die in het begrip silhouet worden gevangen, doch onderling zózeer uiteenlopen dat zij varia ties vertegenwoordigen die liggen tussen gezelschapsspel en kleinkunst. Aan de eerstgenoemde vorm namelijk dankt de silhouet haar ontstaan: het levensgrote, op een blad papier tegen de wand, in schaduw geprojecteerde profiel werd eenvoudig na getrokken. De Duitsers, die aanvankelijk spraken van „Schattenriss", vonden een machientje uit, de Storchschnabel of Panto- graaf, dat de mogelijkheid schiep het levensgrote, nagetrokken profiel tot de ge wenste afmeting te verkleinen. Het is ty perend voor de Duitse mentaliteit dat de silhouet ook dienstbaar werd gemaakt voor physiognomische (de gelaatskunde betref fende) doeleinden: Johann Lavater, auteur van de „Physiognomische Fragmente zur Beförderung der Menschenkenntnis und Menschenliebe" (1775/'78) we próéven uit die titel zijn dweepzieke natuur! be diende zich namelijk van de silhouet om daaruit zijn diagnose omtrent karakter eigenschappen vast te stellen. Zoals wij thans het handschrift naar een grafoloog ter beoordeling zenden, zo vertrouwde men in die tijd zijn silhouet aan Lavater toe! Behalve de mechanische ontstaansvorm is er de meer artistieke, waartoe een uiterst scherp oog en een vaste, geoefende hand vereisten waren. De pur-sang silhouettist, door onze Oostelijke buren „Silhouetten- schneider" genaamd, knipte het profiel aanstonds met de schaar uit een blad zwart papier of tekende het zonder hulpmiddelen met het vrije oog onmiddellijk in de ge wenste verkleining na. Over deze vaardig heid beschikte ook de beroeps-silhouettist in meergenoemde tent. Het behoeft echter geen betoog dat de vakbekwaamheid en vooral de artisticiteit de belangrijkheid van het resultaat bepaalden en dat de werkstukken van de kermistent te vergelij ken zijn met die van de sneltekenaar. Naast vele meer of minder bekwame gelegenheids-silhouettisten onderscheidden zich enige specialisten in deze materie op dusdanige wijze, dat we soms de verleiding voelen ze als kunstenaars te erkennen. Hoewel de benaming silhouet uit Frankrijk stamt, heeft dit land weinig op dit gebied gepresteerd in tegenstelling tot Duitsland, vanwaar ook vele beoefenaars naar Holland trokken. Hieronder bevond zich de in Amsterdam practiserende Schmetterling, tevens bekwaam in het samenstellen van romantische souvenirs met verwerking van mensenhaar op ivoren grond, veelal toe gepast aan de achterzijde van miniatuur portretjes. Karakteristiek is Schmetterling in het vervaardigen van familiegroepen, waarvan een vroeg staal hier is gereprodu ceerd: één voorbeeld uit de fraaie collectie silhouetten die het Frans Halsmuseum bezit Het is een geestige en puntige uitbeeldings- vorm, die de weldadige beslotenheid "in huiselijke sfeer wel zéér dwingend laat voelen. De ouders en hun zes kinderen heb ben als in een familiale ideaalstaat ieder hun eigen boeiende bezigheid en elk figuur tje straalt tevredenheid, tot de vogeltjes in hun kooien toe.In het hart der compo sitie staat als een baken de koffiekan met kraan waarop het familiekompas is inge steld! De lithografie, maar vooral de daguerreo type en de fotografie deden omtrent de helft der vorige eeuw door haar praktische voordelen en exacte weergeving het „scha duwbeeld" al meer vervagen. Zo wordt de silhouetkunst heden ten dage nog slechts sporadisch toegepast en waar dit wordt ge daan realiseren we ons dat het een uitbeel- dingsvorm is die „de oude tijd" oproept. De suggestieve werking van deze zwart-wit kunst ligt in het feit dat ons volkomen vrij heid wordt gelaten de habitus der figuren in en aan te vullen, al naar mate ze onze fantasie daartoe opwekken. Vandaar dat de silhouet uiterst geschikt is ter illustratie van sprookjesboeken en dergelijke, waarin we immers de realiteit trachten' te ont vlieden om de fantasie de vrije vlucht te laten. In zoverre is het ook verklaarbaar dat deze kunst haar „kans" kreeg in een tijd, dat idealiseren en romantiseren het denken en handelen bepaalden. Dit mani festeert zich ook in de hier afgebeelde silhouet. Want laten we eerlijk zijn: is dit familiebeeld in feite geen sprookje? Is het niet de „snapshot" van het gezin zoals wij zouden wensen dat het zich van hoog tot laag op een druilerige Zondagmiddag bezig hield....? H. P. BAARD

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1951 | | pagina 5