De H.O.V. begint het seizoen met
Amerikaanse werken
Symphonische amusementsmuziek
Elswout
Propaganda voor
nieuwe kalender
Weer twee reeksen van concerten
SCHOOLBOEKEN
ZATERDA-G 0 SEPTEMBER 1952
HAARLEMS DAGBLAD -
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
3
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Een meesterlijke Deense roman
H. DE VRIES
Ons land heeft thans ruim
10,38 millioen inwoners
Kerkelijk Nieuws
Schoonheid in Haarlem en omgeving
REIZIGER IN DATA
Het poortgebouw, zoals men het in de tuin ziet.
Blo'emenda,Il is rijk aan natuurschoon.
Een der mooiste parels van die kroon is
ongetwijfeld „Elswout", het buiten omslo
ten door Elswoutslaan, Duinlust- en Zij
weg.
Lezer herinnert gij u nog een zomerdag,
als gij op een wandeling naar Kraantjelek
het weiland van „Elswout" passeerde? De
licht-groene grasvlakte, omzoomd door het
donker-groen der statige bomen en „ge
stoffeerd" door de wit-rode koeien met de
vrolijk klingelende bellen. Had ge toen
geen behoefte om te jubelen: „ik houd van
Holland".
Als wij het over schoonheid hebben, dan
is die tot die erkenning moet elk
komen als hij zich aan zo'n weelde verlus
tigen mag! allereerst, misschien in be
ginsel wel alleen, te zoeken in de natuur.
En dan dringt het besef door dat de mens
voorzichtig moet zijn in die natuur te gaan
ingrijpen, wil die schoonheid niet in gevaar,
komen.
„Elswout" is van oude oorsprong. Vroe
ger was het de „Möïijns- en de Marcelis
hofstede". De bouw van het eerste huis ge
schiedde in 1634 door Carel de Moulin
(veelal Molijn genoemd), een twijnder die
een rijke weduwe had getrouwd en toen
nog meer geld kreeg door een voorspoedige
handel. Zijn gelukszon scheen evenwel niet
lang, want op gevorderde leeftijd moest hij
weer, na door een bankroet geheel aan
lager wal te zijn gekomen, met een mandje
textiel langs de huizen lopen om zijn toen
schraal geworden boterham te verdienen.
Pieter Langendijk beweert zelfs dat hij zijn
hand voor de bedeling moest ophouden.
Inmiddels 'was de Molijnshoeve in het
bezit gekomen van Gabriel Marcelis, com
missaris-resident van de Koning van De
nemarken te Amsterdam, dié als ijzer
magnaat zich vele rijkdommen verwierf.
Hij verfraaide veel aan de hoeve, zodat zij
inderdaad een lusthof werd.
De hofstede werd omringd door grach
ten, die met een sluis van het boezemwater
waren afgesloten. Er was op eigen terrein
water genoeg, want in die tijd waren de
duinbeken nog rijkelijk vloeiend. De stenen
voorpoort (het poortgebouw dat bewaard
gebleven is) en de statige hoflaan gaven
aan het geheel een indruk van een bezit
ting uit de Riddertijd.
De Haarlemmer G. A. Berckheyde schil
derde in die tijd de Marcelishoeve in vogel
vlucht, waardoor men een indruk krijgt
van de grootte en pracht.
Er is een beschrijving van de Duitser
Chr.Knorr van Rosenroth, directeur van de
kanselarij van de paltsgraaf bewaard ge
bleven, daterend van 1663. Die vertelt in
verheven taal van mooie zalen met mar
mer, goudleer behangsel en parketvloeren.
Verder is hij in pure verrukking over de
fraaie meubels en de zeldzame schilderijen.
Ook raakte hij niet uitgekeken in de schit
terend aangelegde tuin (het was de tijd
van de perkfiguren, geschoren hagen, ter
rassen en waterpartijen!) en de vele beel
den die daarin waren opgesteld. „Alles ko
ninklijk!" zo jubelde de schrijver.
Er kwamen meermalen hoge gasten op
de „Marcelis-hoeve". In 1660 de Prinses-
Weduwe van Willem II, met haar -jarige
zoon, de later bekend geworden Stadhou
der Willem III, die de tocht met 13 koetsen
maakte en vorstelijk door Marcelis werd
ontvangen.
In 1768 genoot de toenmalige bewoner
van „Elswout", mr. Petrus Gualteris, bur
gemeester van Amsterdam, de eer Prins
Willem V, die met zijn vrouw op de huwe
lijksreis was, te mogen ontvangen.
De Marcelisvaart, in dë Houtvaart uit
lopende, herinnert nog aan de vroegere be
woner van „Elswout". De vaart werd ge
graven om het zand, dat van de zandgrave-
rij op de gronden van Marcelis afkwam,
naar Haarlem en elders te vervoeren.
Voorts is het familiewapen van Marcelis in
de voorgevel van het poortgebouw gebei
teld.
Later kwam „Elswout" in het bezit, der
familie Borski. De derde Borski had in
1883 aan de architect Muysken, die het
kasteel „Oud-Wassenaar" bouwde, op
dracht gegeven een nieuw huis op „Els
wout" te bouwen. Dit plan was zeer groots
van opzet. Maar halverwege werd de bouw
in 1884 gestaakt, omdat de jeugdige Borski
in Cannes in de Rivièra overleed.
Alles bleef toen zo liggen tot de Duitsers
in 1940 „Elswout" in bezit namen. Zij gaven
toen opdracht om het huis te voltooien.
Aan die omstandigheid dankt het Montes-
sori-Lyceum thans dat het in die mooie
omgeving gehuisvest is.
En wat zal nu de toekomst van „Els
wout" zijn?
Er is al meermalen op de wenselijkheid
gewezen dit buiten als natuurreservaat on
geschonden voor het nageslacht te bewa
ren. Voor de oorlog waren de kansen dat
het rijk, met financiële medewerking van
de provincie en enkele belanghebbende ge
meentebesturen tot aankoop zou overgaan,
zelfs een ogenblik gunstig. Maar toen rezen
er moeilijkheden en bleef de aankoop voor
lopig beperkt tot de duinen ten Noorden
van de Zeeweg. Maar algemeen wordt aan
genomen dat uitstel geen afstel is. Het zal
wel tot aankoop van „Elswout" komen ook
al kan het nog jaren duren voor het besluit
nale Plan „Elswout" op zijn kaart heeft
gezet.
Het buiten is een stuk rijk aan natuur
schoon. Weelderig is de bomengroei en
schitterend zijn de vijvers en waterpartijen.
Urenlang kan de wandelaar hier dolen en
genieten.
Gelukkig is het gebouw dicht aan de
weg gelegen zodat het Lyceum daarin kan
blijven ook al zou „Elswout" als buiten
natuurreservaat worden. C. J. VAN T.
„DE ADRIAAN"
Een belangstellend lezer wijst er op dat
de molen „De Adriaan" aan het Spaarne
destijds niet gebouwd werd op het onder
stuk van de Pijntoren, maar op dat van de
toren „de Goê Vrouw". De Pijntoren stond
op de Westelijke hoek van de stadswallen,
ongeveer op de hoogte van de hoek Nieuwe
GrachtKinderhuisvest. Op zijn grond
vesten werd de Pinckmolen gebouwd. Van
die molen is nog een prentje van Spilman
bewaard gebleven.
Een dispuut met zijn onderwijzeres is
oorzaak geweest, dat de Amerikaan Wil-
lard E. Edwards op 15-jarige leeftijd in
1919 een eeuwigdurende kalender sa
menstelde, maar bovendien, dat hij op 1
Juli van dit jaar een wereldreis is begon-
inen om zijn kalenderhervorming te pro
pageren.
Willard Edwards electrotechnisch
ingenieur van beroep is bij het samen
stellen van zijn kalender er van uitgegaan
het jaar in vier gelijke kwartalen van elk
91 dagen te verdelen. Totaal kwam hij dus
op 364 dagen per jaar. De 365e dag zou hij
aangeduid wijlen zien als „Nieuwjaarsdag".
Het zou een internationale vrije dag moe
ten zijn en vallen tussen 31 December en 1
Januari.
De kalender van de heer Edwards begint
op Maandag 1 Januari en eindigt op Zon
dag 31 December, zodat de Nieuwjaarsdag
een „tweede Zondag" zou zijn.
Evenzo zou moeien geschieden met de
vierjaarlijkse „schrikkeldag", die hij in de
„schrikkeljaren" heeft geprojecteerd als
een „Tweede Zondag" weer een inter
nationale vrije dag tussen Zondag 31
Juni en Maandag 1 Juli.
In de Edwards-kalender hebben de
maanden Januari, Februari, April, Mei,
Juli, Augustus, October en November elk
30 dagen en de overige maanden Maart,
Juni, September en December elk 31 dagen.
De eerste dag van elk kwartaal valt dan
op een Maandag, de laatste op een Zondag.
Consequenties zijn, dat de algemeen er
kende feestdagen ieder jaar op d'~
data zouden vallen waartegen.
de heer Edwards, van geen enkele
lijke richting bezwaar zou bestaan en
iedereen zou steeds op dezelfde dag jarig
zijn. De moeilijkheid, dat er thans mil-
lioenen mensen zijn die op data zijn gebo
ren die in de nieuwe kalender niet voor
komen 31 Augustus bijvoorbeeld
meent de heer Edwards le kunnen oplossen
door deze mensen een nieuwe datum toe
te wijzen.
„Men is op een bepaalde dag van het jaar
geboren, bijvoorbeeld de 244e, welnu tel
in mijn kalender tot de 244e dag en voila,
u hebt uw nieuwe verjaardag".
De H.O.V. heeft ook voor het komende winterseizoen de gebruikelijke series van
negen concerten op evenzovele Dinsdagen en Vrijdagen vastgesteld. Het eerste con
cert wordt gegeven op 14 October en staat onder beschermheerschap van de heer
Selden Chapin de ambassadeur \'an de Verenigde Staten in Nederland. Er worden
werken uitgevoerd van de Amerikaanse componisten Sowerby (Concertouverture),
Gershwin (Pianoconcert) en Barber (Tweede Symphonie). Solist is de pianist
Jacques Abram, dirigent Toon Verhey.
De reeks Dinsdagavondconcerten wordt
voortgezet op 28 October met werken van
Schubert, Mozart (Vioolconcert in A),
De brug die over een der grachten loopt die het gebouw omringen. Op de
achtergrond de stallen.
Marie-Thérèse Fourneau, de Franse
pianiste, die op 17 Maart met de H.O.V. het
Pianoconcert van Ravel zal uitvoeren.
Ravel en Manuel de Falla. Soliste is Janine
Andrade, die door haar meer dan twee
honderd concerten een goede bekendheid
in ons land geniet. Op 18 November ver
tolkt het Engelse duo Ethel Bartlett en Rae
Robertson concerten voor twee piano's van
Bach en Poulenc.
Het concert van 2 December is het enige
in deze serie dat onder leiding van Marinus
Adam staat. Uitgevoerd worden de sym
phonie „Uit de nieuwe wereld" en het
Vioolconcert van Dvorak, het laatste met
solistische medewerking van Jan Damen,
concertmeester van het Concertgebouw-
Orkest. De overige concerten worden alle
door Toon Verhey gedirigeerd.
Nieuw voor Haarlem is de jonge Ameri-
kaansche pianist Abbey Simon, die op 16
December het Vijfde Pianoconcert van
Beethoven ten gehore brengt. Hij werd in
1921 te New York geboren. Op het pro
gramma voor 16 Januari staan zes Adagio's
van Willem Pijper, het Celloconcert van
Haydn en de Derde Symphonie van Betn-
zon. De internationaal vermaarde cellist
André Navarra verleent zijn medewerking.
De pianiste Clara Haskil speelt het
Pianoconcert van Schumann op 3 Februari
in een programma, dat verder bestaat uit
Mozarts Kleine Nachtmuziek en de Sym
phonie van Cesar Franck. Op de twee
laatste concerten, te geven op 24 Februari
en 17 Maart, fungeren respectievelijk Ida
Handel en Marie-Thérèse Fourneau als
solisten.
Van de concerten op Vrijdagavond wor
den er zeven door Toon Verhey geleid. Op
17 October kan men luisteren naar het
Pianoconcert van Tsjaikofski, vertolkt door
Byron Janis, een zeer geprezen Amerikaan
se pianist, die in 1950 officieel zijn debuut
maakte. Op het concert van 7 November
komen twee Nederlandse werken voor:
Guirlanden van muziek door Wouter Paap
en het Concert voor saxofoon van Henk
Badings, gespeeld door Jules de Vries, die
in Frankrijk studeerde en veel successen in
Scandinavië behaalde. Op 12 December
brengt de Tsjechische violist Eugen Prokop
het Vioolconcert van Brahms ten gehore.
Prokop is winnaar van de Jan Kubelikprijs
en van de Carl Fleschmédaille.
Op 30 Januari werkt het Trio Hesmerg
mede aan een concert, waarvoor het vol
gende programma is samengesteld: de
ouverture Fidelio van Beethoven, het
Tripleconcert van dezelfde componist en de
Derde Symphonie van Schubert. Het Trio
bestaat uit Jan Hesmerg, Eduard Biele en
Ans Bouter. De solisten voor de overige
concerten zijn de Turkse pianiste Hayat
Atta, de Nederlandse violist Dick de Reus
en de Amerikaanse cellist (van Hongaarse
geboorte) Janos Scholz.
De twee door Marinus Adam te dirigeren
concerten hebben plaats op 28 November
en 9 Januari. Op het eerste speelt de be
roemde Franse pianiste Henriette Faure
het Pianoconcert van R. Hahn en worden
de Marché Ecossaise en La Mer van
Debussy ten gehore gebracht. De Mexi-
De van origine Poolse violist Szymon
Goldberg, solist op het buitengewone
H.O.V.-concert.
caanse tenor Carlos Puig zingt op het
tweede concert zeven liederen met bege
leiding van kamerorkest door Silvestre
Revueltas en een aria van Rimsky-Korsa-
koff. Van Moussorgsky wordt de suite
„Tableaux d'une exposition" in een bewer
king van Marinus Adam gespeeld. Ook
staan er werken van Godron en Badings op
het programma.
Bijzonder concert
Tenslotte moet de aandacht worden ge
vestigd op een buitengewoon concert ten
bate van het Pensioenfonds van de HOV.
Onder leiding van Toon Verhey wordt op
27 Januari het volgende programma ten ge
hore gebracht: Symphonie in Es van Frie-
demann Bach, Vioolconcert in E van
Johann Sebastian Bach en het Vioolconcert
van Beethoven, de beide laatste stukken
met solistische medewerking van Szymon
Goldberg, die zich de laatste jaren veel
vuldig in het Holland Festival heeft doen
horen.
Het zevende Zomerconcert, vallende in
de Bloemenweek, werd gegeven door de
HOV in samenwerking met het Metropole-
Orkest, het geheel onder leiding van de
slagvaardige dirigent Dolf van der Linden.
Twee ongelijkwaardige grootheden op
orkestgebied hadden dus voor deze ge
legenheid een pact gesloten, een soort
„mariage de raison", dat aan Dolf van dei-
Linden de gelegenheid schonk, zijn pro
gramma eeh buitengewone weidse klank
en allure te geven. Het zal hem nog wel
extra werk gekost hebben om zijn orches-
traties te herzien en belangrijk uit te brei
den, onder meer met fagotten en hoorn
kwartet. Dit soort werk is hem best toe
vertrouwd, hetgeen bleek uit menig geraf
fineerd orchestraal effect. Nog duidelijker
zal dit blijken wanneer het concert van
deze avond door de radio zal worden uit
gezonden, tot welk doel het namelijk op
genomen werd. Bij dergelijke interpretaties
wordt immers in de eerste plaats rekening
gehouden met het effect op het mechanisch
oor de microfoon en komt de klank
verhouding ten opzichte van het publiek
in de zaal nog al eens in verdrukking.
Dit laatste was wel zeer sterk het geval
in de operettemuziek van Ivor Novello,
gezongen door de sopraan Aukje Karse-
meyer en de tenor Bert Robbe, wier micro
foonzang menigmaal bedolven werd onder
de machtige klank van het instrumentaal
ensemble. Maar radiophoniseh zal de ver-
SCHULDGEVOEL en angst dat zijn de menselijke drijfveren die niet alleen na
de catastrofale jaren van deze eeuw kenmerkend zijn voor de Scandinavische
litteratuur. Een norse natuur en een grimmig klimaat mogen in onze ogen gedeva
lueerd zijn tot het traditionele décor van romantische trilogieën, het levensgevoel
van de Noordelijke volken is zonder deze dreiging ondenkbaar. Wie zal zeggen of
deze onverbiddelijke natuurmacht niet nóg beslissender is geweest voor de levens
angst, die een religieus man als Kierkegaard dreef tot zijn strijd met een barse God
van haast oud-testamentische toorn, dan de uit Engeland afkomstige piëtistische in
vloeden? Men herinnere zich de ascetische zelftucht, waarmee Arne Garborg zich tot
de aanvaarding van het gebod der liefde kastijdde; de ondragelijke last waaronder
de romanfiguren van Sigrid Undsett door een aards jammerdal zwoegen; de ver
twijfeling waarmee Gunnarsson worstelt om een liefhebbend God.
Neen, een blijmoedig vertrouwen in dit
bestaan kan men dit alles niet noemen.
En het „zuidelijker" Denemarken? Ik denk
aan het zwaarmoedige, in het sentimentele
verglijdende pessimisme van Hermann
Bang; aan de stugge wrevel waarmee Pon-
toppidan de menselijke illusies één voor
één verstoorde - ook die der liefde. En om
tenslotte nog een Zweeds auteur tot getui
ge te roepen: is er een demonischer le
vensangst denkbaar dan die, welke Strind-
berg reddeloos in de afgrond van het ni
hilisme joeg?
Levensangst, schuldgevoel, zondebesef en
een smartelijk verlangen zich daarvan* te
bevrijden de tweede wereldoorlog heeft
deze noden toegespitst tot hoogst reële pro
blemen, waarmee de jongere schrijvers
generatie in het reine moet komen. Het
zijn niet alleen de „schuld" aan de cata
strofe van 1940 en de vrees voor een zeker
zo noodlottig toekomstig onheil, die deze
jongeren beklemmen. Wat zo voelen hef
de besten onder hen 'op het spel staat,
is van wijdere en diepere strekking: het is
de verantwoordelijkheid van de mens voor
zijn staat van waardigheid, voor een zede
lijk levensbeginsel. En daar opent zich, des
te fataler in een tijd die geen norm on
aangetast liet, de afgrond van twijfel aan
wat goed moet heten en wat kwaad.
Meesterlijk en moedig boek
Onder de Deense jongeren is er geen,
die zo sober en zuiver, en daardoor zo
dringend, deze gewetensvraag heeft ge
steld als H. C. Branner. Zijn roman „Ryt-
..v. .teren" onlangs verschenen in een nauw-
val" De^steeds'1 groeiende bevolking in dit gezette vertaling*) onder de titel „De rui-
deel van het land met de reeds grote ge- hnnHl£?fi e'
meenten Haarlem en Amsterdam en de
groot-wordende gemeenten Velsen, Bever
wijk en Haarlemmermeer, heeft een steeds
stijgende behoefte aan recreatie-terrein.
Het is daarom te verklaren dat het Natio-
ter" is niet alleen door zijn bondige c1
zinrijke vijfdelige compositie (ochtend
middag-namiddag-avond-nacht), zijn mu-
zikaal-suggestieve herhaling van motieven
en de strenge gevoels- en taalbeheersing
een meesterwerkje van bouw, het is ook
een moedig boek. Moedig, omdat de auteur,
verre van alle moraal en nóg verder van
allelmoraliseren, het erop heeft gewaagd
een roman te schrijven van ethische strek
king, op het gevaar af in een welmenend
maar onvruchtbaar humanisme verzeild te
raken, dat niet meer kan gedijen temidden
van puin. Hij heeft er zelfs het uiterste op
gewaagd: zijn „ethiek" is de simpelste die
men zich denken kan in een „existentialis
tisch" tijdsbestek. Ze geeft nóg eens de
liefde, de onbaatzuchtige, dienende liefde
een kans en ze laat haar toppunt van
„ethiek" zegevieren óók, zonder ge
rucht, zonder hooggestemde „wereldher-
vormende" vooruitzichten, zegevieren in
het onmiddellijk nabije: in een verbond
tussen twee mensen. Dat lijkt, zó gezegd,
verdacht veel op een liefdesroman en het
heeft er niets van. „De ruiter" is eerder
een boek van overwonnen haat, angst,
doodsverlangen, verbittering en vertwijfe
ling. De liefde mensenliefde in haar
eenvoudigste en nobelste zin die Bran
ner haar kans geeft, is niet verheven, niet
„dichterlijk", al wendt de auteur alle
stijlmiddelen (ook de dramatische), alle
toonaarden (ook de lyrische) aan, om in
oen soms doorzichtig proza de gevoelsscha
keringen te benaderen die zijn figuren be-
of ontzielen. Ze is, deze liefde, zo reëel, zo
aards, zo onmiddellijk uit de nood, uit het
schuldbesef, uit menselijke disharmonieën
geboren, zo overtuigend en aangrijpend
daaruit geboren, dat de reserve, waarmee
men geneigd is een roman va.i een dus
danige „ethische" tendenz tegemoet te tre
den, zich tegen zichzelf, tegen de eigen
twijfel keert en de lezer „schuldig" doet
staan aan het smadelijkste tekort: het on
geloof aan een dergelijke liefde de lief
deloosheid.
Het heeft niet de minste zin,-de „inhoud"
van een roman als deze samen te vatten.
Hij ontspint zich achter de woorden, in
hetgeen nauwelijks aangeduid, alleszeg
gend verzwegen wordt, diep onder de op
pervlakte van de intrige, evenals de ver
andering, die de dienende liefde van dok
ter Clemens Weber in de vrouwelijke
hoofdpersoon Suzanne wekt, zich diep on
der de drempel van verstandelijk contro
leerbare gedachten en gevoelens voltrekt.
Schuld en onschuld dooreen
Branner heeft Clemens Weber niet ge
spaard. Hij schrok er zelfs niet voor terug,
Clemens' goedheid en offervaardigheid,
zijn schuldgevoel en argeloosheid, zijn
onhandigheid en liefde, alle schijn te ge
ven van een zwakte, die meelijwekkend,
haast belachelijk lijkt. Als hij zijn goed
heid telkens weer laat misbruiken, als hij
van Suzanne met wie hij samenwoont
terwijl ze hém niet liefheeft alles aan
vaardt, alles duldt en al haar uitdagingen
niet anders beantwoordt dan met de her
haling dat hij haar liefheeft, lijkt hij inder
daad niet meer dan „de clown", waarvoor
hij zich met zelfspot houdt. Hoe oneindig
„werkelijker" dan hij schijnt Suzanne in
haar begeerte naar vrijheid, haar halsstar
rige liefde voor de pikeur Hubert, de „na-
tuurruiter", de ontembare schuldeloze, die
in de manege „met een lach" de dood in
ging, getroffen door een hoefslag van één
van zijn paarden. Deze dode ruiter zege
viert over de dood, hij heerst over het
leven: in Suzanne's herinnering klinkt de
hoefslag van de dood, die de hoogste triomf
is der zinnelijke begeerten, na als de lok
stem van de natuur, van de vrijheid en de
„zondeloosheid". En Suzanne zou er aan
ten offer gevallen zijn, als er boven alle
begeren uit niet de liefde ging, waarvan
dokter Weber evenals de andere figu
ren uit deze roman zinnebeeldig bedoeld
zijn het symbool is. Een liefde, die niet
oordeelt, die niet zeggen kan „wie de beul
is en wie het slachtoffer", evenmin weet
of het het slachtoffer is dat zijn beul zoekt
of de beul die zijn slachtoffer eist.
Want beter dan alle onzekerheden over
het goede en boze, over schuld en on
schuld, beter want waardiger dan de wan
hoop om die twijfel, is de liefde die deze
wanhoop te boven kwam en haar „waar
om" niet kent. Liefde voor de „onontkoom
bare mens", die schuld en onschuld, goed
en kwaad gelijkelijk overkoepelt en lief
derijk omwat. Dat is Branners getuigenis.
In een meesterwerk. C. J. E. DINAUX
H. C. Branner; „De ruiter", Roman, {ver
taald door Greta Baars—Jelgersma en Rolv
Ravn) (H. P. Leopolds uitgeversmaatschappij
N.V. te 's-Gravenhage).
houding wel goed zijn. Ook dit is Dolf van
der Linden toevertrouwd; het behoort
immers tot zijn taak het totaal-effect
anders te berekenen dan de dirigent van
een normaal, voor een zaalpubliek musi
cerend orkest.
Hiermee is allerminst bedoeld dat de
symphonische amusementsmuziek, die deze
avond ten gehore werd gebracht, ook geen
verfijnd effect in de zaal te weeg bracht.
Dat deed zij zeker, vooral met de nummers
waarin het strijkorkest een overwegend
aandeel had en die eigenlijk een gewoon
symphonisch karakter bezaten. Ik noem
als zodanig de drie Negro-spirituals (voor
strijkorkest, harp en celesta bewerkt (voor
Morton Gould) en vooral ook de parafrase
op een oud Oosters klaaglied door G. Fin-
lay. De zanger Tony van Hulst kreeg ruim
schoots zijn kansen om met goed beheerst
„mezzo voce" een song van Erickson mooi
in de zaal te laten klinken.
Behalve als vaardig dirigent en gerouti
neerd arrangeur leerde men op dit concert
Dolf van Linden kennen als componist van
een Romance voor piano en orkest, uitge
voerd met Manny Oets als solist. Deze
heeft ook zijn aandeel in de bewerkingen
van het repertoire van het Metropole-
Orkest en in de speciale adoptaties voor het
dubbel-orkest van deze avond.
Wij kunnen het volop eens zijn met de
uitspraak in het voorwoord van het pro
gramma, dat beide ensembles ieder op hun
terrein een even belangrijke taak hebben
en wij kunnen er zelfs bijvoegen, dat de
combinatie een gunstig resultaat had, in
zonderheid voor het Metropole-Orkest. De
verklanking van de Armeense Dans van
Aram Katsjatoerian was daar vooral het
klinkend bewijs van. Maar we achten het
toch beter dat ieder orkest op zijn eigen
terrein blijft en vertrouwen er op dat na
dit „gelegenheidshuwelijk" de „scheiding"
definitief zal volgen, onder de leus: ieder
op zijn eigen terrein.
JOS. DE KLERK
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen voor onderwijs
S'dtt OOL BOEKHANDEL
Jacöbijiicstrual 5 Gcd. Oude Gracht 27-271'
Drie jaar geleden verdioeen de 17-jarige dochter van mevrouw Girolamo Biffignandi
uit Rome spoorloos. De politie vermoedde, dat zij zich vanuit Genua had ingescheept
naar Amerika, en gaf het. onderzoek op. Een zusje meende haar te herkennen op een
foto, die was gepubliceerd door een Italiaans filmblad, over de film „So young, so bad"
(links). De film werd voor de moeder gedraaid, die haar dochter inderdaad herkende,
toen deze optrad in een scène, die slechts 40 seconden duurde.
Volgens voorlopige cijfers van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek had Neder
land op 1 Augustus 10.386.723 inwoners.
In het eerste halfjaar van 1952 bedroeg het
aantal geboorten 138.547 en het aantal
sterfgevallen 45.051. In het eerste halfjaar
van 1951 waren deze aantallen respectie
velijk 135.672 en 47.985. In de eerste zes
maanden van 1952 werden 50.573 huwe
lijken gesloten, tegen 51.868 in de overeen
komstige periode van het vorige jaar.
Ned. Herv. Kerk
Beroepen te Giessendam-Nederhardinx-
veld, J. T. Doornenbal te Oene; te Sassen -
heim, W. H. Walvoórt te Doorn.
Beroepbaarstelling. Ds. J. M. Langevéld,
legerpredikant, pastorie Ned. Herv. Kerk
te Stevensweert, stelt zich beroepbaar.
Aangenomen naar Goënga, (toez.), F. H.
Kuiper, cand. te Bolsward; naar Poortu-
gaal, (toez.), J. H. H. Jansen, te Heere
waarden.
Geref. Kerken
Beroepen te Woldendorp, R. van Reenen,
cand. te Soestdijk.
Aangenomen naar Oudega (gemeente
Wijmbritseradeel), H. van-der Plaat, candi-
daat te Haarlem, die bedankte voor Borne
en Tijnje.
Chr. Geref. Kerken
Beroepen te Rozenburg, A. C. Noort te
Nieuwe Pekela.