Een houding in de tijd
Feest van de aquarel
in Delftse Prinsenhof
HARTENDORP
Wanverhouding
Het Oude Slot te Heemstede
Eerste „goedkope woning"
is in Friesland gereed
Agenda voor
Haarlem
OVER MUZIEK
ZATERDAG 5 APRIL 1952
3
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
De onzekerheid en haar moraal
Aan
de Kwartaalabonnés
Commissie inzake
gemeentelijke belastingen
Unieke expositie van waterverf-schilderijen
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Heringa Wuthrich
Overheid wil bouwen van eigen woningen aanmoedigen
Zand voorts politiechef
gaat met pensioen
MET DE GEBUNDELDE studies „Een houding in de tijd" een keuze van een
negental uit de vele essays van Pierre H. Dubois is bij verrassing een peil
benaderd en soms zelfs geëvenaard, dat ons essayistisch proza sinds Menno Ter Braak
niet dan bij uitzondering heeft bereikt. Hier is de critische beschouwing weer schep
pend, is ze passie, is ze kunst. Hier wordt de critiek weer gehanteerd, niet als litteraire
bezigheid, maar als instrument dat „onze tijd" al het oneindig verwarde dat als
periodieke duistere faze van de menselijke geschiedenis aan de dag treedt verkent,
peilt en onthult. Het opmerkelijke en verrassende van Dubois' boek is niet de stellig
heid waarmee de auteur de criteria van de „Forum"-groep (van Ter Braak c.s.) tot
de zijne heeft gemaakt en aanlegt: negatief „de schoonheid om de schoonheid" afwijst
en positief de eis stelt dat de schrijver zonder enig voorbehoud zal getuigen van het
meest persoonlijke en wezenlijke dat hem als mens beweegt. Evenmin is dat het feit
van zijn manmoedig tweegevecht met het probleem der problemen, dat internationaal
aan de litteraire orde van de dag is: het „zinloze van het leven", het „absurde"
als is het juist dit aspect van het actuele levensgevoel, dat Dubois zeer welbewust in
het middelpunt van zijn beschouwing heeft geplaatst.
Wat Dubois' werk onderscheidt van
soortgelijke geschriften is méér nog dan
zijn onmiskenbare eerlijkheid, intelligentie
en onderscheidingsvermogen voor de sub
tielste schakeringen zijn menselijke
ernst, zijn wakkere strijdvaardigheid en de
intensiteit van zijn meebeleven. Zélf „aan
getast", zoals ontelbaren, door wat Camus
een ziekte van de geest noemde, door de
onzekerheid (die Dubois wist te behoeden
voor een catastrophale wanhoop), is hij, zich
diep-bewust van zijn verantwoordelijkheid
als mens (en dus ook als schrijver), niet
met de onverschilligen gevlucht in een
„na-ons-de-zondvloed", noch met de zelf
verzekerden in enig dogma, wijsgerig stel
sel of geloof en zelfs niet in de „kunst".
Met de moed van de bewust geworden
twijfel maakte hij als dichter de balans op
van zijn verleden achterhaalde hij elke
schijn. En zo, met niets gewapend dan met
de kracht van zijn „quia absurdum" („om
dat het zinloos is"), waagde hij zich aan
een weerbare confrontatie met diè auteurs,
in wier werk aan diezelfde problematiek
uitdrukking was gegeven: met Camus en
Gheorghiu, Lawrence en Miller, Tsjechow
en Simenon.
Tweestrijd van hoofd en hart
In hen, telkens anders genuanceerd, her
kende hij wat hemzelf bewoog: de inner
lijke gesteldheid die Unamuno, jaren ge
leden al, „het tragische levensgevoel"
noemde: de tweespalt tussen hoofd en hart,
logica en leven, de consequentie van het
denken (het weten en niet-weten) en de
onberedeneerbaarheid van het gevoel (het
verlangen en ontberen). Een Frans geleer
de heeft eens gezegd dat elke wetenschap,
elk weten, een herleiding is tot het onbe
grijpbare, het niet-weten, de onzekerheid.
En het menselijk hart wil vervuld zijn, wil
onschuld en geluk, wil duurzaamheid, wil
„diepe, diepe eeuwigheid", zoals Nietzsche
dichtte.
En daar staat de „moderne mens", die
sinds eeuwen de faculteit van het denken
ontwikkelde ten koste van die van het ge
voel, voor de afgrond van het absurde. Het
leven, zegt de logica, is zinloos. En toch,
antwoordt het redeloze verlangen, wil ik
het niet prijsgeven, eerbiedig ik het, want
het is datgene waarvoor de mens, los van
elk dogma, de verantwoording draagt. Dat
geeft hem de waardigheid van zijn mens
zijn in, óók nadat deze als leer werd mis
bruikt.
Dit tasten in het duister van het mense
lijk bestek heeft Dubois in deze auteurs,
aan wie hij zijn eigen twijfel toetste om
zijn houding ie bepalen „in de tijd", ge
hoord, herkend en blootgelegd. In Tsje
chow wijst hij de wanhoop hier in haar
mildste, meest menselijke en daardoor
meest tragische gedaante verschijnend
aan als bron van het scheppend vermogen.
Camus biedt hem de onzekerheid als
grondslag tot een moraal van het geluk. In
Lawrence ontdekt hij temidden van zovele
vernietigende driften de honger naar on
schuld als diepste drang en Henry Miller's
ten onrechte befaamde obsceniteit weet hij
te herleiden tot de eigenlijke kern: een
wanhopige poging tot loutering, „bekering"
en verzet tegen de onterende menselijke
nederlaag en dat alles uit verlangen
naar het onomschrijfelijke, dat aan géne
zijde ligt van het dilemma der onzeker
heden: het „absolutie".
Wat nu, wil men weten, is de houding
tegenover deze problematiek, waartoe na
deze confrontatie een schrijver als Dubois
besluit Dubois, die essay na essay waar
maakt wat hij van een auteur eist: dat deze
schrijven zal zoals hij zou willen leven en
wel met de inzet van zijn volle mens-zijn?
De trots van Don Quichotte
In zijn opstel over Camus dat tot het
beste behoort dat ik over de schrijver van
„La Peste" las heeft hij zich samenvat
tend met de geringste reserve daaromtrent
uitgesproken, hoewel geen essay zijn stand
punt in het midden laat. Dubois aanvaardt
het niet-weten. Maar hij aanvaardt deze
onzekerheid niet als fataal, niet als „een
ondoordringbare muur", maar als voor-
ADVERTENT1E
DE STOFZUIGER SPECIAALZAAK
Gen. Cronjéstraat 43 - Kruidbergerweg 51
Telefoon 16990 - 17696 Spaarne 3
Haarlem.
Vanaf 2.50 per week.
Ook voor reparatie pn onderdelen van
alle merken.
ZATERDAG 5 APRIL
Stadsschouwburg: ..Het witte schaap van
de familie" (Het. Vrije Toneel), 8 uur. Frans
Hals: ,Dr Pretorius, vrouwenarts", 13 jaar,
7 en 9.15 uur. Lido: „Bright Victory", 14 jaar,
7 en 9.15 uur. Minerva: „Gejaagd", 14 jaar, 7
en 9.15 uur. Rembrandt: „Okinawa", 18 jaar,
7 en 9.15 uur. Palace: „Onder de hemel van
Parijs', 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Black
Jack", 18 jaar. 7 en 9.15 uur. City: „Bomba",
14 jaar. 7 en 9.15 uur. Spaarne: „De Spook-
haven", 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 6 APRIL
Stadsschouwburg: „Het witte schaap van
de familie" (Het Vrije Toneel), 8 uur. Rem
brandt: „Ambassadeurs der muziek alle
leeft., 11 uur. „Okinawa", 18 jaar, 2, 4.1o, 7
en 9 15 uur. Palace, Luxor, Lido, Spaarne,
Minerva: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2.15,
4,30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2. 4.30, 7 en
9.15 uur.
MAANDAG 7 APRIL
Rembrand!, Palace, Lido. 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne:
2 30, 7 en 9.15 uur. Minerva: 2.30 en 8.15 uur.
Luxor: 2. 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7
en 9.15 uur.
Pierre H. Dubois.
(Foto: A. C. Willink)
lopig gegeven. Met de edelmoedige trots
van Don Quichotte voegt hij zich bij de
rustelozen, de eeuwig en onvermoeibaar
herbeginnenden, bij „de wèl-verstoorbaren,
die hopen moeten zonder te weten waarom
en zonder te weten waarop". Strijdbaar, als
men wil strijdlustig, in het harnas tegen
elke schijn, elke „troost", elk zelfbedrog, is
hij bereid te hopen zonder illusie. Want
wie weet bij zoveel niet-weten of niet te
eniger tijd, hoe of vanwaar ook, iéts daagt
Door het abonnementsgeld voor het
tweede kwartaal 1952 thans te gireren
bespaart U incassokosten.
U kunt het bedrag ad 6.10 (voor
abonnés die de krant per post ont
vangen 6.60) storten of overschrij
ven op postrekening 273107 ten name
van Haarlems Dagblad of op één
van onze rekeningen bij de Amster-
damsche-.Twentsche- of Rotterdamsche
Bank te Haarlem.
Als U er prijs op stelt, dat het abonne
mentsgeld voortaan automatisch van
Uw girorekening wordt afgeschreven,
wilt U dan een machtigingsformulier
aanvragen bij onze administratie
waar het nu duistert? Buiten de „muur van
het zinloze" laat Dubois „alle ruimte vrij",
alle mogelijkheden, open.
Is dit, wat ik tot besluit wil citeren uit
een brief van Hermann Hesse, niet ge
schreven in de geest van Pierre Dubois en
ligt daar ook voor hèm niet een „mogelijk
heid"? „Ik geloof", schrijft Hesse, „dat on
danks alle klaarblijkelijke zinloosheid het
leven een zin heeft. Ik leg mij er bij neer,
deze uiteindelijke zin met het verstand niet
te kunnen vatten, maar ik ben bereid hem
te dienen, ook als ik mezelf daarbij moet
offeren. De stem van deze zin hoor ik in
mijzelf. Ik hoor haar op ogenblikken, waar
in ik wérkelijk ben en vervuld van leven
en wakker."
Ook dat is Don-Quichotterie misschien.
Maar één dan van een adel die elke wan
hoop heeft gekend en elke heeft overleefd.
Hoe vol van zin moet de „zinloosheid" zijn,
om deze moraal, deze menselijke waardig
heid te doen rijpen, ook al is het maar in
één sterveling! C. J E. DINAUX
Pierre H. Dubois: „Een houding in de tijd"
(Essays). Deel III van de serie „Peiling en
Perspectief" (J. M. Meulendoff. Amsterdam).
Pierre H. Dubois: „Quia Absurdum"
(Verzen). Deel 39 van de Helikon-reeks. (A. A.
M. Stols, 's-Graven!hage).
De minister van Binnenlandse Zaken
heeft besloten een commissie in te stellen,
die tot taak zal hebben te onderzoeken, in
hoeverre en op welke wijze de algemene
beginselen van belastingheffing in ge
meentelijke belastingverorderingen toepas
sing kunnen en dienen te vinden, en op
welke wijze moeilijkheden, welke zich in
de praktijk met betrekking tot de heffing
en invordering van gemeentelijke belas
tingen voordoen, kunnen worden onder
vangen. Voorzitter van de commissie is
prof. dr. B. Schendstok, hoogleraar aan de
Nederlandse Economische Hogeschool. In
de commissie hebben onder anderen zit
ting mr. G. W. Toebes, adjunct-directeur
van de Vereniging van Nederlandse Ge
meenten en A. Zadel, ontvanger der ge
meente Velsen,
~7A
De aquarel is een schilderij in waterverf
op papier. Op die plaatsen waar de kleur
stof tot een minimum gereduceerd is door
een overvloedige toevoeging van water,
straalt het witte papier het sterkst door.
Het transparant der pigmenten doet de
schildering oplichten. Donker en licht ont
staan dus naarmate de spiegel van het
blanke papier in meerdere of mindere mate
door de verfstof wordt gedoofd.
U vindt het misschien overbodig om over
deze eigenaardigheden van de waterverf
schildering na te denken als u van de
aquarel-kunst wilt genieten, maar dan zult
u ook niet kunnen begrijpen dat het hier
niet gaat over verschillen in techniek die
alleen de vakman hoeft te kennen, maar
dat de aard van deze techniek meebrengt
dat de kunstenaar wanneer hij zich van de
aquarel bedient een andere bedoeling heeft
dan wanneer hij naar het palet met olie
verf grijpt. U zult zeggen dat het om de
schoonheid gaat en niet om de middelen
waarmede die schoonheid wordt opgeroe
pen, maar er bestaat nu eenmaal velerlei
schoonheid en die is nooit geheel los te
maken van het medium, niet in de muziek,
niet in de poëzie en evenmin in de beel
dende kunst.
Het is het vlietende en vluchtige, het
diffuus-stralende van licht en kleur dat in
de transparante waterverven gegeven
wordt. De vochtigheid van de atmospheer,
de onvatbaarheid der voorbijvarende wol
ken, het glanzen van de waterspiegel, het
binnenzevende licht in een zomerse ka
mer en het doorzichtige donker van een
avondstraat. Het is het licht dat huizen
Vijfentwintig jaar geleden werd deze foto van de Romaanse brug gemaakt. Toen was
het bouwwerk wel gehavend, maar was het ook nog een beziensivaardigheid.
Wij spreken van de ruïne van het Oude
Slot aan de Meerweg te Heemstede. Er zijn
verscheidene afbeeldingen van het gebouw
in welstand bewaard. In vroeger eeuwen
werd evenwel niet van een Slot gesproken,
maar werden andere benamingen gebruikt.
Het eerste, dat was in de 13e eeuw, heeft
er ter plaatse een burcht gestaan. Dat was
een versterking, die er allereerst op be
rekend was dat de burchtheer zich kon
verdedigen tegen aanvallen van een vijand.
Dat was in de riddertijd, toen er nog mi
niatuur-oorlogen gevoerd werden, waarbij
ridders hun onderlinge twisten uitvochten.
De vraag hoe de ridders woonden was toen
ondergeschikt aan de eisen der verdediging.
De toegangspoort tot het terrein van het
oude Slot.
Later zijn deze burchten vervangen door
kastelen. Die hadden een tweeledig ka
rakter; weliswaar geschikt voor verdedi
ging, maar tevens ook voor woonoord. Toen
waren er nog wel grachten en ophaalbrug
gen. Nog later werd van Huizen gespro
ken, omdat het toen in het bijzonder ging
om het wonen, want de twisten tussen de
ridders tverden niet meer onderling uitge
vochten.
Die verandering in bouwtrant was veelal
geen bezwaar, want in de meeste gevallen
zorgden tegenstanders van de ridder er wel
voor dat het oude gebouw werd verwoest,
zodat het dan naar moderner begrippen
kon worden opgebouwd. Dat leert ook de
geschiedenis van het Slot te Heemstede.
In de Kroniek van Haarlem vinden wij
de volgende aantekeningen:
1250: De Heer van Heemstede woont op
zijn middeleeuwse burcht in Heemstedè.
1294: Deze burcht wordt verwoest in
opdracht van Hertog Albrecht van Beieren,
omdat Heer Jan van Heemstede mede
plichtig was aan de moord op Aleid van
Poelgeest, de minnares van de Hertog.
1300: De burcht wordt weer opge
bouwd.
1404: Kabeljauwse Haarlemmers plunde
ren en verwoesten de burcht. Dit is een
episode uit de Hoekse en Kabeljauwse
twisten die toen ons land beroerden. De
Heer van Heemstede had zich aan de kant
van de Hoeksen geschaard, Haarlem had de
zijde der Kabeljauwsen gekozen.
1410: Herbouw van de burcht.
1425: De brucht wordt opnieuw door de
Kabeljauwsen vernield.
1462: Jan van Heemstede herbouwt het
kasteel.
1600: Heer Roeland van Heemstede
raakt aan lager wal, zó erg zelfs dat hij
door een tante moet worden onderhouden.
Het kasteel wordt in die tijcl verwaarloosd.
1620: Het kasteel wordt door Ridder
Adriaan Pauw, raadspensi'onnaris van
Holland, gekocht. Hij restaureert en ver
fraait het Huis, zodat het door tijdgenoten
„een vorstelijk verblijf" wordt genoemd.
1811: In de loop der eeuwen is het Huis
geheel vervallen. Daarom wordt besloten
het af te breken. Alleen de slotbrug en
enkele bijgebouwen op het voorplein blij
ven staan.
Onder Ridder Pauw beleefde het kasteel
zijn grootse tijd. Twee keer heeft er zelfs
een koningin gelogeerd. Maria de Medicis
heeft er op haar doorreis van Den Haag
naar Amsterdam vertoefd en Maria Hen-
riëtte van Engeland vond er na haar ver
banning in 1644 een toevlucht.
Ridder Pauw heeft niet alleen veel aan
het kasteel verfraaid, maar hij liet op het
voorplein verscheidene gebouwen zetten.
Een deel daarvan kan men er nu nog
vinden.
De fraaie Romaanse brug die bij de af
braak in 1811 gespaard werd, dateert uit de
17e eeuw. Op een gravure uit de 16e eeuw
staat wel een brug die er oppervlakkig op
lijkt, maar uit de omstandigheid dat daar
zes bogen zijn, terwijl de Romaanse er
slechts vijf had, blijkt reeds het verschil.
Er wordt verondersteld dat de brug ge
maakt is naar een ontwerp van Lieven de
Key.
Nevenstaande foto van de brug is onge
veer 25 jaar geleden gemaakt. Daaruit
blijkt dat de brug toen nog, al ging zij al
duidelijk tekenen van bouwvalligheid ver
tonen, in tact was. Het was een schilder
achtig plekje, vooral omdat het restant van
de deur met omlijsting, die vroeger toe
gang tot het kasteel heeft gegeven, was
blijven staan. Het geheel ging half verbor
gen achter heesters en onkruid. Alles deed
sprookjesachtig aan. Was achter die geslo
ten deur de schone prinses die gewekt
moest worden?
Reeds in die tijd is in de kringen van het
Heemsteedse gemeentebestuur af en toe de
wenselijkheid ter sprake gekomen de
ruïne van het oude Slot te kopen, om die
dan als een attractie voor de gemeente ter
bezichtiging te stellen. De moeilijkheid was
evenwel dat het terrein particulier eigen
dom was. Enige tijd geleden heeft Heem
stede de grond en ruïne aangekocht. Om de
Een aardig poortje van een der bijgebou
wen, dat helaas op instorten staat.
brug voor verdere beschadiging te behoe
den, is die toen afgebroken. De stukken zijn
veilig opgeborgen tot de tijd gekomen zal
zijn dat aan herbouw gedacht kan worden.
Tot heden is het daartoe niet gekomen en
het ziet er niet naar uit dat het nu gauw zal
gebeuren. Er bestaan wel plannen om die
omgeving tot een aantrekkelijk punt te
maken, maar meer dan plannen zijn het
nog niet
C. J. van T.
„Grenoble" (1877), aquarel van Jongkind.
en straten, heuvels en wolken, mensen en
dingen modelleert.
Voordat de Fransen in de olieverf schil
dering deze duizenderlei brekingen van
het licht probeerden te vangen, hadden de
Engelsen dit wissèlende spel al in hun wa
terverven vastgelegd.
David Cox, die van 1783 tot 1859 leefde,
schiep in zijn aquarellen een impressionis
me „avant la lettre" en de invloed weike
Bonington, die in 1828 op zevenentwintig-
jarige leeftijd stierf, op de Fransen uit
oefende wordt algemeen erkend.
Wie op de tentoonstelling in het Prin
senhof te Delft rondwandelt en daar de
collectie aquarellen uit verschillende lan
den bijeen ziet, zoals er voordien, bij ons
weten, nog niet eerder een in ons land is
samengebracht, die moet het wel bijzonder
treffen te zien, hoe „modern" die Engel
sen waren, bijvoorbeeld die Turner en
Constable, die toch leefden en werkten in
de eerste helft van de negentiende eeuw.
Men merkt op, hoe zij het anecdotische,
waar die eeuw toch zo verzot op was niet
achtten, maar er op uit waren om de ver
schillende plannen in het landschap in de
ruimte uit te zetten en ze door licht en
atmospheer te laten omspelen en om
spoelen.
Is het wonder dat de stem van deze pro
feten nog- steeds in Engeland doorklinkt en
dat een Wilson Steer deze kunstvorm
voortzette en haar tot een schone traditie
maakte
Maar ook Nederland was een grote voor
loper rijk: J. B. Jongkind en men mag
misschien wel zeggen dat zijn aquarellen
tot de mooiste behoren die er ooit ge
maakt zijn. U kunt ze zien hangen naast
Constable en hoe weet hij zich daar te
handhaven! Zijn penseelvoering was drif
tiger en sterker geladen met menselijke
tragiek. U kunt zijn landschappen uit Hol
land en Frankrijk zien hangen naast
Weissenbruch, naast Turner en verderop
naast van Gogh. Hij was de vrijbuiter die
altijd op weg, en overal thuis leek te zijn
en de beminnelijkheid van een kind bezat.
Constantin Guys was zijn tijdgenoot.
Ook hij leidde een nomadenleven en maakte
ais oorlogscorrespondent de boeiendste no
tities van de legers te velde. Maar welk
een raffinement vertolkt hij in zijn tafre-
len van paarden; zijn equipages die voort
snellen, zijn mondaine vrouwen. Naast de
tekeningen van Hokusai ziet u, dat de ver
fijning van zijn kleur voor die der Aziaten
niet onder doet.
Zo naderen wij het grote keerpunt in de
schilderkunst, het centrale punt van de
expositie-Paul Cézanne.
Als een afzonderlijk eiland, terzijde van
de grote evoluties ligt daar de Haagse
School, met haar uitzonderlijke hoogte
punten.
Hierover en over de moderne stromingen,
zullen wij in een volgend artikel nog enige
aantekeningen maken.
ADVERTENTIE
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
3QHNSON OLIEBRANDERS
Het aantal jonge mensen, dat aan muzi
kale vak,-studie begint, wordt jaarlijks
groter. Dit klinkt op zichzelf muzikaal en
men is geneigd uit te roepen: hoe meer zie
len, hoe meer vreugd. Inderdaad is het ver
schijnsel, dat er voor de vakstudie in de
muziek in de loop der jaren meer belang
stelling is gekomen, op de eerste plaats iets
gunstigs, en als hier nu enige uitingen van
bezorgdheid zullen volgen, dan betreffen
deze niet de gestadige uitbreiding van cle
professionele muziekstudie in het alge
meen, maar wel verschijnselen in de prak
tijk van het muziekleven, die het ogen
schijnlijk enthousiaste vak-studeren zo
danig belichten, dat men er een zorgelijke
aangelegenheid in gaat zien.
Ieder jaar is het aantal candidaten voor
de muziek-examens in ons land groter. Het
vooruitzicht van-de wettelijke bescherming
van het beroep is zeer zeker van invloed.
Er zijn meer punten aan te wijzen die de
stijgende belangstelling voor de vakstudie
gedeeltelijk kunnen verklaren, maar dat
een en ander zou wijzen op een positieve
versterking van cle muzikaliteit bij de jeug
dige Nederlanders, daar geloof ik niéts van.
Het is wel mogelijk dat er meer muziek is
in onze generatie dan in het geslacht, dat
vijftig jaar geleden zeer jong was, maar dan
blijkt deze verbetering in ieder geval niet
uit de aard dezer examen-studies.
Wat is namelijk de zaak? Honderden en
honderden jongelieden maken de vakstudie
om muziek-leraar te worden, en dan in
verreweg de meeste gevallen om leraar in
het pianospel te worden, maar tegelij
kertijd hebben de orkesten voortdurend te
kort aan muzikanten. Er is een wanverhou
ding in de muziekwereld: er wordt teveel
les gegeven en te weinig gemusiceerd. Dit
is muzikaal beschouwd helemaal en gron
dig mis. Een volk, dat een voortdurend te
kort heeft aan strijkende en blazende mu
zikanten, kan dit niet goed praten met te
zeggen: wij hebben een overvloed van lera
ren. Enerzijds duidt dit tekort aan muzi
kanten op iets gunstigs: de orkestkring in
concertzaal en radio-studio is enorm voor
uitgegaan; maar het feit dat de orkesten
onophoudelijk vragen naar strijkers en bla
zers, terwijl er jaarlijks honderden en hon
derden jongelieden muziek-examens afleg
gen, stelt het muziek-besef in de Hollandse
families in een eigenaardig licht.
Zou Willem Pijper dan toch gelijk gehad
hebben toen hij bitter opmerkte, dat de Ne
derlanders niet muzikaal zijn? Als er jaar
lijks een overvloed van violisten, cellisten
en blazers was, met gebrek aan leraren, zou
ik veel eerder aan een opbloei van de mu
zikaliteit geloven dan nu. Een muzikant
musiceert, om te beginnen in iedere repe
titie; en hoeveel van zijn tijd musiceert een
leraar? Velen stellen het vooruitzicht een
onderwijspraktijk te verwerven, maat
schappelijk boven een werkzaamheid als
practisch muzikant. Dit is muzikaal be
schouwd een dwaling, artistiek beschouwd
een dwaling en maatschappelijk beschouwd
een dwaling. Het hoogste wat men in de
muziek bereiken kan is juist, muzikant te
zijn. Als ouders en jongelieden dit besef
ten, dan zou de wanverhouding niet be
staan.
Men kan veilig van mij aannemen dat
ik niet te kort wil doen aan het belang van
de opleiding tot goede pianovakleraren.
Maar deze noodzakelijke opleiding behoeft
geen propaganda. Wat wel progapanda be
hoeft is de opvoeding tot muzikant. Voor
deze opvoeding is er in ons land voldoende
gelegenheid. En is het niet aantrekkelijk
te weten dat er werkgelegenheid is voor
goed ontwikkelde muzikanten? Er is ge
brek aan wat wij noemen slagvaardige
violisten, cellisten en blazers. Als deze mu
sici goed onderlegd zijn zijn zij ook gerech
tigd om les te geven, en dat is dan ten slot
te voor ons Hollanders toch maar weer een
rustig idée.
Het zou interessant zijn te kunnen weten
hoe deze toestand in ons land over enige
tientallen jaren zal zijn. Zal er dan meer
echte muzikale romantiek en fantasie onder
de jeugd zijn? Zal men dan op basis van
een musicerende lagere school de opbloei
van een muzikanten-geslacht zien? Een
muzikanten-geslacht bedoel ik, zowel onder
dilettanten als onder vakmensen. Er moet
minder conventioneel gezworen worden bij
de piano en veel meer, reeds op jeugdige
leeftijd, geoefend worden in het bespelen
van viool, cello en blaasinstrumenten. Dan
zuilen er onder de vakstudenten meer mu
zikanten zijn.
HENDRIK ANDRIESSEN
De Directeur-generaal van de Weder
opbouw en de Volkshuisvesting, dr. ir. Z.
IJ. van der Meer, heeft vandaag in Oos-
terwolde de eerste van de zogenaamde
goedkope woningen in Friesla'nd geopend.
Hij hield bij die gelegenheid een rede,
waarin hij zei dat Friesland een halve
eeuw geleden met een percentage van 62
bovenaan de lijst van éénkamerwoningen
stond. In 1947 was het percentage nog
hoog: 10.4 tegen een landelijk percentage
van 2.2.
Hij vroeg zich af of niet geleidelijk de
tijd is gekomen om wat meer zorg te be
steden aan de opruiming der éénkamer
woningen. Een gelukkige omstandigheid
daarbij noemde hij het dat het woning
tekort in Friesland geringer is dan dat in
het hele land. Per 1 Januari was het voor
Friesland 2.1 procent. Voor Nederland 8.8
procent. Daarom heeft Den Haag met
grote belangstelling het initiatief gevolgd
van een aantal Friese bouwers.
Er is te voorschijn gekomen een woning
type, dat voldoet aan de rijks- en gemeen
tevoorschriften, waarbij met de minste
offers de hoogste graad van doeltreffend
heid wordt bereikt. De bouw ervan is
strikt zakelijk opgezet. Het resultaat is een
woning, die alleszins acceptabel is en die
wordt beschikbaar gesteld tegen een prijs
die voor een belangrijk aantal woningzoe
kenden betaalbaar is. Vooral als ik zie,
aldus de heer Van der Meer, dat sommige
gezinnen, gedreven door het verlangen
naar een eigen dak, hun geld hebben ver
spild aan een of ander bouwsel van tijde
lijk karakter dat men deftig „semi-perma-
nent" noemt voel ik mij gedrongen
bouwers en aanstaande bewoners met dit
resultaat geluk te wensen.
Een tweede reden waarom hij zich over j
dit initiatief verheugde, is dat op deze
wijze het eigen woningbezit wordt aange
moedigd. De huurwoning heeft het peil
van de volkshuisvesting geen afbreuk ge
daan, maar toch betekent de verdringing
van het eigen huis met name op het plat
teland een groot verlies. Het eigen huis
moedigt de spaarzin aan, verhoogt de
liefde voor de woning en de eigen om
geving en als de kosten zijn afbetaald
de financiële draagkracht van de be
woner.
In de nieuwe woningwetgeving, die op
stapel staat, is een voorstel opgenomen,
dat de bevordering van de eigendomsver-
krijging van woningen door minder wel-
gestelden brengt binnen de sfeer van de
wetgever en van de bemoeiingen van de
overheid. De directie van de Wederop
bouw en de Volkshuisvesting onderzoekt
intussen de mogelijkheid van een regeling
op kortere termijn, die de bouw van eigen
woningen aanmoedigt.
De heer G. J. W. Vreman, korpschef van
het Zandvoortse politiecorps, zal deze
dienst met ingang van 1 October verlaten
wegens het bereiken van de pensioenge-
recthigde leeftijd. De heer Vreman zal zich
met zijn gezin omstreeks deze tijd in Laag
Keppel vestigen.
Het ontslag uit de politiedienst werd
hem op de meest eervolle en onder dank
betuiging voor de vele belangrijke dien
sten aan de gemeente Zandvoort bewezen,
verleend.
Op 1 October zal de heer Vreman 38
jaar in politiedienst zijn, waarvan bijna 32
jaar in Zandvoort. De korpschef verwierf
Izich in deze jaren vele vrienden in Zand
voort en daarbuiten.