Freddie
-Clowntje Riek
De zaak-Andreas
Hélène Pet (sopraan)
en El. Honsbeek
GEBR. EEEIIMM4 Automobielbedrijven
Radio Moors
Passief kiesrecht voor
vrouwen in A.R.-partij
SE
Jonge Toonkunstenaars
Nachtdienst apotheken
500 c. DE ZUINIGSTE AUTO - t L. op 20 KM. Prijs ƒ4777
Adventsavond van
Kerk en Vrede
Rheuma
Voor de kinderen
Betaling
abonnementsgeld
per giro
FEUILLETON
(Door Harry Hoff,
vertaald uit het Duits)
ZATERDAG 13 DECEMBER 1952
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
OCÖOOOOOOOCXJOOOOCCOOOCiOOOOOOOCJOOOOOOOCCOOOOCOOOOCïOC»
OCKXX)OOCr*XOOCOCOr>CCOCXX^CCnOOOOCOC* ocOOOCXXXXXX>COCO(XOOOOOOOOCOOOOOOOCXXXXOOOCXXXXXDCXXaOOOOOOOCX>OOOOCX)OOOOOOOOOOOOOOOOOOOC
TT/" 1'tP Trek met potlood 'n lijn van 1 naar 2
rr /.S tlltf en zo vervolgens tot 50 en je weet het
„Oef, oef", hapten de
goudvissen in hun kom,
„wat gaat er nu weer
gebeuren?"
„Stil", zei de grootste,
„ik geloof dat we gesto
len worden."
„Gestolen worden?"
riep zijn vrouwtje ver
schrikt. „Is het dan nog niet genoeg dat we al een week
lang in een veel te kleine kom wonen en geen eten
krijgen? Moeten we nou ook nog gestolen worden?" Jün
net toen ze dat zei, werd de hele goudvissenfamilie met
kom en al weggedragen uit het huis. Buiten stond een
vrachtauto.
„Hier kunnen jullie nog wel bij", zei de man die ze
gestolen had en hij zette ze achterin. Zijn stem klonk
aardig, helemaal geen dievenstem, vond het goudvissen-
vrouwtje.
„Wat hoor ik naast me en achter me en voor me?"
riep haar man. Ze zwommen in een kluitje naar de kant.
Ze hielden hun vinnetjes in en staarden met grote ogen
door het glas. En wat zagen ze? In hokjes en kisten, in
mandjes en schoenendozen, ja zelfs in een koektrommel
zaten dieren. Jonge honden, katertjes, konijnen, witte
muizen, salamanders en zelfs een groene kikker. Ze
werden er verlegen van: hun vinnetjes trilden.
„Wees maar niet bang", zei een zwarte kater, vlak
naast ze. „We zitten allemaal in hetzelfde schuitje,
vindt u niet?"
„Kunt u mij ook zeggen in wélk schuitje?", vroeg de
vissenman beleefd.
„Zeker", zei de kater, „hét schuitje, ja, hét
schuitje hè!"
Daar werd de goudvis niet veel wijzer van. „Welk
schuitje?" hei-haalde hij en de witte muizen vielen hem
brutaal bij en de honden en de
kikkers en de hagedissen ook.
„Schuitje, schuitje, wat voor een
schuitje?" blaften, kwaakten en
piepten ze.
„Stilte", riep de Vlaamse Reus,
„ik weet het". Ze luisterden alle
maal naar het grote grijze konijn.
„Ik heb honger", zei hij.
„Wij ook", riepen de dieren in
koor.
„Ik heb in geen week een schoon
hok gehad", zei de Vlaamse Reus
weer.
„Wij ook niet", antwoordden de
anderen.
„Niemand heeft me tussen mijn
oren gekriebeld".
„Mij ook niet, mij ook niet", rie
pen ze. Ook de vissen, die verga
ten dat ze niet eens oren hadden.
Het konijn dacht even na. „Dat is het", zei hij. „Het is precies een
week geleden dat we bij onze nieuwe bazen kwamen. En die bazen
hebben alleen de eerste dag naar ons gekeken en ons toen vergeten.
En wie heeft ons bij die bazen gebracht?" vroeg de reus ernstig. Nie
mand zei iets. „Toe maar", zei het konijn, „zeg maar gerust dat het
Sinterklaas was. Hij heeft ons stuk voor stuk cadeau gegeven aan
mensen en kinderen die niet naar ons omkeken".
„Wat moeten we doen?" miauwden de katten.
„Een bond stichten", piepten de muizen, „een bond van slachtoffers
van slordige en slechte mensen". Ze waren buiten adem van die lange
zin.
„Dat hoeft niet", zei een stem helemaal achter in de auto. De dieren
keken verschrikt omhoog. Boven zich zagen ze een wit hoofd met lange
manen. Twee vriendelijke ogen keken op ze neer. Het was de schim
mel van Sinterklaas. „Die bond bestaat al", zei hij, „en ik ben er de
voorzitter van. Ik zorg dat een week na Sinterklaas alle dieren bij slor
dige en slechte mensen worden weggehaald. Jullie gaan mee naar
Spanje. Je krijgt een plaatsje in het paleis van de Sint en volgend jaar
word je cadeau gedaan aan mensen en kinderen die niet slordig zijn,
wel tussen je oren kriebelen, je wel te eten geven en naar je om
kijken".
„Wat zullen die anderen wel zeggen?" zei een wit poesje. „Ze denken
dat we zijn weggelopen", riep een herdershond. „Of opgegeten zijn",
piepte een goudvis.
„Ze krijgen vast spijt", kwaakte de kikker. „Ze zijn natuurlijk bang
dat ze volgend jaar niets krijgen", miauwde de kater.
„Dat hebben ze ook eigenlijk verdiend", zei de schimmel, waar of
niet?"
Een laagje ys, een vlies je maar,
ligt op de vijver in 't plantsoen.
Wat doet die Freddie Fransen daar?
Hij voelt eens even met zijn schoen.
„Hé joh, je bent nog veel te vroeg",
roept Hans, de bakker, die hem ziet.
Dat ijs is nog niet sterk genoeg",
maar Freddie Fransen luistert niet.
Die schuifelt nu al voet voor voet
over dat dunne laagje ijs.
„Zie je nou wél, het gaat toch goed,
het houdt él", roept hij eigenwijs.
Maar even later gaat het krak
en nog eens krak. Fred weet geen raad.
Een ster. een scheur en dan een wak,
waarin hij kopje onder gaat.
Die bakker aan de waterkant
grijpt Freddie met een lange lat.
Hij zet. hem op zijn bakkersmand
en rijdt hem druipend door de stad.
MIES BOUHUYS.
Deze clown kunnen we maken van
triplex of carton. Het triplex wordt
natuurlijk gezaagd en het carton
kun je knippen. Trek met behulp
van carbon (doordrukpapier) de te
keningetjes over. De armen en de
benen trek je 2 x over. Als ie dat
gedaan hebt, boor je bij A grote ga
ten en bij B kleine. Schilder nu
eerst de verschillende onderdelen in
een paar heldere kleuren met plak
kaatverf en vernis daarna alles.
Bevestig de armen en de benen
met splitpennen aan het lichaam.
Ziezo, de clown is klaar, alleen
kan hij nog niet bewegen.
Om dat te kunnen, moet je doen
als volgt: laat de armen en benen
slap naar beneden hangen en knoop
nu een dun touwtje tussen de twee
B-gaatjes van de armen. Hetzelfde
doe je bij de benen. Bindt nu een
touwtje in het midden van het bo
venste touwtje. Leg het recht naar
beneden en bindt het óók aan het
onderste touwtje (zie tekening).
Klaar? Houdt nu de clown bij zijn
muts vast en trek aan het touwtje.
Het Comité voor jonge Toonkunstenaars
gaf Donderdag gelegenheid tot optreden
in de Renaissancezaal van het Frans
Halsmuseum aan de sopraan Hélène Pet
en de pianiste Elisabeth Honsbeek, die
beiden haar opleiding genoten aan het
Koninklijk Conservatorium te Den Haag.
Zingen is een drommels laslig vak; men
moet er heel wat natuurlijke gaven voor
bezitten, ook het geschikte temperament
en verdere gaven van geest en hart; bo
vendien vergt het een ruime ontwikke
ling zowel litteraire als muzikale, en
dient de stem onophoudelijk getraind te
worden. En dan moet men nog afrekenen
met de indisposities, tot welker bevorde
ring ons gezegend klimaat niet weinig
meewerkt. Aan dit laatste geloof ik het te
moeten wijten, dat de stem van Hélène Pet
doorgaans wat geknepen klonk en haar
voordracht wat vlak was. Men kon echter
merken dat het orgaan in het kopregister
goed ontwikkeld is en het deed prettig aan,
dat alles glaszuiver bleef. Maar het was
een zingen waarin te weinig afwisseling
van sfeer kwam, ook wanneer de gelegen
heid zich daartoe voordeed. Men kon er
weemoedig onder worden.
Het leek echter of de zangeres ont
dooide, toen zij in het tweede deel van
het recital „Après un rève" en „Nell" van
Gabriël Fauré liet horen. Nu -kwam er
plotseling kleur en spanning in het geluid
en begon het zingen van mevrouw Pet te
boeien, zelfs bij een sobere voordracht en
een weinig gearticuleerde dictie. Hetzelfde
kon worden gezegd betreffende twee
fraaie, Frans getinte liederen van Jaap
Geraedts. Er leken dus wel hoedanigheden
aanwezig om behoorlijk voor de dag te ko
men, als de zangeres de remmingen
waaronder ook de zenuwen de baas
wordt. Ondertussen mag zij toch niet nala
ten te werken aan haar dictie en niet ver
geten dat „voor het pubhek zingen" in eer
ste instantie betekent „iets meedelen". En
ook zij het haai- geraden bij de samenstel
ling van een lied-programma te specule
ren op treffende contrasten.
De zangeres werd door Elisabeth Hons
beek vrij goed, een paar keer zelfs uitste
kend begeleid. Als solo-pianiste begon zij
met drie Sonates van Scarlatti, handig
maar niet overtuigend muzikaal gespeeld.
Van goede technische scholing getuigden
de interpretatie van de Concert-etude no.
3 van Liszt en de Ballade in g van Chopin,
al stoorde daarin meermalen een tekort
aan klankevenwicht. De pianiste was ech
ter goed op dreef in het Franse deel van
het programma, waarin de vlot gespeelde
Sonate 1947 van Voormolen niet mis
stond. „Hommage a Rarneau" van Debussy
en Toccata van Foulenc werden overtui
gend muzikaal en technisch correct ge
ïnterpreteerd.
JOS. DE KLERK
Firma Duym en Keur, Keizerstraat G, tele
foon 10378.
Apotheek Begemann en Sneltjes. Kruisweg
30. telefoon 10043.
Marnix-apotheek, Marnixstraat 65, tele
foon 23525.
ADVERTENTIE
BLOEMENDAAL - TEL. 22165
HAARLEM - TEL. 14160
De afdeling Haarlem van Kerk en Vre
de hield voor leden en belangstel
lenden Adventsavond in de kroonzaal van
„Brinkmann".
Ds. C. J. Hoekema, Doopsgezind predi
kant te Haarlem, sprak over „Alweer
Kerstmis".
Verder werd medewerking verleend door
het dameskoortje „Noi Otto", onder leiding
van de heer Fr. Mondriaan. „Noi Otto"
begon de avond met vier liederen van Ar-
noud Mendelssohn. Daarna nam ds. C. P.
Hoekema het woord: Het Evangelie va,n
Christus past niet in een wereld, die haar
verwachting bouwt op een steeds hoger
opgevoerde bewapening en zich voorgeno
men heeft haar geestelijke goederen zo
nodig te verdedigen met oorlog, waar naar
de getuigenis van de Synode der Hervorm
de Kerk de volken elkaar in de meest ab
solute zin naar het leven staan en de ge
boden van God in alle opzichten overtre
den worden.
De spreker vraagt zich af of men Kerst
mis nog wel mag vieren, wanneer men ge
woon is dit feest licht op te vatten en wan
neer niet bedacht wordt wat Kerstmis in
houdt. Men beleeft in Kerstmis het geloof
wanneer men zich onderwerpt aan Chris
tus, zonder kaarsjesromantiek. Men mag
slechts Kerstmis vieren wanneer men met
het hele hart in de Vredevorst gelooft.
Wanneer men zich dit realiseert, zal men
dan nog in staat zijn de wereld te leiden
naar de algehele ondergang? (In 1926
vroeg de defensie twaalf gulden per hoofd.
In 1952 is zij met honderdvijftig nauwe
lijks tevreden.)
Zal men dan niet gedrongen worden
radicaal te breken met het geloof dat be
wapening de wereld kan redden? Zal men
dan niet beseffen dat de Vredevorst ver
loochend wordt? aldus ds. C. P. Hoekema.
ADVERTENTIE
van ouds bekend. - Tel. 14609
Officieel Philips-reparateur
KRUISSTRAAT 38 - HAARLEM
Donderdag hielden de wijkverpleging
en de wijkvereniging in wijk III van de
Nederlands Hervormde Gemeente te
Haax-lem in de Noorderkerk een avond,
waax-bij als spreker optx-ad dr. C. van den
Bex-g, i'heumatoloog te Hilversum, over
rheuma-bestrijding. Dr. Van den Bex-g ging
de verschijnselen van alle soorten rheuma
na. Men kan acute, chronische, slijtage-
eix spierrheiima onderscheiden.
Verder wees spreker op de factoren, die
de rheuma kunnen veroorzaken, zoals
slechte voeding, minder goede kleding en,
vooral in Nederland, het zeer ongunstige
klimaat. Koude en in het bijzonder voch
tigheid zijn de grote vijandexx.
Dr. Van den Bex-g deelde verder mee, dat
rheuma de derde volksziekte in Nederland
is en dat uit de statistieken blijkt, dat het
verzuim van werknemers door deze ziekte
cp tweede plaats staat na influenza.
Men heeft tot nu toe echter nog steeds
geen afdoende bestrijdingsmiddelen tegen
deze veel voorkomende ziekte gevonden.
Wel tracht men met bestralingen de pijn
zoveel mogelijk te verminderen,•'maar het
duurt meestal vrij lang voordat een alge
hele genezing intreedt. Het is te begrijpen,
dat in vele beroepen de rheuma veelvuldig
voorkomt. Immers, wanneer wij slechts
denken aan mijnwerkers en dokarbeiders,
dan zien wij, dat deze mensen dikwijls de
hele dag gebukt moeten werken.
Na enige vragen van aanwezigen beant
woord te hebben, werden enkele korte
medische films vertoond.
c
In een vergadering van de Anti-Revo-
lutionnaire Kiesverenigingen „dr. H. Ba-
vinck" en „dr. H. Colijn", die Donderdag
in het Hervormd Jeugdhuis aan de Scho-
terweg gehouden is, heeft mevrouw L, A.
LeverBrouwer gesproken over het vrou-
wenkiesrecht. De Anti-Revolutionnaire
partij heeft nog steeds niet het passieve
kiesrecht aan haar vrouwelijke leden toe
gekend, zodat deze geen zitting kunnen
hebben in de vertegenwoordigende licha
men. Dit is een gevolg van het besluit dat
de Deputatenvex-gadering in 1921 genomen
heeft en dat gegrond is op de overtuiging,
dat God voor de vrouw in het algemeen
een andere taak weggelegd heeft dan de
politieke. Hiermee was mevrouw Lever-
Brouwer het eens, mits men maar rekening
houdt met de uitzondex-ingen: er zijn vrou
wen die gaven hebben voor en begeerte
koesteren naar het politieke leven. Zij
mogen haar talenten niet in zweetdoeken
verbergen, aldus spreekster.
Mevrouw LeverBrouwer gaf in het be
ging van haar causerie een historische be
schouwing. De voormannen der A.R.-partij
hebben ten aanzien van het punt wel eens
„wonderlijke gedachtensprongen" gemaakt.
Kuyper bijvoorbeeld is „met een hoek van
90 graden om de vrouw heen gedx-aaid."
Tot 1917 wees hij beslist iedere politieke
actviteit van de vrouw af, deels op bijbelse
gronden, deels uit angst voor de concurren
tie van de vx-ouw. Hij was bevreesd, dat bij
de stembus de mannen de nederlaag zou
den lijden tegenover de vrouwen. Later
heeft Kuyper echter zijn lezers gedrongen
in de richting, die hij vroeger verfoeide;
hij noemde het vrouwenkiesrecht toen een
plicht.
Nadat het actieve vrouwenkiesrecht
echter door de partij aanvaard was, zette
men zich aan aan de verdediging van het
laatste bolwerk. Nog steeds zijn er, die het
passief vrouwenkiesrecht vex-werpen. Hun
motieven daartoe (de afhankelijkheid van
de vrouw en de superioriteit van de man)
zijn echter niet bijbels. Bij de schepping
was er geen sprake van heerschappij over
elkaar, slechts van een naast elkaax-. Jezus
maakte geen onderscheid tussen mannen
en vrouwen.
De opvatting dat „het gezin voor de
vrouw, het publieke leven voor de man"
zou zijn, verwierp spreekster. Iedere taak
in het leven is weggelegd voor mannen en
vrouwen beide. De laatste oorlog heeft de
vrouw op alle plaatsen in het leven gesteld
en zij hebben bewezen het aan te kunnen.
„Staat en Maatschappij kunnen niet langer
zonder de vrouw", aldus mevrouw Lever-
Brouwer. „De slagboom, die de vrouw
weert uit Kamex-s, staten en raden, moet
weg genomen worden."
De voornaamste plaats van de vx-ouw
blijft echter het gezin. Van hieruit zal zij
kunnen medestrijden in het politieke leven
via man en kinderen. Ook zal zij deel moe
ten nemen aan Kiesverexxigingsactiviteiten
en de nieuwere publicaties dienen te lezen.
Mevrouw Levex-Brouwer was van
mening, dat in de vertegenwoordigende
lichamen voor de vrouw een eigen, speciale
taak aanwezig is. Het is bewezen dat vrou
wen daar op terreinen als kinderzorg, con-
sultatiebureaux, onderwijs, kraamverzor-
ging enz., werk gedaan hebben, dat be-
zwaarlijk door mannen verricht had kun
nen worden.
Gelukkig is er een groep Anti-Revolu
tionnaire vrouwen, die zich dit bewust is
geworden en aangedrongen heeft op het
wegnemen der beperkingen. Het centraal
comité stelde een studiecommissie in, die
een rapport samenstelde, dat concludeerde
tot het instellen van het kiesrecht, zoals
mevrouw LeverBrouwer had uiteengezet.
De lezing van dit rappox-t, dat inmiddels
aan de Kiesverenigingen is toegezonden en
waarover deze hun mening zullen moeten
zeggen, beval spreekster warm aan.
Oom Tripje sloeg de motorkap open en keek naar de motor. Hij probeerde, of hij het
mankement kon vinden en keek alles na; maar hij kon niets vinden, waar het aan lag.
„Ik heb het ook niet kunnen vinden", zei de meneer. „Het is vervelend, want nu sta
ik hier met mijn kapotte auto, en het is zo ver van alles af!"
Maar oom Tripje wist er wel iets op.
„Ik zal een touw aan uw wagen binden", zei hij. ,,Dan kan ik u met de bus slepen, die
is sterk genoeg. En dan rijden we naar het volgende dorp; daar is wel een garage,
waar men uw auto kan nakijken".
Daar was de meneer erg blij om. Hij zei, dat hij dat erg prettig zou vinden.
„We zijn er om elkaar te helpen, nietwaar?" lachte oom Tripje. „Ik zal het touw
halen, ik heb er een in de bus".
Hij bracht het stevige touw te voorschijn en toen bonden ze dat aan de voorkant van
de auto vast. Toen dat stevig zat, maakten ze het andere eind vast aan een haak achter
aan de bus.
„Ziezo, dat zit!", zei oom Tripje. „Als u nou in uw eigen auto aan het stuur gaat zitten,
breng ik de bus op gang!"
Zo deden ze. Oom Tripje stapte weer in de bus en toen zette hij langzaam de bus aan.
En de auto werd netjes aan de lijn voortgetrokken
U kunt het Uzelj gemakkelijk maken
door het abonnementsgeld voor het
volgende kwartaal te voldoen op onze
postgirorekening no. 273107 ten name
van Haarlems Dagblad, V bespaart
daarmee incassokosten en vermijdt
geloop aan de deur.
Het te gireren bedrag is f6.10, post-
abonnés f 6.60.
U kunt het ons gemakkelijk maken
door Uw giro-opdracht te verzenden
vóór het eind van de maand. Wij be
hoeven dan geen kwitanties uit te
zenden.
Voor automatische girobetalingen
(het allergemakkelijkste) zijn formu
lieren op aanvraag gaarne ter be
schikking.
DE ADMINISTRATIE
31)
„Het doet me genoegen u weer te ontmoe
ten. Ik heb veel aan u gedacht. Ik ben blij
dat u op deze wijze contact hebt gezocht
en niet in officiële functie naar mijn huis
bent gekomen."
„Prettig nu eens te hox-en, dat ik ook
tactvol kan optreden. Dat maakt weer wat
goed van mijn blunders in Ziirich.
„Niet meer aan denken, mijnheer Kirch-
ner. Dat is nu gelukkig vexdeden tijd. Ik
denk liever aan andex-e dingen."
„Maar mag ik eerst nog mijn medeleven
uitspreken met wat er onlangs met je
moeder is gebeurd?"
Els krimpt ineen, en het is voor beiden
een welkome onderbreking, wanneer de
kellner komt met de thee.
Ja, mijn moederHet ligt niet op
mijn weg om haar te veroordelen. Het is
misschien maar goed, dat het voor haar
op deze afschuwelijke wijze is afgelopen.
Ik kan ook niet beoordelen in hoeverre ze
dit alles uit eigen beweging heeft gedaan
-<f ër alleen maar toe is aangezet."
„Ja, dat is moeilijk te beoordelen. Laten
we er maar niet over spreken. Alleen, ik
heb nog een brief voor je, die wij op haar
vonden
„Waar is die brief?"
„Die heb ik bij me. Hier."
Met bevende vingers neemt ze de brief
aan, die zij in haar tasje steekt. „Die zal
ik wel lezen als ik alleen ben."
„Goed, laten we dat verder laten rusten.
Hoe gaat het verder met je, in deze nieu
we omgeving?"
Ze vertelt honderd uit over de rust-, die
ze hier geniet en de tactvolle wijze, waar
op de mensen het haar mogelijk maken
weer enigzins er bovenop te komen. Ze
zegt blij te zijn eens een vertrouwelijk ge
sprek te kunnen voeren, want ze sluit zich,
ondanks het begrip dan men voor haar
toont in haar nieuwe omgeving, toch nog
zoveel mogelijk van persoonlijk contact af.
„Het spijt me, dat ik van het vertrouwen
misbruik moet maken. Ik heb namelijk nog
een zakelijke vraag, waarop je me alleen
eerlijk zult antwoorden als je me ver
trouwt."
Els schrikt. Maar ze belooft naar ver
mogen te zullen helpen als het „de zaak"
betreft. Ze weet heel goed, dat het nu een
maal de taak is van Kirchner om haar va
der op te sporen. „U wilt me zeker vragen,
of ik nog iets van hem gemerkt heb?"
„Ja, eerlijk gezegd is dat mijn vraag."
„Indertijd ben ik op het politiebureau
verhoord, en toen kon ik met de hand op
mijn hart verzekeren, dat ik niets meer
van hem gehoox-d had."
Kirchner kijkt verrast op. „Nu niet
meer?"
Rustig en zakelijk gaat Els verder. „Ik
heb er helemaal geen behoefte aan om iets
te verzwijgen. Ik hab hem inderdaad ont
moet. Bij een wandeling in het bos."
Voor een ogenblik is Kirchner weer vol
ledig de speurder. „Je hebt dat natuurlijk
bij de politie gemeld?"
Els schrikt. „Bij de politie? Nee. Hij
ontloopt zijn straf toch niet, maar ik vond
het niet nodig om hem aan te geven."
Kirchner laat zijn ambtelijk masker
v/eer vallen. Hij moet toegeven, dat hij dat
ook niet mocht verwachten.
„Vertel me eens, wat er bij die ontmoe
ting gebeurd is."
Els vertelt over het pijnlijke gesprek,
zakelijk en zonder enige emotie te vextio-
nen. kirchner luistei't aandachtig toe, maai
er is niets in het verhaal, dat hem enige
houvast geeft.
Nog geruime tijd praten zij over koetjes
en kalfjes na, en Kirchner neemt tenslotte
afscheid. „Blijf me vertrouwen. Els. Als
ik er zakelijk weer ineens vandoor moet,
dan kom ik toch later weer terug om een
voorstel te doen
„Een voorstel?"
„Ja, aangaande jouw toekomst. Maar
dat komt nog wel."
Met een vraag in haar blik neemt ze af
scheid van hem.
De eerstvolgende dagen volgen nauw
gezette ondei-zoekingen. De Hollandse,
Belgische en Franse gi-ensposten ki'ijgen
foto's van Andreas met de sti-ikte opdracht,
hem koste wat het kost niet over de grens
te laten komen. Voor zijn gevangenneming
wordt een hoge beloning uitgeschreven.
Dan komt de mededeling, dat in Holland
gepakte smokkelaars in Andi-eas de man
hebben herkend, die hun gepantserde auto
de gi-ens over heeft gei-eden.
Toch nog ontvlucht dus! Maar het spoor
is nu heet. Kirchner zit zijn prooi nu wel
heel dicht op de hielen!
lit
Andreas rust grondig uit in het café,
waar hij direct na zijn vlucht uit het smok
kelaarshuis gastvrijheid heeft gevonden.
Hij vindt het niet raadzaam, zich veel te
laten zien en wacht dus maar even af.
Na twee dagen trekt hij verder. Hij.
krijgt een lift van een vrachtauto naar
Maastricht. Er is hem alles aan gelegen, zo
snel mogelijk een havenstad te bereiken.
Op het station hoort hij, dat hij nog twee
uur op een trein naar Amsterdam moet
wachten. Om zich de tijd te korten en niet
op te vallen, koopt hij een krant en gaat in
een café zitten.
Daar krimpt hij ineen van schrik, als hij
zijn eigen beeltenis op de frontpagina ziet
staan met een beloning voor zijn gevan
genneming. Hij kent genoeg Hollands om
uit het verhaal te lezen, dat ze van zijn
omzwervingen van de laatste tijd nauw
keurig op de hoogte zijn en hem nu dicht
op de hielen zitten.
Angstig kijkt hij om zich heen, maar de
kellner schijnt geen argwaan te koesteren.
Verder is er niemand.
Hij rekent af en verdwijnt zo snel mo
gelijk. Diep in zijn jas gedoken loopt hij
de stad uit. In de trein durft hij zich niet
meer te wagen. Eerst buiten de stad zijn,
dan eens rustig overleggen.
Buiten de stad stopt plotseling een auto
naast Andreas. Een man stapt uit en legt
een hand op zijn schouder.
Als verlamd blijft Andreas staan. Het
gezicht komt hem bekexid voor, maar hij
kan het niet thuis brengen. Hij beeft over
al zijn leden.
Andreas, ben je het of ben je het niet?"
„Ik..eh..wie bent u?"
„Kerel, ken je me niet meer? Fritz Kess
ler. Op school waren we vrienden."
Natuurlijk Kessler! Zijn vroegere vriend,
die indertijd ineens bij een zaak verdwe
nen is en naar het buitenland bleek te zijn
uitgeweken, toen ernstige knoeierijen in
de boeken ontdekt werden.
„Stap gauw in, voor je op straat herkend
wordt."
Andreas schrikt. „Weet je dan....? Ga
je me bij de politie aangeven?"
„Ik? Bij de politie? Man, daar heb ik
liever zo weinig mogelijk mee te maken!
Maak je maar niet ongerust, hoor."
Andreas ademt verlicht op. „Weet je,
wat ik allemaal op mijn kerfstok heb?"
„Natuurlijk. Evengoed als je weet, dat
ik indertijd heus niet uit een soort reislust
naar het buitenland ben gegaan."
De auto rijdt nu in höog tempo op een
grote vex-keersweg.
„En wat doe je tegenwoordig eigenlijk?"
„Och, dat is een soort zakengeheim. Dat
zal ik je verder maar niet vertellen."
„O, dus helemaal in orde is het niet? Nu
ja, zal me een zorg zijn. Het enige waar
voor ik me interesseer is om zo snel moge
lijk weg te komen en in ieder geval uit
handen van de politie te blijven."
„Ik zal je graag helpen. Kirchner zit je
op de hielen. Hij is waarschijnlijk al in
Maastricht, en als ik je niet meegenomen
had, was je nu waarschijnlijk al in zijn
handen. Je hebt geboft, dat je uit dat
smokkelaax-shuis gekomen bent. Heb je die
350 gulden nog?"
Andreas kijkt Kessler aan als eexx ver
schijning.
„O, ik weet meer dan je denkt."
„Begrijp ik goed, dat je met die smok
kelaars samenwex-kt. dat jij ook bij die
tx-oep zit?"
„Ik ben geen smokkelaar. Ik ben de
groothandelaar Van Hooft, dat moet jij je
goed in de oren prenten. Voorlopig ga jij
door voor mijn chauffexrr. Ik zal je wel aan
papieren helpen."
„Dat kan toch niet? Ik kan me nex-genï
meer laten zien, want overal hangt mijtf
portret met een beloning van duizend gul'
den voor degene die me te pakken krijgt.'