Het sein wezen bij de Spoorwegen
is veelomvattend en ingewikkeld
Zij die niet werken
hoeven niet te eten
Vondels „Joseph in Dothan" tegen
indrukwekkend décor van steen
Karl Barth over de wereldvrede
Beveiligingssysteem waarbij niets
aan toeval wordt overgelaten
Zoveel mogelijk met
electrische bediening
Sprookjestuin
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1952
Tweezijdige verrassing in Orange
KERKELIJK LEVEN
In volksdemocratieën geldt:
Folkloristische revue uit
Curasao misschien naar
Nederland
Het seinwezen bij de Nederlandse Spoorwegen is een veelomvattend en voor een
leek moeilijk te begrijpen onderdeel van dit enorme bedrijf. De kern waar alles om
draait is evenwel een ieder duidelijk: een beveiligingssysteem, waarbij niets aan het
toeval wordt overgelaten en dat het reizen per trein tot het veiligste maakt van alle
vervoersmogelijkheden. Sinds de eerse trein in 1843 van Utrecht naar Amsterdam
reed met een voor die dagen ongekende snelheid van ongeveer vijftien kilometer per
uur, is de snelheid steeds opgevoerd. Snelheden boven de honderd kilometer per uur
zijn in onze tijd, vooral nu steeds meer electrisch wordt gereden, geen uitzondering
meer. Ook daarom al is het zonder meer duidelijk dat de beveiliging van de spoor
banen steeds de volle aandacht van de Spoorwegen moet hebben. En ook heeft.
Lichtseinen gaan steeds meer de plaats in
nemen van de vroeger zo bekende armsei-
nen. Op de foto een lichtsein in drie hoogten
(Foto hieronder)
Vele soorten beveiligingssystemen wor
den op het ogenblik naast elkaar in ons
uitgebreide spoorwegnet toegepast. Een
daarvan is de zogenaamde NX-beveiliging,
die in feite een stationsbeveiliging is. Het
is een bepaald systeem voor de behandeling
van seinen en wissels. Vooral voor de
grotere stations met uitgebreide emplace
menten kan dit systeem, dat een zeer in
gewikkelde technische installatie vergt, van
zeer veel nut zijn. De treinbewegingen
worden hierbij namelijk met knoppen op
een groot tableau van het gehele emplace
ment, waarop wissels en seinen zijn her
haald, uitgevoerd. Er zijn slechts twee
knoppen vobr een trein- of rangeerbe
weging,'dia bediend behoeven te worden,
namelijk een N of entrance-knop en een X
of exitknop, waarbij de trein een gehele
beweging kan uitvoeren tot een volgend
sein of zelfs het gehele station kan door
rijden. Alle wissels en seinen, die voor de
treinbeweging nodig zijn, komen door het
bedienen van deze beide knoppen in de
vereiste standen, onverschillig of het een
korte of een lange treinbeweging betreft,
zoals bijvoorbeeld doorrijden. Indien meer
dan een weg mogelijk is, wordt eveneens
automatisch naar een ingestelde volgorde
de vrije weg opgezocht.
Uit een en ander blijkt dus duidelijk dat
men zo weinig mogelijk overlaat aan men
selijke handelingen; alles geschiedt elec
trisch. Een mens kan immers moe worden,
zich vergissen of worden afgeleid. Vooral
bij de snelheden waarmee tegenwoordig
gereden wordt, zqu dat catastrophale ge
volgen kunnen hebben. De mogelijkheid is
natuurlijk niet uitgesloten, dat ook dit
electrische beveiligingssysteem in het onge
rede geraakt. Doch ook dit is ondervangen,
doordat deze storing zich onmiddellijk zelf
meldt.
Licht- inplaats van armseinen
Behalve deze stationsbeveiliging is er nog
de baanbeveiliging door middel van licht
seinen, die steeds meer de plaats gaan in
nemen van de vroeger goed bekende arm
seinen. Er is een stelsel ontworpen met
lichtseinen in drie hoogten. Het hoogste
licht geeft aan de snelheid die op het baan
vak wordt toegelaten, het onderste een
snelheid van 45 kilometer per uur en het
middelste een tussen snelheid, afhankelijk
van de omstandigheden ter plaatse en aan
gegeven met een snelheidsbord. De wagen
bestuurder van een treinstel kan dus aan
de plaats waar de lichtseinen worden ge
toond zien, met welke snelheid hij ter
plaatse mag rijden. Dit is onder meer van
belang in verband met de wisselstand ach
ter deze seinen. Het is duidelijk dat de
tegenwoordig gebruikte seinen dus niet
alleen meer beveiligings- maar ook snel-
heidsseinen zijn.
Halve afsluitbomen
Behalve echter de beveiliging en de
seinen die daarmee verband houden en die
speciaal voor het treinverkeer zijn bedoeld,
zijn er nog tal van beveiligingen voor het
verkeer, dat de spoorbanen moet kruisen.
Algemeen bekend zijn de hele afsluit
bomen, die ter plaatse of op afstand mecha
nisch of electrisch worden bediend. Het
bezwaar van deze beveiliging is echter dat,
het onder bepaalde omstandigheden kan
voorkomen dat bijvoorbeeld een auto. die
onder de eerste boom nog net is doorge
slipt, opgesloten raakt en in de dan ont
stane verwarring geen kans meer ziet nog
tijdig weg te komen. Bij automatische be
diening kan dit gevaar in verhoogde mate
bestaan, daar hier geen wachter regelend
kan optreden. Dit heeft geleid tot de con
structie van de halve afsluitbomen, zoals
die algemeen in Amerika worden gebruikt.
Daar hebben zij tot zeer goede resultaten
geleid. De bomen kunnen volautomatisch
worden bediend, dat wil zeggen dat de
trein op zekere afstand van de bedoelde
overweg door een electrisch contact de
bomen doet zakken en ze na het passeren
van deze overweg ook weer opheft. Door
dat de bomen slechts de helft van de weg
afsluiten, blijft de mogelijkheid tot ont
vluchten dus bestaan. Ook in Nederland
worden met deze nieuwe afsluitbomen
proeven genomen; voorlopig is er slechts
één vol-automatisch ingericht, de andere
worden nog van het station uit met de hand
bediend. Behalve het hierboven genoemde,
is er nog het voordeel dat de tijd gedurende
welke de overweg voor het verkeer geslo
ten wordt, veel korter is: in de regel be
draagt deze, wanneer tenminste de bomen
vol-automatisch worden bediend, niet meer
dan dertig seconden, bij een vroegere tijds
duur van enkele minuten.
In ons land zijn in totaal vijf van dit
soort afsluitbomen in gebruik, waarvan één
bij de overweg te Dalfsen. Voorlopig zal
het aantal niet verder dan tot tien worden
uitgebreid, omdat afgewacht moet worden
hoe het publiek hierop reageert.
Vaak blijkt namelijk dat het publiek
nog geen begrip heeft voor deze inge
wikkelde installaties. Op allerlei ma
nieren tracht men bewust of onbe
wust de bomen te vernielen of in
hun werking tegen te gaan en daar
door het verkeer in gevaar te brengen.
Het komt voor dat de bomen worden
vastgebonden, zodat zij bij het naderen
van een trein niet kunnen worden-
neergelaten. Ook gaat men er op zitten,
wanneer de boom in feite moet worden
opgeheven; wanneer dit lang genoeg
wordt vol gehouden, raken de accu's
uitgeput, met alle gevolgen van dien.
Bovendien kunnen bij al deze manoeu
vres de tandwielen in de installaties
breken.
Ontstellende cijfers
Anders is het met de bekende door knip
perlichten beveiligde overwegen. Zoals
bekend wordt verondersteld, geeft een snel
rood knipperend licht aan dat een trein in
aantocht is, een langzaam groen knipperend
licht dat de overweg veilig is en een con
stant oranjelicht dat de installatie defect
is. Hoewel op deze wijze op duidelijke ma
nier te kennen wordt gegeven of de over
weg al dan niet veilig is voor het wegver
keer, is het aantal wegverbruikers dat zich
niet aan deze waarschuwing stoort, ont
stellend groot.
Gedurende twaalf dagen nam men drie
overwegen die op deze wijze worden be
waakt onder de loupe en kwam tot de vol
gende ontstellende cijfers.
Ondanks het feit dat er behalve het fel
en snel knipperende rode licht bij de nade
ring van een trein ook nog een scherp rin
kelende bel is te horen, reden er van de
423 automobilisten die deze drie overwegen
passeerden, 52 zonder blikken of blozen
Het Koninklijk bezoek aan Orange op
29 Juli gaf terecht aanleiding tot menige
beschouwing over de in de historie gewor
telde banden van ons Vorstenhuis met het
oude prinsdom. Het hoogtepunt daarvan
werd gevormd door de aanwezigheid van
Koningin Juliana bij een opvoering van
„Joseph in Dothan" (hier vertaald als „Jo
seph vendu par ses frères") die voor vele
Hollanders een tweezijdige verrassing
bleek in te houden, namelijk van een to
neelervaring in een der grootste open
luchtschouwburgen van Frankrijk en van
een Vondelvoorstelling op vreemde bodem.
Geen duidelijker symbool van hun op
dringende macht konden de Romeinen
hebben opgericht dan de kolossale muur,
die het ten tijde van keizer Hadrianus ge
bouwde theater afsluit en waarachter het
stadje met zijn achtduizend inwoners vrij
wel schuil gaat. Deze muur vormt met zijn
103 meter lengte en 38 meter hoogte de
achterwand voor het tegen een heuvel op
gebouwde amphitheater, waarvan de ste
nen trappen plaats bieden aan 10.000 toe
schouwers. Getuigden een twintigtal ge
lijkvormige gaten in die muur niet thans
nog van de plaatsen waar eertijds een af
scherming tegen de zon bevestigd was, men
zou zich amper kunnen voorstellen, dat
deze ruimte in de oudheid nog van een
dak voorzien moet zijn geweest. Voor de
acoustiek bleek dit echter allerminst nood
zakelijk. Geen lettergreep of intonatie van
het gesproken woord gaat er verloren.
Het staat intussen vast, dat het theater
een veertiental eeuwen niet aan zijn be
stemming heeft beantwoord. Lodewijk
XIV kon wel pochen op „de schoonste
muur van zijn koninkrijk", doch met het
slechten der wallen van de door prins
MauritS gebouwde vesting is ook hij debet
aan de verwaarlozing van dit theater, dat
na de vierde eeuw onzer jaartelling, be
houdens een enkel Mysteriespel in de late
door (dit is ruim 12 procent!) Bij autobus
sen is dat respectievelijk 2 op de 24 (7,7
procent); bespannen voertuigen: 6 op 77
(7,2 procent); motoren en bromfietsen 18
op 35 (ongeveer de helft!!); fietsers 1 op 6
(11,3 procent); voetgangers: 10 op 106 (4,5
procent) en kinderen 1 op 130
Dit laatste cijfer stemt tot enig nadenken.
Vele ouders zijn immers bang, dat hun kin
deren roekeloos een spoorweg-overgang
zullen oversteken. Het onderzoek heeft
echter uitgewezen dat hiervoor weinig
vrees behoeft te bestaan. De oorzaak van
het feit dat kinderen bij het naderen van
een trein trouw voor de onafgesloten over
gang blijven staan, moet gezocht worden
in het feit dat zij „alle tijd hebben" en
uiteraard nieuwsgierig zijn naar de trein
die voorbij zal komen.
Gering aantal ongelukken
Ondanks het geconstateerde zeer grote
gebrek aan verkeersdiscipline komen onge
lukken op automatisch beveiligde over
wegen uiterst zelden voor, omdat over
treders hun kansen meestal goed weten te
taxeren, daarbij echter vergetende ,dat hun
slechte voorbeeld anderen in gevaar kan
brengen. Bijnormale verkeersdiscipline
vormt' de automatische knipperlicht-instaR
latie evenwel een zeer betrouwbare bevei
liging, die het grote voordeel heeft im
muun te zijn voor menselijke vergeetach
tigheid bij de bediening en het wegverkeer
een minimum aan oponthoud geeft.
Karl Barth heeft onlangs voor radio Basel een toespraak gehouden over de vraag:
„Wat kan ik, een willekeurig luisteraar, bijdragen tot de wereldvrede?" Het is de
moeite waard om naar Barth's antwoord te luisteren. Hij is wel een veel omstreden
figuur, door de een vereerd en door de ander verguisd, maar als hij spreekt luisteren
allen. De hoofdinhoud van zijn rede geven wij hierbij aan u door.
Op deze foto is het grote bord afgebeeld,
waarop een schematische voorstelling is
aangebracht van een groot spoorweg-em
placement Dit bord wordt gebruikt bij de
ook in ons land ingevoerde NX-beveiliging
van de Nederlandse Spoorwegen.
Van onze correspondent in Wenen)
In twee volksdemocratische staten wordt
hoog opgegeven over de ontwerpen voor
een nieuwe Grondwet, namelijk in Polen
en Roemenië. Wie echter de tekst daarvan
bestudeert, bemerkt dat deze zoveel moge
lijk somtijds zelfs woordelijk aan de
C-rondwet van de Sovjet-Unie is aange
past. Beide ontwerpen worden beheerst
door de volgende twee grondgedachten:
„De bodem is het eigendom van hem,
die hem bewerkt" en „wie niet werkt, be
hoeft ook niet te eten."
Men vindt deze laatste formulering
woordelijk terug in artikel 12 van het Rus
sische voorbeeld.
Op het eerste gezicht maken enkele arti
kelen een goede indruk omdat daarin uit
drukkelijk wordt bepaald, dat de werken
de mens recht heeft op werkverschaffing,
recht op vacantie en recht op ouderdoms
voorziening.
Waar het hier echter op aan komt is de
practische uitvoring, dat wil zeggen: een
uitvoering, die allen ten goede komt en
niet slechts voor bepaalde groepen of uit
verkorenen is bestemd.
Het „recht op werkverschaffing" betekent
in de practijk gewoonlijk weinig anders
dan „arbeids d w a n g", waarbij het uiter
ste van de arbeider wordt gevergd, alleen
maar om de „norm" te halen. Men dwingt
de arbeider dus niet enkel om te werken,
maar ook om dat zo snel mogelijk te doen.
Het Hongaarse blad „Nepszawa" noemt
in dat verband overuren „ongeoorloofde
illegale arbeid". In het genationaliseerde
restaurant „Köszeg" is door employé's
maandenlang 14 tot 15 uur per dag ge
werkt. „Nepszawa" windt zich daar over
op, niet zozeer over die 14 a 15 uur, maar
wel over het feit dat die overuren moeten
worden betaald. „Overuren", zegt het blad,
„dienen zoveel mogelijk te worden afge
schaft. In de plaats daarvan moet hst ar-
beidstempo worden opgevoerd."
Een ander Hongaars blad heeft verklaard
dat de „normen" veel te laag worden vast
gesteld. En het Roemeense blad „Univer-
sul" van 13 Maart heeft zich daarover zelfs
beroepen op de belangen van de arbeiders:
„Wanneer de normen te laag zijn, benadeelt
men hun belangen."
Men heeft ovei'igens niet alleen recht
op arbeid, maar ook de plicht daartoe,
zulks volgens het oude beginsel: „Wie niet
werkt, behoeft ook niet te eten". Dat be
ginsel (dat Stalin zich waarschijnlijk nog
heeft herinnerd uit zijn seminarie-tijd)
wordt hier zó radicaal doorgevoerd, dat
bijvoorbeeld huiseigenaren en kleine onder
nemers die ondergeschikt personeel
hebben geen rantsoenkaarten krijgen
voor levensmiddelen, suiker en zeep. Met
andere woorden: de Staat laat deze mensen
wel belasting betalen, maar verschaft hun
niet de normale middelen voor het levens
onderhoud.
Vacantie
Voor het „recht op vacantie" komen na
tuurlijk allereerst de kinderen in aanmer
king. Maar in Roemenië beschouwt de
„vereniging van de werkende jeugd" het
als een plicht dat de kinderen hun vacantie
gebruiken om zaden, kruiden en metalen te
verzamelen,
In Hongarije heeft iedere werkman
nominaal recht op ontspanning, maar het
blad „Nepszawa" verklaarde op 23 Juni,
dat het beter zou zijn, wanneer de namen
I van hen, die voor vacantie worden voor-
gedragen, op een aanplakbord worden, ge-
schreven, zodat de „kameraden" hun
mening daarover konden zeggen
De methode, volgens welke de arbeiders
niet worden uitgekozen, maar zich zelf voor
vacantie aanmelden, wordt veroordeeld.
Wat kan ik, een willekeurig luisteraar,
bijdragen tot de wereldvrede?
Allereerst wil ik een paar nuchtere din
gen zeggen: onze gedachten en meningen
mogen in deze aangelegenheid nog zo goed
zijn de grote mannen, die in Washington
en het Kremlin over oorlog en vrede heb
ben te beslissen, zullen ons niet om raad
vragen. Onze eerste en misschien belang
rijkste bijdrage aan de wereldvrede zal
daarom hierin moeten bestaan dat wij God
bidden, dat Hij deze mannen en hun, die
onder hen gesteld zijn, wijsheid en ver
stand, en veel erbarmen met de volkeren,
die aan hun leiding zijn toevertrouwd, in
bet hart geeft. Maar nu is het hier ook
weer zo, dat wie zelf niets wil doen, ook
niet goed kan bidden. En daarom is het
verheugend, dat velen zich thans afvragen,
wat zij als bijdrage tot de wereldvrede op
hun bescheiden plaats doen moeten, als
datgene wat juist voor hen geboden is.
En dan zijn er werkelijk enige dingen,
die wij allen doen moeten en zeker ook
doen kunnen.
De grote mannen waarover ik sprak zijn
niet minder afhankelijk van de volken, die
onder hun leiding staan als deze van hen.
Men hoort tegenwoordig vaak zeggen, dat
de volkeren de vrede willen en niet de oor
log. Als dat werkelijk zo was, dan zouden
de grote mannen dat merken en daar re
kening mee houden bij hun beslissingen,
dan zou voor het bewaren of liever voor
het herstellen van de wereldvrede gezorgd
zijn.
De volken krijgen de regeringen, die zij
verdienen en krijgen van haar terug, wat
zij zelf zijn en willen. En nu schijnt het
mij niet zo zeker toe, dat de volken en
daartoe behoren ook u en ik werkelijk
de vrede en niet de oorlog willen: met zo
grote ernst namelijk, dat ook de regerin
gen dit bespeuren en zich daarnaar moeten
richten.
Wat moeten en kunnen wij u en ik
doen?
Allereerst geloof ik, dat wij niet zo
vervuld moeten zijn van angst: voor de
boze plannen van anderen namelijk! Na
tuurlijk kan men angstig zijn in de wereld
van heden. Maar dan is er toch nog veel,
dat men juist niet doen moet. Wie thans
angst heeft, die wil eigenlijk de oorlog
reeds, en dat merkt dan de ander of zijn
voornemens nu goed of boos zijn hij
wordt ook bang en wil dan.ook oorlog. Wie
dit niet wil, moet iedere dag, zolang wij,
hoe dan ook, nog vrede hebben, zeker zijn
van zijn eigen zaak en goede moed heb
ben. Een ieder, die dat doet en niet doet
alsof het huis al omvalt, alsof de lieve God
stervende was en alsof de andere ons des
nachts zou willen opeten die draagt
daarmee het zijne bij tot de wereldvrede.
Ten tweede: Wie niet bang wil zijn,
moet een mens zijn en blijven die met
zijn eigen ogen wil zien, met zijn eigen
oren wil horen en die met zijn eigen hoofd
wil denken. Het moet hem onverschillig
laten in de minderheid te zijn of misschien
geheel alleen te staan. Hij mag zich door
geen publieke opinie en door geen pro
paganda tot een massaproduct laten maken.
Juist de georganiseerde en gemobiliseerde
massa is altijd en overal het eigenlijke
gevaar voor de wereldvrede. Haar ge
schreeuw is, hoe luid het ook moge zijn,
een leugenachtig geschreeuw en daarvan
een verkapt krijgsgeschreeuw. Wij hebben
nodig vrije mensen, die midden door het
geschreeuw van links en rechts weten door
te gaan. Omdat er zo weinig vrije mensen
.zijn, loopt de vrede gevaar.
Ten derde: Geen angst heeft hij, en
een vrij en daarom vredelievend mens is
hij, die geheel open staat voor de kommer
en de nood van zijn medemens en voor de
vraag hoe hij hem misschien een beetje
kan helpen, doch die ook in staat is zich
zelf en zijn eigen denkbeelden niet zo ver
schrikkelijk ernstig te nemen. De mede
mens is belangrijk, niet ik met mijn prin
cipes. Het oorlogsgevaar dreigt ook steeds
daarom, omdat zoveel mensen een lineaal
ingeslikt hebben en met boze gezichten
rondlopen en elkander het leven zuur ma
ken. Wie niet niet de ander zuchten kan
en om zichzelf een beetje kan lachen, die
is een oorlogsaanstoker, ook al is hij de
grootste vredesvriend.
Mijn tijd is om. Ik zou nog veel meer
kunnen zeggen. Niemand legge de handen
in de schoot! Een ieder moet evenwel aan
het goede eind beginnen, namelijk bij
zichzelf. Wanneer de grote mannen, die de
wereld regeren, zien, dat wij zelf, de vol
ken, werkelijk de vrede willen, dan zullen
zij ons zeker niet in een derde wereldoor
log voeren. Ik wil er thans één ding aan
toevoegen: Er is een grote en diepe Gods
vrucht voor nodig om zelf werkelijk de
vrede te willen en daarmede zijn beschei
den aandeel voor de wereldvrede bij te
dragen.
Olympische Spelen en
godsdienst
Bisschop Gulin van de Finse kerk is de
leider van het program, dat door de Lu
therse kerk van het land, ter gelegenheid
van de Spelen was opgesteld. Hij ver
klaarde, dat hij, wiens gehele jeugd gevuld
was van twee belangen, namelijk de sport
en het christendom, blij was de Olympi
sche Spelen in zijn eigen land te kunnen
meemaken. „Ik zie in de sport", zo zei hij,
„een gave Gods, waardoor volken nader
tot elkander kunnen komen. Volgens mij
behoren sport en kerk bijeen. Zij vullen
elkaar aan in hun dienst aan de mens. De
kerk moet in haar jeugdwerk meer gebruik
maken van de sport.
Aan de andere kant heeft het sportleven
ook de boodschap van de kerk nodig. Als
een bemoedigend voorbeeld van het feit,
dat sport en kerk elkaar in andere landen
gevonden hebben moge dienen, dat er on
der de Olympische gasten zich verschei
dene predikanten bevinden uit alle delen
der wereld. Sommigen zijn hier om actief
aan de Spelen deel te nemen, anderen als
vrienden van de sport en als christelijke
werkers".
Tijdens de openingsplechtigheid van de
Spelen sprak Aartsbisschop Salomier van
Finland het volgende gebed in de Latijnse
taal:
„Eeuwige en Almachtige God. Gekomen
uit alle delen van de wereld voor het grote
gemeenschappelijke feest der volken, bui
gen wij ons voor U neer om U te smeken:
Verenig alle volken van de aardbol door
de band van de vrede en van de eensge
zindheid. Leer ons elkander te begrijpen,
elkander te verdragen en lief te hebben,
in weerwil van alles wat ons scheidt
grenzen, talen, meningen, culturen en re
ligies".
Op de grens van Den Haag en Wassenaar is
een sprookjestuin verrezen, waar de jeugd
zich tot half September kan vermaken. Aan
de ingang nodigt een reusachtige kabouter
de kleinen tot binnenkomen uit.
Middeleeuwen, tot 1870 moest wachten al
eer er weer een voorstelling plaats kon
vinden. En ook toen bleef het nog bij een
poging dit unieke schouwtoneel tot nieuw
leven op te wekken, want pas een vijfen
twintig jaar later kon het „réveil du
theatre antique", door een voldoende be
langstelling gesteund, in feite een aanvang
nemen.
Is het toeval dat dit ogenblik nagenoeg
samenvalt met de wederinstellnig der
Olympische spelen? Jean Hervé, artistiek
leider der huidige voorstellingen te
Orange, meent van niet. Immers de in die
jaren oplevende aandacht voor de Griekse
cultuur, die in het theater daar een vol
maakt forum vond voor haar uitingen van
de geest, zag tegelijk in de Olympische
gedachte haar idealen verwezenlijkt ten
aanzien van de al even Griekse verheer
lijking van het menselijk lichaam. De re
den, dat men de feesten te Orange al aan
stonds de naam „chorégies" gegeven heeft
dat is letterlijk het bijeenbrengen en
vertonen van een „danskoor" (corps de
ballet) voor een theatervoorstelling is,
naar men mag aannemen, al mede tot de
ze „all-round" Griekse renaissance te her
leiden.
Wie zich een avond in deze onmetelijke
ruimte opgenomen voelt en zich geplaatst
ziet tegenover het indrukwekkendste dé
cor-van-steen, dat denkbaar is, begrijpt
dat werk van klein formaat zich hier een
voudig niet spelen laat. Anderzijds tonen
de medewerkers of het nu gaat om re
gisseur, acteur of danser nog eens ten
overvloede aan, hoe een bepaalde ruimte
de prestatie inspireren kan. Zij bewijzen
metterdaad, dat men goed doet het klas
sieke werk te plaatsen in een omgeving
waar het voor geschreven is. Geen décora
teur zou het ooit wagen met een scherm
of sluitstuk een muur als deze aan het oog
te onttrekken, een vlak oneindig gescha
keerd met nissen en openingen, verbrok
kelingen en zuilfragmenten, waarop licht
en schaduw wisselen en iedere nuance in
gebaar en woord lijken op te vangen en te
steunen. Slechts een enkel plaatsbepalend
scènisch attribuut kan en mag hier nog
iets suggereren. Opdat de toeschouwer
verder geen belemmering zal ondervinden
voor een eigen verbeelding, getoetst aan
het gesproken woord, waarin hij vreugde
scheppen kan.
Helder omlijnd beeld
Vondel was, een enkele vertoning in
slechte vertaling door studenten van de
Parijse Sorbonne- daargelaten, tot dusver
in Frankrijk onbekend. Zo was het publiek
vrijwel onvoorbereid, want een enkel
commentaar als voornaamste Nederlandse
vertolker van inspirerende Bijbelse vi
sioenen" of „belangrijk ooggetuige van
het veelbewogen leven van zijn eeuw in
Holland" kon de bezoeker nog niet veel
helderheid verschaffen. De vertaler Jean
Giono, een Elzasser, had dus als het ware
.vrij spel". Deze, de onmogelijkheid in
ziende de versvorm te handhaven zonder
de taal geweld aan te doen, veroorloofde
zich vrijheden op beperkte schaal, welke
de duidelijkheid voor dit auditorium al
leen ten goede kwamen. Tegelijk gaf hij
de acteurs een helder omlijnd beeld van
hun rol en daar de tekst hier klonk bij
monde van de geoefende „pensionnaires"
der Comédie Frangaise met hun terecht
vermaarde dictie en het woord steun vond
in een sobere regie en in de sprekende
kleuren, die Nico Wijnberg aan zijn cos-
tuums gegeven had, kreeg Vondels werk
een formaat, dat onze eerste klassieke
dichter allerminst oneer heeft aangedaan.
Josefs broeders, de wraakzuchtige Si
meon, de sarcastische Levi, de sluwe, half
slachtige Judas en de aarzelende, later
door wroeging gekwelde Ruben, kregen
met de zijn ongeluk tegemoet gaande on
schuldige dromer in deze opvoering ieder
het eigen gewenste profiel. Johan de
Meester liet de reizeggers begeleiden door
enige meisjes, die blijkbaar terwille van
het muzikale element (aangebracht door
ivooert cie Koos) gecompliceerde danspas
sen uitvoerden, en verlevendigde de scène
met een kudde schapen en een ezel, op
zichzelf niet hinderlijk, maar tamelijk
overbodig.
Inmiddels kwam de typisch Vondeliaan-
se gedachte van het werk: de jonge idea
list, die in het leven stuiten moet op wan
begrip en jalouzie van zijn allernaasten,
volledig tot haar recht. Éen Franse na
beschouwing betreurde het evenwel op
recht, dat Vondel zijn tragedie afbrak,
waar de geschiedenis met de vrouw van
Potiphar nog beginnen moest: „onder ons
een nog heel wat ernstiger zaak dan de
hier verhaalde
De „choregieën" van Orange betekenen
telken jaren weer een daad van moed: de
keuze der werken stelt bepaalde eisen, be
moeilijkt nog door het overweldigend aan
tal hier te vullen plaatsen, waarbij ook de
daarmee samenhangende problemen van
onderdak en verkeer niet zijn te onder
schatten. Men weet echter hoog te moeten
mikken om deze onderneming bij voortdu
ring aan haar doel te doen beantwoorden.
Zo brengt hier ieder op zijn wijze in toe
passing de door Orange's burgemeester in
zijn welkomstspeech tot de Koningin nog
eens gememoreerde woorden van Prins
Willem: „Nul n'est besoin d'espérer pour
entreprendre, ni de reussir pour perséve-
rez" het is niet nodig te hopen om te
ondernemen, noch te slagen om te volhar
den. M. v. D.
In Willemstad overweegt men het voor
nemen de Bulawayagroep, een gezelschap
dat typisch Curagaose volksdansen tot een
soort revue heeft verwerkt, naar Neder
land te zenden om daar een aantal voor
stellingen te geven. Het wordt niet uitge
sloten geacht dat het gezelschap zal deel
nemen aan het Holland Festival 1953. De
kosten van een dergelijke tournee bedra
gen 100.000 Curagaose guldens, waarvan
een deel door de stichting Culturele Sa
menwerking zou worden vergoed. Ook
schijnt een Nederlandse industrie bereid
te zijn op bepaalde voorwaarden een deel
van de kosten te dragen.
Het gezelschap bestaat geheel uit ama
teurs: een zestal dansparen en een klein
orkest, dat gebruik maakt van typische
Curagaose instrumenten, zoals de wiri.
Alle dansen en liedjes zijn aan de folk
lore der Antillen ontleend.