De H.O.V. begint het seizoen met Amerikaanse werken Symphonische amusementsmuziek Elswout Propaganda voor nieuwe kalender Weer twee reeksen van concerten SCHOOLBOEKEN ZATERDA-G 0 SEPTEMBER 1952 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een meesterlijke Deense roman H. DE VRIES Ons land heeft thans ruim 10,38 millioen inwoners Kerkelijk Nieuws Schoonheid in Haarlem en omgeving REIZIGER IN DATA Het poortgebouw, zoals men het in de tuin ziet. Blo'emenda,Il is rijk aan natuurschoon. Een der mooiste parels van die kroon is ongetwijfeld „Elswout", het buiten omslo ten door Elswoutslaan, Duinlust- en Zij weg. Lezer herinnert gij u nog een zomerdag, als gij op een wandeling naar Kraantjelek het weiland van „Elswout" passeerde? De licht-groene grasvlakte, omzoomd door het donker-groen der statige bomen en „ge stoffeerd" door de wit-rode koeien met de vrolijk klingelende bellen. Had ge toen geen behoefte om te jubelen: „ik houd van Holland". Als wij het over schoonheid hebben, dan is die tot die erkenning moet elk komen als hij zich aan zo'n weelde verlus tigen mag! allereerst, misschien in be ginsel wel alleen, te zoeken in de natuur. En dan dringt het besef door dat de mens voorzichtig moet zijn in die natuur te gaan ingrijpen, wil die schoonheid niet in gevaar, komen. „Elswout" is van oude oorsprong. Vroe ger was het de „Möïijns- en de Marcelis hofstede". De bouw van het eerste huis ge schiedde in 1634 door Carel de Moulin (veelal Molijn genoemd), een twijnder die een rijke weduwe had getrouwd en toen nog meer geld kreeg door een voorspoedige handel. Zijn gelukszon scheen evenwel niet lang, want op gevorderde leeftijd moest hij weer, na door een bankroet geheel aan lager wal te zijn gekomen, met een mandje textiel langs de huizen lopen om zijn toen schraal geworden boterham te verdienen. Pieter Langendijk beweert zelfs dat hij zijn hand voor de bedeling moest ophouden. Inmiddels 'was de Molijnshoeve in het bezit gekomen van Gabriel Marcelis, com missaris-resident van de Koning van De nemarken te Amsterdam, dié als ijzer magnaat zich vele rijkdommen verwierf. Hij verfraaide veel aan de hoeve, zodat zij inderdaad een lusthof werd. De hofstede werd omringd door grach ten, die met een sluis van het boezemwater waren afgesloten. Er was op eigen terrein water genoeg, want in die tijd waren de duinbeken nog rijkelijk vloeiend. De stenen voorpoort (het poortgebouw dat bewaard gebleven is) en de statige hoflaan gaven aan het geheel een indruk van een bezit ting uit de Riddertijd. De Haarlemmer G. A. Berckheyde schil derde in die tijd de Marcelishoeve in vogel vlucht, waardoor men een indruk krijgt van de grootte en pracht. Er is een beschrijving van de Duitser Chr.Knorr van Rosenroth, directeur van de kanselarij van de paltsgraaf bewaard ge bleven, daterend van 1663. Die vertelt in verheven taal van mooie zalen met mar mer, goudleer behangsel en parketvloeren. Verder is hij in pure verrukking over de fraaie meubels en de zeldzame schilderijen. Ook raakte hij niet uitgekeken in de schit terend aangelegde tuin (het was de tijd van de perkfiguren, geschoren hagen, ter rassen en waterpartijen!) en de vele beel den die daarin waren opgesteld. „Alles ko ninklijk!" zo jubelde de schrijver. Er kwamen meermalen hoge gasten op de „Marcelis-hoeve". In 1660 de Prinses- Weduwe van Willem II, met haar -jarige zoon, de later bekend geworden Stadhou der Willem III, die de tocht met 13 koetsen maakte en vorstelijk door Marcelis werd ontvangen. In 1768 genoot de toenmalige bewoner van „Elswout", mr. Petrus Gualteris, bur gemeester van Amsterdam, de eer Prins Willem V, die met zijn vrouw op de huwe lijksreis was, te mogen ontvangen. De Marcelisvaart, in dë Houtvaart uit lopende, herinnert nog aan de vroegere be woner van „Elswout". De vaart werd ge graven om het zand, dat van de zandgrave- rij op de gronden van Marcelis afkwam, naar Haarlem en elders te vervoeren. Voorts is het familiewapen van Marcelis in de voorgevel van het poortgebouw gebei teld. Later kwam „Elswout" in het bezit, der familie Borski. De derde Borski had in 1883 aan de architect Muysken, die het kasteel „Oud-Wassenaar" bouwde, op dracht gegeven een nieuw huis op „Els wout" te bouwen. Dit plan was zeer groots van opzet. Maar halverwege werd de bouw in 1884 gestaakt, omdat de jeugdige Borski in Cannes in de Rivièra overleed. Alles bleef toen zo liggen tot de Duitsers in 1940 „Elswout" in bezit namen. Zij gaven toen opdracht om het huis te voltooien. Aan die omstandigheid dankt het Montes- sori-Lyceum thans dat het in die mooie omgeving gehuisvest is. En wat zal nu de toekomst van „Els wout" zijn? Er is al meermalen op de wenselijkheid gewezen dit buiten als natuurreservaat on geschonden voor het nageslacht te bewa ren. Voor de oorlog waren de kansen dat het rijk, met financiële medewerking van de provincie en enkele belanghebbende ge meentebesturen tot aankoop zou overgaan, zelfs een ogenblik gunstig. Maar toen rezen er moeilijkheden en bleef de aankoop voor lopig beperkt tot de duinen ten Noorden van de Zeeweg. Maar algemeen wordt aan genomen dat uitstel geen afstel is. Het zal wel tot aankoop van „Elswout" komen ook al kan het nog jaren duren voor het besluit nale Plan „Elswout" op zijn kaart heeft gezet. Het buiten is een stuk rijk aan natuur schoon. Weelderig is de bomengroei en schitterend zijn de vijvers en waterpartijen. Urenlang kan de wandelaar hier dolen en genieten. Gelukkig is het gebouw dicht aan de weg gelegen zodat het Lyceum daarin kan blijven ook al zou „Elswout" als buiten natuurreservaat worden. C. J. VAN T. „DE ADRIAAN" Een belangstellend lezer wijst er op dat de molen „De Adriaan" aan het Spaarne destijds niet gebouwd werd op het onder stuk van de Pijntoren, maar op dat van de toren „de Goê Vrouw". De Pijntoren stond op de Westelijke hoek van de stadswallen, ongeveer op de hoogte van de hoek Nieuwe GrachtKinderhuisvest. Op zijn grond vesten werd de Pinckmolen gebouwd. Van die molen is nog een prentje van Spilman bewaard gebleven. Een dispuut met zijn onderwijzeres is oorzaak geweest, dat de Amerikaan Wil- lard E. Edwards op 15-jarige leeftijd in 1919 een eeuwigdurende kalender sa menstelde, maar bovendien, dat hij op 1 Juli van dit jaar een wereldreis is begon- inen om zijn kalenderhervorming te pro pageren. Willard Edwards electrotechnisch ingenieur van beroep is bij het samen stellen van zijn kalender er van uitgegaan het jaar in vier gelijke kwartalen van elk 91 dagen te verdelen. Totaal kwam hij dus op 364 dagen per jaar. De 365e dag zou hij aangeduid wijlen zien als „Nieuwjaarsdag". Het zou een internationale vrije dag moe ten zijn en vallen tussen 31 December en 1 Januari. De kalender van de heer Edwards begint op Maandag 1 Januari en eindigt op Zon dag 31 December, zodat de Nieuwjaarsdag een „tweede Zondag" zou zijn. Evenzo zou moeien geschieden met de vierjaarlijkse „schrikkeldag", die hij in de „schrikkeljaren" heeft geprojecteerd als een „Tweede Zondag" weer een inter nationale vrije dag tussen Zondag 31 Juni en Maandag 1 Juli. In de Edwards-kalender hebben de maanden Januari, Februari, April, Mei, Juli, Augustus, October en November elk 30 dagen en de overige maanden Maart, Juni, September en December elk 31 dagen. De eerste dag van elk kwartaal valt dan op een Maandag, de laatste op een Zondag. Consequenties zijn, dat de algemeen er kende feestdagen ieder jaar op d'~ data zouden vallen waartegen. de heer Edwards, van geen enkele lijke richting bezwaar zou bestaan en iedereen zou steeds op dezelfde dag jarig zijn. De moeilijkheid, dat er thans mil- lioenen mensen zijn die op data zijn gebo ren die in de nieuwe kalender niet voor komen 31 Augustus bijvoorbeeld meent de heer Edwards le kunnen oplossen door deze mensen een nieuwe datum toe te wijzen. „Men is op een bepaalde dag van het jaar geboren, bijvoorbeeld de 244e, welnu tel in mijn kalender tot de 244e dag en voila, u hebt uw nieuwe verjaardag". De H.O.V. heeft ook voor het komende winterseizoen de gebruikelijke series van negen concerten op evenzovele Dinsdagen en Vrijdagen vastgesteld. Het eerste con cert wordt gegeven op 14 October en staat onder beschermheerschap van de heer Selden Chapin de ambassadeur \'an de Verenigde Staten in Nederland. Er worden werken uitgevoerd van de Amerikaanse componisten Sowerby (Concertouverture), Gershwin (Pianoconcert) en Barber (Tweede Symphonie). Solist is de pianist Jacques Abram, dirigent Toon Verhey. De reeks Dinsdagavondconcerten wordt voortgezet op 28 October met werken van Schubert, Mozart (Vioolconcert in A), De brug die over een der grachten loopt die het gebouw omringen. Op de achtergrond de stallen. Marie-Thérèse Fourneau, de Franse pianiste, die op 17 Maart met de H.O.V. het Pianoconcert van Ravel zal uitvoeren. Ravel en Manuel de Falla. Soliste is Janine Andrade, die door haar meer dan twee honderd concerten een goede bekendheid in ons land geniet. Op 18 November ver tolkt het Engelse duo Ethel Bartlett en Rae Robertson concerten voor twee piano's van Bach en Poulenc. Het concert van 2 December is het enige in deze serie dat onder leiding van Marinus Adam staat. Uitgevoerd worden de sym phonie „Uit de nieuwe wereld" en het Vioolconcert van Dvorak, het laatste met solistische medewerking van Jan Damen, concertmeester van het Concertgebouw- Orkest. De overige concerten worden alle door Toon Verhey gedirigeerd. Nieuw voor Haarlem is de jonge Ameri- kaansche pianist Abbey Simon, die op 16 December het Vijfde Pianoconcert van Beethoven ten gehore brengt. Hij werd in 1921 te New York geboren. Op het pro gramma voor 16 Januari staan zes Adagio's van Willem Pijper, het Celloconcert van Haydn en de Derde Symphonie van Betn- zon. De internationaal vermaarde cellist André Navarra verleent zijn medewerking. De pianiste Clara Haskil speelt het Pianoconcert van Schumann op 3 Februari in een programma, dat verder bestaat uit Mozarts Kleine Nachtmuziek en de Sym phonie van Cesar Franck. Op de twee laatste concerten, te geven op 24 Februari en 17 Maart, fungeren respectievelijk Ida Handel en Marie-Thérèse Fourneau als solisten. Van de concerten op Vrijdagavond wor den er zeven door Toon Verhey geleid. Op 17 October kan men luisteren naar het Pianoconcert van Tsjaikofski, vertolkt door Byron Janis, een zeer geprezen Amerikaan se pianist, die in 1950 officieel zijn debuut maakte. Op het concert van 7 November komen twee Nederlandse werken voor: Guirlanden van muziek door Wouter Paap en het Concert voor saxofoon van Henk Badings, gespeeld door Jules de Vries, die in Frankrijk studeerde en veel successen in Scandinavië behaalde. Op 12 December brengt de Tsjechische violist Eugen Prokop het Vioolconcert van Brahms ten gehore. Prokop is winnaar van de Jan Kubelikprijs en van de Carl Fleschmédaille. Op 30 Januari werkt het Trio Hesmerg mede aan een concert, waarvoor het vol gende programma is samengesteld: de ouverture Fidelio van Beethoven, het Tripleconcert van dezelfde componist en de Derde Symphonie van Schubert. Het Trio bestaat uit Jan Hesmerg, Eduard Biele en Ans Bouter. De solisten voor de overige concerten zijn de Turkse pianiste Hayat Atta, de Nederlandse violist Dick de Reus en de Amerikaanse cellist (van Hongaarse geboorte) Janos Scholz. De twee door Marinus Adam te dirigeren concerten hebben plaats op 28 November en 9 Januari. Op het eerste speelt de be roemde Franse pianiste Henriette Faure het Pianoconcert van R. Hahn en worden de Marché Ecossaise en La Mer van Debussy ten gehore gebracht. De Mexi- De van origine Poolse violist Szymon Goldberg, solist op het buitengewone H.O.V.-concert. caanse tenor Carlos Puig zingt op het tweede concert zeven liederen met bege leiding van kamerorkest door Silvestre Revueltas en een aria van Rimsky-Korsa- koff. Van Moussorgsky wordt de suite „Tableaux d'une exposition" in een bewer king van Marinus Adam gespeeld. Ook staan er werken van Godron en Badings op het programma. Bijzonder concert Tenslotte moet de aandacht worden ge vestigd op een buitengewoon concert ten bate van het Pensioenfonds van de HOV. Onder leiding van Toon Verhey wordt op 27 Januari het volgende programma ten ge hore gebracht: Symphonie in Es van Frie- demann Bach, Vioolconcert in E van Johann Sebastian Bach en het Vioolconcert van Beethoven, de beide laatste stukken met solistische medewerking van Szymon Goldberg, die zich de laatste jaren veel vuldig in het Holland Festival heeft doen horen. Het zevende Zomerconcert, vallende in de Bloemenweek, werd gegeven door de HOV in samenwerking met het Metropole- Orkest, het geheel onder leiding van de slagvaardige dirigent Dolf van der Linden. Twee ongelijkwaardige grootheden op orkestgebied hadden dus voor deze ge legenheid een pact gesloten, een soort „mariage de raison", dat aan Dolf van dei- Linden de gelegenheid schonk, zijn pro gramma eeh buitengewone weidse klank en allure te geven. Het zal hem nog wel extra werk gekost hebben om zijn orches- traties te herzien en belangrijk uit te brei den, onder meer met fagotten en hoorn kwartet. Dit soort werk is hem best toe vertrouwd, hetgeen bleek uit menig geraf fineerd orchestraal effect. Nog duidelijker zal dit blijken wanneer het concert van deze avond door de radio zal worden uit gezonden, tot welk doel het namelijk op genomen werd. Bij dergelijke interpretaties wordt immers in de eerste plaats rekening gehouden met het effect op het mechanisch oor de microfoon en komt de klank verhouding ten opzichte van het publiek in de zaal nog al eens in verdrukking. Dit laatste was wel zeer sterk het geval in de operettemuziek van Ivor Novello, gezongen door de sopraan Aukje Karse- meyer en de tenor Bert Robbe, wier micro foonzang menigmaal bedolven werd onder de machtige klank van het instrumentaal ensemble. Maar radiophoniseh zal de ver- SCHULDGEVOEL en angst dat zijn de menselijke drijfveren die niet alleen na de catastrofale jaren van deze eeuw kenmerkend zijn voor de Scandinavische litteratuur. Een norse natuur en een grimmig klimaat mogen in onze ogen gedeva lueerd zijn tot het traditionele décor van romantische trilogieën, het levensgevoel van de Noordelijke volken is zonder deze dreiging ondenkbaar. Wie zal zeggen of deze onverbiddelijke natuurmacht niet nóg beslissender is geweest voor de levens angst, die een religieus man als Kierkegaard dreef tot zijn strijd met een barse God van haast oud-testamentische toorn, dan de uit Engeland afkomstige piëtistische in vloeden? Men herinnere zich de ascetische zelftucht, waarmee Arne Garborg zich tot de aanvaarding van het gebod der liefde kastijdde; de ondragelijke last waaronder de romanfiguren van Sigrid Undsett door een aards jammerdal zwoegen; de ver twijfeling waarmee Gunnarsson worstelt om een liefhebbend God. Neen, een blijmoedig vertrouwen in dit bestaan kan men dit alles niet noemen. En het „zuidelijker" Denemarken? Ik denk aan het zwaarmoedige, in het sentimentele verglijdende pessimisme van Hermann Bang; aan de stugge wrevel waarmee Pon- toppidan de menselijke illusies één voor één verstoorde - ook die der liefde. En om tenslotte nog een Zweeds auteur tot getui ge te roepen: is er een demonischer le vensangst denkbaar dan die, welke Strind- berg reddeloos in de afgrond van het ni hilisme joeg? Levensangst, schuldgevoel, zondebesef en een smartelijk verlangen zich daarvan* te bevrijden de tweede wereldoorlog heeft deze noden toegespitst tot hoogst reële pro blemen, waarmee de jongere schrijvers generatie in het reine moet komen. Het zijn niet alleen de „schuld" aan de cata strofe van 1940 en de vrees voor een zeker zo noodlottig toekomstig onheil, die deze jongeren beklemmen. Wat zo voelen hef de besten onder hen 'op het spel staat, is van wijdere en diepere strekking: het is de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn staat van waardigheid, voor een zede lijk levensbeginsel. En daar opent zich, des te fataler in een tijd die geen norm on aangetast liet, de afgrond van twijfel aan wat goed moet heten en wat kwaad. Meesterlijk en moedig boek Onder de Deense jongeren is er geen, die zo sober en zuiver, en daardoor zo dringend, deze gewetensvraag heeft ge steld als H. C. Branner. Zijn roman „Ryt- ..v. .teren" onlangs verschenen in een nauw- val" De^steeds'1 groeiende bevolking in dit gezette vertaling*) onder de titel „De rui- deel van het land met de reeds grote ge- hnnHl£?fi e' meenten Haarlem en Amsterdam en de groot-wordende gemeenten Velsen, Bever wijk en Haarlemmermeer, heeft een steeds stijgende behoefte aan recreatie-terrein. Het is daarom te verklaren dat het Natio- ter" is niet alleen door zijn bondige c1 zinrijke vijfdelige compositie (ochtend middag-namiddag-avond-nacht), zijn mu- zikaal-suggestieve herhaling van motieven en de strenge gevoels- en taalbeheersing een meesterwerkje van bouw, het is ook een moedig boek. Moedig, omdat de auteur, verre van alle moraal en nóg verder van allelmoraliseren, het erop heeft gewaagd een roman te schrijven van ethische strek king, op het gevaar af in een welmenend maar onvruchtbaar humanisme verzeild te raken, dat niet meer kan gedijen temidden van puin. Hij heeft er zelfs het uiterste op gewaagd: zijn „ethiek" is de simpelste die men zich denken kan in een „existentialis tisch" tijdsbestek. Ze geeft nóg eens de liefde, de onbaatzuchtige, dienende liefde een kans en ze laat haar toppunt van „ethiek" zegevieren óók, zonder ge rucht, zonder hooggestemde „wereldher- vormende" vooruitzichten, zegevieren in het onmiddellijk nabije: in een verbond tussen twee mensen. Dat lijkt, zó gezegd, verdacht veel op een liefdesroman en het heeft er niets van. „De ruiter" is eerder een boek van overwonnen haat, angst, doodsverlangen, verbittering en vertwijfe ling. De liefde mensenliefde in haar eenvoudigste en nobelste zin die Bran ner haar kans geeft, is niet verheven, niet „dichterlijk", al wendt de auteur alle stijlmiddelen (ook de dramatische), alle toonaarden (ook de lyrische) aan, om in oen soms doorzichtig proza de gevoelsscha keringen te benaderen die zijn figuren be- of ontzielen. Ze is, deze liefde, zo reëel, zo aards, zo onmiddellijk uit de nood, uit het schuldbesef, uit menselijke disharmonieën geboren, zo overtuigend en aangrijpend daaruit geboren, dat de reserve, waarmee men geneigd is een roman va.i een dus danige „ethische" tendenz tegemoet te tre den, zich tegen zichzelf, tegen de eigen twijfel keert en de lezer „schuldig" doet staan aan het smadelijkste tekort: het on geloof aan een dergelijke liefde de lief deloosheid. Het heeft niet de minste zin,-de „inhoud" van een roman als deze samen te vatten. Hij ontspint zich achter de woorden, in hetgeen nauwelijks aangeduid, alleszeg gend verzwegen wordt, diep onder de op pervlakte van de intrige, evenals de ver andering, die de dienende liefde van dok ter Clemens Weber in de vrouwelijke hoofdpersoon Suzanne wekt, zich diep on der de drempel van verstandelijk contro leerbare gedachten en gevoelens voltrekt. Schuld en onschuld dooreen Branner heeft Clemens Weber niet ge spaard. Hij schrok er zelfs niet voor terug, Clemens' goedheid en offervaardigheid, zijn schuldgevoel en argeloosheid, zijn onhandigheid en liefde, alle schijn te ge ven van een zwakte, die meelijwekkend, haast belachelijk lijkt. Als hij zijn goed heid telkens weer laat misbruiken, als hij van Suzanne met wie hij samenwoont terwijl ze hém niet liefheeft alles aan vaardt, alles duldt en al haar uitdagingen niet anders beantwoordt dan met de her haling dat hij haar liefheeft, lijkt hij inder daad niet meer dan „de clown", waarvoor hij zich met zelfspot houdt. Hoe oneindig „werkelijker" dan hij schijnt Suzanne in haar begeerte naar vrijheid, haar halsstar rige liefde voor de pikeur Hubert, de „na- tuurruiter", de ontembare schuldeloze, die in de manege „met een lach" de dood in ging, getroffen door een hoefslag van één van zijn paarden. Deze dode ruiter zege viert over de dood, hij heerst over het leven: in Suzanne's herinnering klinkt de hoefslag van de dood, die de hoogste triomf is der zinnelijke begeerten, na als de lok stem van de natuur, van de vrijheid en de „zondeloosheid". En Suzanne zou er aan ten offer gevallen zijn, als er boven alle begeren uit niet de liefde ging, waarvan dokter Weber evenals de andere figu ren uit deze roman zinnebeeldig bedoeld zijn het symbool is. Een liefde, die niet oordeelt, die niet zeggen kan „wie de beul is en wie het slachtoffer", evenmin weet of het het slachtoffer is dat zijn beul zoekt of de beul die zijn slachtoffer eist. Want beter dan alle onzekerheden over het goede en boze, over schuld en on schuld, beter want waardiger dan de wan hoop om die twijfel, is de liefde die deze wanhoop te boven kwam en haar „waar om" niet kent. Liefde voor de „onontkoom bare mens", die schuld en onschuld, goed en kwaad gelijkelijk overkoepelt en lief derijk omwat. Dat is Branners getuigenis. In een meesterwerk. C. J. E. DINAUX H. C. Branner; „De ruiter", Roman, {ver taald door Greta Baars—Jelgersma en Rolv Ravn) (H. P. Leopolds uitgeversmaatschappij N.V. te 's-Gravenhage). houding wel goed zijn. Ook dit is Dolf van der Linden toevertrouwd; het behoort immers tot zijn taak het totaal-effect anders te berekenen dan de dirigent van een normaal, voor een zaalpubliek musi cerend orkest. Hiermee is allerminst bedoeld dat de symphonische amusementsmuziek, die deze avond ten gehore werd gebracht, ook geen verfijnd effect in de zaal te weeg bracht. Dat deed zij zeker, vooral met de nummers waarin het strijkorkest een overwegend aandeel had en die eigenlijk een gewoon symphonisch karakter bezaten. Ik noem als zodanig de drie Negro-spirituals (voor strijkorkest, harp en celesta bewerkt (voor Morton Gould) en vooral ook de parafrase op een oud Oosters klaaglied door G. Fin- lay. De zanger Tony van Hulst kreeg ruim schoots zijn kansen om met goed beheerst „mezzo voce" een song van Erickson mooi in de zaal te laten klinken. Behalve als vaardig dirigent en gerouti neerd arrangeur leerde men op dit concert Dolf van Linden kennen als componist van een Romance voor piano en orkest, uitge voerd met Manny Oets als solist. Deze heeft ook zijn aandeel in de bewerkingen van het repertoire van het Metropole- Orkest en in de speciale adoptaties voor het dubbel-orkest van deze avond. Wij kunnen het volop eens zijn met de uitspraak in het voorwoord van het pro gramma, dat beide ensembles ieder op hun terrein een even belangrijke taak hebben en wij kunnen er zelfs bijvoegen, dat de combinatie een gunstig resultaat had, in zonderheid voor het Metropole-Orkest. De verklanking van de Armeense Dans van Aram Katsjatoerian was daar vooral het klinkend bewijs van. Maar we achten het toch beter dat ieder orkest op zijn eigen terrein blijft en vertrouwen er op dat na dit „gelegenheidshuwelijk" de „scheiding" definitief zal volgen, onder de leus: ieder op zijn eigen terrein. JOS. DE KLERK ADVERTENTIE voor alle inrichtingen voor onderwijs S'dtt OOL BOEKHANDEL Jacöbijiicstrual 5 Gcd. Oude Gracht 27-271' Drie jaar geleden verdioeen de 17-jarige dochter van mevrouw Girolamo Biffignandi uit Rome spoorloos. De politie vermoedde, dat zij zich vanuit Genua had ingescheept naar Amerika, en gaf het. onderzoek op. Een zusje meende haar te herkennen op een foto, die was gepubliceerd door een Italiaans filmblad, over de film „So young, so bad" (links). De film werd voor de moeder gedraaid, die haar dochter inderdaad herkende, toen deze optrad in een scène, die slechts 40 seconden duurde. Volgens voorlopige cijfers van het Cen traal Bureau voor de Statistiek had Neder land op 1 Augustus 10.386.723 inwoners. In het eerste halfjaar van 1952 bedroeg het aantal geboorten 138.547 en het aantal sterfgevallen 45.051. In het eerste halfjaar van 1951 waren deze aantallen respectie velijk 135.672 en 47.985. In de eerste zes maanden van 1952 werden 50.573 huwe lijken gesloten, tegen 51.868 in de overeen komstige periode van het vorige jaar. Ned. Herv. Kerk Beroepen te Giessendam-Nederhardinx- veld, J. T. Doornenbal te Oene; te Sassen - heim, W. H. Walvoórt te Doorn. Beroepbaarstelling. Ds. J. M. Langevéld, legerpredikant, pastorie Ned. Herv. Kerk te Stevensweert, stelt zich beroepbaar. Aangenomen naar Goënga, (toez.), F. H. Kuiper, cand. te Bolsward; naar Poortu- gaal, (toez.), J. H. H. Jansen, te Heere waarden. Geref. Kerken Beroepen te Woldendorp, R. van Reenen, cand. te Soestdijk. Aangenomen naar Oudega (gemeente Wijmbritseradeel), H. van-der Plaat, candi- daat te Haarlem, die bedankte voor Borne en Tijnje. Chr. Geref. Kerken Beroepen te Rozenburg, A. C. Noort te Nieuwe Pekela.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 5