GEDENKWAARDIG JUBILEUM
Maatschappij voor Nijverheid en Handel
honderdvijfenzeventig jaar oud
Herdenking richt zich op jeugd en toekomst
Het nieuwe opvoedings
ideaal is: de sociale mens
Nieuwe stand ontworstelt zich
aan de grauwe massa
Mr. J. Bierens de Haan 25 jaar
secretaris van de Maatschappij
„Goed voorbeeld van bedrijfsleiders
moet de jeugd enthousiast maken"
Dr Plesman
Raadgevers
Dr. B. C. J. Lievegoed:
Het onderwijs dient, na een structurele
wijziging, ook sociale vermogens
aan te kweken
Dr. Kranenburg ziet nieuwe hoop voor de jeugd
De „manager" moet ridder worden
3
IR. FRITS PHILIPS:
Critiek op
Jeugdvortning
Van OeconomischeTak
tot Maatschappij
WOENSDAG 11 JUNI 1952
Morgen, Donderdag 12 Juni, wordt het jubileum gevierd van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid
en Handel, die 175 jaar geleden in Haarlem werd opgericht en nog steeds in de Spaarnestad is gevestigd.
Stormachtige tijden zijn in deze jaren over de hoofden van de Nederlanders gegaan, de nijverheid en de handel,
twee steunpilaren onzer Nederlandse samenleving, doorleefden hoogtepunten en verval. Al deze jaren werd in
het hartje van onze stad actief gewerkt aan het behoud en de versteviging van deze steunpilaren, die ook de
Haarlemse welvaart voor een goed deel schraagden. De benarde tijden van thans dwingen tot een bezinning, die
in dit jubileum haar weerklank vindt. Want het bestuur der Maatschappij heeft het feestelijke gedenken gewijd
aan de toekomst het heeft de zorg voor de jeugd als leidend idee gekozen voor de algemene vergadering, die
in het Haarlemse Concertgebouw morgen zal worden gehouden. „De jongere generatie Nederlands toe
komst", aldus luidt het motto, waaronder de overwegingen van de vergadering zich zullen richten op de toekom
stige activiteiten der jarige Maatschappij. De Haarlemse jeugd zal in deze dagen de Haarlemse nijverheid
van nabij leren kennen uit bezoeken, die de Maatschappij voor haar heeft georganiseerd. Voor Haarlem en
het hele Noordhollandse district, voor heel Nederland is het bezit van deze oude, hechte Maatschappij als cen
trum van voortdurende aandacht voor onze nijverheid en handel, van grote waarde. De dag van morgen zal
een gedenkwaardige mijlpaal zijn in de Haarlemse en Nederlandse economische geschiedenis, waarbij de wegwij
zer ondubbelzinnig zal wijzen in de richting, waar de factoren van Nederlands welvaart liggen: De Toekomst.
Samenvattingen van prae-advlezen, uit te brengen op de jaarvergadering van morgen,
zijn hieronder weergegeven als leidinggevende gedachten ten aanzien van de proble
men, die in die toekomst zich zullen aandienen en moeten worden opgelost. Degenen
die liicr het woord voeren staan op brandpunten van Nederlands worsteling om het
bestaan. Hun raadgevingen en stellingen zullen ongetwijfeld mede de algemene poli
tiek der Nederlandse economen, sociale leiders en allen die als kader geroepen zijn
voor Nederlands maatschappelijke tocht door de tijden, bepalen.
Dr. B. C. J. Lievegoed
Dr. B. C. J. Lievegoed gaf in zijn prae-
advies eerst een overzicht van de histori
sche groei van het onderwijs. De invoering
van de leerplichtwet bracht een grote ver
andering en de 20ste eeuw begon met de
grootste onderwijsrevolutie die de geschie
denis ooit gekend heeft. Opvoeding was
geen voorrecht meer van enkelen, maar
plicht geworden voor allen. Deze medaille
had echter een keerzijde, die pas lang
zamerhand zichtbaar werd: de gelijkheid
voor allen betekende een run van allen
naar de weinige hogere, leidende posities.
Gelijkheid voor allen bleek ook strijd van
allen tegen allen te betekenen. Door de
revolutie van de leerplicht werd de school
van opvoedings-instituut selectie-instituut.
Deze selectie moest noodgedwongen kwan
titatief zijn. En vijftig jaar twintigste eeuw
met leerplicht een groots sociaal experi
ment hebben de valuta van de kennis als
machtsfactor doen dalen.
Hoe reageert de maatschappij, in het bij
zonder het bedrijfsleven op deze halve
eeuw onderwijs? De algemene mening is,
dat de diverse scholen wel een steeds groter
hoeveelheid intellectuele inhoud brengen,
maar te weinig voorbereiden voor sociale
functies, waaronder men dan verstaat het
leren samenwerken met anderen en het
kunnen leiding geven. 'Volgens de overtui
ging van dr. Lievegoed worden leiders ge
boren. Door een vormend onderwijs kan
echter iedereen min of meer leiderskwalitei-
teiten ontwikkelen. De geboren leiders
brengen het evenwel verder. Zouden lei
ders alleen „geboren" worden dan zou het
er slecht voor de toekomst uitzien. Het on
derwijs zal daarom in zijn innerlijke metho
diek in de eerste plaats moeten zoeken naar
wegen om leidinggevende vermogens op te
wekken en aan te leren. Voor leiding geven
is een eigen visie in kleinere of grotere
dingen nodig: een reële fantasie, die iets
ziet waar een ander niets ziet, durf en
doorzettingsvermogen die samenhangen
met een geloof in de waarheid van eigen
visie en de morele rechtvaardigheid van
deze visie, met de innerlijke zekerheid van
de genade, die rust op sterken die hun
sterkte in de deemoed gevonden hebben.
Vakkennis en knapheid alléén zijn niet
meer voldoende om een werkkring in de
maatschappij te kunnen vervullen. Het
onderwijs is daardoor een sociologisch en
een sociaal-psychologisch probleem gewor
den. Schematisch gesproken kan men on
derscheid gaan maken tussen een opvoeding
gericht op de expansieve phase, waarin de
mens zijn positie moet veroveren, en op een
opvoeding die ook de kiem legt van ver
mogens voor de sociale phase. Deze phasen
zijn echter geen afgesloten eenheden. De
opvoeding van iedere mens begint in de
wieg. Na de schoolrijpheid komt de lagere
school en pas met en na de puberteit komt
er de mogelijkheid tot sterk persoonlijke
ontplooiing met bijbehorende differentiatie
in de opleiding.
De generatie van 1952 heeft het wordings
proces der techniek niet meegemaakt. Zij
kan tot deze wereld geen menselijke bele
vingshouding vinden. De gevolgen hiervan
voor de „onderstroom" van het leven zijn
zéér groot. Zonder de „scheppen-verhou
ding kan het technische product alleen nog
maar een begeerte-object worden, waarmee
de mens de slaaf van de techniek geworden
is. Dit alles kan veranderen als 'de jaren
vóór de puberteit gebruikt worden om het
wereldbeeld vóór te bereiden.
Het bedrijfsleven verlangt naast vakken
nis bepaalde karaktereigenschappen die
deels van persoonlijke aard zijn, deels op
sociale vermogens berusten. Deze laatste
zouden aan te kweken zijn als het onder
wijs van structuur veranderde en naast de
bevordei'ing van iixtellectuele- en vakken
nis ook tijd en aandacht zou besteden aan
het leggen van kiemen voor latere vermo
gens op karakterologisch en op sociaal ge
bied. Verblijdend is dan ook de thans voor
gestelde structuurwijziging van het onder
wijs.
Steeds meer verschuift zich het zwaarte
punt van de problematiek van onze tech
nische cultuur, van een verder brengen van
deze techniek zelve, naar een kunnen
beheersen van de inter-menselijke vex-hou-
dingen. Het nieuwe opvoedingsideaal gaat
zich verschuiven van de knappe mens naar
de sociale mens.
De concrete sociale mens zal geen ideaal-
Uit het prae-advies van dr. A. Plesman,
directeur der K.L.M., .citeren wij:
De nieuwe technische wereld vergt steeds
meer kennis om haar te kuixnen haxxteren.
Het ligt dus voor de hand dat de opleiding
en vorming zeer veel aandacht dient te be
steden aan het opbouwen van een geheel
nieuw complex van kennis en het onder
wijzen van deze kennis. Deze kennis is
echter zo omvangrijk, dat zij nog slechts bij
gedeelten kan worden beheerst; zo is de
huidige specialistenwereld ontstaan.
De kracht van de vroegere vorming lag
echter naar mijn mening vooral in het uni
versalisme, in het begrip voor samenhang
en in het feit, dat zij kon staan op de basis
van een omlijnd wereldbeeld.
Het probleem van de vorming in onze tijd
is nu dat enerzijds aan de steeds grotere
behoefte aan kennis slechts voldaan kan
worden door vex-dergaande specialisering,
terwijl anderzijds het vinden van een nieu
we synthese een absoluut vereiste is om
volwaax-dige mensen te kunnen afleveren.
Het overbruggen van deze tegenstelling
is de taak van ieder, die zich met vorming,
onderwijs of opleiding bezig houdt. Zonder
deze te verwaarlozen hebben wij daarom
ons actieve streven, naar mijn mening, te
richten op de persoonlijkheidsvorming.
Vervolgens kwam dr. Plesman tot de vol
gende vragen:
„Moet in het bedrijfsleven meer aandacht
worden besteed aan de vraag van de beste
selectie van bekwame personen voor lei
dende functies en een opleiding daax-toe?"
„Gaan er in het bedrijfsleven bekwame
krachten verloren door gebrekkige selectie
en gebrekkige mogelijkheid om hogerop te
komen?"
„Wordt er te veel waarde gehecht aan.
diploma's en gespecialiseerde opleiding?"
„Kan het bedrijfsleven meer doen om
bekwame krachten aan te trekken erx in het
bedrijfsleven kansen te bieden?"
Deze vragen bevestigend beantwoordend,
meende dr. Plesman dat er redenen zijn
voor de verwachting dat het bedrijfsleven
de wegen zal weten te vinden om deze
punten nog belangrijk te verbeteren.
schablone zijn, hij zal sociaal zijn, in de
leeftijdsphase waarin hij staat, telkens in
een andere vorm.
De persoonlijk-expansieve mens tussen 20
en 40 jaar zal óók concreet-sociaal zijn, om
dat hij in 't begin van zijn loopbaan zich moet
vormen tot een markante persoonlijkheid,
met eigen visie, eigen idealen, eigen handel
wijzen. Maar reeds jong zal hem ingeplant
moeten zijn, dat zijn eigen ontwikkelings
gang slechts züx heeft, in samenhang met
de mensen waarmee hij verbonden is.
Om dit te bereiken zal de sociale mens
moeten leren dat na zijn tijd van opvoeding
een tijd van zelfopvoeding volgt, die van
„klas tot klas" voert, die het levensdoel
steeds x-uimer, steeds wijder en steeds hoger
stelt.
Het opvoedingsideaal van de sociale mens
betekent niet dat het weten afgedaan heeft,
maar dat het weten niet meer doel in zich
zelf kan zijn, dat kennis alleen geen macht
meer betekent, maar onmacht de sociale
problemen zó op te lossen, dat het weten
nog bruikbaar kan worden.
Als dit opvoedingsideaal bewust kan
leven in de harten van de ouders, van het
bedrijfsleven en van de leerkrachten, dan
is er een toekomst voor Nederlands jeugd.
Ir. F. J. Philips, directeur der N.V. Philips
Gloeilampenfabrieken, zeide in zijn prae-
advies onder meer:
„Wanneer wij de jongere generatie
enthousiast willen maken voor het bedrijfs
leven is het van het grootste belang voor
ons, ons te verplaatsen in hun wijze van
denken en leven. Wij moeten de jongens en
meisjes serieus nemen en weten dat zij met
idealen bezield zijn.
Soms te veel op zichzelf ingesteld, dank
zij ons onderwijs en onze zéér individuele
opvoeding thuis en op school, hebbexx ze
toch allen behoefte iets te „worden" in de
maatschappij en velen hebben er veel voor
over om iets te bereiken.
Wij moeten veel voorlichting geven over
het bedrijfsleven; laten zien hoe het samen
leven en werken is. Het interessante van de
samenwerking met zovele geheel verschil
lend geaarde mensen uit alle lagen van
de maatschappij.
De Nederlandse opvoeding is te veel door
drongen van „je moet het alleen kunnen".
Wanneer we de jongeren op school zelf
vertrouwen bij kunnen brengen (dat is be
langrijker dan exacte kennis) en verant
woordelijkheidsgevoel, dan hebben zij ook
de gezonde lust iets tot stand te brengen;
dan kennen ze ook de voldoening van iets
gepresteerd te hebben. Willen we de jon
gere mensen dus voor de arbeid enthousiast
maken, dan moeten zij weten wat het doel
van het bedrijf is waarvoor wij allen wer
ken.
Het Is ook voor ons volwassenen zaak
eens stil te staan en te overdenken, wat
onze motieven zijn voor ons werk en de
doelstelling van ons bedrijf. Is het alleen
persoonlijke ambitie om vooruit te komen,
dan zullen we alleen persoonlijke ambitie
bij onze jeugd kunnen wakker maken. Het
is niet wel doenlijk anderen tot meer uit te
dagen, dan wij zelf willen geven.
Een van de grootste problemen is om ons
leidinggevend personeel,als we zelf enthou-
lr. F. J. Philips
siast zijn om de jeugd haar kansen te geven
mee te slepen in ons enthousiasme.
Bedrijfskadertraining, cursussen in werk
verhoudingen en methodeverbeteringen
van het Instituut voor Personeelleiding zijn
belangrijke hulpmiddelen om de afdelings
chefs het inzicht en de methoden bij te
brengen, noodzakelijk om de jeugd op te
vangen en nuttig aan het werk te krijgen.
De geest van elk bedrijf hangt uiteinde
lijk af van de geest van de directie; de geest
of stemming in elke afdeling van de geest,
die de afdelingschef erin weet te brengen.
De jeugd is critisch en ziet scherp; alleen
een goed voorbeeld zal haar aantrekken.
Aan de leiding de taak, dit voorbeeld te
geven. Dit is een zware taak, maar alleen
dan zullen we weerklank vinden bij de
jeugd."
„Er zijn niet veel verenigingen in ons
land die, zoals de Nederlandse Maat
schappij voor Nijverheid en Handel, op
een 175-jarig bestaan kunnen terugzien.
En nog zeldzamer is het feit, dat een
bloeiende dochter van 175 jaar haar zo
bijzondere verjaardag mag vieren on
geveer tegelijk met de nog meer bijzon
dere 200ste verjaardag van haar al even
bloeiende en levendige moeder: de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschap
pen te Haarlem. Het was ter gelegen
heid van het 25-jarig bestaan dezer
Maatschappij, dat directeuren besloten
tot de oprichting van een „Oeconomi-
sche Tak" dier Maatschappij om een
keer te brengen in het voortschrijdend
economisch verval in deze nadagen der
oude Republiek.
Evenals haar moeder-Maatschappij is
ook de Maatschappij vanaf haar oprich
ting gevestigd te Haarlem en steeds
nauw verbonden met deze stad. Tot 1858
werden alle jaarvergaderingen daar ge
houden, sedertdien komt eenmaal in de
vijf jaar de Maatschappij te Haarlem
bijeen. Na vele omzwervingen kreeg zij
haar tegenwoordige behuizing in de
Wilhelminastraat.
De Maatschappij werd opgericht in 1777.
Het was op de vergadering van de Hol-
landsche Maatschappij der Wetenschap
pen, de 21e Mei van dit jaar 1777 te
Haarlem gehouden, dat besloten werd
„om eenen byzonderen Tak van deeze
Maatschappye geheel en alleen te schik
ken tot regtstreeksche bevorderinge der
Welvaart van ons Land, en der Geasso
cieerde Landschappen, mitsgaders der
Colonien van den Staat, ter bevorde
ringe van den Koophandel, Land- en
Akkerbouw, Handwerken, Visscherijen,
enz. in dezelven."
Dit lichaam kreeg de naam van „Oeco-
nomische Tak van de Hollandsche Maat-
schapij der Wetenschappen".
Per 1 Januari 1952 telde de Maatschap
pij 37 departementen. Het departement
Breda vormde zich om in een streek-
departement en wijzigde zijn naam in:
departement West-Brabant. Als streek-
departement moeten worden aangemerkt
de departementen: Noord-Drenthe, Z.O.
Drenthe, Het Gooi, voor de Beneden
Rivieren, Oost-Noord-Brabant, Zaan
streek, Zeeland en Zuid-Limburg. Plan
nen om in Noord-Limburg en in het
westelijk deel van de Veluwe departe
menten op te richten, zullen, naar ge
hoopt wordt, in het komende verslag
jaar verwezenlijkt worden. Het depar
tement Den Helder werd in de loop van
het verslagjaar opgeheven.
Op 1 Januari 1951 bedroeg het aantal
gewone leden 4992 en het aantal dona-
teurs 686. Op 1 Januari 1952 bedroegen
deze aantallen 5406 en 811.
(Uit: „Maatschappij-Belangen")
Een samenvatting van het betoog van
de vijfde prae-adviseurmr. K. P. van
der Mandele, moest wegens plaatsgebrek
blijven overstaan tot morgen.
Dr. B. W. Kranenburg
Dr. B. W. Kranenburg begon zijn prae-advies met een samenvatting van de maat
schappelijke structuur-ontwikkeling van de Middeleeuwen tot heden, waaraan hij eexx
beschouwing koppelde van de geleidelijke overgang der maatschappij van de qualita-
tieve orde naar de quantitatieve, die de massamens deed ontstaan. De inleider stelde
zich de vraag, of het verschijnsel „massamens" een nieuw phenomeen zou zijn, een
vraag, die ontkennend moet wox-den beantwoord. De mens van heden is echter wel een
nieuwe vorm van dat massa-wezen, waarbij het verschil tussen oud en nieuw vooral
moet worden gezocht in het quantitatieve. De massa's zijn tot vrijwel ondenkbare
grootte gestegen. Daarmede ook de kenmerken der massa: suggestibiliteit, labiliteit,
geneigdheid tot excessen ten goede en ten kwade, bewustzijnvernauwing, onverant
woordelijkheid (het individu is in de massa niet verantwoordelijk) des te gevaarlijker
geworden. Er zijn nieuwe massa's: de radioluisteraars, de courantenlezers, de trein
reizigers enz. Er is meer: de moderne mens is vaker als massa bijeen, in werk en in
ontpanning, in laatste instantie het gevolg van de voortgaande arbeidsverdeling op
basis der techniek.
Deze omstandigheden geven aan de
moderne West-Europese en Amerikaanse
massamens toch weer een eigen karakter.
Ieder, geen uitgezonderd, is op zijn tijd
massamens, als luisteraar, als kiezer, als.
ja als wat niet? Er is geen ontsnapping aan
de massa mogelijk.
De maatschappij s c h ij n t geordender,
maar is daardoor des te gevaarlijker ge
worden. Dan leefde de oermens veiliger:
een verbogen ploeg veel meer kon hem
door een hamerslag op zijn materiaal niet
overkomen kon hij nog zelf herstellen!
Er is reden voor de angst van de moderne
Het jubileum van de Nederlandse Maat
schappij voor Nijverheid en Handel is
eigenlijk een dubbel jubileum. Want de
secretaris van de 175-jarige Maatschappij,
mr. J. Bierens de Haan uit Bloemendaal
heeft die functie dit jaar gedurende een
kwart-eeuw bekleed. Reden genoeg dus om
een praatje te maken met deze zoon van de
bekende filosoof ds. Bierens de Haan. De
belangstelling voor de filosofie is mr. Bie
rens de Haan bijgebleven, al richt zij zich
bij hem meer op de practijk van het maat
schappelijk leven. Gecombineerd met zijn
rechtenstudie in Utrecht en een intensieve
studie van de economie op eigen gelegen
heid, vormde zij de basis voor de weten
schap, die hem het dichtst aan het hart ligt:
de sociologie.
Hij heeft op sociologisch gebied een gan
se reeks publicaties op zijn naam staan: De
democratie op het keerpunt (1934), Ge
meenschap en Maatschappij (1939), Grond
slagen der samenleving en Sociologie, ont
wikkeling en methode (beide van na de
oorlog) plus een hele serie artikelen kwa
men van zijn hand.
De liefde voor de sociologie komt hem
zeer te stade bij zijn huidige functie: „Ik
heb", aldus mr. Bierens de Haan, „van
jongs af aan een grote belangstelling voor
allerlei sociale problemen gehad. Maar hoe
verder ik er in doordrong, hoe meer ik tot
de overtuiging raakte, dat alle sociale be
moeienissen een economische grondslag
moeten hebben. Zij zijn eenvoudig niet los
van elkaar te denken. En daarom voel ik
mij zo thuis op mijn huidige post. Immers,
onze Maatschappij houdt zich bezig met
vragen van maatschappelijk belang, die het
bedrijfsleven raken. Zij omvat onderne
mers, die er niet zo maar op uit zijn om
geld te verdienen, maar die zich wel dege
lijk bewust zijn van hun taak in de ge-
Mr. J. Bierens de Haan
meenschap. Daarom vind ik het zo prettig,
dat het jubileum van onze Maatschappij zo
midden in de openbare belangstelling staat
en dat aan de andere kant het bedrijfsleven
in Haarlem bijvoorbeeld zich zo goed van
die taak bewust is, zie de schoolrondleidin-
gen in enige Haarlemse bedrijven."
Geschiedschrijving
Hoe de heer Bierens de Haan bij de
Maatschappij terechtkwam? Wel, hij be
lastte zich bij het honderdvijftigjarig be
staan met haar geschiedschrijving en was
zo in 1927 de aangewezen man om de heer
G. S. de Clercq op te volgen als secretaris.
Het secretariaat, dat thans in de Wilhel
minastraat no. 60 gevestigd is, heeft het
druk genoeg momenteel. Het onderhoudt
het contact tussen het hoofdbestuur en de
38 departementen, voert de administratie
(er zijn 6000 leden en donateurs) en zorgt
voor de organisatie bij de bestudering van
allerlei sociaal-economische problemen
door commissies, die daar adviezen of rap
porten over uit moeten brengen.
„Het aardige is", zei de thans 60-jarige
secretaris, „dat onze oude Maatschappij zo
jong en kerngezond is. Dat er voortdurend
nieuwe initiatieven komen, dat de activiteit
van het bedrijfsleven in streek- of natio
naal verband er steeds in werkt. En vooral,
dat bij de behandeling van actuele proble
men, die bijna altijd specialisten vergen,
omdaj ze zo concreet zijn, altijd vooraan
staande lieden bereid zijn ondanks hun
druk-bezette tijd de Maatschappij ter zijde
te staan".
mensAl jaren waarschuwt ons de
moderne kuixst. Laten wij dieper in zijn
gevarenzone doordringen, want bewustheid
alleen kan ons redden.
Is er voor ons allen een terug? Neen. Er
is alleen maar een vooruit, maar waar
heen? In West-Europa ontwaakt weer enig
besef van een qualitatieve Europese idee,
men bezint zich op „wezenlijke waarden"
en men verwijst steeds duidelijker naar de
Christelijke wortels onzer beschaving
Er ontkiemt dus wat: niemand bx-engt dit
duidelijker onder woorden dan de wel
dadige persoonlijkheid onzer Koningin,
waar Zij ook Haar stem verheft.
De „manager"
De Westerse wereld laat ons daarbij
blijven is bezig nieuwe vormen te baren.
In zijn „Managerial Revolution" heeft de
Amerikaan B u r n h a m een nieuw men
sentype aangekondigd, dat der mana
gers, aan wie de macht zou komen of zelfs
al zou zijn. Hij heeft de manager gevonden
aan beide zijden van het ijzeren gordijn,
in de vrije onderneming en in de bureau
cratie, in de militaire staven en in de labo
ratoria. Hij is geen specialist in engere zin.
Burnham omschrijft de manager als de
beheerser der pi'oductiemiddelen, juri
disch eigenaar of niet, meestal niet. Hij is
directeur of stafbeambte van grote ven
nootschappen met gespreid kapitaal, hij is
directeur van staats- of gemeentebedrijven,
hij is leider van Rijksbureaux, hij is
secretaris van de apparaten der politieke
partijen.hij is het nieuwe type van de
moderne maatschappij en staat als vorm
gevende stand tegenover de kleurloze
massa. Hij beheerst kortom de sleutelposi
ties in de gecompliceerde moderne maat
schappij. Zijn macht is niet erfelijk, maar
hij beheerst de opleidingsinstituten, waar
de voor de uitoefening van zijn macht be
nodigde kennis verkrijgbaar is.
Deze idee is ik kan het niet anders
zien de doorbraak van de nieuwe quali
tatieve orde. Dat betekent dus, dat de
nieuwe stand die der managers zich
gegrond moet weten in een zinvol geachte
sociale orde, gelijk de Middeleeuwse prelaat
en ridder.Het laatste doel der orde zal
echter buiten de materiële mens moeten
liggen, wil een strijd van allen tegen allen
worden voorkomen. Deze qualitatieve orde
is de inzet van de strijd om het nieuwe
Europa, om de nieuwe economie, ja om de
nieuwe wereld.
Zo is er voor de jonge generatie, die zich
ten strijde gordt, veel hoop. Men zie eens,
wat de industriële jeugd op het gebied der
ontwikkeling en ontspanning binnen en
buiten het bedrijf tot stand brengt, wat de
agrarische jeugd aan verantwoordelijkheid
opbrengt. Er is een ontworsteling aan de
grauwheid van de massamensmits
slechts de kans wordt geboden.
Boven alles staat het probleem van de
leiding: dat is de roeping van de thans
jongeren. Leiding te mogen geven in een
organisch-qualitatieve maatschappij van
vrije mensen, zich geroepen te weten in
een hoger verband van geestelijke aard.
Maar dan is ook nodig de erecode, die
steeds het sieraad van leiding is geweest.
Laat de jonge gexxeratie het goede van de
oude ridder overnemen, laat zij de spel
regels in acht nemen, moge haar dan de
plicht tot een Kruistocht bespaard blijven!