Ter introductie van
De Kinderkruistocht
Jules Verne 125 jaar geleden geboren
De trapgevels aan het Korte Spaarne
sprooiKjesDoeK voor
kinderee en kenners
Geniaal profeet van techniek
en wetenschap
Agenda voor
Haarlem
Tentoonstelling werken
F. Teding van Berkhout
Naam erbij
M
Nieuwe uitgaven
HARTENDORP
ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Schoonheid in Haarlem en omgeving
Rapport van jury over
crucifix-prijsvraag
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Kdstners Conferentie der dieren
Documentaire films
over de ramp
Kerkelijk Nieuws
TOON VERHEY
STEVAN BERGMANN,
PIANO
Hoogovenpersoneel al
boven de 50.000
Nu de Gravestenenbrug in oude stijl herbouwd is, komen de twee mooie trapgevels
aan het Korte Spaarne nog meer tot hun recht.
Wat de Amstel is voor Amsterdam en
de Maas voor Rotterdam, is het Spaarne
voor Haarlem. Op elk punt is het Spaarne
een brok schoonheid, ook al werkt op en
kele punten de minder gelukkige bebou
wing van de oevers helaas storend. Dat is
niét het geval bij de Gravestenenbrug.
Integendeel! De beide 17e eeuwse trap
gevels, Korte Spaarne 23 en 25, geven
daar 'n stadsbeeld dat zeldzaam schoon is.
Jarenlang was de ijzeren Gravestenen
brug in verval. Gelukkig heeft de Haar
lemse gemeenteraad en dat nog wel in
een tijd dat de financiën er niet al te
best voorstonden besloten om de brug
in oude stijl te laten verbouwen. De slan
ke houten ophaalbrug past hier uitstekend.
Er is een ideaal verkregen, zó mooi dat
wij dit plekje wel het mooiste van Haar
lem durven noemen.
Een détail van de schoorsteenbetimmering
En wij kunnen er bij voegen dat het
ongeschonden voortbestaan van no. 25, het
hoekperceel dat voor het stadsbeeld het
voornaamste is, ook in de verre toekomst
verzekerd is. Het is namelijk eigendom van
de oudheidkundige vereniging „Hendrick
de Keyser", die tot die aankoop in 1929
besloten heeft.
Het was voor het bestuur een moeilijke
beslissing, want er werd veel geld mee
gemoeid. Maar noodzakelijk was het wel.
In het jaarverslag der vereniging „Haer-
lcm" over 1929 lezen wij:
„Er dreigde groot gevaar, dat de oude
Paul Grégoire uit Teteringen is, zoals
wij reeds eerder bekend maakten, win
naar geworden van de prijsvraag voor
een kruisbeeld, uitgeschreven door de
Stichting 18531953, die de herdenking
van het honderdjarig bestaan van de bis
schoppelijke hiërachie in ons land organi
seert. De tweede prijs werd gewonnen
door H. Verhulst te Amsterdam, de derde
door F. Vei'haak Jr. te Breda. De jury be
stond uit prof. Oscar Jespers te Brussel,
Mari Andriessen te Haarlem, N. Steen
bergen te Teteringen, ir. C. Pouderoyen te
Nijmegen, prof. V. P. Semijn-Esser te Am
sterdam, mr. Jan Derks te Hilversum
(voorzitter) en Jan Engelman (rappor
teur). Aan het juryrapport ontlenen wa
bet volgende:
Wat de meerderheid van de jury (vier
van de zeven leden) er toe bewoog aan
het onder motto „1/3" ingezonden ont
werp van Grégoire de eerste prijs te ge
ven, was het besef dat het van alle ont
werpen de beste plastische kwaliteiten be
zit, verenigd met een rust en een waar
digheid, die de verhevenheid van dit
thema niet verstoren. Grégoire bereikte
dit door aan het niet spectaculaire, het
schijnbaar zo traditionele, een eenvoud en
een diepte van gevoel te schenken, die
treffend zijn en doen verwachten, dat zijn
crucifix een innige verstandhouding te
weeg kan brengen tussen de afgebeelde et:
de beschouwer. Bovendien werd dit beeld
ten zeerste geschikt geacht voor het doel,
dat de stichting voor ogen zweeft, name
lijk de opstelling op een voor het publiek
toegankelijke plaats, langs de weg bij
Nijmegen.
In het algemeen merkt de jury op, dat
zij zich getroffen heeft gevoeld door de
vele variaties, die op het oude, thans grote
moeilijkheden opleverende thema moge
lijk zijn gebleken. Weliswaar toonden nog
vele ontwerpen een vasthouden aan onbe
duidend geworden conventies en stellig le
den andere aan een vooropgezette hang
naar oorspronkelijkheid, die niet gesteund
werd door voldoende beeldend vermogen,
maar daar tegenover stond een redelijk
aantal werkstukken, die getuigden van
echte bezieling en opmerkelijk vakman
schap.
betimmering met de mooie schoorstenen
in het perceel Korte Spaarne 25 zou ver
dwijnen, want zou de benedenverdieping
opnieuw verhuurd worden, zo stelde de
toekomstige huurder als eis dat deze er
uit moesten. Hoewel de eigenaar dit zeer
zou betreuren, had hij daarin toch reeds
toegestemd. Maar met geld en goede woor
den vooral is veel te bereiken. De angst
In de schaftlokalen van Hoogovens en
MEKOG zijn thans aquarellen tentoonge
steld van jhr. F. Teding van Berkhout te
Haarlem. In tegenstelling met de vorige
nieuwe schilderijen-exposities van Hoog
ovens, die als regel de tweede Zondag
van de maand voor het publiek zijn open
gesteld, zullen de bovengenoemde kunst
werken pas op Zondag 15 Februari a.s.
voor het publiek zijn te bezichtigen. Zulks
in verband met de bijzondere bestem
ming, welke aan de komende Zondag als
Gedenkdag is gegeven.
bekroop dat, eenmaal toch aan het uit-
slopen en veranderen, de tijd wel eens
kon komen, dat ook de moker op de gevel
zelf zou worden gezet en die gevel moest
tot elke prijs behouden blijven. Wat zou
er van dit prachtig stadsbeeld overblijven,
indien dit perceel eens door een nieuw
werd vervangen? Er moest raad geschaft
worden en hoe kon dat beter dan probe
ren „Hendrick de Keyser" tot aankoop
van het huis te bewegen? De eigenaar was,
na heel veel heen en weer praten, bereid
tot verkopen en de vereniging wilde wel
eigenares worden, doch de prijs die ten
slotte gevraagd werd, zou nooit door ver
huur voldoende rente kunnen opbrengen.
Gelukkig waren de gemeente, het rijk en
de provincie bereid bij te springen. Op
deze wijze is dan een van de schilder
achtigste gevels van Haarlem met verenig
de krachten, waartoe ook „Haerlem" haar
sleentje heeft mogen bijdragen, behouden
en wij kunnen ons over dat resultaat har
telijk verheugen, evenals naar onze over
tuiging vele Haarlemmers, ja zelfs Ne
derlanders".
Tot zover dit jaarverslag.
Met de uiting van vreugde over het be
reikte resultaat stemmen wij volkomen in.
En zeker vele lezers met ons.
C. J. van T.
Verschillende Eerste Kamerleden hebben
er in het Voorlopig Verslag op de begroting
van Justitie bij de minister op aangedron
gen dat deze vlotter toestemming zal geven
aan lieden, die dat fijn vinden, om een
tweede geslachtsnaam aan te nemen „al
zijn zij er zich van bewust, dat verzoeken
daartoe dikwijls zijn ingegeven door een
zeker ijdelheidsvertoon." Bravo, die Sena
toren!
Hoe lang zucht ik reeds onder het juk
van mijn enkel- en dood-eenvoudige naam;
hoe lang wacht is reeds op mijn: van
Waalderen van de Kleine Staphorst? Goed,
noemt u dat maar: zeker ijdelheidsvertoon.
Maar is het dan soms leuk vereenzelvigd te
worden met lieden, die precies zoals ik
heten en die slechts doodeenvoudige Leden
van de Raad van Beroerten, Schepen of
Lord High General zijn? Er moet toch wel
even verschil merkbaar zijn! Ik had in mijn
studententijd een vriendje, een dood- en
doodeenvoudig jongetje Jansen. Gelukkig
heette zijn moeder van de Poezpas en
woonde zijn opa, de groenteboer, op de
Oude Brink. Kent u Mr. Dr. Jansen van de
Poezpas van de Oude Brinck? (wapen: in
keel met een hooischuur. Het schild gedekt
met een kroon met 28 parels om de haar
band waarvan een aanziend-gestelde steek-
helm. Helmteken: een groen theeblad tus
sen twee gevlekte olifantsrompen. Helm-
kleden zwart en goud. Wapenspreuk:
Pecunia non olet).
Zo gaat dat. Zo gaat dat toch, ook zonder
de lieflijke aandrang der Senatoren. Is dat
„zeker ijdelheidsvertoon"? Kom nou! Het
is absoluut, onmiskenbaar, driehonderd
procent patricische rechtvaardigheidszin.
Als ik Eerste Kamerlid was, dan drong
ik er bij de minister op aan de thans (voor
al in de advertenties) gebezigde, zelf aan
geschafte titulatuur „vrouwe" een wette
lijke bestaansgrond te geven. Tot nu toe
kan de voorspoedig bevallen Vrouwe Jan
sen ook de echtgenote van mijn vriend de
postbode zijn. Niet dat ik daar bezwaar
tegen heb, maar het is zo sneu voor de
adverteerders, die een zeker ijdelheidsver
toon botvieren. ELIAS
99
99
VOLGENDE week Dinsdag geeft het „Koor Katholiek
Haarlem" onder leiding van Albert de Klerk, met
medewerking van de H.O.V. in versterkte bezetting, van
solisten en van een uitgebreid kinderkoor (140 leer
lingen van de Mariaschool uit de Koningstraat) een
uitvoering van „La Croisade des Enfants" de Kinder
kruistocht van Gabriël Pierné. Zeventien jaar is het
geleden dat dit prachtige, maar veeleisende werk te
Haarlem het laatst werd uitgevoerd, toen de C.O.V. er
haar zilver jubileum mee vierde. Ook herinneren wij
ons nog een uitvoering door de Haarlemse Toonkunst
afdeling in 1918. Van beide vertolkingen zijn ons indruk
ken van ontroerende schoonheid bijgebleven. Vooral de
heerlijke melodieën van het kinderkoor zijn onvergete
lijk; deze hebben Piérné's compositie schitterende suc
cessen bezorgd.
Nadat „La Croisade des Enfants" in 1905 onder Colonne
te Parijs ten doop was gehouden, is het al gauw in
Engeland, Duitsland en Nederland doorgedrongen. A. B.
H. Verhey was de eerste die het, met zijn Rotterdams
Toonkunstkoor, in Holland in studie nam; Pierné diri
geerde zelf de uitvoering. Wij hebben deze aantekening
van onze H.O.V.-dirigent Toon Verhey, die als knaap in
het kinderkoor meezong. Nadien is Pierné nog vaak in
ons land geweest om een uitvoering van zijn oratorium
te leiden, nadat ook Anton Tierie in Amsterdam zich
voor het effectrijke werk had warm gemaakt. Van ver
schillende kanten werden ons dezer dagen mededelingen
verstrekt door mensen die daarbij in het kinderkoor mee
zongen en daar dierbare herinneringen aan bewaren.
En het zal ook wel aan indrukken van een dezer uit
voeringen te danken zijn geweest, dat de pas overleden
dichter M. Nijhoff zijn bekende vers aan de Kinderkruis
tocht wijdde:'
Zij hadden een stem in het licht vernomen
„Laat de kinderen tot mij komen"
Daar gingen ze, zingende hand in hand
Ernstig op weg naar het Heilige Land....
EIGENLIJK BEN IK een schoolmeester heeft Erich Kastner van zichzelf ge
zegd. Als men onder een schoolmeester een man verstaat, die zich geroepen
voelt anderen op te voeden en onder opvoeden de zedelijke bezigheid in de medemens,
jong of oud, eerbied voor geestelijke waarden, besef van verantwoordelijkheid voor
de menselijke waardigheid wakker te roepen, wakker te schudden als het moet, dan
kan Kastner als dichter, als journalist en als prozaïst een ras-schoolmeester worden
genoemd, een moralist als men wil, een onverzoenlijke vijand van de leuze die liegt,
het dogma dat bedriegt, het goedkope optimisme dat misleidt, de ideologie die ver
blindt en de burgerlijke zelfgenoegzaamheid die vegeteert. Sinds zijn eerste verzen
bundel, een kwarteeuw geleden verschenen, kon men weten wie men voorhad: zeker
geen aestheet, zelfs nauwelijks een dichter, maar vóór alles een openbaar aanklager
van het geweten, een mens die „door ironie, critiek, aanklacht, hoon en gelach"
trachtte te waarschuwen voor het naderend onheil.
Terwïlle daarvan hing hij de lier aan de
wilgen en ging hij „gebruiksverzen" schrij
ven, vlijmende gedichten of versjes, een
soort antisepticum tegen het verderf van
de tijd, waarvan hij een complete „lyrische
huisapotheek" (aldus de titel van een van
zijn bundels) bijeen bracht.
Kastner had ook andere noten op zijn
zang. Hij schreef voortreffelijke kinder
boeken (waarvan er onlangs weer één in
vertaling verscheen*), al deed hij ook dit
niet zonder een paedagogische bedoeling,
en een roman, een a-morele roman van een
moralist, „Fabian" getiteld, een felle aan
klacht tegen de dreigende verwording in
„het land waar de kanonnen bloeien", die
hem zo hier en daar (men weet wel waar)
niet in dank werd afgenomen.
„Tussen de stoelen"
Mensen als Kastner zijn in veler ogen
nu eenmaal altijd verdacht. Ze veront
rusten, ze zeggen daar de bittere waar
heid waar men liever de zoete leuze had
gehoord. De Nazi's althans hebben Kastner
schielijk de eer aangedaan, zijn werk te
verbieden en verbranden. Twaalf jaar
lang heeft hij, wiens roeping het was te
getuigen, gezwegen. Hij, een volbloed rea
list, had het voorzien: „men" had hem
immers een nihilist, een defaitist genoemd!
Hij wist dat hij aldus de titel van zijn
kort voor het noodlotsjaar 1933 verschenen
bundel „tussen de stoelen" zou komen
te zitten, dat hij het zwaar te verduren zou
hebben. „Jij hebt het gemakkelijk", zegt
in dat „Gezang tussen de stoelen" de cro-
niqueur (Kastner) tegen de man die de
wereld met geweld „gelukkig" wil maken,
„want jij hóüdt niet van de mensen".
Kastner heeft ze lief. En als hij na de
tweede wereldoorlog in feuilleton en chan
son, in epigram en hoorspel, in cabaret-
schets en kinderboek wéér waarschuwt;
als hij, ontmoedigd nu wel niet, maar in
hoge mate verstoord en verontrust over
het wereldtafcreel na 1945, vermaant dat
wij „aan het laatste hoofdstuk van onze
cultuur schrijven, aan het einde waarvan
de conservenmens staat" de mens-in
blik, die „zijn weg door het leven gaat met
behulp van schakelaars en knoppen"
dan is het diezelfde, onverminderde, maar
diep geschokte liefde, die hem de woor
den ingeeft.
Voor kinderen en kenners en elk van
ons is kenner of kan althans kenner zijn
heeft hij zijn „Conferentie der dieren" ge
schreven (in een prachtige, geheel in
overeenstemming met het origineel uit
gevoerde, vertaling verschenen**), ge
trouw aan zijn woord, dat „wie momen
teel nóg luchtkastelen bouwt, van het
noodlot een pak op zijn broek verdient".
Kastner is een realistische optimist, één
die getuigen zal ook zónder de hoop dat
zijn getuigenis zal overtuigen, omdat men
nooit kan weten of men te elfder ure niet
tóch nog gehoor vindt. Daarom heeft hij,
sprookjesachtig-realistisch, dit verhaal
door uitnemende tekeningen van Wal
ter Trier veraanschouwelijkt geschre
ven van de dieren die, de humbug van
mensenconferenties moe, de menselijke
zaak ter hand nemen, niet terwille van
volwassen verkwanselaars van de humani
teit, maar tot heil van de kinderen.
Bekeerde „kwaaien"
Dieren confereren. Uit alle oorden zijn
hun vertegenwoordigers samengekomen,
tot het prentenboekengedierte toe, om on
der het voorzitterschap van Oscar de Oli
fant het vredesultimatum te stellen aan
de menselijke onmacht en onwil, aan het
grenzeloze onverstand, verpersoonlijkt in
generaal De Kwaai en diverse „actenfa-"
brikanten, inktkladderaars, brievenorde-
ners en kantoorkrukken op twee poten"
(aldus Oscar de Olifant), die voor de ze
venentachtigste keer over „de vrede" con
fereren. „Ze móéten ophouden. Want ze
kunnen ophouden. En daarom zullen ze
ophouden!" Simpele wijheid der dieren!
Maar de kwaaien hóuden niet op. Een
muizen- en ratteninvasie knaagt hun pa-
perassenwinkel stuk de kwaaien heb
ben afschriften! Een mottenleger vreet alle
uniformen op de kwaaien confereren in
natuurstaat. En al hebben ze aldra nieuwe
uniformen, ze rekenen buiten de dieren- I
liefde voor de mensenkinderen: de vol c
wassenen worden ontvoogd, de kinde/.g'n
gaan tot de dieren. De mensen zijn jiiet.
ienze
boek. Een sprookje. Maar een harde waar
heid. Een laatste waarschuwing, een be
roep op de menselijke waardigheid. Van
dit soort en gehalte kan er niet genoeg
worden geschreven. Wie weet, of niet tóch
nog intijds de „conservenmens" gewaar
wordt, dat hij hart en geweten heeft.
C. J. E. DINAUX
Erich Kastr.er: „De 35ste Mei" (vertaald
door Theo van der Wa!) (L. J. Veen's uitgevers
maatschappij. Amsterdam).
Erich Kastner: „Die Konferenz der Tiere"
(Europa-Verlag, Ziirich), „Conferentie der die
ren" (vertaald door Renée Belinfaate; geïl
lustreerd door Walter Trier) (idem).
De filmreportages, die Polygoon-Profil-
ti van de nationale ramp heeft gemaakt,
draaien thans in vele duizenden bioscopen
over de gehele wereld. Ter vertoning in
de Nederlandse bioscopen alleen is in de
afgelopen week 125.000 meter film gepro
duceerd. Polygoon-Profilti zal thans uit
de duizenden meters materiaal waarover
wordt beschikt een grote documentaire
film samenstellen ter ondersteuning van
de hulpacties in binnen- en buitenland.
ARCEL SCHWOB, de
toriumtekst, is uitgegaan
van het kwasi-legendari-
sche verhaal uit de tijd der
eerste kruistochten, waar
over kronieken uit 1212 het
volgende meedelen:
„Omstreeks die tijd waren
er veel kinderen, die, zon
der opperhoofd en zonder
leider, onze steden ont
vluchten naar de landen
van overzee. En als men
hen vroeg waar zij naar
toe gingen, gaven zij ten
antwoord: „Naar Jerusa
lem, om het Heilige Land
te overwinnen. Zij droegen
beugeltas, pelgrimsstaf en
het kruis op hun opper
kleed. Sommigen kwamen
tot van Keulen. Zij bereik
ten Genua en scheepten
zich in op zeven grote bo
ten om de zee over te ste
ken. En een orkaan stak op,
en twee schepen zonken en
al de kinderen van deze
twee vaartuigen verdron
ken. En wanneer men de
anderen ondervroeg over
de redenen van hun tocht,
gaven zij ten antwoord:
„Wij weten het niet.
Dit gegeven, met vrome le
genden omgeven, was wel
een zeer uitzonderlijk on
derwerp om de componist
kansen te geven boeiende
dramatisclffe tonelen en
warm lyrische episoden te
componeren. In beide gen
res toonde Pierné zich een
meester; als dramatisch
componist was hij een
waardig discipel van Mas
senet en als religieus lyricus
een niet minder waardig
volgeling van César Franck.
Het werk bestaat uit vier
delen: 1. „Het vertrek", een
stuk vol dramatisch con
trast, tussen de bezielde
kinderschare en de bedroef
de ouders, die tevergeefs
trachten de kinderen van
hun voornemen te doen af
zien. 2. ,.De kinderen op
weg", een heerlijk idyllisch
tafereel in lentesfeer. 3. „De
Zee", een treffend lyrisch
gedeelte bij het scheep gaan
in Genua. 4. „De Verlosser
in de Storm", de tragische
ondergang van de jeugdige
kruisvaarders en hun op
gang naar het Eeuwige
Licht, een stuk geweldige
dramatiek, die zich oplost
in een grootse apotheose.
Deze laatste episode zal, ge
zien in het licht van de re
cente tragische gebeurtenis
sen, ongetwijfeld diepe in
druk maken. De solistische
hoofdpartijen worden ge
zongen door Corry Bijster,
Corry van Beckum (sopra
nen), en Willy van Hese,
tenor. JOS. DE KLERK.
Ned. Herv. kerk
Aangenomen naar Ermelo (3e pred.pl.)
W. de Bruyn te IJsselmuiden, die bedankte
voor Hilversum.
Geref. kerken onderh. art. 31 K.O.
De classis Amsterdam heeft praep. ge
ëxamineerd en beroepbaar verklaard de
heer H. J. v. d. Kwast, cand. te Amster
dam.
Geref. gemeenten
Tweetal te Scheveningen W. de Wit te
Moerkapelle en G. Zwerus te Middelharnis.
Beroepen te Rhenen F. Mallan te Brui-
nisse.
Geref. kerken
Beroepen te Andijk D. Zwart te Halfweg
(2e maal).
Aangenomen naar Appelscha G. Oppe-
dijk, cand. te Kollum die bedankt voor
EÏim (Dr.).
ADVERTENTIE
waard. En dan zwichten de kwaï
tekenen het vredespact.
Een kindervertelling en een prenten
Bezoekt HEDENAVOND 8 uur - Concertgebouw het
EXTRA CONCERT ten bate van het NATIONAAL RAMPENFONDS
fl.l. v.
m. m. v.
Prógr.: o.a.: Pianoconc. Tschaikowsky en c-moll Mozart
Entrée: ƒ2.ƒ3.en 4.alles inb.
In de pauze zullen kunstwerken worden verkocht door Haarlemse schilders
Kaartverkoop tot 6 u. bij Concertbur Alphenaar en 's avonds vanaf 7 uur aan de zaal
Morgen is het 125 jaar geleden dat Jules
Verne, schrijver van de „wonderreizen"
en profeet der moderne techniek, in de
Franse stad Nantes geboren werd. Nantes
was in die tijd een drukke zeehaven, waar
tal van koopvaarders uit de West-Indiën
losten en reeds als knaap was Verne ge-
Jules Verne
biologeerd door die internationale bedrij
vigheid. Ieder vrij ogenblik kon men hem
in de havens vinden en eens, als twaalf
jarige, heeft hij het zelfs bestaan, als
scheepsjongen te monsteren op een Jamai-
ca-vaarder, waarvan papa Verne echter
nog tijdig lucht kreeg. Dat was het einde
van Jules' wensdromen om zeeman te
worden, maar de liefde voor de zee en
het avontuur heeft hem nooit verlaten.
Na zijn eindexamen aan het lyceum van
Nantes ging hij naar Parijs waar hij rech
ten studeerde en tenslotte in de effecten
handel terecht kwam. Hoewel hij goed
verdiende, schonk deze arbeid hem weinig
voldoening en spoedig ging hij toneelstuk
ken schrijven. Enkele daarvan, zoals „Les
pailles rompues", dat hij tezamen met
Alexandre Dumas Jr. schreef, beleefden
vrij veel succes, maar pas in enkele reis
verhalen, die hij maakte voor het tijd
schrift „Musée des Families", vond hij
zijn ware richting: die van de avonturen
roman, waarin hij op waarlijk geniale
wijze tientallen uitvindingen als radio,
radar, ruimteschip en onderzeeër voor
spelde, die pas decennia later gerealiseerd
zouden worden. Men kan zelfs zeggen, dat
hij tal van uitvinders, ontdekkingsreizi
gers en zelfs missionarissen geïnspireerd
heeft met zijn fantastische „wonderrei
zen". Wie herinnert zich niet mét vreugde
zijn fantastische romans zoals „De reis om
de wereld in 80 dagen", „Naar het middel
punt der aarde", „Eldorado en het mon
sterkanon van Staalstad" of „De reis naar
de maan in 28 dagen en 12 uren", om
maar enkele van de bijna honderd „voya
ges imaginaires" te noemen, die wij in
onze jeugd verslonden hebben en die ook
thans nog overal ter wereld met graagte
gelezen worden? Veel van de wonderen en
uitvindingen die hij voorspelde, zijn wer
kelijkheid geworden; toen Richard Byrd
naar de Noordpool vloog, verklaarde hij:
„liet is Jules Verne, die mij hiertoe
brengt". Simon Lake, constructeur van de
eerste duikboot, heeft toegegeven, dat hij
door Verne's „20.000 mijlen onder zee"
geïnspireerd werd en maarschalk Lyautey
getuigde zelfs dat „wetenschap en tech
niek sinds 1900 niets anders gedaan heb
ben dan de romans van Jules Verne te
verwezenlijken. Hoe het ook zij, zijn „won
derreizen" hebben nog niets van hun
charme en aantrekkingskracht verloren en
dat is voor een niet gering deel mede te
danken aan hun sprankelende stijl, hun
schilderachtige verve erfenis van Dumas
iils, die hij al spoedig verre in betekenis
overtrof en aan de meesterlijke ver
menging van didactische en romantische
elementen. Verne stierf op 24 Maart 1905
in Amiens zonder de erkenning gekregen*
te hebben, waarnaar hij steeds haakte:-
Licht en schaduw, de roman van
Rembrandts leven, door Ch. Huy-
gens. (Uitgeversmaatschappij J. Phi
lip Kruseman N.V. te Den Haag).
Het gelaat van de meer ontwikkelde Hol
lander pleegt een ernstige denkplooi extra
aan te nemen, zodra de prachtige naam
Rembrandt genoemd wordt. De bezitter van
dat gelaat namelijk verwacht (en zelden
tevergeefs) dat er, na het vallen van dit ma
gische woord, onvermijdelijk een als door
een echo opgeroepen orakeltaal zal gaan
klinken over het zieleleven van deze reus
onzer cultuur. De lezer van de roman „Licht
en schaduw" over het leven van Rembrandt
kan echter zijn ongedwongenheid behouden,
alsof hij aldoor onder vrienden was.
Hiermede heeft de schrijver, Chr.. Huy-
gens, ons iets heel prettigs aangedaan. Hij
is er van uit gegaan dat wij allen wel weten
welk een geniaal schilder Rembrandt was
en welk een edel zieleleven er uit al zijn
werken spreekt. Dit aannemende en zuiver
erkennende, dat iedere kunstenaar zich ge
heel afbeeldt in zijn werken en dat er aan
dat diepst innerlijke niets toegevoegd mag.
worden door de biograaf, omdat we dan
wel het zielsbeeld van de schrijver Huy-
gens. doch niet dat van de schilder Rem
brandt voorgeschoteld zouden krijgen, eer
biedig aan het werk gegaan. Gesteund door
een schat aan wetenschap over het leven der
zeventiende eeuw, laat hij ons zien hoe
Rembrandts leven verliep in de landschap
pen en stadsbeelden van het Leiden en
Amsterdam van die tijd, temidden zijner
medemensen met hun eigentijdse uitzicht
en inzichten, hun huiselijke en officiële
plechtigheden.
Het middelpunt blijft Rembrandt, de schil
der en niet de mysticus de waar het zijn
werk betreft eigenwijze, dwarse, zelfver
zekerd schijnende, maar lang niet altijd
zeker zijnde schilder, die alles wat hij be
leeft en begrijpt besluit in dit ene:
schilderen. Daaar is dit werk van doortrok
ken. Let maar eens op het fijne trekje op
bladzijde 89 bovenaan, waarbij Rembrandt
onder het ernstig gesprek van Sylvius het
raam uitkijkt. Dit is subliem. En er zouden
uit dit uitstekende boek wel meer van
dergelijke voorbeelden te halen zijn.
H. v. Z.
ADVERTENTIE
Een van de meesterlijke illustraties in
Gustave Doré-stijl die de Nederlandse
vertaling van Verne's werken verluchten
(de bekende „blauwe deeltjes" van Else
vier, nu herdrukt)Deze plaat is uit „De
kinderen van kapitein Grant".
het lidmaatschap van de Académie fran-
caise, die echter wel enkele van zijn ro
mans bekroonde. Misschien behoort hij
niet tot de onsterfelijken van de Grote
Litteratuur, maar het lijdt geen twijfel,
of zijn werk zal velen van die officieel
erkende meesters overleven.
Samen met directie al meer dan
een ton
Vanmorgen was de totaaltelling der bij
dragen uit het Hoogovenpersoneel de
50.000 al gepasseerd. Dit is dus het in
gezamelde bedrag buiten de 50.000 die
door de directie der K.N.H.S. aan het
Rampenfonds .werd geschonken.
De Stofzuiger Speciaalzaak
Gen. Cron.iéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergcrweg 51. Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen
ZATERDAG 7 FEBRUARI
Stadsschouwburg: „School voor vrouwen"
(Nederlandse Comedie), 8.15 uur. Concert
gebouw: Extra-concert H. O. V. voor het
Rampenfonds, 8 uur. Haarlemse Kegelbond:
Doorlopende filmvoorstellingen over Zee
land en Zuidhollandse eilanden ten bate van
het Rampenfonds, 2 tot 11 uur. Rembrandt:
„Opmars der vrouwen", 18 jaar, 7 en 9.15
uur. Palace: „Export in blond". 18 jaar, 7 en
9.15 uur. Luxor: „Don Camillo", 7 en 9.15
uur. Lido: „De schrik van de tweede com
pagnie", alle leeft.. 7 en 9.15 uur. City: „De
bandieten van Cimarren", 14 jaar, 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Billy the kid", 14 jaar, 7 en
9.15 uur. Frans Hals: „Het zal je gebeuren",
18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Kinderen
van de straat", alle leeft., en 9.15 uur.
ZONDAG 8 FEBRUARI
Geen bioscoop- en schouwburgvoorstel
lingen.
MAANDAG 9 FEBRUARI
Rembrandt: „Opmars der vrouwen", 18
jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Export in
blond", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor:
„Don Camillo", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Lido: „De schrik van de tweede com
pagnie". alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City:
„Winchester '73" 18 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Vreemde lading", 18 j.. 2.30,
7 en 9,15 uur. Frans Hals: „Het zal je gebeu
ren", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva:
„Kinderen van de straat", alle leeft., 2.30 en
8.15 uur.