GERO ZILV1UM Over Emmy van Lokhorst als vertaalster van Dickens Het meningsverschil over de uitgave van Couperus' verzameld werk Agenda voor Haarlem De „Desastros" van Goya Kerk in Bennebroek Antwoord van een letterkundige TEMPO 3 de nieuwe naam voor GERO ZILVER Schoonheid in Haarlem en omgeving Staatsmijn bij Vlodrop zal „Beatrix" heten Last van zenuwen? Heringa Wuthrich Minister Rutten naar Griekenland Amsterdammers veroor deeld wegens roulettespel OVER BEELDENDE KUNST De afschuw van de heer F. L. Bastet te Leiden over de modernisering van de spel ling van het verzameld werk van Couperus (in Haarlems Dagblad van 5 Mei) is be halve ontijdig ook enigszins lachwekkend. Ontijdig omdat de adviescommissie de ver antwoordelijkheid voor deze beslissing moet delen en het voor en tegen, ook de graad van de modernisering der spelling nog niet besproken is. Dit werpt trouwens ook een zonderling licht op het nu reeds bedanken van de heren Batten en 's Gra- vesande om prof. dr. Garmt Stuiveling bij zijn werkzaamheden te assisteren. De heer Bastet gebruikt een reeks vreem de argumenten. Het klinkt voor oningewij- den wellicht aardig te zeggen dat niet Cou perus tot het publiek, maar het publiek tot Couperus moet worden gebracht, maar de vx-aag blijft dan toch hoe dat gebeuren moet. Men is gerechtigd met hem van me ning te verschillen over de kwestie of de spelling daarbij een factor zijn kan. De heer B. wil het zoeken in een selectie van het uit te geven werk. Dit gebeurt ook, zij het in bescheiden mate. Maar het is toch al te dwaas rekening te houden met een uit spraak van Couperus zelf, dat 'hij boeken schreef die hij niet meer kan zien. Heeft de heer B. ooit één schrijver ontmoet die dat niet van een of meer van zijn vroegere boeken gezegd heeft? Bovendien beslist de heer B. hier eigenmachtig dat Coupenxs voor een groot publiek ontoegankelijk zou zijn. De werkelijkheid is dat een belangrijk aantal van Coupenxs' werken sedert lang niet herdrukt is en men dus moeilijk weten kan of zij ontoegankelijk zijn of niet. Wat de door Couperus gebezigde spelling betreft, nee die wijkt niet zover af van de onze als die van Langendijk en Potgieter, laat staan Hooft (de aard van het werk van deze laatste maakt het eenvoudig belache lijk te zeggen dat ook de moderne spelling hem niet nader zou brengen tot het grote publiek). De heer B. vergeet echter dat de moderne spelling thans sedert jaren op school onderwezen wordt en dat daardoor de afstand van deze schrijvers, Couperus inclusief, tot de moderne jongere lezer en de komende lezers noodzakelijk groter is geworden. Dit is niet alles. Men zou de spelling van Couperus mijnentwege charmant kunnen noemen, als het een willekeurige, maar consequente eigen spelling was. Dat is het geenszins. Couperus verandert zijn spelling bij herhaling, afgezien van „fouten" die met sfeer niets te maken hebben. De kwestie van woordbeeld enzovoorts lijkt mij een hachelijk argument. Men is in ons land in derdaad al te zeer gewend de louter aesthe- tische kant van de littex-atuur te laten pre valeren. Het is duidelijk dat Couperus' werk wanneer het niet tegen een spellings wijziging bestand is, niet veel waarde zou bezitten. Dat werk is echter geen museum stuk, maar levende expressie. Niemand, vooral de Couperus-bewonde raars niet, kunnen er belang bij hebben hun schrijver te mummificeren. De spellingsrel inzake deze uitgave is niets anders dan een vorm van mythomanie, waaruit blijkt in welk opzicht de Nederlandse litteratuur nog bij andere litteraturen ten achter is. Het lijkt mij zelfs een van de redenen waarom onze klassieke litteratuur geen cultuurbezit is van ons volk zoals elders, bijvoorbeeld in Frankrijk. Het is mij geen vraag bij wie het gebrek aan liefde voor een auteur schuilt, bij hen die hem levend willen hou den of bij de anderen. Het is waar dat de ernst van de litteratuur-historie bij ons verre de ernst van de litteratuur overtreft. Wat hier wetenschappelijk wordt genoemd is pseudo-wetenschappelijkheid, omdat zij wordt toegepast ten koste van het object. Het manierisme als wezenlijk element van Couperus zit in de stijl, die onveranderd blijft, en niet in de spelling. En tenslotte: dat de ovei-weging van spel lingswijziging een voortvloeisel zou zijn van best-sellex--geest is een domheid waarover ieder die de moeilijkheden van deze uitgave kent, alleen de schouders kan ophalen. PIERRE H. DUBOIS. Al in geen tientallen jaren waren de volledige werken van Charles Dickens, waarschijnlijk wel de populairste schrij ver. aller tijden, in Nederlandse vertaling te krijgen. Daar om is het dubbel toe te juichen dat de uitgeverij Het Spectrum te Utrecht door middel van een reeks van 34 Prisma-boeken in deze lacune voorziet. Deze boeken zijn handig van formaat, voorzien van de oorspronkelijke illustraties en bijzonder goedkoop. De vertalingen dooi de letterkundigen Godfried Bomans, J. C. Bloem, Antoon Gooien, C. J. Kelk, Clare Lennart, Emmy van Lokhorst en anderen volgen met de grootst mogelijke nauwkeu righeid Dickens' bedoelingen en stijl. Reeds zijn als Ne derlandse pocket-books verschenen: De nagelaten papie ren van de Pickwick-club, De lotgevallen van Olivier Twist en Kleine Dorritt, die wel behoren tot de bekend ste geschriften van deze meesterlijke verteller. In onder staand artikel brengt onze medewerkster Elka Schrijver t Djrk'Pi? verslag uit van een ontmoeting met Emmy van Lokhorst, die de binnenkort in deze reeks in twee delen te verschijnen roman „Dombey en Zoon" voor publicatie gereed maakte en die met verscheidene eigen werken (haar eersteling „Phil's amoureuze perikelen" maakte haar in 1917 al dadelijk bekend en werd talrijke malen herdrukt) een eervolle plaats tussen de vrouwelijke littera toren inneemt. Vertalen is moeilijk, in veel opzichten moeilijker dan het schrijven van oorspron kelijk werk. Het eist niet alleen een volko men beheersing van twee talen, maar te vens de onderwerping van de eigen stijl en opvattingen, omdat deze geheel dienstbaar moeten worden gemaakt aan de bedoelin gen en wensen van de auteur die vertaald wordt. Over het algemeen wordt er in ons land slecht vertaald: veel uitgevers gun nen de vertalers de tijd voor dit uitermate moeizame werk, noch de beloning die het uittrekken van zoveel tijd mogelijk moet maken. Des te verheugender is het dat de uitgeverij Het Spectrum een goede uitzon dering op een veelal slechte regel heeft gemaakt en voor de nieuwe Nederlandse Dickens-uitgave bekwame schrijvers en schrijfsters heeft ingeschakeld ènvol doende tijd voor de vertaling beschikbaar stelde. En wanneer wij nu juist met Emmy van Lokhorst de vertaalster van „Dombey and Son" hierover gaan praten, dan is dat omdat zij bij het Dickensfeest, dat door de Bond van Boekverkopers in Rot terdam is gehouden, naar mijn gevoel meer heeft uitgedragen van de geest van deze schrijver dan een van de andere mede- ADVERTENTIE <OEPO) KWALITEIT. AFWERKING EN GARANTIE BLIJVEN DEZELFDE kruitdamp, opstijgend uit talrijke vuur monden, die een onschuldig vuurwerk schijnen af te steken, al blijkt uit neer stortende masten en menig kapseizend schip, dat het-zeer gevaax'lijk vuur-werk was! Op en tussen de wrakstukken ontwa ren we een gemoedelijk „sauve qui peut" geen vertwijfelde bemanning, maar druk klauterend scheepsvolk, als gold het een ongelukje bij een zeilwedstrijd. En wan neer de oude meesters bij uitzondering realistische details geven zoals Hen- drick Corn. Vroom in zijn Slag bij Gibral tar (Rij'ksmuseuxn), waarbij aan fragmen ten gereten bootsvolk en een door bloed gekleurde zee ons de verzekering geven dat het ernst was ook dan nog vermo gen ze ons niet te overtuigen van de barre realiteit die ze in die braaf geschilderde ijselijkheden hebben willen uitdrukken. Hieraan dient voor juist begrip wel te worden toegevoegd dat de kunstenaars zélf niet bij de scheepsstrijd aanwezig wa ren en, gewapend met palet en penselen, deze in hun atelier meestredenZulks met uitzondering van een Van de Velde of Blanckerhoff, die toestemmixxg kregen de vijandelijkheden mee te maken, teneinde Een ets uit de serie De rampen van de oorlog" door Francisco José de Goya y Lucientes (geboren in 1746 te Fulutetodos in Aragon, gestorven in 1828 te Bordeaux) (Foto hieronder). „occasie te hebben van te koxxnen teeke nen ofte schilderen het-geent remarquables tusschen de weedersijdse vlooten sal ko men te passeeren Het bovenstaande geldt evenzeer voor de uitbeelding van de oorlog te land en ten dele ook voor de overigens realistische weergave van oorlogsexcessen in de pren ten van Callot en R. de Hooghe: tenslotte grijpen ze ons niet aan! Evenmin als de diepere belevenis van het Lijdensverhaal (met uitzondering bij voorbeeld van een Kruisdraging door Hieronymus Bosch) de kunstenaars aanleiding gaf tot „ontlading" in een aanklacht, in een ten hemel schreien, zoals Grünewald het deed in zijn expressionistische Kruisiging (Colmar), evenmin kunnen de vaardige „chroni- queui-s" Callot (puntig en fijn) en R. de Hooghe (plomp-realistiseh) ons overtuigen van de verontwaardiging die zij bij het opsommen van zoveel gruwelijkheden moeten hebben gehad. Eerst bij Goya overstemt de kreet van afschuw liet mens-onterend bedrijf en grift de etsnaald diep in het menselijk ge weten! Het is intussen opmerkelijk dat dus pas omtrent 1810 door een kuiuicuoai welbewust de catastrofe en het onrecht wei-den uitgebeeld, die zich door oorlogs handelingen aan het individu voltrokken. Want het is toch zo, dat in de hier gere produceerde voorstelling de ondragelijke spanningen waaraan elk der slachtoffers ten prooi is en het onafwendbare noodlot der onbarmhartig gerichte bajonetten voox-dien nog nimmer zó aangrijpend en zo veroordelend werden vertolkt! Niettemin: Goya's kreet is die van de roepende in de woestijn gebleken. Toen de volledige reeks der „Desastros" vijftig jaar na haar voltooiing het licht zag, zou men dit als een hoopgevend symptoom hebben kunnen beschouwen: zouden de geesten zich bewust zijn geworden van de misdaad, die door oorlog tegen de mens heid wordt gepleegd? Het gruwelijk be drijf der Nazi-horden heeft intussen dat van Napoleons legioenen in de schaduw gesteld en daarmee de aarzelende hoop zo die al bestaan mócht hebben af doende de bodem ingeslagen. En nóg steeds wordt de vrees gevoed voor de juistheid van de uitspraak dat oorlogen en revolu ties de locomotieven zijn der wereldge schiedenis. Ook daarom hebben de „desas- ti'os" nfets aan betekenis en actualiteit in geboet. Integendeel. Sterker dan ooit klinkt uit de verbeelding van dit beestach tig bedrijf het hartstochtelijk pleidooi voor menselijkheid en dringender dan ooit strekken Goya's schrikbeelden tot waar schuwing. Ons en de toekomstige geslach ten! H. P. BAARD werkers aan deze nieuwe editie. Hoe komt dat? Eerst zegt zij dat zij het niet weet, dat zij maar heel gewoon verteld heeft over die passages in Dombey en Zoon, die haar het diepst hebben ontroerd. Maar al pra tende over de vele stille uren aan het ver taalwerk gewijd in de oorlogsjaren wordt het toch duidelijk. Er is de eerste kennis making met Dickens, toen zij nog een bak vis was. Achter de woorden van het ge sprek verrijst het beeld: een heel tenger meisje, heel lange pijpkrullen, een zware schooltas, een drukke straatmaar straat noch schooltas bestaan, school en thuis zijn niet riieer dan begin- en eind punt van de veel te korte leestijd: al lo pende wordt Dickens verslonden, het ene deel na het andere. En daar, dx-avend met die zware tas vol nutteloze schoolboeken, wordt, de samenwerking geboren tussen de ene auteur en de andere. Het woord onsterfelijkheid is helemaal niet genoemd, er wordt niet gerept over bovennatuurlijk contact tussen wie al uit deze wereld verdwenen zijn en wie er hun taak vervullen, maar als iets uit dit ge sprek wordt gekristalliseerd, dan is het juist dat gevoel van het allei-nauwste con tact tussen de ene ziel en de andere. Emmy van Lokhorst zegt het heel anders, doodeenvoudig, in alledaagse, huiselijke, begrijpelijke wooi'den: wanneer je dag in dag uit met het werk van een schrijver bezig bent, wanneer je je er voortdurend in verdiept hoe hij dit, hoe hij dat bedoeld heeft, dan vind je immers bijna vanzelf de juiste weg in de eigen taal, in die an dere denkstijl, in ons eigen idioom en onze Nedex-landse beeldspraak. En als Emmy van Lokhorst vertelt over haar grote bewondering voor de manier waarop Dickens zijn romans opbouwt en uitwerkt, over de aandoening die Dickens destijds, bij het schrijven van zijn eigen werk en bij het vooi-lezen er van, tot ti-a- nen toe heeft aangegrepen, over de inten siteit waarmee zij zelf, bij het herlezen en het vertalen, diezelfde aandoening heeft ondergaan als zij daarover vertelt, dan is het ook volkomen duidelijk hoe en waarom die zaal in Rotterdam ademloos heeft geluisterd. Om beurten is iedereen hier zélf aan het woord: Dickens, met zijn fel bewogen hart vol mededogen voor de schepselen van zijn eigen geest, de oude Tekening van Phiz (Hablót K. Browne) voor „Grote Verwachtingen" van Dickens, dat als deel 27 in de Prisma-reeks zal verschijnen. Dombey, van God en de wereld verlaten ronddolend in zijn verlaten huis, de kleine zieke Paul, die al lang van deze aarde los is vóórdat het te zwakke lichaam de strijd heeft opgegeven, en Flox-yWie durft er nog te reppen over moderne psycholo gie, wanneer men ziet met hoeveel "begi-ip, met hoeveel liefde, en met hoe ongelofe lijke kennis Dickens iedere gemoedsaan doening van dit verwaai-loosdc jonge meisje beschrijft? Waar eindigt de auteur en waar begint de vertaler? Is het de stem van Dickens die mij, van die vorige eeuw uit, vertelt over de moeilijkheden tussen Florence en haar vader? Of is het de stem van Emmy van Lokhorst? Het is één stem geworden, de volstx-ekte synchronisatie is hier bereikt. ADVERTENTIE N V. MIJ. „HOLSTER"- OVERVEEN Tel. K 2500 15597 en 19057 Centrale verwarming Airconditioning Aut. oliestook ADVERTENTIE Mijnhardt's Zenuwtabletten! helpen U er overheen. ADVERTENTIE Tijdens een gesprek tussen Prins Bern- hard, de ministers Drees en Van den Brink en de president-directeur van de Staats mijnen, dr. Groothoff, op het hoofdbureau van de Staatsmijnen te Heerlen, werd het plan geopperd om de vijfde Staatsmijnze tel te Vlodrop een naam te geven. Na tele fonisch overleg met Koningin Juliana werd- met haar goedkeuring besloten deze nieu we mijnzetel te dopen met de naam „Bea trix". De mededeling hieivan werd tijdens de officiële herdenking van het 50-jarig bestaan van de Staatsmijnen gedaan door minister Van den Brink en met een dave rend applaus ontvangen. Mr. OSKAM OVERLEDEN. In Rotter dam is op 71-jarige leeftijd mr. G. C. A. Oskam overleden, een in binnen- en buiten landse schaakkringen zeer bekende figuur. Hij heeft zich indertijd als actief speler on derscheiden in tal van tournooien en heeft zowel door zijn werk als bestuurslid van de K.N.S.B. als door artikelen in vaktijdschrif ten zeer veel voor 'de verbreiding van het schaakspel in ons land gedaan. Verhuist U vlug en voordelig Meubel- en Pianotransport door geheel Nederland. Goederen zonder prijsverhoging verzekerd. Schilderachtig ligt het kerkje in Bennebroek, omgeven door zwaar geboomte. Tel. 20020 - ROZENSTRAAT 13 - Tel. 12525 De kerk in Bennebroek is evenals die in Bloemendaal, Heemstede en Spaarndam na de hervorming gebouwd, zodat zij speciaal kon worden ingericht voor de Pro testantse eredienst. Zij dateert uit 1659. Er is reden om aan te nemen dat de bouw mogelijk gemaakt werd door de financiële hulp van de familie Pauw, die zetelde in Bennebroek. Het aantal inwoners van Bennebroek was toen nog klein. Hoeveel er in de 17e eeuw waren, is niet bekend, maar 1850 was het nog maar tot 400 gestegen, meest dagloners op de buitenplaatsen. En een deel beleed de R.K. leer en kerkte in Vogelenzang en Heemstede. Het betrekke lijk geringe aantal Hervormden was voor de kerkbouw dus aangewezen op hulp van de eigenaars der buitens in en nabij het dorp. Er moet in 1659 een behoorlijk kapitaal geweest zijn voor de kex-k, dat blijkt wel uit de wijze waarop de bouw is uitgevoerd. De architect ontwierp de kerk in Gotische stijl en gaf aan het geheel een achtkante vorm. De toren is een kleine vierkante koepel, die een uurwerk heeft dat de heie en halve uren slaat. Er werd meteen een welluidend orgel geplaatst, dat vervaardigd werd door dezelfde bouwer die het be roemde orgel in de St. Bavo te Haarlem maakte. De fraaie eiken betimmering en de koperen kaarsenkronen dragen veel bij tot het mooie en stemmige intérieur der kerk. De preekstoel is eenvoudig, maar past uit stekend bij het eiken schot met koperen versiersel, dat het voordeel der kerk (waar de banken voor de kerkeraad staan) van het overige deel der kerk afscheidt. Uit veel blijkt dat de familie Pauw, ver wanten van Ridder Pauw, die op het Slot in Heemstede woonde, bij de kerkbouw be trokken was. Het front van het orgel werd bedekt door. een pronkende pauw. Boven dien is een pauw als windvaan op de toren gezet. Het verwondei'lijke is dat er in die tijd blijkbaar getwist is tussen de Heeren Pauw uit Heemst.ede en Bennebroek. Vroeger gin gen de Bennebroekers in Heemstede te kei'k. Toen zij een eigen bedehuis kregen stelde de Heer Pauw van Heemstede, die ook Ambachtsheer van Bennebroek was, aan zijn broer in Bennebroek de eis, dat de helft van de collecte voor de diaconie in Bennebroek moest worden afgedragen. Die eigenaardige toestand is tot 1807 bestendigd. De familie Pauw in Bennebroek bewoon de het buiten „Duinwijk", dat later omge doopt is in „Huis te Bennebroek". De kei'k in Bennebroek staat op een heu vel. Achter de kerk is een kerkhof, waarin ook de grafkelder van de familie Pauw is en van de latere Ambachtsheren en Am bachtsvrouwen van Bennebroek. De laatste Ambachtsvx-ouw van Benne broek, mej. Willink, die onlangs is over leden, heeft veel voor de kerk gedaan. Wij herinneren er aan dat zij haar buiten aan de dia,conie der kerk vermaakte om daarin een tehuis voor ouden van dagen te vesti gen. Nog altijd trekt het kerkje in Bennebroek bewondering. Vele nu bejaarde Haax-lem- mers zullen er in de tijd dat de oud-minis ter Talma daar als predikant stond, af en toe gekei-kt hebben. Algemeen werd toen gesproken van „het kerkje van ds. Talma". Op het kex-khof is een monument dat aan hem herinnert. C. J. van T. ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS ZATERDAG 10 MEI Stadsschouwburg: „Bobbeltje", 8 uur. Con certgebouw: Kindercircus. 2.30. 4.30 en 7.30 uur. Luxor: „The underworld story", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Lido: „Hotel Sahara", alle leeft., 7 en 9.15 uur. City: „De pastoor van Kirchfeld", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Het lijgermeisje",' 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Gewapend Escorte", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „De onsterfelijke ser geant", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Fatima", 14 jaar. 7 en 9.15 uur. Palace: „Mijn man is verloofd", alle leeft., 7 en 9.15 u. ZONDAG 11 MEI Stadsschouwburg: „Bobbeltje" (Comcdia), 8 uur. Rembrandt: Zondagmorgenvoorstel ling „Traviata", 14 jaar. 11 uur. „Fatima", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De reis van het koninklijk paar naar de Ver enigde Staten", 10, 11 en 12 uur. „Mijn man is verloofd", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „Zondagmorgenvoorstelling „Story of dr. Wassell", 18 jaar, 11 uur. „Hotel Sahara", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 4.15, 7 en 9.15 u. Minerva: 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. Spaarne: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 12 MEI Palace: Bezoek koninklijk paar aan de Verenigde Staten, 10, 11 en 12 uur. „Mijn man is verloofd", 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rem brandt, Lido: 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: 2, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: 2.30, 7 en 9.15 uur. City: 2.15, 4.30. 7 en 9.15 uur. Minerva: 2.30 en 8 uur, Spaarne: 2.30, 7 en 9.15 uur. Het fraaie eiken interieur, versierd met koperen kronen en koperen hek-afsluitingen. Op uitnodiging van de Griekse regering zal-de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen prof. dr. Th. Rutten, vex-- gezéld van zijn kabinetschef, mr. H. J. Schölvinck, een bezoek aan Gi-iekenland brengen. Deze uitnodiging is tot hem ge richt omdat verhoudingsgewijs Nederland het gi-ootste aantal px-ofessoren en lerai-en in de Griekse taal en letterkunde telt en omdat in Nederland relatief het grootste aantal scholen voorkomt, waai-op Gi'ieks wordt onderwezen. Bij vergelijking van het aantal lesuren Grieks op de scholen voor voorbereidend hoger en middelbaar onder wijs ten opzichte van andere landen, staat Nedei-land bovenaan. Door dit bezoek, dat een week duurt, zal het cultux-eel contact tussen beide landen kunnen worden bevorderd. Minister Rutten zal aan de universiteit van Athene een le zing houden over de plaats, die de Griekse cultuur inneemt bij opvoeding, onderwijs en kunst in Nederland. De minister zal vandaag per vliegtuig vertrekken De Amsterdamse rechtbank heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen drie ver dachten van de rouletteclub „Amusa" in de Sarphatistraat te Amsterdam. De 56- jax-ige botenvei-huurder J. Th. H., die als ox-ganisator wordt beschouwd, soms bank houder was en volgens zijn mede-verdach te ook wel als cx-oupier optrad, kreeg vier maanden met aftrek van het voorari-est. Tegen hem was acht maanden geëist, waar van vier vooi-waardelijk. Zijn echtgenote, de 48-jarige mevi-Quw A. E. H.-J., wei-d gestraft met drie maanden voorwaardelijk, proeftijd drie jaar, nadat veertien dagen geleden vijf maanden voorwaax-delijk te gen haar was geëist. Ook zij zou in de oi-ganisatie van de club een aandeel hebben gehad door het beheren van de kas. Het in beslaggenomen geld van „Amusa" werd verbeurd verklaard en het speelmateriaal zal wcfrden vernietigd. De x-echtbank legde tenslotte de 53-jarige schilder G. J. L„ ci-oupier van de club, een gevangenisstraf van drie maanden met af trek van het vooraiTest op. Tegen hem was acht maanden geëist, waarvan vijf voorwaardelijk. De verbeelding Van het oorlogsbedrijf, zoals we deze uit gespaard gebleven kunstwerken uit Goya's werkzaamheid kennen, verraadt eigenlijk nimmer een doelbewust streven naar het critisch be lichten van de mens-onterende zijde, die toch het wezenlijke kenmerk van alle oor logsvoering blijft. Uit de beelden en i-eliefs der oude wereld (i'k denk hierbij onder meer aan de Trajanuszuil te Rome met haar realistisch en uitvoerig „oorlogs relaas") valt soms wel de gruwelijkheid van de strijd af te leiden, doch deze over leveringen in marmer, steen en brons zijn toch veeleer nauwkeurige registraties, deels symbolisch, deels aanschouwelijk in beeld gebx-acht. Uiteraard voegen zij zich boven dien in versiei-ende functies naar de eisen van bouwwerk, zuil of sarcophaag. Het weerzinwekkend gelaat van de oorlogs god wordt in deze verbeeldingen steeds geflatteerd door de sfeer van heldhaftig heid, die de overwinnaars tot roem van het triumferend regiem vereeuwigd wensten te zien. De Renaissance, ontsproten aan het ideaal van de klassieke cultuur, had in de verbeelding van het oorlogsbedrijf nog evenmin aandacht voor de catastrofe die de oorlog betekent voor het individu. Men kan in onze oude stadhuizen, in de Oranje zaal van het Huis ten Bosch, of in de „Sa lon de la Guerre" te Versailles, waarne men hoe ook daar de oorlog in Mars werd gepersonifiëex-d èn geneutraliseerd, waarbij de trompet van de faam het leed van de krijg overschettert. De nieuwe tijd kent behalve beeld en schilderij ook de ets, de gravure of houtsnede (en later de litho) als middel tot uitbeelding van historische feiten en dus ook van het oorlogsbedrijf. Door de mogelijkheid van vermenigvuldi ging hadden deze prenten grotere vat op de massa dan de schilderijen enzovoorts, gemaakt ter opluistering van openbare ge bouwen: we zouden die prenten voor het merendeel kunnen vergelijken met de hui dige geïllustreerde periodieken, die de ver beelde feiten immers ook in de huiskamers brengen. Twee interessante prentenreeksen, ver band houdende met de oorlogsvoering, le nen zich buitengewoon gelukkig tot verge lijking met een derde reeks: de serie „Misères de la guerre" (de ellenden van de ooi-log) van de Fi-ansman Jacques Callot (Nancy 15921635), de suite „Franse Gru welen" (de sadistische uitspattingen waar aan de vijand zich in 1672 in Bodegraven en Swanrmerdam te buiten is gegaan), ge graveerd door Romeyn de Hooghe (Am sterdam 1645Haarlem 1708) en'Goya's „Los Desastros della Guerra" (De rampen van de oorlog), een serie van 83 etsen, die tussen de jaren 1810 en 1813 werd gegra veerd en kan worden beschouwd als een reactie op de gebeurtenissen welke gepaard gingen met de inval der Fransen in Span je (1808). De reeksen „reportages" van Callot en De Hooghe duiden op een geestelijke in stelling ten aanzien van het gruwzame oorlogshandwerk, die typerend genoemd mag worden voor de mentaliteit van de tijdgenoot in het algemeen. De tijdgeest was van die aard, dat men alles wat met oorlog, lijfstraf en executie te ma-ken had over het algemeen blijkbaar nuchter zag en als een noodzakelijk kwaad accepteex-de. Zo gaven ook de marineschilders der zeven tiende en achttiende eeuw ons een beeld van zeeslagen, als waren het kleurige festijnen met vrolijk wapperende vlaggen en wimpels, afgewisseld door wolken

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5