Tekort op rijksbegroting 1953: f 492.—millioen
Overschot van f 131.- millioen op gewone dienst
dekt tekort op kapitaalsdienst ten dele
Inkomsten en uitgaven
in 1952 en 1953
„Scheppen van werk nu urgenter
dan zelfs de betalingsbalans"
Zwitsaletten
Tekort stijgt nog
Aantal ambtenaren
neemt toe
(In millioenen guldens)
De verdeling van de
belastingen voor 1953
Staatsschuld gedaald
tot 23,6 milliard
Conclusies en algemeen perspectief:
Laag kostenpeil dient gehandhaafd
A.
f
ISJ
3
Hedenmiddag heeft de nieuwe minister van Financiën, de heer J. van de Kieft, in de
Tweede Kamer de rijksbegroting voor 1953 aangeboden, vergezeld van de millioe-
nennota, officieel geheten „nota betreffende de toestand van 's Rijks financiën". In
dien alleen rekening zou moeten worden gehouden met de gewone dienst, de dage
lijkse inkomsten en uitgaven voor 1953, dan zouden de belastingen en andere bron
nen van inkomsten 131 millioen meer opbrengen dan de uitgaven, die volgens de
raming 4061 millioen zullen bedragen. Maar er zijn ook aflopende uitgaven op de
Buitengewone Dienst I - voornamelijk uitkeringen voor oorlogsschade -, die volgend
jaar 579 millioen zullen belopen, alsmede voor de subsidies op melk en volksbrood,
waarvoor ongeveer 80 millioen nodig zullen zijn. Bovendien vergen de kapitaals
uitgaven voor waterstaatswerken, rijkswegen, gebouwen, credieten en leningen aan
staatsbedrijven op de Buitengewone Dienst II honderden millioenen. Totaal is hiervoor
in 1953 nodig 896 millioen, waartegenover de inkomsten op de kapitaaldienst slechts
273 millioen bedragen, zodat de kapitaaldienst een tekort vertoont van 623 mil
lioen. Vroeger werd voor deze kapitaalsuitgaven geleend. Maar provincies en ge
meenten en vooral ook particuliere maatschappijen hebben ook zoveel geld nodig
voor kapitaalsuitgaven, dat het rijk op de krappe kapitaalsmarkt thans niet wil lenen,
Bovendien is de staatsschuld toch al zeer hoog. Daarom wordt het overschot op
de gewone dienst van 131 millioen gebruikt ter gedeeltelijke dekking van het tekort
op de kapitaaldienst van 623 millioen, zodat het tekort op de totale rijksbegroting
voor 1953 naar schatting zal bedragen 492 millioen.
Defensie vraagt weer
f1500— millioen
Wordt U gekweld
DE STAAT ONTVANGT
.124.000.000.-
DE STAAT GEEFT UIT S.616.000.000 -
Zwaartepunt verlegd
Misplaatst optimisme
Zware offers van
nationale economie
In- en uitvoer
Industralisatie
De verhoging van
de kinderbijslag
A A
DINSDAG 16 SEPTEMBER 1952
Het tekort van 492 millioen is nog geflatteerd, want bij de opstelling van de
begroting is geen rekening gehouden met de 14 millioen, die nodig zullen zijn
voor de verhoging tot 100,— van de aftrek van eigen inkomsten volgens de
Noodwet-Ouderdomsvoorziening; er is ook geen rekening gehouden met de uit
gave van 4 millioen voor het kleuteronderwijs en 1 millioen voor het voorberei
dend hoger onderwijsalsmede 2,5 millioen voor het koopvaardij-pensioenfonds,
uitgaven, waarvoor de plannen reeds lang bestaan. Het tekort op de begroting
wordt dus nog wel f 23 millioen groter, totaal derhalve meer dan een half milliard
gulden.
De werkelijke uitgaven overtreffen
trouwens dikwijls de schattingen. Volgens
de oorspronkelijke begroting voor 1952 zou
het tekort op de gehele dienst f 262 mil
lioen bedragen, maar nu het jaar al een
eind is gevorderd en de schattingen meer
in overeenstemming kunnen worden ge
bracht met de werkelijkheid, ziet het er
naar uit, dat het werkelijke tekort voor
1952 ruim f 600 millioen zal bedragen.
De grootste uitgave is volgend jaar weer
nodig voor de defensie. Het zal weer een
bedrag zijn van f 1500 millioen, dat is
26,7 percent van het totaal van de uitga
ven in 1953. Van die f 1500 millioen zal
f 794,7 millioen worden besteed voor het
leger, f 301,4 millioen voor de marine en
f 241,2 millioen voor de-luchtmacht. Voor
de bescherming van de burgerbevolking
is f 15,5 millioen gereserveerd.
Op de tweede plaats in het rijtje van
grote uitgaven staan de sociale voorzie
ningen, emigratie en volksgezondheid, die
in 1953 tezamen f 632 millioen zullen ver
gen of 11,3 percent van de totale uitgaven.
Het bedrag is f 66 millioen hoger dan ge
raamd was voor 1952.
Ongeveer f 340 millioen is nodig voor
de sociale zekerheid. Voor de volksgezond
heid wordt ongeveer f 55 millioen ter be
schikking gesteld.
Voor de emigratie is f 29 millioen uit
getrokken ten behoeve van 55.000 emi
granten, die in 1953 naar schatting zullen
verhuizen naar een ander land.
Voor maatregelen in het belang van de
werkgelegenheid is voorlopig rekening ge
houden met een uitgave van f 120 millioen.
Op c(e derde plaats in het rijtje van grote
uitgaven komt onderwijs en cultuur, waar
voor f 510 millioen is geraamd of 9,1 per
cent van de totale uitgaven.
Voor onderwijs en cultuur zal f 55 mil
lioen meer worden uitgegeven dan ge
raamd was voor 1952. Voor het lager on
derwijs zal f 272 millioen nodig zijn, voor
het hoger onderwijs f 58 millioen. De uit
gaven voor het lager en middelbaar nij
verheidsonderwijs zullen f 68 milioen be
dragen.
Door de stijging van de luisterbijdragen
krijgt de radio f 1.300.000 meer.
Voor herstel van oorlogsschade is f 431
millioen uitgetrokken, hetgeen de werk
gelegenheid ten goed komt. Aan het eind
van 1952 zal aan meer dan de helft van cle
.schadeverplichtingen zijn voldaan.
Kort na de oorlog, toen er nog vele rijks-
bureaux bestonden en de distributie en de
bijzondere rechtspleging veel personeel
vergden, bedroeg het aantal rijksambtena
ren ongeveer 131.000. Dit aantal daalde in
1949 tot beneden de 100.000. Op 1 Januari
1951 bedroeg het aantal 95.543. Sindsdien
is het weer gestegen. Op 31 Juli 1952 be
droeg het aantal rijksambtenaren 97.435 en
volgens de begroting voor 1953 kan het
stijgen tot 102.363. Deze stijging is voor het
grootste deel een gevolg van de uitbreiding
van de militaire departementen.
Het burgerlijk rijkspersoneel bedroeg bij
Oorlog en Marine op 1 Januari 1946 8192
en op 31 Juli 1952 23.067. In de begroting
voor 1953 is gerekend op 24.840 ambte
naren.
Het burgerlijk rijkspersoneel zonder
Oorlog en Marine bedroeg op 1 Januari
1946 122.826 en op 31 Juli 1952 74.368. In
de begroting voor 1953 is rekening gehou
den met een aantal van 77.523 ambtenaren.
Lopende uitgaven en inkomsten
1952
1952
1953
(oorspron
(her
kelijk)
zien)
3779
4061
4061
Uitgaven Buitengewone Dienst
513
807
579
Nadelig saldo levensmiddelensubsidies
110
76
80
4402
4944
4720
4712
5141
4S51
Overschot
310
197
131
Kapitaalsuitgaven en -inkomsten
Uitgaven
Inkomsten
Tekort
Totaal der uitgaven en inkomsten
Uitgaven .c
Inkomsten
Tekort
1952
1952
1953
(oorspron
(her
kelijk)
zien)
844
1094
896
272
286
273
572
808
623
5246
6038
5616
4984
5427
5124
262
611
492
Minister J. van de Kieft.
Volgens de raming zal het rijk in 1953
aan belastingen en andere bronnen van
inkomsten ƒ5124 millioen binnen krijgen.
Dat is ruim vijf milliard gulden. Verwacht
wordt, dat de rijksbelastingen in totaal
ongeveer 5022 millioen zullen opbrengen.
Daarvan gaat 484 millioen af voor de ge
meenten, 31 millioen voor de provincies
en 8 millioen voor het Landbouw-Egali-
satiefonds zodat er 4499 millioen over
blijft voor het rijk.
De Inkomsten- en Loonbelasting brengen
tezamen 1525 millioen in de Schatkist, de
Omzetbelasting 1200 millioen.
De geraamde belastingopbrengst (met ter
vergelijking de ramingen van 1952) ziet er
gespecificeerd als volgt uit:
I Kostprijsverhogende belastingen
Oorspronkelijke Raming
raming 1952 1953
(In duizenden guldens)
Vereveningsheffing
Motorrijtuigenbelasting
Invoerrechten
Accijns mousserende
dranken
Accijns op gedistilleerd
Accijns op bier
Accijns op suiker
Accijns op tabak
Belasting goud- en
zilverwerk
Omzetbelasting
Rechten van zegel
Rechten van registratie
275.000
70.000
450.000
15
100.000
16.000
50.000
285.000
400
.300.000
30.000
45.000
240.000
80.000
400.000
6
100.000
17.000
45.000
305.000
1.200.000
40.000
45.000
2.621.415 2.472.006
II
Belastingen op winst,
inkomen en vermogen
Inkomstenbelasting na aftrek
van voorheffingen 940.000 875.000
Vermogensbelasting 80.000 85.000
Vennootschapsbelasting 515.000 775.000
Loonbelasting 665.000 650.000
Dividendbelasting 55.000 65.000
Commissarissenbelasting 8.000 9.500
Rechten van successie en
schenking 85.000 90.000
Totaal
2.348.000 2.549.500
Totaal van I en II
samen: 4.969.415 5.021.506
Bij het opstèllen van de ramingen is reke
ning gehouden met wetswijzigingen, die on
langs tot stand zijn gekomen, zoals de ver
laging van de sigarenaccijns, de herziening
van enkele tabellen van de omzetbelasting
en de faciliteiten voor giften aan liefdadige
instellingen, alsmede met wetswijzigingen,
die bij de Tweede Kamer aanhangig zijn
geweest, zoals die betreffende de tegemoet
komingen die verband houden met de
exportbevordering en de invoering van de
werkloosheidswet.
Geen rekening is gehouden met een
eventuele huurverhoging en de gevolgen
daarvan.
ADVERTENTIE
door rheumatiek. spit, ischias, hoofd- en
zenuwpijnen, neemt dan Uw toevlucht tot
Togal. Het middel dat baat, waar andere
falen. Laat U dus niet langer kwellen, maar
gebruik regelmatig Togal. Togal zuivert de
nieren en is onschadelijk voor hart en maag.
Bij apoth. en drogist 0.'95, 2.40 en 8.88.
werst LAST ING
INKOMSTEN
352 ML H
BELASTINGINKOMSTEN
4400 MLN -
s
KAPITAALS UITGAVEN
606 MLN
N»
SUBSIDIES OP
LEVENSMIDDELEN
60 ML Ti
OOPLOGSSCHADE ENZ
579 ML Tl f
DAGELUKS TERUGKERENDE
UITGAVEN
4061 Müi
Blijkens het in de millioenen-nota op
penomen overzicht, van de nationale
schuld is de totale staatsschuld van 1
Juli 1951 tot. 1 Juli 1952 gedaald met
1.795 millioen gulden. Sedert 30 Juni
1950 is de totale schuld gedaald met
3500 millioen gulden.
Naar het oordeel van de minister van
Financiën draagt deze ontwikkeling in
belangrijke mate bij tot vergroting van
de financiële stabiliteit van ons land,
temeer omdat gelijktijdig een stijging
van het nationale inkomen en het na
tionale vermogen valt te constateren.
Op de begroting voor 1953 is f471,4
millioen uitgetrokken voor rente en
kosten over binnen- en buitenlo.ndse
schuld en f 233,1 millioen voor aflossing
van die schulden.
Op 30 Juni 1952 bedroeg de totale staats
schuld. met dat al nog f23,618 millioen,
oftewel bijna 24 milliard. De millioenen-
nota acht het derhalve alleszins wense
lijk, het overschot op de gewone dienst,
ten bedrage van f131 mililoen, te ge
bruiken voor gedeeltelijke dekking van
het tekort op de kapitaaldienst, dat f 623
millioen bedraagt.
Voor de dekking van dit tekort zouden
ook de baten uit het inhalen van belas
tingachterstand kunnen worden aange
wend, doch verwacht wordt, dat deze
bate voor 1953 slechts gering zal zijn.
In de slotbeschouwing van de millioenen-nota stelt de minister van Financiën
voorop dat het algehele oordeel over de toestand van de Nederlandse volkshuis
houding thans aanmerkelijk gunstiger kan luiden dan ten tijde van het tot stand
komen van de begroting voor 1952. Geconstateerd kan worden dat de Neder
landse economie thans een aanmerkelijk evenwichtiger beeld vertoont dan een
jaar geleden dat met name in het verloop van de betalingsbalans een verheugende
wijziging ten goede is ingetreden. Tegenover deze verbetering staat in de eerste
plaats, dat de druk der militaire inspanning onverminderd blijft voortduren en
zelfs waar, dat de achter ons liggende anderhalf jaar te deze nog als „aanloop
periode" moeten worden beschouwd nog in betekenis zal toenemen. Daarnaast
is een belangrijk facet van de jongste ontwikkeling dat de verbetering van de
positie tegenover het buitenland gepaard is gegaan met enige teruggang in de
binnenlandse productie en een toeneming van de werkloosheid.
De industriële productie lag in de periode
van midden 1951 tot midden 1952 bijna 2,5
procent beneden die van de voorafgaande
twaalf maanden. Het aantal werklozen was
in hetzelfde tijdsbestek gemiddeld 43.000
hoger. Deze ontwikkeling is zeer wel ver
klaarbaar. De na-oorlogse jaren vormden
een herstel-periode met een alom tot uiting
komende „bestedingsdrang". Dc werkge
legenheid is hiermee in de achter ons lig
gende jaren zeer gebaat geweest. Korea
was een nieuwe, kortstondige stimulans
voor bestedingen, doch de reactie hierop en
de noodzaak tot bestedingsbeperkingen met
het oog op de toestand van de betalings
balans hebben de werkgelegenheid niet
ongemoeid gelaten.
Inmiddels zijn op grond van de feitelijke
ontwikkeling der werkloosheid een aantal
maatregelen genomen, die grotendeels een
belasting betekenen van het rijksbudget,
hetzij door verhoging van uitgaven, hetzij
door verlaging van inkomsten. Als zodanig
kunnen worden genoemd de aanvullende
uitgaven voor openbare werken, zomede de
voorschotten aan lagere publiekrechtelijke
lichamen (provincies en gemeenten) ten
behoeve van de werkverruiming, de ver
snelling van de oorlogsschade-uitkeringen,
en de extra-financiering van de bouw van
premieleningen. Voorts werd een aantal
helastingfaciliteiten verleend, met name ten
aanzien van de omzetbelasting en de
tabaksaccijns, met welke maatregelen in
totaal een bedrag gemoeid was van onge
veer 200 millioen. Daarnaast zijn ook
andere belastingverlagingen van kracht ge
worden, respectievelijk voorgesteld, tot een
gezamenlijk bedrag van ongeveer 120 mil
lioen gulden, die weliswaar niet recht
streeks de werkverruiming tot doel heb
ben, doch niettemin, hetzij vanwege hun
strekking zoals de faciliteiten ten be
hoeve van de exportbevordering, hetzij uit
sluitend vanwege hun koopkrachtverrui-
mende werking, de werkgelegenheid ten
goede kunnen komen.
Uit het voorgaande is wel gebleken, dat,
wat de urgentie der economische problemen
betreft, een zekere mate van accentver
schuiving is ingetreden van de betalings
balans naar de werkgelegenheid. Er wordt
thans meer nadruk gelegd op het scheppen
van werk. Naar het oordeel van de regering
..Het zou misplaatst zijn. op grond van
de in het jongste verleden bereikte ver
betering van de betalingsbalans te op
timistische verwachtingen te koesteren
ten aanzien van de ontwikkeling in de
naaste toekomst. Bij het bepalen van
het begrotingsbeleid dient met name
ten aanzien van voorstellen, die zouden
leiden tot hogere uitgaven dan wel
lagere inkomsten, mede met dit per
spectief rekening te worden gehouden",
aldus eindigt de minister van financiën
zijn slotbeschouwing in de millioenen-
nota.
Op de rijksbegroting voor 1953 zijn de
uitgaven voor de gewone dienst belang
rijk verhoogd. Voor een deel is dit een
gevolg van maatregelen, die moesten
worden genomen in het belang van de
werkgelegenheid. Maar ook bij verschil
lende andere sectoren van de rijksacti
viteit trekt in 1953 een aanzienlijke stij
ging van het uitgavenpeil de aandacht.
In het bijzonder moeten worden ge
noemd het onderwijs in zijn verschil
lende geledingen en verschillende uit
gaven in de sociale sector. Voorts was
het noodzakelijk voor kapitaalverstrek
king aan de P.T.T. en aan de staatsmij
nen belangrijk hogere bedragen uit te
trekken.
De minister van Financiën ziet deze ont
wikkeling met grote zorg omdat ener
zijds, ook na nauwgezette overweging,
aan deze uitgaven redelijkerwijze niet
kan worden ontkomen, maar anderzijds
moet worden gevreesd dat de voor dek
king benodigde middelen van onze na
tionale economie zeer zware offers zul
len vragen.
mag dit echter geenszins tot de conclusie
leiden, als zouden de omstandigheden een
algehele ombuiging mogelijk maken van
het in het afgelopen jaar gevoerde beleid
door het treffen van maatregelen, die ge
richt zijn op een aanmoediging van de bin
nenlandse vraag naar goederen.
In de eerste plaats is er het feit van de
nog steeds bestaande achterstand in de
militaire uitgaven, die vóór moeten gaan.
Op baten uit achterstallige belastingen kan
niet meer worden gerekend. Op grond van
deze beide factoren moet voor het komende
jaar op aanzienlijk hogere kasuitgaven en
op geringere ontvangsten worden gerekend.
Die verandering zal ook de ontwikkeling
van de betalingsbalans niet ongemoeid
laten.
De verbetering van de betalingsbalans in
het afgelopen jaar zal ten dele niet blijvend
zijn. Ér is na de prijsstijgingen op de
wereldmarkt sedert het midden van 1950
betrekkelijk weinig ingevoerd. Verwacht
mag worden, dat op niet te lange termijn
de invoer zich weer in stijgende lijn zal
bewegen.
Overweging verdient voorts, dat de Ne
derlandse export nog steeds kwetsbaar is.
De dreiging van een belemmering van onze
uitvoer door beperkende maatregelen in
het buitenland is zek^r niet denkbeeldig.
Van grote betekenis blijft daarom, de drang
te handhaven om afzetgebieden voor de
Nederlandse producten zoveel mogelijk te
zoeken in het buitenland en deze drang niet
door overmatige vergroting van de bin
nenlandse koopkracht te verzwakken.
Al deze overwegingen nemen niet weg,
dat binnen zekere grenzen het handhaven
van een hoog'niveau van werkgelegenheid
een van de voornaamste doelstellingen
blijft van het regeringsbeleid. Afgezien van
een actieve emigratiepolitiek, zal men
daartoe vooral moeten blijven streven door
middel van een krachtige industrialisatie-
politiek, gesteund door maatregelen ter be
vordering van de export. Een vergroting
van de uitvoer zal slechts kunnen slagen,
indien aan de buitenlandse concurrentie
het hoofd kan worden geboden. Dit be
tekent, dat de steun, die het betrekkelijk
lage kostenniveau der Nederlandse produc
tie de laatste jaren aan de afzet naar het
buitenland heeft geboden, ook in de toe
komst onontbeerlijk zal zijn.
Naar aanleiding van het Voorlopig Ver
slag der Tweede Kamer over het wetsont
werp tot verhoging van het bedrag van de
kinderbijslag, zegt de minister van Sociale
Zaken in een nota aan de Kamer, dat door
zijn ambtsvoorganger aan de Sociaal-Eco
nomische Raad een voorontwerp van wet
voor een definitieve kinderbijslagverzeke
ring voor zelfstandigen is toegezonden met
verzoek de regering daaromtrent van ad
vies te dienen. Het is zeer wel denkbaar,
dat de Sociaal-Economische Raad tot wij
ziging van de in het voorontwerp opge
nomen uitkeringsbedragen adviseren zal.
Eveneens is het mogelijk, dat de minister
na ontvangst van het S.E.R.-advies tot
wijziging van bedoelde uitkeringsbedragen
besluit. Onder deze omstandigheden lijkt
het hem niet juist de in het voorontwerp
vermelde uitkeringsbedragen aan de Ka
mer mede te delen.
ADVERTENTIE
Laai U niet langer door Uw pijnen
kwellen, maar verdrijf Uw hoofdpijn
kiespijn, zenuwpijn, spierpijn, rheuma-
tische of periodieke pijnen afdoend met
>U2'
1500 MLN
819,2 MLN
Soc. voorz., emigratie, volksgezondh en volkshuisvesting
704,5 MLN
i schuit
510.6 MLN
431.3 MLN
Herstel van oorlogsschade
412.0 MLN
Waterstaat en verkeer
216,0 MLN
Politie en justitie
H| 146.6 MLN
Handel en nijverheid
H 111,0 MLN
Land- en tuinbouw, veeteelt en visserij
H 80,0 MLN
Subsidiebeleid via het Landbouw-Egalisatiefonds
685,2 MLN
Ovenge