Ter introductie van De Kinderkruistocht Jules Verne 125 jaar geleden geboren De trapgevels aan het Korte Spaarne sprooiKjesDoeK voor kinderee en kenners Geniaal profeet van techniek en wetenschap Agenda voor Haarlem Tentoonstelling werken F. Teding van Berkhout Naam erbij M Nieuwe uitgaven HARTENDORP ZATERDAG 7 FEBRUARI 1953 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Schoonheid in Haarlem en omgeving Rapport van jury over crucifix-prijsvraag LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Kdstners Conferentie der dieren Documentaire films over de ramp Kerkelijk Nieuws TOON VERHEY STEVAN BERGMANN, PIANO Hoogovenpersoneel al boven de 50.000 Nu de Gravestenenbrug in oude stijl herbouwd is, komen de twee mooie trapgevels aan het Korte Spaarne nog meer tot hun recht. Wat de Amstel is voor Amsterdam en de Maas voor Rotterdam, is het Spaarne voor Haarlem. Op elk punt is het Spaarne een brok schoonheid, ook al werkt op en kele punten de minder gelukkige bebou wing van de oevers helaas storend. Dat is niét het geval bij de Gravestenenbrug. Integendeel! De beide 17e eeuwse trap gevels, Korte Spaarne 23 en 25, geven daar 'n stadsbeeld dat zeldzaam schoon is. Jarenlang was de ijzeren Gravestenen brug in verval. Gelukkig heeft de Haar lemse gemeenteraad en dat nog wel in een tijd dat de financiën er niet al te best voorstonden besloten om de brug in oude stijl te laten verbouwen. De slan ke houten ophaalbrug past hier uitstekend. Er is een ideaal verkregen, zó mooi dat wij dit plekje wel het mooiste van Haar lem durven noemen. Een détail van de schoorsteenbetimmering En wij kunnen er bij voegen dat het ongeschonden voortbestaan van no. 25, het hoekperceel dat voor het stadsbeeld het voornaamste is, ook in de verre toekomst verzekerd is. Het is namelijk eigendom van de oudheidkundige vereniging „Hendrick de Keyser", die tot die aankoop in 1929 besloten heeft. Het was voor het bestuur een moeilijke beslissing, want er werd veel geld mee gemoeid. Maar noodzakelijk was het wel. In het jaarverslag der vereniging „Haer- lcm" over 1929 lezen wij: „Er dreigde groot gevaar, dat de oude Paul Grégoire uit Teteringen is, zoals wij reeds eerder bekend maakten, win naar geworden van de prijsvraag voor een kruisbeeld, uitgeschreven door de Stichting 18531953, die de herdenking van het honderdjarig bestaan van de bis schoppelijke hiërachie in ons land organi seert. De tweede prijs werd gewonnen door H. Verhulst te Amsterdam, de derde door F. Vei'haak Jr. te Breda. De jury be stond uit prof. Oscar Jespers te Brussel, Mari Andriessen te Haarlem, N. Steen bergen te Teteringen, ir. C. Pouderoyen te Nijmegen, prof. V. P. Semijn-Esser te Am sterdam, mr. Jan Derks te Hilversum (voorzitter) en Jan Engelman (rappor teur). Aan het juryrapport ontlenen wa bet volgende: Wat de meerderheid van de jury (vier van de zeven leden) er toe bewoog aan het onder motto „1/3" ingezonden ont werp van Grégoire de eerste prijs te ge ven, was het besef dat het van alle ont werpen de beste plastische kwaliteiten be zit, verenigd met een rust en een waar digheid, die de verhevenheid van dit thema niet verstoren. Grégoire bereikte dit door aan het niet spectaculaire, het schijnbaar zo traditionele, een eenvoud en een diepte van gevoel te schenken, die treffend zijn en doen verwachten, dat zijn crucifix een innige verstandhouding te weeg kan brengen tussen de afgebeelde et: de beschouwer. Bovendien werd dit beeld ten zeerste geschikt geacht voor het doel, dat de stichting voor ogen zweeft, name lijk de opstelling op een voor het publiek toegankelijke plaats, langs de weg bij Nijmegen. In het algemeen merkt de jury op, dat zij zich getroffen heeft gevoeld door de vele variaties, die op het oude, thans grote moeilijkheden opleverende thema moge lijk zijn gebleken. Weliswaar toonden nog vele ontwerpen een vasthouden aan onbe duidend geworden conventies en stellig le den andere aan een vooropgezette hang naar oorspronkelijkheid, die niet gesteund werd door voldoende beeldend vermogen, maar daar tegenover stond een redelijk aantal werkstukken, die getuigden van echte bezieling en opmerkelijk vakman schap. betimmering met de mooie schoorstenen in het perceel Korte Spaarne 25 zou ver dwijnen, want zou de benedenverdieping opnieuw verhuurd worden, zo stelde de toekomstige huurder als eis dat deze er uit moesten. Hoewel de eigenaar dit zeer zou betreuren, had hij daarin toch reeds toegestemd. Maar met geld en goede woor den vooral is veel te bereiken. De angst In de schaftlokalen van Hoogovens en MEKOG zijn thans aquarellen tentoonge steld van jhr. F. Teding van Berkhout te Haarlem. In tegenstelling met de vorige nieuwe schilderijen-exposities van Hoog ovens, die als regel de tweede Zondag van de maand voor het publiek zijn open gesteld, zullen de bovengenoemde kunst werken pas op Zondag 15 Februari a.s. voor het publiek zijn te bezichtigen. Zulks in verband met de bijzondere bestem ming, welke aan de komende Zondag als Gedenkdag is gegeven. bekroop dat, eenmaal toch aan het uit- slopen en veranderen, de tijd wel eens kon komen, dat ook de moker op de gevel zelf zou worden gezet en die gevel moest tot elke prijs behouden blijven. Wat zou er van dit prachtig stadsbeeld overblijven, indien dit perceel eens door een nieuw werd vervangen? Er moest raad geschaft worden en hoe kon dat beter dan probe ren „Hendrick de Keyser" tot aankoop van het huis te bewegen? De eigenaar was, na heel veel heen en weer praten, bereid tot verkopen en de vereniging wilde wel eigenares worden, doch de prijs die ten slotte gevraagd werd, zou nooit door ver huur voldoende rente kunnen opbrengen. Gelukkig waren de gemeente, het rijk en de provincie bereid bij te springen. Op deze wijze is dan een van de schilder achtigste gevels van Haarlem met verenig de krachten, waartoe ook „Haerlem" haar sleentje heeft mogen bijdragen, behouden en wij kunnen ons over dat resultaat har telijk verheugen, evenals naar onze over tuiging vele Haarlemmers, ja zelfs Ne derlanders". Tot zover dit jaarverslag. Met de uiting van vreugde over het be reikte resultaat stemmen wij volkomen in. En zeker vele lezers met ons. C. J. van T. Verschillende Eerste Kamerleden hebben er in het Voorlopig Verslag op de begroting van Justitie bij de minister op aangedron gen dat deze vlotter toestemming zal geven aan lieden, die dat fijn vinden, om een tweede geslachtsnaam aan te nemen „al zijn zij er zich van bewust, dat verzoeken daartoe dikwijls zijn ingegeven door een zeker ijdelheidsvertoon." Bravo, die Sena toren! Hoe lang zucht ik reeds onder het juk van mijn enkel- en dood-eenvoudige naam; hoe lang wacht is reeds op mijn: van Waalderen van de Kleine Staphorst? Goed, noemt u dat maar: zeker ijdelheidsvertoon. Maar is het dan soms leuk vereenzelvigd te worden met lieden, die precies zoals ik heten en die slechts doodeenvoudige Leden van de Raad van Beroerten, Schepen of Lord High General zijn? Er moet toch wel even verschil merkbaar zijn! Ik had in mijn studententijd een vriendje, een dood- en doodeenvoudig jongetje Jansen. Gelukkig heette zijn moeder van de Poezpas en woonde zijn opa, de groenteboer, op de Oude Brink. Kent u Mr. Dr. Jansen van de Poezpas van de Oude Brinck? (wapen: in keel met een hooischuur. Het schild gedekt met een kroon met 28 parels om de haar band waarvan een aanziend-gestelde steek- helm. Helmteken: een groen theeblad tus sen twee gevlekte olifantsrompen. Helm- kleden zwart en goud. Wapenspreuk: Pecunia non olet). Zo gaat dat. Zo gaat dat toch, ook zonder de lieflijke aandrang der Senatoren. Is dat „zeker ijdelheidsvertoon"? Kom nou! Het is absoluut, onmiskenbaar, driehonderd procent patricische rechtvaardigheidszin. Als ik Eerste Kamerlid was, dan drong ik er bij de minister op aan de thans (voor al in de advertenties) gebezigde, zelf aan geschafte titulatuur „vrouwe" een wette lijke bestaansgrond te geven. Tot nu toe kan de voorspoedig bevallen Vrouwe Jan sen ook de echtgenote van mijn vriend de postbode zijn. Niet dat ik daar bezwaar tegen heb, maar het is zo sneu voor de adverteerders, die een zeker ijdelheidsver toon botvieren. ELIAS 99 99 VOLGENDE week Dinsdag geeft het „Koor Katholiek Haarlem" onder leiding van Albert de Klerk, met medewerking van de H.O.V. in versterkte bezetting, van solisten en van een uitgebreid kinderkoor (140 leer lingen van de Mariaschool uit de Koningstraat) een uitvoering van „La Croisade des Enfants" de Kinder kruistocht van Gabriël Pierné. Zeventien jaar is het geleden dat dit prachtige, maar veeleisende werk te Haarlem het laatst werd uitgevoerd, toen de C.O.V. er haar zilver jubileum mee vierde. Ook herinneren wij ons nog een uitvoering door de Haarlemse Toonkunst afdeling in 1918. Van beide vertolkingen zijn ons indruk ken van ontroerende schoonheid bijgebleven. Vooral de heerlijke melodieën van het kinderkoor zijn onvergete lijk; deze hebben Piérné's compositie schitterende suc cessen bezorgd. Nadat „La Croisade des Enfants" in 1905 onder Colonne te Parijs ten doop was gehouden, is het al gauw in Engeland, Duitsland en Nederland doorgedrongen. A. B. H. Verhey was de eerste die het, met zijn Rotterdams Toonkunstkoor, in Holland in studie nam; Pierné diri geerde zelf de uitvoering. Wij hebben deze aantekening van onze H.O.V.-dirigent Toon Verhey, die als knaap in het kinderkoor meezong. Nadien is Pierné nog vaak in ons land geweest om een uitvoering van zijn oratorium te leiden, nadat ook Anton Tierie in Amsterdam zich voor het effectrijke werk had warm gemaakt. Van ver schillende kanten werden ons dezer dagen mededelingen verstrekt door mensen die daarbij in het kinderkoor mee zongen en daar dierbare herinneringen aan bewaren. En het zal ook wel aan indrukken van een dezer uit voeringen te danken zijn geweest, dat de pas overleden dichter M. Nijhoff zijn bekende vers aan de Kinderkruis tocht wijdde:' Zij hadden een stem in het licht vernomen „Laat de kinderen tot mij komen" Daar gingen ze, zingende hand in hand Ernstig op weg naar het Heilige Land.... EIGENLIJK BEN IK een schoolmeester heeft Erich Kastner van zichzelf ge zegd. Als men onder een schoolmeester een man verstaat, die zich geroepen voelt anderen op te voeden en onder opvoeden de zedelijke bezigheid in de medemens, jong of oud, eerbied voor geestelijke waarden, besef van verantwoordelijkheid voor de menselijke waardigheid wakker te roepen, wakker te schudden als het moet, dan kan Kastner als dichter, als journalist en als prozaïst een ras-schoolmeester worden genoemd, een moralist als men wil, een onverzoenlijke vijand van de leuze die liegt, het dogma dat bedriegt, het goedkope optimisme dat misleidt, de ideologie die ver blindt en de burgerlijke zelfgenoegzaamheid die vegeteert. Sinds zijn eerste verzen bundel, een kwarteeuw geleden verschenen, kon men weten wie men voorhad: zeker geen aestheet, zelfs nauwelijks een dichter, maar vóór alles een openbaar aanklager van het geweten, een mens die „door ironie, critiek, aanklacht, hoon en gelach" trachtte te waarschuwen voor het naderend onheil. Terwïlle daarvan hing hij de lier aan de wilgen en ging hij „gebruiksverzen" schrij ven, vlijmende gedichten of versjes, een soort antisepticum tegen het verderf van de tijd, waarvan hij een complete „lyrische huisapotheek" (aldus de titel van een van zijn bundels) bijeen bracht. Kastner had ook andere noten op zijn zang. Hij schreef voortreffelijke kinder boeken (waarvan er onlangs weer één in vertaling verscheen*), al deed hij ook dit niet zonder een paedagogische bedoeling, en een roman, een a-morele roman van een moralist, „Fabian" getiteld, een felle aan klacht tegen de dreigende verwording in „het land waar de kanonnen bloeien", die hem zo hier en daar (men weet wel waar) niet in dank werd afgenomen. „Tussen de stoelen" Mensen als Kastner zijn in veler ogen nu eenmaal altijd verdacht. Ze veront rusten, ze zeggen daar de bittere waar heid waar men liever de zoete leuze had gehoord. De Nazi's althans hebben Kastner schielijk de eer aangedaan, zijn werk te verbieden en verbranden. Twaalf jaar lang heeft hij, wiens roeping het was te getuigen, gezwegen. Hij, een volbloed rea list, had het voorzien: „men" had hem immers een nihilist, een defaitist genoemd! Hij wist dat hij aldus de titel van zijn kort voor het noodlotsjaar 1933 verschenen bundel „tussen de stoelen" zou komen te zitten, dat hij het zwaar te verduren zou hebben. „Jij hebt het gemakkelijk", zegt in dat „Gezang tussen de stoelen" de cro- niqueur (Kastner) tegen de man die de wereld met geweld „gelukkig" wil maken, „want jij hóüdt niet van de mensen". Kastner heeft ze lief. En als hij na de tweede wereldoorlog in feuilleton en chan son, in epigram en hoorspel, in cabaret- schets en kinderboek wéér waarschuwt; als hij, ontmoedigd nu wel niet, maar in hoge mate verstoord en verontrust over het wereldtafcreel na 1945, vermaant dat wij „aan het laatste hoofdstuk van onze cultuur schrijven, aan het einde waarvan de conservenmens staat" de mens-in blik, die „zijn weg door het leven gaat met behulp van schakelaars en knoppen" dan is het diezelfde, onverminderde, maar diep geschokte liefde, die hem de woor den ingeeft. Voor kinderen en kenners en elk van ons is kenner of kan althans kenner zijn heeft hij zijn „Conferentie der dieren" ge schreven (in een prachtige, geheel in overeenstemming met het origineel uit gevoerde, vertaling verschenen**), ge trouw aan zijn woord, dat „wie momen teel nóg luchtkastelen bouwt, van het noodlot een pak op zijn broek verdient". Kastner is een realistische optimist, één die getuigen zal ook zónder de hoop dat zijn getuigenis zal overtuigen, omdat men nooit kan weten of men te elfder ure niet tóch nog gehoor vindt. Daarom heeft hij, sprookjesachtig-realistisch, dit verhaal door uitnemende tekeningen van Wal ter Trier veraanschouwelijkt geschre ven van de dieren die, de humbug van mensenconferenties moe, de menselijke zaak ter hand nemen, niet terwille van volwassen verkwanselaars van de humani teit, maar tot heil van de kinderen. Bekeerde „kwaaien" Dieren confereren. Uit alle oorden zijn hun vertegenwoordigers samengekomen, tot het prentenboekengedierte toe, om on der het voorzitterschap van Oscar de Oli fant het vredesultimatum te stellen aan de menselijke onmacht en onwil, aan het grenzeloze onverstand, verpersoonlijkt in generaal De Kwaai en diverse „actenfa-" brikanten, inktkladderaars, brievenorde- ners en kantoorkrukken op twee poten" (aldus Oscar de Olifant), die voor de ze venentachtigste keer over „de vrede" con fereren. „Ze móéten ophouden. Want ze kunnen ophouden. En daarom zullen ze ophouden!" Simpele wijheid der dieren! Maar de kwaaien hóuden niet op. Een muizen- en ratteninvasie knaagt hun pa- perassenwinkel stuk de kwaaien heb ben afschriften! Een mottenleger vreet alle uniformen op de kwaaien confereren in natuurstaat. En al hebben ze aldra nieuwe uniformen, ze rekenen buiten de dieren- I liefde voor de mensenkinderen: de vol c wassenen worden ontvoogd, de kinde/.g'n gaan tot de dieren. De mensen zijn jiiet. ienze boek. Een sprookje. Maar een harde waar heid. Een laatste waarschuwing, een be roep op de menselijke waardigheid. Van dit soort en gehalte kan er niet genoeg worden geschreven. Wie weet, of niet tóch nog intijds de „conservenmens" gewaar wordt, dat hij hart en geweten heeft. C. J. E. DINAUX Erich Kastr.er: „De 35ste Mei" (vertaald door Theo van der Wa!) (L. J. Veen's uitgevers maatschappij. Amsterdam). Erich Kastner: „Die Konferenz der Tiere" (Europa-Verlag, Ziirich), „Conferentie der die ren" (vertaald door Renée Belinfaate; geïl lustreerd door Walter Trier) (idem). De filmreportages, die Polygoon-Profil- ti van de nationale ramp heeft gemaakt, draaien thans in vele duizenden bioscopen over de gehele wereld. Ter vertoning in de Nederlandse bioscopen alleen is in de afgelopen week 125.000 meter film gepro duceerd. Polygoon-Profilti zal thans uit de duizenden meters materiaal waarover wordt beschikt een grote documentaire film samenstellen ter ondersteuning van de hulpacties in binnen- en buitenland. ARCEL SCHWOB, de toriumtekst, is uitgegaan van het kwasi-legendari- sche verhaal uit de tijd der eerste kruistochten, waar over kronieken uit 1212 het volgende meedelen: „Omstreeks die tijd waren er veel kinderen, die, zon der opperhoofd en zonder leider, onze steden ont vluchten naar de landen van overzee. En als men hen vroeg waar zij naar toe gingen, gaven zij ten antwoord: „Naar Jerusa lem, om het Heilige Land te overwinnen. Zij droegen beugeltas, pelgrimsstaf en het kruis op hun opper kleed. Sommigen kwamen tot van Keulen. Zij bereik ten Genua en scheepten zich in op zeven grote bo ten om de zee over te ste ken. En een orkaan stak op, en twee schepen zonken en al de kinderen van deze twee vaartuigen verdron ken. En wanneer men de anderen ondervroeg over de redenen van hun tocht, gaven zij ten antwoord: „Wij weten het niet. Dit gegeven, met vrome le genden omgeven, was wel een zeer uitzonderlijk on derwerp om de componist kansen te geven boeiende dramatisclffe tonelen en warm lyrische episoden te componeren. In beide gen res toonde Pierné zich een meester; als dramatisch componist was hij een waardig discipel van Mas senet en als religieus lyricus een niet minder waardig volgeling van César Franck. Het werk bestaat uit vier delen: 1. „Het vertrek", een stuk vol dramatisch con trast, tussen de bezielde kinderschare en de bedroef de ouders, die tevergeefs trachten de kinderen van hun voornemen te doen af zien. 2. ,.De kinderen op weg", een heerlijk idyllisch tafereel in lentesfeer. 3. „De Zee", een treffend lyrisch gedeelte bij het scheep gaan in Genua. 4. „De Verlosser in de Storm", de tragische ondergang van de jeugdige kruisvaarders en hun op gang naar het Eeuwige Licht, een stuk geweldige dramatiek, die zich oplost in een grootse apotheose. Deze laatste episode zal, ge zien in het licht van de re cente tragische gebeurtenis sen, ongetwijfeld diepe in druk maken. De solistische hoofdpartijen worden ge zongen door Corry Bijster, Corry van Beckum (sopra nen), en Willy van Hese, tenor. JOS. DE KLERK. Ned. Herv. kerk Aangenomen naar Ermelo (3e pred.pl.) W. de Bruyn te IJsselmuiden, die bedankte voor Hilversum. Geref. kerken onderh. art. 31 K.O. De classis Amsterdam heeft praep. ge ëxamineerd en beroepbaar verklaard de heer H. J. v. d. Kwast, cand. te Amster dam. Geref. gemeenten Tweetal te Scheveningen W. de Wit te Moerkapelle en G. Zwerus te Middelharnis. Beroepen te Rhenen F. Mallan te Brui- nisse. Geref. kerken Beroepen te Andijk D. Zwart te Halfweg (2e maal). Aangenomen naar Appelscha G. Oppe- dijk, cand. te Kollum die bedankt voor EÏim (Dr.). ADVERTENTIE waard. En dan zwichten de kwaï tekenen het vredespact. Een kindervertelling en een prenten Bezoekt HEDENAVOND 8 uur - Concertgebouw het EXTRA CONCERT ten bate van het NATIONAAL RAMPENFONDS fl.l. v. m. m. v. Prógr.: o.a.: Pianoconc. Tschaikowsky en c-moll Mozart Entrée: ƒ2.ƒ3.en 4.alles inb. In de pauze zullen kunstwerken worden verkocht door Haarlemse schilders Kaartverkoop tot 6 u. bij Concertbur Alphenaar en 's avonds vanaf 7 uur aan de zaal Morgen is het 125 jaar geleden dat Jules Verne, schrijver van de „wonderreizen" en profeet der moderne techniek, in de Franse stad Nantes geboren werd. Nantes was in die tijd een drukke zeehaven, waar tal van koopvaarders uit de West-Indiën losten en reeds als knaap was Verne ge- Jules Verne biologeerd door die internationale bedrij vigheid. Ieder vrij ogenblik kon men hem in de havens vinden en eens, als twaalf jarige, heeft hij het zelfs bestaan, als scheepsjongen te monsteren op een Jamai- ca-vaarder, waarvan papa Verne echter nog tijdig lucht kreeg. Dat was het einde van Jules' wensdromen om zeeman te worden, maar de liefde voor de zee en het avontuur heeft hem nooit verlaten. Na zijn eindexamen aan het lyceum van Nantes ging hij naar Parijs waar hij rech ten studeerde en tenslotte in de effecten handel terecht kwam. Hoewel hij goed verdiende, schonk deze arbeid hem weinig voldoening en spoedig ging hij toneelstuk ken schrijven. Enkele daarvan, zoals „Les pailles rompues", dat hij tezamen met Alexandre Dumas Jr. schreef, beleefden vrij veel succes, maar pas in enkele reis verhalen, die hij maakte voor het tijd schrift „Musée des Families", vond hij zijn ware richting: die van de avonturen roman, waarin hij op waarlijk geniale wijze tientallen uitvindingen als radio, radar, ruimteschip en onderzeeër voor spelde, die pas decennia later gerealiseerd zouden worden. Men kan zelfs zeggen, dat hij tal van uitvinders, ontdekkingsreizi gers en zelfs missionarissen geïnspireerd heeft met zijn fantastische „wonderrei zen". Wie herinnert zich niet mét vreugde zijn fantastische romans zoals „De reis om de wereld in 80 dagen", „Naar het middel punt der aarde", „Eldorado en het mon sterkanon van Staalstad" of „De reis naar de maan in 28 dagen en 12 uren", om maar enkele van de bijna honderd „voya ges imaginaires" te noemen, die wij in onze jeugd verslonden hebben en die ook thans nog overal ter wereld met graagte gelezen worden? Veel van de wonderen en uitvindingen die hij voorspelde, zijn wer kelijkheid geworden; toen Richard Byrd naar de Noordpool vloog, verklaarde hij: „liet is Jules Verne, die mij hiertoe brengt". Simon Lake, constructeur van de eerste duikboot, heeft toegegeven, dat hij door Verne's „20.000 mijlen onder zee" geïnspireerd werd en maarschalk Lyautey getuigde zelfs dat „wetenschap en tech niek sinds 1900 niets anders gedaan heb ben dan de romans van Jules Verne te verwezenlijken. Hoe het ook zij, zijn „won derreizen" hebben nog niets van hun charme en aantrekkingskracht verloren en dat is voor een niet gering deel mede te danken aan hun sprankelende stijl, hun schilderachtige verve erfenis van Dumas iils, die hij al spoedig verre in betekenis overtrof en aan de meesterlijke ver menging van didactische en romantische elementen. Verne stierf op 24 Maart 1905 in Amiens zonder de erkenning gekregen* te hebben, waarnaar hij steeds haakte:- Licht en schaduw, de roman van Rembrandts leven, door Ch. Huy- gens. (Uitgeversmaatschappij J. Phi lip Kruseman N.V. te Den Haag). Het gelaat van de meer ontwikkelde Hol lander pleegt een ernstige denkplooi extra aan te nemen, zodra de prachtige naam Rembrandt genoemd wordt. De bezitter van dat gelaat namelijk verwacht (en zelden tevergeefs) dat er, na het vallen van dit ma gische woord, onvermijdelijk een als door een echo opgeroepen orakeltaal zal gaan klinken over het zieleleven van deze reus onzer cultuur. De lezer van de roman „Licht en schaduw" over het leven van Rembrandt kan echter zijn ongedwongenheid behouden, alsof hij aldoor onder vrienden was. Hiermede heeft de schrijver, Chr.. Huy- gens, ons iets heel prettigs aangedaan. Hij is er van uit gegaan dat wij allen wel weten welk een geniaal schilder Rembrandt was en welk een edel zieleleven er uit al zijn werken spreekt. Dit aannemende en zuiver erkennende, dat iedere kunstenaar zich ge heel afbeeldt in zijn werken en dat er aan dat diepst innerlijke niets toegevoegd mag. worden door de biograaf, omdat we dan wel het zielsbeeld van de schrijver Huy- gens. doch niet dat van de schilder Rem brandt voorgeschoteld zouden krijgen, eer biedig aan het werk gegaan. Gesteund door een schat aan wetenschap over het leven der zeventiende eeuw, laat hij ons zien hoe Rembrandts leven verliep in de landschap pen en stadsbeelden van het Leiden en Amsterdam van die tijd, temidden zijner medemensen met hun eigentijdse uitzicht en inzichten, hun huiselijke en officiële plechtigheden. Het middelpunt blijft Rembrandt, de schil der en niet de mysticus de waar het zijn werk betreft eigenwijze, dwarse, zelfver zekerd schijnende, maar lang niet altijd zeker zijnde schilder, die alles wat hij be leeft en begrijpt besluit in dit ene: schilderen. Daaar is dit werk van doortrok ken. Let maar eens op het fijne trekje op bladzijde 89 bovenaan, waarbij Rembrandt onder het ernstig gesprek van Sylvius het raam uitkijkt. Dit is subliem. En er zouden uit dit uitstekende boek wel meer van dergelijke voorbeelden te halen zijn. H. v. Z. ADVERTENTIE Een van de meesterlijke illustraties in Gustave Doré-stijl die de Nederlandse vertaling van Verne's werken verluchten (de bekende „blauwe deeltjes" van Else vier, nu herdrukt)Deze plaat is uit „De kinderen van kapitein Grant". het lidmaatschap van de Académie fran- caise, die echter wel enkele van zijn ro mans bekroonde. Misschien behoort hij niet tot de onsterfelijken van de Grote Litteratuur, maar het lijdt geen twijfel, of zijn werk zal velen van die officieel erkende meesters overleven. Samen met directie al meer dan een ton Vanmorgen was de totaaltelling der bij dragen uit het Hoogovenpersoneel de 50.000 al gepasseerd. Dit is dus het in gezamelde bedrag buiten de 50.000 die door de directie der K.N.H.S. aan het Rampenfonds .werd geschonken. De Stofzuiger Speciaalzaak Gen. Cron.iéstr. 43 Spaarne 3 Tel. 16990 Tel. 17696 Kruidbergcrweg 51. Santpoort Het speciale adres voor STOFZUIGERS Reparatiën en onderdelen ZATERDAG 7 FEBRUARI Stadsschouwburg: „School voor vrouwen" (Nederlandse Comedie), 8.15 uur. Concert gebouw: Extra-concert H. O. V. voor het Rampenfonds, 8 uur. Haarlemse Kegelbond: Doorlopende filmvoorstellingen over Zee land en Zuidhollandse eilanden ten bate van het Rampenfonds, 2 tot 11 uur. Rembrandt: „Opmars der vrouwen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Palace: „Export in blond". 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Don Camillo", 7 en 9.15 uur. Lido: „De schrik van de tweede com pagnie", alle leeft.. 7 en 9.15 uur. City: „De bandieten van Cimarren", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Billy the kid", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Het zal je gebeuren", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Kinderen van de straat", alle leeft., en 9.15 uur. ZONDAG 8 FEBRUARI Geen bioscoop- en schouwburgvoorstel lingen. MAANDAG 9 FEBRUARI Rembrandt: „Opmars der vrouwen", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Export in blond", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Don Camillo", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: „De schrik van de tweede com pagnie". alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Winchester '73" 18 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Vreemde lading", 18 j.. 2.30, 7 en 9,15 uur. Frans Hals: „Het zal je gebeu ren", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „Kinderen van de straat", alle leeft., 2.30 en 8.15 uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5