H. G. von Brucken G. Fock als componist De huizen Ged. Oude Gracht 91 en 93 van een MOONLINER DIENSTEN The perfect gentleman ZATERDAG 7 MAART 1953 3 Schoonheid in Haarlem en omgeving RHEUIMTIEKUJDERS Siem Nieuwcnhuizen jubileert LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een keur uit de gedichten van Hélène Szvarth van 28 Maart a.s. speciale tegen extra voordelige tarieven Zoek de zon op via de sterren Merkwaardig meester van de kleine vorm Heringa Wathrich Engelse Litteratuur Opera „Martha" in Mei in Haarlemse Schouwburg Médaille voor de mannen van de „Neeltje" Deze twee zeventiende eeuwse trapgevels zijn een sieraad van Haarlem. De Ged. Oude Gracht behoort tot de oudste delen van Haarlem. In het begin van dn stadsomwalling was de gracht een stuk van de vesting. Veel woonhuizen zul len er toen nog wel niet hebben géstaan, want bij het water was toen de vesting muur opgetrokken. Buiten de vesting ston den wel grote gebouwen. Waar nu de hoek Ged. Oude Gracht—Kleine Houtstraat is, bouwden de Lazaristen hun klooster. In de Gem. Volkscredietbank in de Kleine Hout straat vindt men daarvan nog enkele res ten. Op de Botermarkt (toen Gangolfs- kerkhof) stonden een kerk en het eerste gasthuis van Haarlem. Dat was nog geen echt ziekenhuis, maar een inrichting voor rondtrekkende mensen, die er op hun reis een of enkele nachten verzorgd werden. Het waren meest kleine kooplieden en be delaars. In de 14e eeuw werd de vesting vergroot en de stadsmuur verlegd naar de Kamper-, Gasthuis- en Raamsingel. Aan beide kan ten van de Oude Gracht konden toen hui zen gebouwd worden. Over het algemeen werden er alleen burgerwoonhuizen gezet. Meest met de be kende trapgevels. De weg tussen gracht en huizen was niet breed. Vooral het stuk tus sen Spaarne en Kleine Houtstraat was smal. Dit werd ook oudtijds de Smalle Oude Gracht genoemd. In 1860 is de Oude Gracht gedempt, waardoor het een flinke brede weg is ge worden. De automobilisten die hun wagens parkeren trekken er nu nog profijt van! Wie thans nog op de Ged. Oude Gracht loopt ziet er verscheidene mooie oude ge veltjes. Maar er is in de loop der eeuwen heel wat verloren gegaan. Wie zich daar van wil overtuigen moet op het Gemeente archief eens de tekeningen zien die in de 17e en 18e eeuw gemaakt zijn van de Oude Gracht. Wat een weelde aan oud-stads- schoon! Daarbij sloten zich uitstekend aan de typische hoge bruggetjes, die een ver binding gaven tussen het Klein Heiligland en de Schagchelstraat en de eerste en tweede Kleine Houtstraat. Veel benedenhuizen zijn nu gesloopt om er winkels van te maken. In enkele geval len werd het gehele pand gesloopt en door een nieuw, modern gebouw vervangen. Dat is in zeker opzicht te betreuren, maar het zakenleven heeft ook zijn rechten. Vooral in de laatste 50 jaar is aan de Ged. Oude Gracht veel veranderd. Op het gemeentearchief is een tekening door het nu overleden Haarlemse raadslid Joh. Vis ser in 1902 gemaakt. Daarop staan 7 trap gevels van de Gèd. Oude Gracht, tussen Zuider- en Drossestraat. Die waren nog vrijwel geheel intact. Nu zijn er op die plaats enkele oude huizen door nieuwe vervangen, terwijl ook de timmerman en de metselaar bij de overige zijn geweest. De mooie gave eenheid, die toen ook al een ADVERTENTIE Verdrijft Uw pijnen met Dr. SLOAN's Liniment. Brengt enkele druppels Sloan's op de pijnlijke plek aan. Dit stimuleert de bloedsomloop onmiddellijk, waardoor de congestie verdwijnt. Geleidelijk wordt het urinezuur verwijderd en de pijn houdt op. Sloan's Liniment is eenvoudig en vlug aan te brengen en heeft een directe pijnstillende werking. Verkrijgbaar bij alle apothekers en drogisten. Ter gelegenheid van de zeventigste ver jaardag op 16 Maart van de Nederlandse revuekomiek Siem Nieuwenhuizen, en tevens van diens diamanten toneel jubileum heeft zich een comité gevormd, dat bestaat uit: Henriëtte Davids, mevrouw H. ter Hall, Roosje Kohier, Beppie de Vries, Otto Aurick, Lou Bandy, Louis Bouwmeester Jr., Johan Buziau, Meyer Hamel, Johan Kohier, Fritz Steiner, Alex Wunnik en Coen Spaan, secretaris. Op zijn verjaardag zal Siem Nieuwen huizen tijdens een zijner voorstellingen in Carré te Amsterdam worden gehuldigd. zeldzaamheid was, is daardoor verloren gegaan. Het mooie van de percelen 91 en 93, tus sen Gr. Houtstraat en Frankestraat, is dat deze huizen geheel gaaf zijn en bovendien zeer goed onderhouden werden. Daardoor behoren ze tot de fraaiste oude gevels die Haarlem rijk is. Onze stad dankt dit in het bijzonder aan de heer J. L. Tadema, de voorzitter der oudheidkundige vereniging „Haerlem", die enkele jaren geleden over leed. Hij heeft lang in het huis no. 91 ge woond. Het moet ongetwijfeld voor iemand die oog heeft voor het oude stadsschoon, een genoegen zijn in zo'n oud huis te wo nen, vooral als het hem mogelijk is het meubilair daarbij aan te passen. Op no. 93 woont een antiquair. Zo'n zaak heeft gelukkig geen behoefte aan een grote étalageruimte. Integendeel de antieke meubeuls komen daar in de oude omgeving uitstekend tot hun recht. C. J. VAN T. VEREERD, GEHOOND, vergeten en jaren na haar dood eerst naar waarde geschat zo is het wisselend lot geweest van de belangrijkste dichteres der Tachtiger jaren: Hélène Swarth. Het artikel van J. C. Bloem, ter gelegenheid van haar zeven tigste verjaardag (1929) geschreven, was een eerste eerherstel. Hij, de dichter van ,„Het Verlangen", van „Sintels" en „Avond", aan haar verwant in de weemoed om het onvervulde en onvervulbare hoewel met zijn beperkt .oeuvre zo ontegenzegge lijk en zo verre haar meerdere hij is het geweest, die een zorgvuldig geselecteerde en beknopte bloemlezing*) beknopt althans in verhouding tot haar haast ont stellend aantal dichtbundels heeft samengesteld en ingeleid, om haar een passende plaats in te ruimen in de rij van grote dichters als het machtig natuurverschijnsel Herman Gorter en de profetisch-bezwerende, wijsgerige Albert Verwey, naast wie zij zich, zoveel kleiner allicht, manmoedig wist te handhaven, een leven lang. Ze bleef die ze was: een romanticus, één die al heel vroeg in haar leven de „blauwe bloem" had geplukt in de droomgaarde van Novalis, in „Iieinrich von Ofterdingen", en de lokkende, zoete en bittere geur sindsdien niet meer heeft kunnen verge ten. „Blauwe bloemen" heette haar tweede, in het Hollands geschreven dichtbundel ze dichtte, in Brussel opgevoed, aanvanke lijk in het Frans „Eenzame bloemen" de eerste. En wat die eenzame, die blauwe bloem voor haar betekende, heeft ze in een fragment van haar jammer genoeg nog steeds onuitgegeven brieven samengevat: het was, schrijft ze, „de bloem die in de diepte van een dichtergemoed haar zachte, geheimvolle bladeren ontvouwt en bedwel mend geurt in de nachtelijke stilte onzer dromen". Dat was in die jaren en dat bleef ook later haar thema, de melodie van haar wezen, de zang van „haar zingende hart" (aldus de tot vervelens toe herhaalde loftuiting van Willem Kloos), dat haar steeds nieuwe variaties ingaf eentoni ge, zei men later; „onduldbare Hélène- Swarth-erijen" noemde Geerten Gossaert ze geprikkeld. En de man, die haar in zijn fameuze „sigarenrook-critiek" zó uitbun dig haast had geprezen om die „trilling van leven in haar, om die hunkering, het liefdesverlangen dat het zingen van haar poëzie werd," dat hij uitriep: „er leven weer groote zielen onder onzen somberen hemel" Van Deyssel namelijk, die in haar de stem van Heine en De Musset had herkend, van „dichters die niet snuffel den naar sentimenten, maar sentiment hadden" blééf hij zo hooggestemd van oordeel? Kort na deze lof, die toch uit ge voelens van verwantschap moet zijn voort gekomen, schreef een zekere A. J. in de toenmaals befaamde „Amsterdammer" een niet alleen onwelwillende, maar zelfs per soonlij k-krenkende critiek en de anonieme auteur daarvan bleek tot Hélène Swarths niet geringe verbazing en ontgoocheling Lodewijk van Deyssel te zijn. „En dc appel bleek vol bitterheid. De kortstondige medewerking van Hélè ne Swarth aan „De Nieuwe Gids" was hiermee ten einde. Ze keerde terug tot #,De Gids", waarin ze had gedebuteerd en die haar bij monde van zijn redacteur Van G. H. G. von Brucken Fock Wat mij betreft heeft de Boekenweek succes gehad: ik heb een boek gekocht. Goed adverteren is aan mij altijd wel be steed, ik zwicht er op den duur altijd voor als ze maar toesjoer frapperen dan doe ik het: ik gebruik nu dubbel gecrèmede tand pasta, margarine met chlorophyl en braad vet met zonneschijnvitaminen; ik rook si garetten met dat wonderlijke baardweken- de recinit en gebruik dezelfde scheerzeep die Joan Fontaine en Mariene Dietrich ge bruiken. De gevolgen zijn niet uitgebleven: ik ben zo gezond dat ik bijna barst en in twee weken ben ik opgeklommen van schrijver-op-arbeidscontract tot president directeur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Exploitatie van de Bron der Eeuwige jeugd. De heren Rijkens, Lou don en Otten nemen hun hoed voor mij af en ik ben voorgehangen voor de Club des Sans Club. En nu heb ik een boek gekocht. Het is een mooi boek. Het is gebonden in glan zend permagloss en er staat een dame in twaalf kleuren op in een pyjama, die ze blijkbaar lang geleden gekocht heeft, want zij zit nogal strak en er zijn drie knopen van het jasje af. Ik denk dat zij veel soep- uit-pakjes-met-alle-tien-zonneschijnvita- minen eet, want zij is ferm uit de fluiten gewassen. Er staat ook een heer op. In elf kleuren. Die van zijn wangen is nogal op gewonden rose en hij kijkt naar die dame alsof hij zeggen wil: „Mens, laat nou toch eindelijk eens die knopen aan dat jasje zetten." Het is een mooi boek. Een sieraad voor mijn dressoir. Het doet 't heel goed op dat echte persje en naast mijn (zichtbaar groeiend) theeservies. Er gaat echt een soort opwekking van uit. En ik denk dat ik het nog eens lezen ga ook. Op de achterkant staat waar het over gaat: „he pumped lead in the tough guy's belly and the trouble boys send him a lovely letter with an invitation to the mor gue". Wat die dame ermee te maken heeft staat niet op de achterkant, maar als ik er toe kom om het te lezen zal ik u dat nog wel vertellen. Het enige wat ik u vandaag vertellen wil is, dat ik een boek gekocht heb. De Boe kenweek heeft mij in haar greep gehad. De groen-witte vlaggen wapperden niet voor niets in de voorjaarswind. ADVERTENTIE Per KLM bent U in 3 uur aanFrankrijk's azuren kust met haar zon, blauwe luch ten en koesterende warmte. Spaar tijd en geld reis per Moonliner! TER gelegenheid van de tentoonstelling, in het Huis Van Looy, van Gerard von Brucken Focks picturaal werk, past het deze merkwaardige en na zijn dood helaas te gauw vergeten figuur ook als toonkunstenaar in het licht der belangstelling te zetten. Het lijkt moeilijk een antwoord te geven op de vraag wat Gerard von Brucken Fock nu eigenlijk hoofdzakelijk was: schilder of componist. Er waren zelfs ogenblikken in het leven van deze impulsieve mens, dat hij zich als kunstenaar ge heel wilde verloochenen en hij geheel opging in maatschappelijk werk van gods dienstige mensenliefde; in andere perioden kon hij zich intensief aan de schilder kunst, in weer andere even verwoed aan de muziek wijden. Typerend voor deze complexiteit was de ervaring van de redacteur van een muziektijdschrift, wijlen P. A. van Westhreene, die aan Von Brucken Fock, ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag mededelingen vroeg over zijn leven en streven en kunstbeschouwing, en als bescheid daarop te lezen kreeg, dat een antwoord beter zou passen in een reli gieus-filosofisch tijdschrift. Ik heb hem echter ook meegemaakt in een der perioden, waarin hij al het overige ter zijde stelde, om zich volkomen als toonkunstenaar uit te leven. Van dergelijke momenten maakte de goede mevrouw Von Brucken Fock gebruik, om op Zondagmiddag jonge musici te inviteren. Aan dergelijke bezoeken bewaar ik de levendigste herinneringen. Hét kostte dan geen moeite om de componist te bewegen zich aan de vleugel te zetten en ons uit zijn omvangrijk pianistisch oeuvre voor te spelen. Hij was een voortreffelijk pianist. Het was ons een verrassing deze klaviermuziek vooral Preludes, die in vérscheidene bundels zijn uitgegeven door Noski en Breitkopf voor het eerst, en dan nog al door de componist gespeeld, te horen. We moesten daarbij onwillekeurig aan Chopin denken en dit vooral, toen hij ons eens zijn 24 Preludes (in alle toonaarden) liet horen. De afwisselende stemmingen, in beknopte vorm tot uitdrukking gebracht, gaven ons indrukken van sterk persoonlijke aard. Veel van betekenis Ik waag dan ook de veronderstelling, dat een latere generatie, bij het selecteren van het piano-oeuvre van Gerard von Brucken Fock, versteld zal staan, dat zoveel werk van betekenis en van opmerkelijke pianis tische kwaliteit, bij leven van de componist niet naar waarde geschat is en zo goed als Hall matig gezind was. Van Halls parodie „ik droomde dat ik droomen zou een droom" was, hoewel niet geheel ongerecht vaardigd, boosaardiger dan een vinnige critiek. De miskenning, deze vrij plotse linge kentering in de waardering ook Kloos onthield zich voortaan van een oor deel heeft haar de dromen niet ontno men en het zingende dichten ervan niet vergald. Waar haar toon bitter ging klin ken, waar er zich in wat nog een Mei'se morgenstond had kunnen zijn al „October- lover" begon te vertonen, was het niet een vrouwelijke pruilen om een schijnbaar snel verwelkende roem, noch de rouw om een vroeg gestorven liefde. Voor een mal- tentig kwijnen was, ondanks haar zoete- lijk-sentimentele buitensporigheden, haar aandrift te zuiver, haar onvervulbaarheid te echt. Haar „bitterheid", haar weemoed, had diepere gronden dan de liefdessmart, die zolang als de bron van haar inspiratie heeft gegolden. Haar „lief", dat „jeugdig beeld" in haar dichten vaak vereenzel vigd met de vroeg gestorven jongeling van haar verering, met de jonge god ener nieuwe schoonheid: Jacques Perk was „de blauwe bloem", en die bloem was een droom en die droom het verlangen ver langen naar een ontheven-zijn van, een verheven-zijn bóven de tweespalt tussen leven en dood, vergankelijkheid en eeuwig heid: Nirwana-verlangen, het oer-roman- tische verlangen van de mens, die zich weet gevangen tussen „die wereld van stralenden, bloeienden schijn en die af grond zo donker daaronder". Geen „Tachtiger", maar zichzelf Ze was, Hélène Swarth, geen Tachtiger: naar tijdsorde niet, omdat ze naar haar zeggen „al eenige goede sonnetten geschre ven had, toen die jongelieden (Kloos c.s.) kersversch van school kwamen", en naar de geest niet, vrij als ze was van elk litte rair credo. Maar als er iets is, dat haar verbond met de schoonheidsdorst dier jongeren, die zo onstuimig om de liefdes- gunst der schone aarde dongen, dan was het de weedom om de vergankelijkheid daarvan, om het „heen is de dag met al zijn lieflijkheden" van Keats. Romantiek waar deze dichteres de diepste ondertonen daarvan tonen zo oud als de dichtkunst en zo vol dat ze zullen klin ken zolang er poëzie wordt geschreven aansloeg, waar ze in haar natuurgedichten, haar religieuze poëzie, haar liefdesverzen, uitstijgt boven de troebele bewogenheid van haar gevoel, waar ze haar verlangen, „hèt" verlangen, klaar en helder gaat uit zingen boven de wereld, daar is ze een ras zuiver dichteres, al het verouderde van haar beelden, al het ontsierende sentimen tele ten spijt. Als dichteres van deze ge dichten is ze herrezen en in ere hersteld in deze representatieve bundel, die haar een plaats verleent, hoewel niet naast Gorter en Verwey, dan toch zeker naast Perk en Kloos. C. J. E. DINAUX Hélène Swarth: „Het zingende hart", keur uit haar gedichten, bijeenverzameld en van een inleiding voorzien door J. C. Bloem. ;P. N. van Kampen, en Zoon, N.V., Amsterdam). vergeten geraakte. Hetzelfde is te zeggen van enkele zijner liederen (Hollandse, Franse en Duitse), waarvoor Berthe Se- roen zich indertijd met geestdrift ingezet heeft. De minst belangrijke, die om hun dwepend karakter meer kunnen gerekend kunnen worden tot het werk van de ethisch-sociale ijveraar, dan tot dat van de artist, hoort men zo nu en dan wel eens, maar de liederen waarin hij zich werkelijk als kunstenaar uitsprak, wie zingt ze nog? Men kan er ontdekkingen in doen. Over zijn kamermuziek voor strijkinstrumenten en piano kan ik niet meepraten, evenmin als over zijn Symphonie en zijn cantate „De Wederkomst des Heren", maar aan te ne men is, dat op al deze werken van lange adem de kritiek geldt, die steeds gewezen heeft op het onstandvastige en heterogene van zijn groter werk. Van toepassing is dit oordeel ook op zijn machtig „Requiem", waaraan de componist met tussenpozen van 1880 tot 1933 werkte, en dat korte tijd voor zijn dood, ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag doch zonder dat hij er bij tegenwoordig kon zijn door de Haarlem se C.O.V., onder leiding van George Robert gecreëerd werd. Maar hoe wisselvallig en soms onbeheerst dit grote werk als geheel ook is, toch zijn er brokstukken in van sterke factuur en treffend lyrische bezie ling. Orkestwerken Doch dan zijn er nog de orkestcomposi ties, waarin vooral de zee impressionistisch op de componist inwerkte en waarvan hij zich schilder maakte met klank en rhyth- me. Ik noem als zodanig zijn „Zeeschetsen", de orkestsuite „Uit het Zuiden" en de „Bre tonse suite". Daai'in vinden wij Gerard von Brucken Fock, evenals in zijn beknopte stukken voor piano, op zijn best. Ook in deze orkestcomposities heeft hij zich be trekkelijk beknopt uitgesproken. De wis pelturigheid van zijn impulsieve natuur kreeg er alzo geen kans in om af te wijken van een oorspronkelijke indruk, die beslist heel klaar en sterk was, doch bij uitge breide ontwikkeling gevaar kon lopen te verslappen. Bovendien doordrongen in deze orkest-schetsen de beide faculteiten: muziek en schilderkunst, elkaar op treffen de wijze. In deze muzikale impressies heeft Von Brucken Fock zich misschien het sterkst als schilder gemanifesteerd; zij ge ven de kunstenaar weer in zijn complexi teit als een compleet artist: schilder-dich- ter-toonkunstenaar. Op onze Nederlandse orkesten rust de taak dit belangrijke deel van het oeuvre van Gerard von Brucken Fock in. ere te houden. Een zo belangrijk pianistisch oeuvre als het zijne mag eigenlijk niet langer door onze conservatoria en muziek scholen vergeten worden aan het jongere geslacht door te geven. Het is waard het zelfs nadrukkelijk te propageren, als be horende tot het beste wat door een Neder landse componist voor piano geschreven werd. Laten wij tenslotte Gerard von Bru cken Fock erkennen als een merkwaardig meester van de kleine vorm, als hoedanig hij veel overeenkomst met Grieg bezat, die desniettegenstaande toch wereldberoemd geworden is, dank zij een grotere en typi sche eenzijdigheid. JOS. DE KLERK. ADVERTENTIE Haarlem CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Dr. A. van der Boom naar Bern Op 7, 8 en 9 Maart wordt door de Universiteit te Bern een congres over glas schilderkunst gehouden, waar kunsthisto rici uit Frankrijk, Zwitserland, Zweden, Oostenrijk, Duitsland en Nederland ge meenschappelijk de vele nieuwe problemen bij de bestudering van de glasschilderkunst zullen bespreken, mede in verband met een door de Unesco voorgenomen uitgave in een aantal delen over deze kunst tijdens de middeleeuwen. Ons land zal vertegenwoor digd zijn door dr. A. van der Boom uit Haarlem, die tevens een voordracht zal houden: „De Meesters van Gouda, jjiiddel- eeuwse werkmethoden in de zèstiendé "eeuw." V. Sackville-West, THE EASTER PARTY, Michael Joseph, Londen. The Easter Party is een roman, die zon der wringen in de afgemeten Engelse tra ditie past. Wat er merkwaardig aan ge noemd kan worden is meer die „Engels heid", dan enige bijzondere openbaring over mensen of de manier om hun doen en laten te beschrijven. De twee hoofdpersonen, Walter en Rose Mortibois, komen bijna tot in het carica- turale overeen met de voorstelling, die bui tenlanders zich veelal van Engelsen ma ken. Walter is een beroemd advocaat; hij verdient meer dan 10.000 pond per jaar en houdt er dan ook een magnifiek landhuis op na, Anstey. Hij leeft er zo goed van, dat men zich nu en dan afvraagt of het ver haal eigenlijk vóór de oorlog speelt; dat is toch niet zo, waarschijnlijk heeft Miss Sackville-West er alleen wat vaag over gedaan omdat een ruim décor haar het schrijven veraangenaamt. Het vreemde van deze Walter en zijn vrouw is dat zij elkaar in twintig jaar nooit hebben aangeraakt, behalve misschien met een kneepje in de onderarm. Dit is de voorwaarde, waaronder Walter het huwe lijk heeft aangegaan. Rose, erg verliefd op hem, heeft het geaccepteerd, en in de loop van de tijd heeft zij haar verlangen naar intiemere relaties vrijwel weten te onder drukken. Walter is ook niet van gedachten veranderd; maar wel heeft hij een kleine rest affecties overgehouden, en die voor namelijk vastgelegd op Svend, zijn hond, „het enige wezen waarmee hij op volledig vertrouwelijke voet staat". Nu komt het gezelschap bijeen op An stey voor de Paasdagen: Rose's zuster Lucy met haar man en zoon het echtpaar braaf, gezapig intiem en dom, en de zoon, die al vier jaar in het buitenland heeft doorgebracht, verveeld maar keurig in de plooi; Lady Quarles, een vrouw die van de ene man naar de andere gefladderd is, maar „toch" veel menselijk begrip heeft; en Gilbert, Walter's broer, die even bril- lant is, maar dan als hersenspecialist. Gilbert begrijpt iets van de verhouding tussen Walter en Rose, en om hen te hel pen maakt hij een plannetje. Hij zegt Walter dat hij Svend nodig heeft om een operatie te proberen, waarmee hij later misschien honderden beklagenswaardige mensen kan redden. .Hij doet een beroep op Walter's rationaliteit. Kan de operatie niet op een andere hond geprobeerd wor den? Nee, want Svend is zo intelligent, kijk eens naar die mooie brede hersenpan. Svend gaat mee. Rose is de enige aan wie Walter hiervan vertelt, de gasten merken alleen op dat hij anders is dan gewoon; maar het is niet genoeg om hen in eikaars armen te bren gen. Dan gebeurt er nog iets: in de nacht voordat de gasten vertrekken brandt An stey af. Nu dan toch? De lezer die het ein de nadert raakt werkelijk gespannen. Zal hij het paar op de volgende pagina in een omhelzing vinden? Het zou enerzijds een opluchting zijn maar anderzijds zou het boek dan opnieuw moeten beginnen. Enfin, het gebeurt niet. Alle lippen blij ven strak, Rose verzekert Walter sober dat zij van hem houdt en Gilbert komt Svend terugbrengen het laatste tot lichte ver rassing van de lezer, die inzake het dubbe le spel niet in vertrouwen was genomen, en nu zijn verwondering verlegt van Miss Sackville-West's voorstelling van hersen- specialisten, die vivisecties voorbereiden naar haar voorstelling van hersenspecia- listen, die de practische psychologie bedrij ven. Het blijft dus bij een dwarsdoorsnede van het landhuiselijk leven. „Svend, Svend", zegt Rose tot slot, „zoek Walter." en alles is nog bij het oude, alleen haar teleurstelling vliegt als een dun wolkje het boek uit, maar men schrikt toch ook bij de gedachte aan alle complicaties, die een nieuwe inrichting van haar huwelijks leven nu zou veroorzaken. De bestaande levensvormen hebben weer het laatste woord, dat is het typisch-Engelse van The Easter Party; het menselijke hart springt af en toe tegen de tralies, maar als die ooit mochten bezwijken zou er niets dan ongeluk van komen. Zo gek kan een be staande vorm van gemeenschapsleven of samenleven niet zijn, dat men haar met voorbedachten rade zou gaan veranderen. Hoe afwijkender de vorm is van de voor keuren van het hart, hoe meer spanning, en hoe meer kans op een roman, dat is alles; van buiten af ziet men niettemin al leen een dief onder een dekzeil, die even beweegt. Niet dat dit het enige voorkomen de type van de. Engelse roman is, maar men kan misschien wel zeggen dat het gebruikt wordt door allen, die niet onverzettelijk iets anders in het hoofd hebben. Het is dan ook niet zo dat de schrijfster zich verbaast over Walter, of af en toe om hem lacht; integendeel, zij bewondert hem, althans stemt in met de bewondering die haar andere personages voor hem voelen, en die bij de lezer toch ook wel opgewekt zal worden. Walter is zo brillant! Over zijn bedrijvigheden in de rechtszaal vernemen wij niet veel, alleen dat zijn prachtige stem daar beroemd is; iedereen kent zijn naam dan ook uit de krant. Een zo beroemd en indrukwekkend man hoort 's avonds waar dig in bed te stappen, en terstond onhoor baar in te slapen; dat is de opvatting waar mee men Walter moet beschouwen om in te zien hoe bewonderenswaardig hij eigenlijk is. En Rose precies zo, ongeschon den en verrukkelijk charmant aan haar toilettafel gezeten. Als het boek niet En gels was, zou men een aureool om Walters hoofd gaan zien; maar met dergelijke ver onderstellingen komt men terecht in een dolle cirkelredenering. S. M. Het oratorium- en operakoor „Haerlem" zal in de eerste helft van Mei in de Stads schouwburg in Haarlem een volledige op voering geven van de romantische opera „Martha" van Friedrich von Flotow. Deze uitvoering, die onder leiding staat van Anton de Beer en waarvan de regie in handen is van Ely Huyboom, wenst te breken met de tot dusver gevolgde ge woonte om opera-uitvoeringen in concert- vorm te brengen. Met een vijftal opera solisten is contact opgenomen voor het ver vullen van de hoofdrollen. Afscheid van motordrijver J. Varkenvisser Woensdagmiddag te half vier zal de plaatselijke commissie van de KNZHRM te IJmuiden médailles uitreiken aan de bemanning van de motorreddingboot Neel tje Jacoba, ter herinnering aan de tochten van 31 Januari-1 Februari. Hierbij zal tevens afscheid worden genomen van de de motordrijver J. Varkevisser, die de dienst van de NZH gaat verlaten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5