Freddie -Clowntje Riek De zaak-Andreas Hélène Pet (sopraan) en El. Honsbeek GEBR. EEEIIMM4 Automobielbedrijven Radio Moors Passief kiesrecht voor vrouwen in A.R.-partij SE Jonge Toonkunstenaars Nachtdienst apotheken 500 c. DE ZUINIGSTE AUTO - t L. op 20 KM. Prijs ƒ4777 Adventsavond van Kerk en Vrede Rheuma Voor de kinderen Betaling abonnementsgeld per giro FEUILLETON (Door Harry Hoff, vertaald uit het Duits) ZATERDAG 13 DECEMBER 1952 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT OCÖOOOOOOOCXJOOOOCCOOOCiOOOOOOOCJOOOOOOOCCOOOOCOOOOCïOC» OCKXX)OOCr*XOOCOCOr>CCOCXX^CCnOOOOCOC* ocOOOCXXXXXX>COCO(XOOOOOOOOCOOOOOOOCXXXXOOOCXXXXXDCXXaOOOOOOOCX>OOOOCX)OOOOOOOOOOOOOOOOOOOC TT/" 1'tP Trek met potlood 'n lijn van 1 naar 2 rr /.S tlltf en zo vervolgens tot 50 en je weet het „Oef, oef", hapten de goudvissen in hun kom, „wat gaat er nu weer gebeuren?" „Stil", zei de grootste, „ik geloof dat we gesto len worden." „Gestolen worden?" riep zijn vrouwtje ver schrikt. „Is het dan nog niet genoeg dat we al een week lang in een veel te kleine kom wonen en geen eten krijgen? Moeten we nou ook nog gestolen worden?" Jün net toen ze dat zei, werd de hele goudvissenfamilie met kom en al weggedragen uit het huis. Buiten stond een vrachtauto. „Hier kunnen jullie nog wel bij", zei de man die ze gestolen had en hij zette ze achterin. Zijn stem klonk aardig, helemaal geen dievenstem, vond het goudvissen- vrouwtje. „Wat hoor ik naast me en achter me en voor me?" riep haar man. Ze zwommen in een kluitje naar de kant. Ze hielden hun vinnetjes in en staarden met grote ogen door het glas. En wat zagen ze? In hokjes en kisten, in mandjes en schoenendozen, ja zelfs in een koektrommel zaten dieren. Jonge honden, katertjes, konijnen, witte muizen, salamanders en zelfs een groene kikker. Ze werden er verlegen van: hun vinnetjes trilden. „Wees maar niet bang", zei een zwarte kater, vlak naast ze. „We zitten allemaal in hetzelfde schuitje, vindt u niet?" „Kunt u mij ook zeggen in wélk schuitje?", vroeg de vissenman beleefd. „Zeker", zei de kater, „hét schuitje, ja, hét schuitje hè!" Daar werd de goudvis niet veel wijzer van. „Welk schuitje?" hei-haalde hij en de witte muizen vielen hem brutaal bij en de honden en de kikkers en de hagedissen ook. „Schuitje, schuitje, wat voor een schuitje?" blaften, kwaakten en piepten ze. „Stilte", riep de Vlaamse Reus, „ik weet het". Ze luisterden alle maal naar het grote grijze konijn. „Ik heb honger", zei hij. „Wij ook", riepen de dieren in koor. „Ik heb in geen week een schoon hok gehad", zei de Vlaamse Reus weer. „Wij ook niet", antwoordden de anderen. „Niemand heeft me tussen mijn oren gekriebeld". „Mij ook niet, mij ook niet", rie pen ze. Ook de vissen, die verga ten dat ze niet eens oren hadden. Het konijn dacht even na. „Dat is het", zei hij. „Het is precies een week geleden dat we bij onze nieuwe bazen kwamen. En die bazen hebben alleen de eerste dag naar ons gekeken en ons toen vergeten. En wie heeft ons bij die bazen gebracht?" vroeg de reus ernstig. Nie mand zei iets. „Toe maar", zei het konijn, „zeg maar gerust dat het Sinterklaas was. Hij heeft ons stuk voor stuk cadeau gegeven aan mensen en kinderen die niet naar ons omkeken". „Wat moeten we doen?" miauwden de katten. „Een bond stichten", piepten de muizen, „een bond van slachtoffers van slordige en slechte mensen". Ze waren buiten adem van die lange zin. „Dat hoeft niet", zei een stem helemaal achter in de auto. De dieren keken verschrikt omhoog. Boven zich zagen ze een wit hoofd met lange manen. Twee vriendelijke ogen keken op ze neer. Het was de schim mel van Sinterklaas. „Die bond bestaat al", zei hij, „en ik ben er de voorzitter van. Ik zorg dat een week na Sinterklaas alle dieren bij slor dige en slechte mensen worden weggehaald. Jullie gaan mee naar Spanje. Je krijgt een plaatsje in het paleis van de Sint en volgend jaar word je cadeau gedaan aan mensen en kinderen die niet slordig zijn, wel tussen je oren kriebelen, je wel te eten geven en naar je om kijken". „Wat zullen die anderen wel zeggen?" zei een wit poesje. „Ze denken dat we zijn weggelopen", riep een herdershond. „Of opgegeten zijn", piepte een goudvis. „Ze krijgen vast spijt", kwaakte de kikker. „Ze zijn natuurlijk bang dat ze volgend jaar niets krijgen", miauwde de kater. „Dat hebben ze ook eigenlijk verdiend", zei de schimmel, waar of niet?" Een laagje ys, een vlies je maar, ligt op de vijver in 't plantsoen. Wat doet die Freddie Fransen daar? Hij voelt eens even met zijn schoen. „Hé joh, je bent nog veel te vroeg", roept Hans, de bakker, die hem ziet. Dat ijs is nog niet sterk genoeg", maar Freddie Fransen luistert niet. Die schuifelt nu al voet voor voet over dat dunne laagje ijs. „Zie je nou wél, het gaat toch goed, het houdt él", roept hij eigenwijs. Maar even later gaat het krak en nog eens krak. Fred weet geen raad. Een ster. een scheur en dan een wak, waarin hij kopje onder gaat. Die bakker aan de waterkant grijpt Freddie met een lange lat. Hij zet. hem op zijn bakkersmand en rijdt hem druipend door de stad. MIES BOUHUYS. Deze clown kunnen we maken van triplex of carton. Het triplex wordt natuurlijk gezaagd en het carton kun je knippen. Trek met behulp van carbon (doordrukpapier) de te keningetjes over. De armen en de benen trek je 2 x over. Als ie dat gedaan hebt, boor je bij A grote ga ten en bij B kleine. Schilder nu eerst de verschillende onderdelen in een paar heldere kleuren met plak kaatverf en vernis daarna alles. Bevestig de armen en de benen met splitpennen aan het lichaam. Ziezo, de clown is klaar, alleen kan hij nog niet bewegen. Om dat te kunnen, moet je doen als volgt: laat de armen en benen slap naar beneden hangen en knoop nu een dun touwtje tussen de twee B-gaatjes van de armen. Hetzelfde doe je bij de benen. Bindt nu een touwtje in het midden van het bo venste touwtje. Leg het recht naar beneden en bindt het óók aan het onderste touwtje (zie tekening). Klaar? Houdt nu de clown bij zijn muts vast en trek aan het touwtje. Het Comité voor jonge Toonkunstenaars gaf Donderdag gelegenheid tot optreden in de Renaissancezaal van het Frans Halsmuseum aan de sopraan Hélène Pet en de pianiste Elisabeth Honsbeek, die beiden haar opleiding genoten aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Zingen is een drommels laslig vak; men moet er heel wat natuurlijke gaven voor bezitten, ook het geschikte temperament en verdere gaven van geest en hart; bo vendien vergt het een ruime ontwikke ling zowel litteraire als muzikale, en dient de stem onophoudelijk getraind te worden. En dan moet men nog afrekenen met de indisposities, tot welker bevorde ring ons gezegend klimaat niet weinig meewerkt. Aan dit laatste geloof ik het te moeten wijten, dat de stem van Hélène Pet doorgaans wat geknepen klonk en haar voordracht wat vlak was. Men kon echter merken dat het orgaan in het kopregister goed ontwikkeld is en het deed prettig aan, dat alles glaszuiver bleef. Maar het was een zingen waarin te weinig afwisseling van sfeer kwam, ook wanneer de gelegen heid zich daartoe voordeed. Men kon er weemoedig onder worden. Het leek echter of de zangeres ont dooide, toen zij in het tweede deel van het recital „Après un rève" en „Nell" van Gabriël Fauré liet horen. Nu -kwam er plotseling kleur en spanning in het geluid en begon het zingen van mevrouw Pet te boeien, zelfs bij een sobere voordracht en een weinig gearticuleerde dictie. Hetzelfde kon worden gezegd betreffende twee fraaie, Frans getinte liederen van Jaap Geraedts. Er leken dus wel hoedanigheden aanwezig om behoorlijk voor de dag te ko men, als de zangeres de remmingen waaronder ook de zenuwen de baas wordt. Ondertussen mag zij toch niet nala ten te werken aan haar dictie en niet ver geten dat „voor het pubhek zingen" in eer ste instantie betekent „iets meedelen". En ook zij het haai- geraden bij de samenstel ling van een lied-programma te specule ren op treffende contrasten. De zangeres werd door Elisabeth Hons beek vrij goed, een paar keer zelfs uitste kend begeleid. Als solo-pianiste begon zij met drie Sonates van Scarlatti, handig maar niet overtuigend muzikaal gespeeld. Van goede technische scholing getuigden de interpretatie van de Concert-etude no. 3 van Liszt en de Ballade in g van Chopin, al stoorde daarin meermalen een tekort aan klankevenwicht. De pianiste was ech ter goed op dreef in het Franse deel van het programma, waarin de vlot gespeelde Sonate 1947 van Voormolen niet mis stond. „Hommage a Rarneau" van Debussy en Toccata van Foulenc werden overtui gend muzikaal en technisch correct ge ïnterpreteerd. JOS. DE KLERK Firma Duym en Keur, Keizerstraat G, tele foon 10378. Apotheek Begemann en Sneltjes. Kruisweg 30. telefoon 10043. Marnix-apotheek, Marnixstraat 65, tele foon 23525. ADVERTENTIE BLOEMENDAAL - TEL. 22165 HAARLEM - TEL. 14160 De afdeling Haarlem van Kerk en Vre de hield voor leden en belangstel lenden Adventsavond in de kroonzaal van „Brinkmann". Ds. C. J. Hoekema, Doopsgezind predi kant te Haarlem, sprak over „Alweer Kerstmis". Verder werd medewerking verleend door het dameskoortje „Noi Otto", onder leiding van de heer Fr. Mondriaan. „Noi Otto" begon de avond met vier liederen van Ar- noud Mendelssohn. Daarna nam ds. C. P. Hoekema het woord: Het Evangelie va,n Christus past niet in een wereld, die haar verwachting bouwt op een steeds hoger opgevoerde bewapening en zich voorgeno men heeft haar geestelijke goederen zo nodig te verdedigen met oorlog, waar naar de getuigenis van de Synode der Hervorm de Kerk de volken elkaar in de meest ab solute zin naar het leven staan en de ge boden van God in alle opzichten overtre den worden. De spreker vraagt zich af of men Kerst mis nog wel mag vieren, wanneer men ge woon is dit feest licht op te vatten en wan neer niet bedacht wordt wat Kerstmis in houdt. Men beleeft in Kerstmis het geloof wanneer men zich onderwerpt aan Chris tus, zonder kaarsjesromantiek. Men mag slechts Kerstmis vieren wanneer men met het hele hart in de Vredevorst gelooft. Wanneer men zich dit realiseert, zal men dan nog in staat zijn de wereld te leiden naar de algehele ondergang? (In 1926 vroeg de defensie twaalf gulden per hoofd. In 1952 is zij met honderdvijftig nauwe lijks tevreden.) Zal men dan niet gedrongen worden radicaal te breken met het geloof dat be wapening de wereld kan redden? Zal men dan niet beseffen dat de Vredevorst ver loochend wordt? aldus ds. C. P. Hoekema. ADVERTENTIE van ouds bekend. - Tel. 14609 Officieel Philips-reparateur KRUISSTRAAT 38 - HAARLEM Donderdag hielden de wijkverpleging en de wijkvereniging in wijk III van de Nederlands Hervormde Gemeente te Haax-lem in de Noorderkerk een avond, waax-bij als spreker optx-ad dr. C. van den Bex-g, i'heumatoloog te Hilversum, over rheuma-bestrijding. Dr. Van den Bex-g ging de verschijnselen van alle soorten rheuma na. Men kan acute, chronische, slijtage- eix spierrheiima onderscheiden. Verder wees spreker op de factoren, die de rheuma kunnen veroorzaken, zoals slechte voeding, minder goede kleding en, vooral in Nederland, het zeer ongunstige klimaat. Koude en in het bijzonder voch tigheid zijn de grote vijandexx. Dr. Van den Bex-g deelde verder mee, dat rheuma de derde volksziekte in Nederland is en dat uit de statistieken blijkt, dat het verzuim van werknemers door deze ziekte cp tweede plaats staat na influenza. Men heeft tot nu toe echter nog steeds geen afdoende bestrijdingsmiddelen tegen deze veel voorkomende ziekte gevonden. Wel tracht men met bestralingen de pijn zoveel mogelijk te verminderen,•'maar het duurt meestal vrij lang voordat een alge hele genezing intreedt. Het is te begrijpen, dat in vele beroepen de rheuma veelvuldig voorkomt. Immers, wanneer wij slechts denken aan mijnwerkers en dokarbeiders, dan zien wij, dat deze mensen dikwijls de hele dag gebukt moeten werken. Na enige vragen van aanwezigen beant woord te hebben, werden enkele korte medische films vertoond. c In een vergadering van de Anti-Revo- lutionnaire Kiesverenigingen „dr. H. Ba- vinck" en „dr. H. Colijn", die Donderdag in het Hervormd Jeugdhuis aan de Scho- terweg gehouden is, heeft mevrouw L, A. LeverBrouwer gesproken over het vrou- wenkiesrecht. De Anti-Revolutionnaire partij heeft nog steeds niet het passieve kiesrecht aan haar vrouwelijke leden toe gekend, zodat deze geen zitting kunnen hebben in de vertegenwoordigende licha men. Dit is een gevolg van het besluit dat de Deputatenvex-gadering in 1921 genomen heeft en dat gegrond is op de overtuiging, dat God voor de vrouw in het algemeen een andere taak weggelegd heeft dan de politieke. Hiermee was mevrouw Lever- Brouwer het eens, mits men maar rekening houdt met de uitzondex-ingen: er zijn vrou wen die gaven hebben voor en begeerte koesteren naar het politieke leven. Zij mogen haar talenten niet in zweetdoeken verbergen, aldus spreekster. Mevrouw LeverBrouwer gaf in het be ging van haar causerie een historische be schouwing. De voormannen der A.R.-partij hebben ten aanzien van het punt wel eens „wonderlijke gedachtensprongen" gemaakt. Kuyper bijvoorbeeld is „met een hoek van 90 graden om de vrouw heen gedx-aaid." Tot 1917 wees hij beslist iedere politieke actviteit van de vrouw af, deels op bijbelse gronden, deels uit angst voor de concurren tie van de vx-ouw. Hij was bevreesd, dat bij de stembus de mannen de nederlaag zou den lijden tegenover de vrouwen. Later heeft Kuyper echter zijn lezers gedrongen in de richting, die hij vroeger verfoeide; hij noemde het vrouwenkiesrecht toen een plicht. Nadat het actieve vrouwenkiesrecht echter door de partij aanvaard was, zette men zich aan aan de verdediging van het laatste bolwerk. Nog steeds zijn er, die het passief vrouwenkiesrecht vex-werpen. Hun motieven daartoe (de afhankelijkheid van de vrouw en de superioriteit van de man) zijn echter niet bijbels. Bij de schepping was er geen sprake van heerschappij over elkaar, slechts van een naast elkaax-. Jezus maakte geen onderscheid tussen mannen en vrouwen. De opvatting dat „het gezin voor de vrouw, het publieke leven voor de man" zou zijn, verwierp spreekster. Iedere taak in het leven is weggelegd voor mannen en vrouwen beide. De laatste oorlog heeft de vrouw op alle plaatsen in het leven gesteld en zij hebben bewezen het aan te kunnen. „Staat en Maatschappij kunnen niet langer zonder de vrouw", aldus mevrouw Lever- Brouwer. „De slagboom, die de vrouw weert uit Kamex-s, staten en raden, moet weg genomen worden." De voornaamste plaats van de vx-ouw blijft echter het gezin. Van hieruit zal zij kunnen medestrijden in het politieke leven via man en kinderen. Ook zal zij deel moe ten nemen aan Kiesverexxigingsactiviteiten en de nieuwere publicaties dienen te lezen. Mevrouw Levex-Brouwer was van mening, dat in de vertegenwoordigende lichamen voor de vrouw een eigen, speciale taak aanwezig is. Het is bewezen dat vrou wen daar op terreinen als kinderzorg, con- sultatiebureaux, onderwijs, kraamverzor- ging enz., werk gedaan hebben, dat be- zwaarlijk door mannen verricht had kun nen worden. Gelukkig is er een groep Anti-Revolu tionnaire vrouwen, die zich dit bewust is geworden en aangedrongen heeft op het wegnemen der beperkingen. Het centraal comité stelde een studiecommissie in, die een rapport samenstelde, dat concludeerde tot het instellen van het kiesrecht, zoals mevrouw LeverBrouwer had uiteengezet. De lezing van dit rappox-t, dat inmiddels aan de Kiesverenigingen is toegezonden en waarover deze hun mening zullen moeten zeggen, beval spreekster warm aan. Oom Tripje sloeg de motorkap open en keek naar de motor. Hij probeerde, of hij het mankement kon vinden en keek alles na; maar hij kon niets vinden, waar het aan lag. „Ik heb het ook niet kunnen vinden", zei de meneer. „Het is vervelend, want nu sta ik hier met mijn kapotte auto, en het is zo ver van alles af!" Maar oom Tripje wist er wel iets op. „Ik zal een touw aan uw wagen binden", zei hij. ,,Dan kan ik u met de bus slepen, die is sterk genoeg. En dan rijden we naar het volgende dorp; daar is wel een garage, waar men uw auto kan nakijken". Daar was de meneer erg blij om. Hij zei, dat hij dat erg prettig zou vinden. „We zijn er om elkaar te helpen, nietwaar?" lachte oom Tripje. „Ik zal het touw halen, ik heb er een in de bus". Hij bracht het stevige touw te voorschijn en toen bonden ze dat aan de voorkant van de auto vast. Toen dat stevig zat, maakten ze het andere eind vast aan een haak achter aan de bus. „Ziezo, dat zit!", zei oom Tripje. „Als u nou in uw eigen auto aan het stuur gaat zitten, breng ik de bus op gang!" Zo deden ze. Oom Tripje stapte weer in de bus en toen zette hij langzaam de bus aan. En de auto werd netjes aan de lijn voortgetrokken U kunt het Uzelj gemakkelijk maken door het abonnementsgeld voor het volgende kwartaal te voldoen op onze postgirorekening no. 273107 ten name van Haarlems Dagblad, V bespaart daarmee incassokosten en vermijdt geloop aan de deur. Het te gireren bedrag is f6.10, post- abonnés f 6.60. U kunt het ons gemakkelijk maken door Uw giro-opdracht te verzenden vóór het eind van de maand. Wij be hoeven dan geen kwitanties uit te zenden. Voor automatische girobetalingen (het allergemakkelijkste) zijn formu lieren op aanvraag gaarne ter be schikking. DE ADMINISTRATIE 31) „Het doet me genoegen u weer te ontmoe ten. Ik heb veel aan u gedacht. Ik ben blij dat u op deze wijze contact hebt gezocht en niet in officiële functie naar mijn huis bent gekomen." „Prettig nu eens te hox-en, dat ik ook tactvol kan optreden. Dat maakt weer wat goed van mijn blunders in Ziirich. „Niet meer aan denken, mijnheer Kirch- ner. Dat is nu gelukkig vexdeden tijd. Ik denk liever aan andex-e dingen." „Maar mag ik eerst nog mijn medeleven uitspreken met wat er onlangs met je moeder is gebeurd?" Els krimpt ineen, en het is voor beiden een welkome onderbreking, wanneer de kellner komt met de thee. Ja, mijn moederHet ligt niet op mijn weg om haar te veroordelen. Het is misschien maar goed, dat het voor haar op deze afschuwelijke wijze is afgelopen. Ik kan ook niet beoordelen in hoeverre ze dit alles uit eigen beweging heeft gedaan -<f ër alleen maar toe is aangezet." „Ja, dat is moeilijk te beoordelen. Laten we er maar niet over spreken. Alleen, ik heb nog een brief voor je, die wij op haar vonden „Waar is die brief?" „Die heb ik bij me. Hier." Met bevende vingers neemt ze de brief aan, die zij in haar tasje steekt. „Die zal ik wel lezen als ik alleen ben." „Goed, laten we dat verder laten rusten. Hoe gaat het verder met je, in deze nieu we omgeving?" Ze vertelt honderd uit over de rust-, die ze hier geniet en de tactvolle wijze, waar op de mensen het haar mogelijk maken weer enigzins er bovenop te komen. Ze zegt blij te zijn eens een vertrouwelijk ge sprek te kunnen voeren, want ze sluit zich, ondanks het begrip dan men voor haar toont in haar nieuwe omgeving, toch nog zoveel mogelijk van persoonlijk contact af. „Het spijt me, dat ik van het vertrouwen misbruik moet maken. Ik heb namelijk nog een zakelijke vraag, waarop je me alleen eerlijk zult antwoorden als je me ver trouwt." Els schrikt. Maar ze belooft naar ver mogen te zullen helpen als het „de zaak" betreft. Ze weet heel goed, dat het nu een maal de taak is van Kirchner om haar va der op te sporen. „U wilt me zeker vragen, of ik nog iets van hem gemerkt heb?" „Ja, eerlijk gezegd is dat mijn vraag." „Indertijd ben ik op het politiebureau verhoord, en toen kon ik met de hand op mijn hart verzekeren, dat ik niets meer van hem gehoox-d had." Kirchner kijkt verrast op. „Nu niet meer?" Rustig en zakelijk gaat Els verder. „Ik heb er helemaal geen behoefte aan om iets te verzwijgen. Ik hab hem inderdaad ont moet. Bij een wandeling in het bos." Voor een ogenblik is Kirchner weer vol ledig de speurder. „Je hebt dat natuurlijk bij de politie gemeld?" Els schrikt. „Bij de politie? Nee. Hij ontloopt zijn straf toch niet, maar ik vond het niet nodig om hem aan te geven." Kirchner laat zijn ambtelijk masker v/eer vallen. Hij moet toegeven, dat hij dat ook niet mocht verwachten. „Vertel me eens, wat er bij die ontmoe ting gebeurd is." Els vertelt over het pijnlijke gesprek, zakelijk en zonder enige emotie te vextio- nen. kirchner luistei't aandachtig toe, maai er is niets in het verhaal, dat hem enige houvast geeft. Nog geruime tijd praten zij over koetjes en kalfjes na, en Kirchner neemt tenslotte afscheid. „Blijf me vertrouwen. Els. Als ik er zakelijk weer ineens vandoor moet, dan kom ik toch later weer terug om een voorstel te doen „Een voorstel?" „Ja, aangaande jouw toekomst. Maar dat komt nog wel." Met een vraag in haar blik neemt ze af scheid van hem. De eerstvolgende dagen volgen nauw gezette ondei-zoekingen. De Hollandse, Belgische en Franse gi-ensposten ki'ijgen foto's van Andreas met de sti-ikte opdracht, hem koste wat het kost niet over de grens te laten komen. Voor zijn gevangenneming wordt een hoge beloning uitgeschreven. Dan komt de mededeling, dat in Holland gepakte smokkelaars in Andi-eas de man hebben herkend, die hun gepantserde auto de gi-ens over heeft gei-eden. Toch nog ontvlucht dus! Maar het spoor is nu heet. Kirchner zit zijn prooi nu wel heel dicht op de hielen! lit Andreas rust grondig uit in het café, waar hij direct na zijn vlucht uit het smok kelaarshuis gastvrijheid heeft gevonden. Hij vindt het niet raadzaam, zich veel te laten zien en wacht dus maar even af. Na twee dagen trekt hij verder. Hij. krijgt een lift van een vrachtauto naar Maastricht. Er is hem alles aan gelegen, zo snel mogelijk een havenstad te bereiken. Op het station hoort hij, dat hij nog twee uur op een trein naar Amsterdam moet wachten. Om zich de tijd te korten en niet op te vallen, koopt hij een krant en gaat in een café zitten. Daar krimpt hij ineen van schrik, als hij zijn eigen beeltenis op de frontpagina ziet staan met een beloning voor zijn gevan genneming. Hij kent genoeg Hollands om uit het verhaal te lezen, dat ze van zijn omzwervingen van de laatste tijd nauw keurig op de hoogte zijn en hem nu dicht op de hielen zitten. Angstig kijkt hij om zich heen, maar de kellner schijnt geen argwaan te koesteren. Verder is er niemand. Hij rekent af en verdwijnt zo snel mo gelijk. Diep in zijn jas gedoken loopt hij de stad uit. In de trein durft hij zich niet meer te wagen. Eerst buiten de stad zijn, dan eens rustig overleggen. Buiten de stad stopt plotseling een auto naast Andreas. Een man stapt uit en legt een hand op zijn schouder. Als verlamd blijft Andreas staan. Het gezicht komt hem bekexid voor, maar hij kan het niet thuis brengen. Hij beeft over al zijn leden. Andreas, ben je het of ben je het niet?" „Ik..eh..wie bent u?" „Kerel, ken je me niet meer? Fritz Kess ler. Op school waren we vrienden." Natuurlijk Kessler! Zijn vroegere vriend, die indertijd ineens bij een zaak verdwe nen is en naar het buitenland bleek te zijn uitgeweken, toen ernstige knoeierijen in de boeken ontdekt werden. „Stap gauw in, voor je op straat herkend wordt." Andreas schrikt. „Weet je dan....? Ga je me bij de politie aangeven?" „Ik? Bij de politie? Man, daar heb ik liever zo weinig mogelijk mee te maken! Maak je maar niet ongerust, hoor." Andreas ademt verlicht op. „Weet je, wat ik allemaal op mijn kerfstok heb?" „Natuurlijk. Evengoed als je weet, dat ik indertijd heus niet uit een soort reislust naar het buitenland ben gegaan." De auto rijdt nu in höog tempo op een grote vex-keersweg. „En wat doe je tegenwoordig eigenlijk?" „Och, dat is een soort zakengeheim. Dat zal ik je verder maar niet vertellen." „O, dus helemaal in orde is het niet? Nu ja, zal me een zorg zijn. Het enige waar voor ik me interesseer is om zo snel moge lijk weg te komen en in ieder geval uit handen van de politie te blijven." „Ik zal je graag helpen. Kirchner zit je op de hielen. Hij is waarschijnlijk al in Maastricht, en als ik je niet meegenomen had, was je nu waarschijnlijk al in zijn handen. Je hebt geboft, dat je uit dat smokkelaax-shuis gekomen bent. Heb je die 350 gulden nog?" Andreas kijkt Kessler aan als eexx ver schijning. „O, ik weet meer dan je denkt." „Begrijp ik goed, dat je met die smok kelaars samenwex-kt. dat jij ook bij die tx-oep zit?" „Ik ben geen smokkelaar. Ik ben de groothandelaar Van Hooft, dat moet jij je goed in de oren prenten. Voorlopig ga jij door voor mijn chauffexrr. Ik zal je wel aan papieren helpen." „Dat kan toch niet? Ik kan me nex-genï meer laten zien, want overal hangt mijtf portret met een beloning van duizend gul' den voor degene die me te pakken krijgt.'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1952 | | pagina 6