GERO ZILV1UM
Over Emmy van Lokhorst als
vertaalster van Dickens
Het meningsverschil over de uitgave
van Couperus' verzameld werk
Agenda voor
Haarlem
De „Desastros" van Goya
Kerk in Bennebroek
Antwoord van een letterkundige
TEMPO
3
de nieuwe naam voor
GERO ZILVER
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Staatsmijn bij Vlodrop
zal „Beatrix" heten
Last van zenuwen?
Heringa Wuthrich
Minister Rutten
naar Griekenland
Amsterdammers veroor
deeld wegens roulettespel
OVER BEELDENDE KUNST
De afschuw van de heer F. L. Bastet te
Leiden over de modernisering van de spel
ling van het verzameld werk van Couperus
(in Haarlems Dagblad van 5 Mei) is be
halve ontijdig ook enigszins lachwekkend.
Ontijdig omdat de adviescommissie de ver
antwoordelijkheid voor deze beslissing
moet delen en het voor en tegen, ook de
graad van de modernisering der spelling
nog niet besproken is. Dit werpt trouwens
ook een zonderling licht op het nu reeds
bedanken van de heren Batten en 's Gra-
vesande om prof. dr. Garmt Stuiveling bij
zijn werkzaamheden te assisteren.
De heer Bastet gebruikt een reeks vreem
de argumenten. Het klinkt voor oningewij-
den wellicht aardig te zeggen dat niet Cou
perus tot het publiek, maar het publiek tot
Couperus moet worden gebracht, maar de
vx-aag blijft dan toch hoe dat gebeuren
moet. Men is gerechtigd met hem van me
ning te verschillen over de kwestie of de
spelling daarbij een factor zijn kan. De heer
B. wil het zoeken in een selectie van het
uit te geven werk. Dit gebeurt ook, zij het
in bescheiden mate. Maar het is toch al te
dwaas rekening te houden met een uit
spraak van Couperus zelf, dat 'hij boeken
schreef die hij niet meer kan zien. Heeft
de heer B. ooit één schrijver ontmoet die
dat niet van een of meer van zijn vroegere
boeken gezegd heeft? Bovendien beslist de
heer B. hier eigenmachtig dat Coupenxs
voor een groot publiek ontoegankelijk zou
zijn. De werkelijkheid is dat een belangrijk
aantal van Coupenxs' werken sedert lang
niet herdrukt is en men dus moeilijk weten
kan of zij ontoegankelijk zijn of niet.
Wat de door Couperus gebezigde spelling
betreft, nee die wijkt niet zover af van de
onze als die van Langendijk en Potgieter,
laat staan Hooft (de aard van het werk van
deze laatste maakt het eenvoudig belache
lijk te zeggen dat ook de moderne spelling
hem niet nader zou brengen tot het grote
publiek). De heer B. vergeet echter dat de
moderne spelling thans sedert jaren op
school onderwezen wordt en dat daardoor
de afstand van deze schrijvers, Couperus
inclusief, tot de moderne jongere lezer en
de komende lezers noodzakelijk groter is
geworden.
Dit is niet alles. Men zou de spelling van
Couperus mijnentwege charmant kunnen
noemen, als het een willekeurige, maar
consequente eigen spelling was. Dat is het
geenszins. Couperus verandert zijn spelling
bij herhaling, afgezien van „fouten" die met
sfeer niets te maken hebben. De kwestie
van woordbeeld enzovoorts lijkt mij een
hachelijk argument. Men is in ons land in
derdaad al te zeer gewend de louter aesthe-
tische kant van de littex-atuur te laten pre
valeren. Het is duidelijk dat Couperus'
werk wanneer het niet tegen een spellings
wijziging bestand is, niet veel waarde zou
bezitten. Dat werk is echter geen museum
stuk, maar levende expressie.
Niemand, vooral de Couperus-bewonde
raars niet, kunnen er belang bij hebben hun
schrijver te mummificeren. De spellingsrel
inzake deze uitgave is niets anders dan een
vorm van mythomanie, waaruit blijkt in
welk opzicht de Nederlandse litteratuur nog
bij andere litteraturen ten achter is. Het
lijkt mij zelfs een van de redenen waarom
onze klassieke litteratuur geen cultuurbezit
is van ons volk zoals elders, bijvoorbeeld in
Frankrijk. Het is mij geen vraag bij wie
het gebrek aan liefde voor een auteur
schuilt, bij hen die hem levend willen hou
den of bij de anderen. Het is waar dat de
ernst van de litteratuur-historie bij ons
verre de ernst van de litteratuur overtreft.
Wat hier wetenschappelijk wordt genoemd
is pseudo-wetenschappelijkheid, omdat zij
wordt toegepast ten koste van het object.
Het manierisme als wezenlijk element van
Couperus zit in de stijl, die onveranderd
blijft, en niet in de spelling.
En tenslotte: dat de ovei-weging van spel
lingswijziging een voortvloeisel zou zijn van
best-sellex--geest is een domheid waarover
ieder die de moeilijkheden van deze uitgave
kent, alleen de schouders kan ophalen.
PIERRE H. DUBOIS.
Al in geen tientallen jaren waren de volledige werken van
Charles Dickens, waarschijnlijk wel de populairste schrij
ver. aller tijden, in Nederlandse vertaling te krijgen. Daar
om is het dubbel toe te juichen dat de uitgeverij Het
Spectrum te Utrecht door middel van een reeks van 34
Prisma-boeken in deze lacune voorziet. Deze boeken zijn
handig van formaat, voorzien van de oorspronkelijke
illustraties en bijzonder goedkoop. De vertalingen dooi
de letterkundigen Godfried Bomans, J. C. Bloem, Antoon
Gooien, C. J. Kelk, Clare Lennart, Emmy van Lokhorst
en anderen volgen met de grootst mogelijke nauwkeu
righeid Dickens' bedoelingen en stijl. Reeds zijn als Ne
derlandse pocket-books verschenen: De nagelaten papie
ren van de Pickwick-club, De lotgevallen van Olivier
Twist en Kleine Dorritt, die wel behoren tot de bekend
ste geschriften van deze meesterlijke verteller. In onder
staand artikel brengt onze medewerkster Elka Schrijver
t Djrk'Pi?
verslag uit van een ontmoeting met Emmy van Lokhorst,
die de binnenkort in deze reeks in twee delen te verschijnen roman „Dombey en
Zoon" voor publicatie gereed maakte en die met verscheidene eigen werken (haar
eersteling „Phil's amoureuze perikelen" maakte haar in 1917 al dadelijk bekend
en werd talrijke malen herdrukt) een eervolle plaats tussen de vrouwelijke littera
toren inneemt.
Vertalen is moeilijk, in veel opzichten
moeilijker dan het schrijven van oorspron
kelijk werk. Het eist niet alleen een volko
men beheersing van twee talen, maar te
vens de onderwerping van de eigen stijl en
opvattingen, omdat deze geheel dienstbaar
moeten worden gemaakt aan de bedoelin
gen en wensen van de auteur die vertaald
wordt. Over het algemeen wordt er in ons
land slecht vertaald: veel uitgevers gun
nen de vertalers de tijd voor dit uitermate
moeizame werk, noch de beloning die het
uittrekken van zoveel tijd mogelijk moet
maken. Des te verheugender is het dat de
uitgeverij Het Spectrum een goede uitzon
dering op een veelal slechte regel heeft
gemaakt en voor de nieuwe Nederlandse
Dickens-uitgave bekwame schrijvers en
schrijfsters heeft ingeschakeld ènvol
doende tijd voor de vertaling beschikbaar
stelde.
En wanneer wij nu juist met Emmy van
Lokhorst de vertaalster van „Dombey
and Son" hierover gaan praten, dan is
dat omdat zij bij het Dickensfeest, dat
door de Bond van Boekverkopers in Rot
terdam is gehouden, naar mijn gevoel meer
heeft uitgedragen van de geest van deze
schrijver dan een van de andere mede-
ADVERTENTIE
<OEPO)
KWALITEIT. AFWERKING EN GARANTIE BLIJVEN DEZELFDE
kruitdamp, opstijgend uit talrijke vuur
monden, die een onschuldig vuurwerk
schijnen af te steken, al blijkt uit neer
stortende masten en menig kapseizend
schip, dat het-zeer gevaax'lijk vuur-werk
was! Op en tussen de wrakstukken ontwa
ren we een gemoedelijk „sauve qui peut"
geen vertwijfelde bemanning, maar druk
klauterend scheepsvolk, als gold het een
ongelukje bij een zeilwedstrijd. En wan
neer de oude meesters bij uitzondering
realistische details geven zoals Hen-
drick Corn. Vroom in zijn Slag bij Gibral
tar (Rij'ksmuseuxn), waarbij aan fragmen
ten gereten bootsvolk en een door bloed
gekleurde zee ons de verzekering geven
dat het ernst was ook dan nog vermo
gen ze ons niet te overtuigen van de barre
realiteit die ze in die braaf geschilderde
ijselijkheden hebben willen uitdrukken.
Hieraan dient voor juist begrip wel te
worden toegevoegd dat de kunstenaars
zélf niet bij de scheepsstrijd aanwezig wa
ren en, gewapend met palet en penselen,
deze in hun atelier meestredenZulks
met uitzondering van een Van de Velde of
Blanckerhoff, die toestemmixxg kregen de
vijandelijkheden mee te maken, teneinde
Een ets uit de serie De rampen van de
oorlog" door Francisco José de Goya y
Lucientes (geboren in 1746 te Fulutetodos
in Aragon, gestorven in 1828 te Bordeaux)
(Foto hieronder).
„occasie te hebben van te koxxnen teeke
nen ofte schilderen het-geent remarquables
tusschen de weedersijdse vlooten sal ko
men te passeeren
Het bovenstaande geldt evenzeer voor de
uitbeelding van de oorlog te land en ten
dele ook voor de overigens realistische
weergave van oorlogsexcessen in de pren
ten van Callot en R. de Hooghe: tenslotte
grijpen ze ons niet aan! Evenmin als de
diepere belevenis van het Lijdensverhaal
(met uitzondering bij voorbeeld van een
Kruisdraging door Hieronymus Bosch) de
kunstenaars aanleiding gaf tot „ontlading"
in een aanklacht, in een ten hemel
schreien, zoals Grünewald het deed in zijn
expressionistische Kruisiging (Colmar),
evenmin kunnen de vaardige „chroni-
queui-s" Callot (puntig en fijn) en R. de
Hooghe (plomp-realistiseh) ons overtuigen
van de verontwaardiging die zij bij het
opsommen van zoveel gruwelijkheden
moeten hebben gehad.
Eerst bij Goya overstemt de kreet van
afschuw liet mens-onterend bedrijf en
grift de etsnaald diep in het menselijk ge
weten! Het is intussen opmerkelijk dat
dus pas omtrent 1810 door een kuiuicuoai
welbewust de catastrofe en het onrecht
wei-den uitgebeeld, die zich door oorlogs
handelingen aan het individu voltrokken.
Want het is toch zo, dat in de hier gere
produceerde voorstelling de ondragelijke
spanningen waaraan elk der slachtoffers
ten prooi is en het onafwendbare noodlot
der onbarmhartig gerichte bajonetten
voox-dien nog nimmer zó aangrijpend en zo
veroordelend werden vertolkt!
Niettemin: Goya's kreet is die van de
roepende in de woestijn gebleken. Toen de
volledige reeks der „Desastros" vijftig
jaar na haar voltooiing het licht zag, zou
men dit als een hoopgevend symptoom
hebben kunnen beschouwen: zouden de
geesten zich bewust zijn geworden van de
misdaad, die door oorlog tegen de mens
heid wordt gepleegd? Het gruwelijk be
drijf der Nazi-horden heeft intussen dat
van Napoleons legioenen in de schaduw
gesteld en daarmee de aarzelende hoop
zo die al bestaan mócht hebben af
doende de bodem ingeslagen. En nóg steeds
wordt de vrees gevoed voor de juistheid
van de uitspraak dat oorlogen en revolu
ties de locomotieven zijn der wereldge
schiedenis. Ook daarom hebben de „desas-
ti'os" nfets aan betekenis en actualiteit in
geboet. Integendeel. Sterker dan ooit
klinkt uit de verbeelding van dit beestach
tig bedrijf het hartstochtelijk pleidooi
voor menselijkheid en dringender dan ooit
strekken Goya's schrikbeelden tot waar
schuwing. Ons en de toekomstige geslach
ten! H. P. BAARD
werkers aan deze nieuwe editie. Hoe komt
dat?
Eerst zegt zij dat zij het niet weet, dat
zij maar heel gewoon verteld heeft over
die passages in Dombey en Zoon, die haar
het diepst hebben ontroerd. Maar al pra
tende over de vele stille uren aan het ver
taalwerk gewijd in de oorlogsjaren wordt
het toch duidelijk. Er is de eerste kennis
making met Dickens, toen zij nog een bak
vis was. Achter de woorden van het ge
sprek verrijst het beeld: een heel tenger
meisje, heel lange pijpkrullen, een zware
schooltas, een drukke straatmaar
straat noch schooltas bestaan, school en
thuis zijn niet riieer dan begin- en eind
punt van de veel te korte leestijd: al lo
pende wordt Dickens verslonden, het ene
deel na het andere. En daar, dx-avend met
die zware tas vol nutteloze schoolboeken,
wordt, de samenwerking geboren tussen de
ene auteur en de andere.
Het woord onsterfelijkheid is helemaal
niet genoemd, er wordt niet gerept over
bovennatuurlijk contact tussen wie al uit
deze wereld verdwenen zijn en wie er hun
taak vervullen, maar als iets uit dit ge
sprek wordt gekristalliseerd, dan is het
juist dat gevoel van het allei-nauwste con
tact tussen de ene ziel en de andere.
Emmy van Lokhorst zegt het heel anders,
doodeenvoudig, in alledaagse, huiselijke,
begrijpelijke wooi'den: wanneer je dag in
dag uit met het werk van een schrijver
bezig bent, wanneer je je er voortdurend
in verdiept hoe hij dit, hoe hij dat bedoeld
heeft, dan vind je immers bijna vanzelf
de juiste weg in de eigen taal, in die an
dere denkstijl, in ons eigen idioom en onze
Nedex-landse beeldspraak.
En als Emmy van Lokhorst vertelt over
haar grote bewondering voor de manier
waarop Dickens zijn romans opbouwt en
uitwerkt, over de aandoening die Dickens
destijds, bij het schrijven van zijn eigen
werk en bij het vooi-lezen er van, tot ti-a-
nen toe heeft aangegrepen, over de inten
siteit waarmee zij zelf, bij het herlezen en
het vertalen, diezelfde aandoening heeft
ondergaan als zij daarover vertelt, dan
is het ook volkomen duidelijk hoe en
waarom die zaal in Rotterdam ademloos
heeft geluisterd. Om beurten is iedereen
hier zélf aan het woord: Dickens, met zijn
fel bewogen hart vol mededogen voor de
schepselen van zijn eigen geest, de oude
Tekening van Phiz (Hablót K. Browne)
voor „Grote Verwachtingen" van Dickens,
dat als deel 27 in de Prisma-reeks zal
verschijnen.
Dombey, van God en de wereld verlaten
ronddolend in zijn verlaten huis, de kleine
zieke Paul, die al lang van deze aarde los
is vóórdat het te zwakke lichaam de strijd
heeft opgegeven, en Flox-yWie durft
er nog te reppen over moderne psycholo
gie, wanneer men ziet met hoeveel "begi-ip,
met hoeveel liefde, en met hoe ongelofe
lijke kennis Dickens iedere gemoedsaan
doening van dit verwaai-loosdc jonge
meisje beschrijft?
Waar eindigt de auteur en waar begint
de vertaler? Is het de stem van Dickens
die mij, van die vorige eeuw uit, vertelt
over de moeilijkheden tussen Florence en
haar vader? Of is het de stem van Emmy
van Lokhorst?
Het is één stem geworden, de volstx-ekte
synchronisatie is hier bereikt.
ADVERTENTIE
N V. MIJ. „HOLSTER"- OVERVEEN
Tel. K 2500 15597 en 19057
Centrale verwarming
Airconditioning
Aut. oliestook
ADVERTENTIE
Mijnhardt's Zenuwtabletten!
helpen U er overheen.
ADVERTENTIE
Tijdens een gesprek tussen Prins Bern-
hard, de ministers Drees en Van den Brink
en de president-directeur van de Staats
mijnen, dr. Groothoff, op het hoofdbureau
van de Staatsmijnen te Heerlen, werd het
plan geopperd om de vijfde Staatsmijnze
tel te Vlodrop een naam te geven. Na tele
fonisch overleg met Koningin Juliana werd-
met haar goedkeuring besloten deze nieu
we mijnzetel te dopen met de naam „Bea
trix". De mededeling hieivan werd tijdens
de officiële herdenking van het 50-jarig
bestaan van de Staatsmijnen gedaan door
minister Van den Brink en met een dave
rend applaus ontvangen.
Mr. OSKAM OVERLEDEN. In Rotter
dam is op 71-jarige leeftijd mr. G. C. A.
Oskam overleden, een in binnen- en buiten
landse schaakkringen zeer bekende figuur.
Hij heeft zich indertijd als actief speler on
derscheiden in tal van tournooien en heeft
zowel door zijn werk als bestuurslid van de
K.N.S.B. als door artikelen in vaktijdschrif
ten zeer veel voor 'de verbreiding van het
schaakspel in ons land gedaan.
Verhuist U vlug en voordelig
Meubel- en Pianotransport
door geheel Nederland.
Goederen zonder prijsverhoging verzekerd.
Schilderachtig ligt het kerkje in Bennebroek, omgeven door zwaar geboomte.
Tel. 20020 - ROZENSTRAAT 13 - Tel. 12525
De kerk in Bennebroek is evenals die
in Bloemendaal, Heemstede en Spaarndam
na de hervorming gebouwd, zodat zij
speciaal kon worden ingericht voor de Pro
testantse eredienst. Zij dateert uit 1659. Er
is reden om aan te nemen dat de bouw
mogelijk gemaakt werd door de financiële
hulp van de familie Pauw, die zetelde in
Bennebroek. Het aantal inwoners van
Bennebroek was toen nog klein. Hoeveel er
in de 17e eeuw waren, is niet bekend, maar
1850 was het nog maar tot 400 gestegen,
meest dagloners op de buitenplaatsen. En
een deel beleed de R.K. leer en kerkte in
Vogelenzang en Heemstede. Het betrekke
lijk geringe aantal Hervormden was voor
de kerkbouw dus aangewezen op hulp van
de eigenaars der buitens in en nabij het
dorp.
Er moet in 1659 een behoorlijk kapitaal
geweest zijn voor de kex-k, dat blijkt wel
uit de wijze waarop de bouw is uitgevoerd.
De architect ontwierp de kerk in Gotische
stijl en gaf aan het geheel een achtkante
vorm. De toren is een kleine vierkante
koepel, die een uurwerk heeft dat de heie
en halve uren slaat. Er werd meteen een
welluidend orgel geplaatst, dat vervaardigd
werd door dezelfde bouwer die het be
roemde orgel in de St. Bavo te Haarlem
maakte. De fraaie eiken betimmering en de
koperen kaarsenkronen dragen veel bij tot
het mooie en stemmige intérieur der kerk.
De preekstoel is eenvoudig, maar past uit
stekend bij het eiken schot met koperen
versiersel, dat het voordeel der kerk (waar
de banken voor de kerkeraad staan) van
het overige deel der kerk afscheidt.
Uit veel blijkt dat de familie Pauw, ver
wanten van Ridder Pauw, die op het Slot
in Heemstede woonde, bij de kerkbouw be
trokken was. Het front van het orgel werd
bedekt door. een pronkende pauw. Boven
dien is een pauw als windvaan op de toren
gezet.
Het verwondei'lijke is dat er in die tijd
blijkbaar getwist is tussen de Heeren Pauw
uit Heemst.ede en Bennebroek. Vroeger gin
gen de Bennebroekers in Heemstede te
kei'k. Toen zij een eigen bedehuis kregen
stelde de Heer Pauw van Heemstede, die
ook Ambachtsheer van Bennebroek was,
aan zijn broer in Bennebroek de eis, dat
de helft van de collecte voor de diaconie in
Bennebroek moest worden afgedragen. Die
eigenaardige toestand is tot 1807 bestendigd.
De familie Pauw in Bennebroek bewoon
de het buiten „Duinwijk", dat later omge
doopt is in „Huis te Bennebroek".
De kei'k in Bennebroek staat op een heu
vel. Achter de kerk is een kerkhof, waarin
ook de grafkelder van de familie Pauw is
en van de latere Ambachtsheren en Am
bachtsvrouwen van Bennebroek.
De laatste Ambachtsvx-ouw van Benne
broek, mej. Willink, die onlangs is over
leden, heeft veel voor de kerk gedaan. Wij
herinneren er aan dat zij haar buiten aan
de dia,conie der kerk vermaakte om daarin
een tehuis voor ouden van dagen te vesti
gen.
Nog altijd trekt het kerkje in Bennebroek
bewondering. Vele nu bejaarde Haax-lem-
mers zullen er in de tijd dat de oud-minis
ter Talma daar als predikant stond, af en
toe gekei-kt hebben. Algemeen werd toen
gesproken van „het kerkje van ds. Talma".
Op het kex-khof is een monument dat aan
hem herinnert.
C. J. van T.
ADVERTENTIE
Haarlem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
ZATERDAG 10 MEI
Stadsschouwburg: „Bobbeltje", 8 uur. Con
certgebouw: Kindercircus. 2.30. 4.30 en 7.30
uur. Luxor: „The underworld story", 18 jaar,
7 en 9.15 uur. Lido: „Hotel Sahara", alle
leeft., 7 en 9.15 uur. City: „De pastoor van
Kirchfeld", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. Spaarne:
„Het lijgermeisje",' 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Gewapend Escorte", 14 jaar, 7
en 9.15 uur. Minerva: „De onsterfelijke ser
geant", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt:
„Fatima", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. Palace:
„Mijn man is verloofd", alle leeft., 7 en 9.15 u.
ZONDAG 11 MEI
Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comcdia),
8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstel
ling „Traviata", 14 jaar. 11 uur. „Fatima",
14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De
reis van het koninklijk paar naar de Ver
enigde Staten", 10, 11 en 12 uur. „Mijn man
is verloofd", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Lido: „Zondagmorgenvoorstelling „Story of
dr. Wassell", 18 jaar, 11 uur. „Hotel Sahara",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2.15,
4.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2, 4.30, 7 en
9.15 uur. Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 u. Minerva:
2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2, 4.15, 7 en
9.15 uur.
MAANDAG 12 MEI
Palace: Bezoek koninklijk paar aan de
Verenigde Staten, 10, 11 en 12 uur. „Mijn
man is verloofd", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rem
brandt, Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor:
2, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15
uur. City: 2.15, 4.30. 7 en 9.15 uur. Minerva:
2.30 en 8 uur, Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur.
Het fraaie eiken interieur, versierd met koperen kronen en koperen hek-afsluitingen.
Op uitnodiging van de Griekse regering
zal-de minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen prof. dr. Th. Rutten, vex--
gezéld van zijn kabinetschef, mr. H. J.
Schölvinck, een bezoek aan Gi-iekenland
brengen. Deze uitnodiging is tot hem ge
richt omdat verhoudingsgewijs Nederland
het gi-ootste aantal px-ofessoren en lerai-en
in de Griekse taal en letterkunde telt en
omdat in Nederland relatief het grootste
aantal scholen voorkomt, waai-op Gi'ieks
wordt onderwezen. Bij vergelijking van het
aantal lesuren Grieks op de scholen voor
voorbereidend hoger en middelbaar onder
wijs ten opzichte van andere landen, staat
Nedei-land bovenaan.
Door dit bezoek, dat een week duurt, zal
het cultux-eel contact tussen beide landen
kunnen worden bevorderd. Minister Rutten
zal aan de universiteit van Athene een le
zing houden over de plaats, die de Griekse
cultuur inneemt bij opvoeding, onderwijs
en kunst in Nederland.
De minister zal vandaag per vliegtuig
vertrekken
De Amsterdamse rechtbank heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen drie ver
dachten van de rouletteclub „Amusa" in
de Sarphatistraat te Amsterdam. De 56-
jax-ige botenvei-huurder J. Th. H., die als
ox-ganisator wordt beschouwd, soms bank
houder was en volgens zijn mede-verdach
te ook wel als cx-oupier optrad, kreeg vier
maanden met aftrek van het voorari-est.
Tegen hem was acht maanden geëist, waar
van vier vooi-waardelijk. Zijn echtgenote,
de 48-jarige mevi-Quw A. E. H.-J., wei-d
gestraft met drie maanden voorwaardelijk,
proeftijd drie jaar, nadat veertien dagen
geleden vijf maanden voorwaax-delijk te
gen haar was geëist. Ook zij zou in de
oi-ganisatie van de club een aandeel hebben
gehad door het beheren van de kas. Het in
beslaggenomen geld van „Amusa" werd
verbeurd verklaard en het speelmateriaal
zal wcfrden vernietigd.
De x-echtbank legde tenslotte de 53-jarige
schilder G. J. L„ ci-oupier van de club, een
gevangenisstraf van drie maanden met af
trek van het vooraiTest op. Tegen hem
was acht maanden geëist, waarvan vijf
voorwaardelijk.
De verbeelding Van het oorlogsbedrijf,
zoals we deze uit gespaard gebleven
kunstwerken uit Goya's werkzaamheid
kennen, verraadt eigenlijk nimmer een
doelbewust streven naar het critisch be
lichten van de mens-onterende zijde, die
toch het wezenlijke kenmerk van alle oor
logsvoering blijft. Uit de beelden en i-eliefs
der oude wereld (i'k denk hierbij onder
meer aan de Trajanuszuil te Rome met
haar realistisch en uitvoerig „oorlogs
relaas") valt soms wel de gruwelijkheid
van de strijd af te leiden, doch deze over
leveringen in marmer, steen en brons zijn
toch veeleer nauwkeurige registraties, deels
symbolisch, deels aanschouwelijk in beeld
gebx-acht. Uiteraard voegen zij zich boven
dien in versiei-ende functies naar de eisen
van bouwwerk, zuil of sarcophaag. Het
weerzinwekkend gelaat van de oorlogs
god wordt in deze verbeeldingen steeds
geflatteerd door de sfeer van heldhaftig
heid, die de overwinnaars tot roem van
het triumferend regiem vereeuwigd
wensten te zien.
De Renaissance, ontsproten aan het
ideaal van de klassieke cultuur, had in de
verbeelding van het oorlogsbedrijf nog
evenmin aandacht voor de catastrofe die
de oorlog betekent voor het individu. Men
kan in onze oude stadhuizen, in de Oranje
zaal van het Huis ten Bosch, of in de „Sa
lon de la Guerre" te Versailles, waarne
men hoe ook daar de oorlog in Mars werd
gepersonifiëex-d èn geneutraliseerd, waarbij
de trompet van de faam het leed van de
krijg overschettert. De nieuwe tijd kent
behalve beeld en schilderij ook de ets, de
gravure of houtsnede (en later de litho)
als middel tot uitbeelding van historische
feiten en dus ook van het oorlogsbedrijf.
Door de mogelijkheid van vermenigvuldi
ging hadden deze prenten grotere vat op
de massa dan de schilderijen enzovoorts,
gemaakt ter opluistering van openbare ge
bouwen: we zouden die prenten voor het
merendeel kunnen vergelijken met de hui
dige geïllustreerde periodieken, die de ver
beelde feiten immers ook in de huiskamers
brengen.
Twee interessante prentenreeksen, ver
band houdende met de oorlogsvoering, le
nen zich buitengewoon gelukkig tot verge
lijking met een derde reeks: de serie
„Misères de la guerre" (de ellenden van de
ooi-log) van de Fi-ansman Jacques Callot
(Nancy 15921635), de suite „Franse Gru
welen" (de sadistische uitspattingen waar
aan de vijand zich in 1672 in Bodegraven
en Swanrmerdam te buiten is gegaan), ge
graveerd door Romeyn de Hooghe (Am
sterdam 1645Haarlem 1708) en'Goya's
„Los Desastros della Guerra" (De rampen
van de oorlog), een serie van 83 etsen, die
tussen de jaren 1810 en 1813 werd gegra
veerd en kan worden beschouwd als een
reactie op de gebeurtenissen welke gepaard
gingen met de inval der Fransen in Span
je (1808).
De reeksen „reportages" van Callot en
De Hooghe duiden op een geestelijke in
stelling ten aanzien van het gruwzame
oorlogshandwerk, die typerend genoemd
mag worden voor de mentaliteit van de
tijdgenoot in het algemeen. De tijdgeest
was van die aard, dat men alles wat met
oorlog, lijfstraf en executie te ma-ken had
over het algemeen blijkbaar nuchter zag en
als een noodzakelijk kwaad accepteex-de. Zo
gaven ook de marineschilders der zeven
tiende en achttiende eeuw ons een beeld
van zeeslagen, als waren het kleurige
festijnen met vrolijk wapperende vlaggen
en wimpels, afgewisseld door wolken