Retourtje naar de Balkan
Mê-r-~0 ld fflac
Belijdenis van aarde en ziel
Een Stilte
Reisindrukken in het land van Tito
„Des duivels
prentenboek"
ZATERDAG 16 MEI 1953
3
Wandeling tussen
stenguns door
Pianoleerlingen van
T oonkunst-Muziekschool
Definitieve aanwinsten
van het Rijksmuseum
gSpa AUTO-FINANCIERING
Internationale bridgedrive
per radio
HET ENE OOR IN
het andere uit
.J
Prof. W. Banning sprak
op landdag Nieuwe Koers
Amateurtoneel
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Henri Bruiting» strijdend dichterschap
CENTRALE VERWARMING
VINKESTEYN
Invoer van Franse
wijnen stopgezet
Agenda voor Haarlem
Van onze reportage-redacteur)
Het meisje in de portiersloge van mijn hotel sprak een mondjevol Duits en gebruikte
met weinig raffinement een felrode lippenstift. De eerste keer, dat ik haar zag, had ze
een veeg over haar kin, de tweede maal was haar oor met rood besmet. Deze Jelena
was vriendelijk, vol goede wil en ze deed me, in haar half mislukte pogingen het
Westen te imiteren, wat denken aan haar stad Belgrado. De laatste actie van Joego-
slavië's hoofdstad in die richting is het toeterverbod. Tot 1 April 1.1. was het voor de
vreemdeling één van de grote attracties van Beograd om te zien hoe de auto's de
kruispunten passeerden. Éénmaal een claxongil was rechtuit, tweemaal zulk een
kreet was rechts en driemaal links en na deze acoustische aanwijzingen gaven de
agenten met charmante, doch gecompliceerde armzwaaien, te kennen hoe de bestuur
der zijn weg kon vervolgen. Zo had Belgrado's stadsbeeld, ondanks het zeer schaarse
gemotoriseerde verkeer, een levendig karakter, dank zij het luide getoeter en de vele
druk manoeuvrerende agenten. Nu is het (helaas) anders. Er komen binnenkort ver
keerslichten en ter introductie daarvan maken de blauwe agentjes nu de alom beken
de simpele gebaren en de claxons zwijgen.
Het verkeer, de in overgrote meerder
heid smoezelige étalages, de met weinig
smaak geklede vrouwen, het ontbreken van
historische herinneringen (van de tiental
len minaretten uit de Turkentijd is er zelfs
nog maar écn over) waren na twee dagen
geen aanleiding meer om in het centrum
van de hoofdstad te blijven. Op mijn wan
deling naar de buitenwijken was mijn eer
ste verrassende vondst de zigeuner-neder
zetting Jatagan Mala. Op enige honderden
meters van het briljant witte kwartier van
de staatspolitie en grenzend aan een hospi
taalpark is daar tegen één van Belgrado's
hellingen op een allerwonderlijkste verza
meling hutten van leem met stro en rot
tend hout ontstaan met de schilderachtig
ste zigeunertypen, die men zich kan be
denken. Ik kwam er de eerste keer tegen
schemering en werd wat onrustig, toen.
ganse in vodden gehulde families dicht om
me heen kwamen staan en met bewonde
ring mijn fototoestel bekeken, maar ze ble
ken niet alleen ongevaarlijk, doch zelfs
gastvrij. En na een kwartier voelde ik me
in één van die afzichtelijke vieze hutten
achter een glas schliwowitza beter op mijn
gemak dan de volgende ochtend in het niet
ver vandaar gelegen villa-oord Dedinje.
Zonder twijfel met de asfaltweg (in heel
Joegoslavië is slechts 1000 kilometer asfalt
weg te vinden!), het vele groen en de blan
ke royale villa's de beste woonwijk van
Belgrado.
Zo is het geen wonder, dat op deze heu
vel, aan de rand van de stad, de kopstuk
ken hun domicile hebben. Ministers en ge
neraals huizen er. En Tito ook. In een een
voudig huis, zeggen sommigen, terwijl an
deren volhouden, dat de grote man een
kilometer verder in het luxueuze paleis
van prins Paul woont.
De villawijk der kopstukken
Hoe dan ook: ik wandelde twintig minu
ten lang over die asfaltweg van Dedinje
tussen stenguns door. Voor elke villa ston
den groepjes politie of mannen van Tito's
lijfwacht met hun rode petbanden en ze
bekeken mij en vooral mijn Amerikaanse
gasmaskerzak (met fototoestellen) met arg
waan. Er kuierden ook enige heren in col
bert, die geen voorbijgangers, maar leden
van de staatspolitie waren en toen ik stil
bleef staan voor een behuizing, waar zelfs
in de tuin stengundragers patrouilleerden,
kwam zo'n „stille" naar me toe om mijn
gasmaskerzak te inspecteren. Hij grijnsde
toen hij de camera's zag en ik zei: „novi-
nar", oftewel journalist te zijn.
Op deze weg in Dedinje voelde ik me
onbehagelijk, omdat ik er meende de druk
van een dictatuur te voelen. Een officieel
zegsman heeft me later gezegd, dat dit
politie-vertoon bovenal bestemd was om
Russische aanslagen te voorkomen. Mis
schien was dit wel de waarheid.
De teugels gevierd
Overigens heb ik, waar dan ook in Joe
goslavië, weinig van de politieke vuist van
het regiem-Tito te zien gekregen. De ont
vangst en het afscheid in het grensstadje
Jesenice, bezuiden het Oostenrijkse Villach,
zijn bijvoorbeeld beslist niet nadrukkelijk.
Een paar jongelieden in civiel, studenten
zo te zien, bekijken de paspoorten en in
uniform gehulde douaniers met de gebrui
kelijke rode ster op hun pet, werpen een
vluchtige blik op des buitenlanders bagage,
waarna ze het hun landgenoten bepaald
moeilijker maken.
Tot Juni '48 heerste in Joegoslavië, naar
Russisch voorbeeld, een schrikbewind. Mi
nisters, journalisten, de „man in de straat"
hebben me verteld, dat het droevig was
en dat in die periode grote fouten zijn ge
maakt. Sindsdien zijn de teugels- gevierd.
Waarschijnlijk aanzienlijk, maar hoever is
voor de buitenlanders moeilijk na te gaan.
Hij constateert, dat in treinen en bussen
de legitimatiebewijzen geregeld door de
politiemannen gecontroleerd worden, dat
deze agenten er, met hun kwartiermutsjes
op, vriendelijk uitzien en ook meestentijds
dienovereenkomstig optreden, dat nergens
communistische vuisten ten groet worden
geheven en dat de „show" van het regiem
hoofdzakelijk uit het alom uitgestalde por
tret van Josip Broz Tito bestaat.
Maar hij constateert ook, dat vele men
sen, die niet achter het regiem staan, een
„Duitse" blik om zich heen werpen voor
ze tot hun politieke ontboezemingen ko
men, waarbij ze dan nog een zekere om
zichtigheid in acht nemen, omdat ze de
mannen-in-civiel van de staatspolitie vre
zen. Misschien is deze vrees overbodig,
misschien is ze een nawee van het bewind
van vóór zomer '48. Wie zal het zeggen,
wie kent de waarheid in dit verwarrende
land, wie kan tot conclusies komen in dit
dynamische Joegoslavië, waar alles thans
in beweging is, waar zelfs de knapste bui
tenlandse waarnemers zich niet. aan voor
spellingen inzake de naaste toekomst dur
ven wagen?
Hoe het ook zij, de autoriteiten hebben
me verteld, dat er volkomen vrijheid van
woord bestaat in het huidige Joegoslavië,
dat „administratieve maatregelen" niet
meer voorkomen en dat slechts hij, die de
regelen van het strafrecht overschrijdt,
ter verantwoording kan worden geroepen.
Zonder das en gleuf hoed
Toen ik hiervoor het chapiter „commu
nistische show" aanroerde, noemde ik nog
niet het „demonstratief volkse" in kledij en
optreden. In tegenstelling met hun leider
Tito, dr met succes poogt uiterlijk een
„gentler n" te zijn, laten vele communis
ten me' nadruk zien, dat ze gans anders
zijn dan de vooroorlogse bourgeoisie. Das
sen en gleufhoeden en een dienstwillige
correcte houding herinneren te veel aan
«eu. kapitalistisch regiem. En daarom moet
ge vooral in Servië, Macedonië en Monte
negro niet verbaasd opkijken als in een
duur restaurant of hotel het merendeel der
bezoekers uit mannen met petten, blote
harige borsten en bemorste broeken be
staat; als de chauffeur van een minister
zijn gelijkwaardigheid met zijn chef en
zijn zelfbewustheid door een duidelijk on
verschillige houding uit en wanneer bij de
toegangspoort tot het Joegoslavische Hol
lywood, in de buurt van Belgrado, een
morsig meisje in mannenbroek verschijnt,
dat vervolgens met enige terzijde gezeten
landarbeiders een bespreking voert of de
buitenlander toegang verleend kan worden
tot, de grote filmstudio's.
Wanneer men door Tito's land reist, is
het niet moeilijk te onderkennen welke de
gebieden zijn, waar niet eeuwen lang de
Turken heersten, maar waar de Habsburg-
se monarchie, ondanks haar half koloniaal
bewind, toch het begrip cultuur levend hield.
In het Noorden, in Slovenië en Kroatië, en
ook langs de Adriatische zee, ziet ge. weer
dassen en gleufhoeden, verlenen de kell-
ners en chauffeurs Europese „service" ont
dekt men weer vrouwelijke elegance. En
men verbaast zich er over, dat de meisjes
in de Kroatische hoofdstad Zagreb er den
kelijk toch met hetzelfde budget als de Ser
vische of Macedonische meisjes in slagen
zich heel vaak te hullen in een sfeer van
Parijse charme.
In die streken begrijpen de mensen ken
nelijk beter, dat communisme of laat me
liever het thans door Tito's regiem ge
bruikte slagwoord „socialisme" gebruiken
weinig te maken heeft met slonzige kle
dij en grauwe petten, maar dat kleur, fleur
en elegance ook in een niet-kapitalistische"
staat het leven schoon kunnen maken.
Taf reel in het zigeunerkwartier Jatagan Mala, dat op slechts korte afstand van
tselgrado's centrum ligt.
ADVËÈTENTIE
m UITZONDERLIJKE MILDHEID
VOORKOMT ELK IRRITEREND EFFECT
Woensdagavond kregen acht leerlingen
van de muziekschool van Toonkunst aan
de Nieuwe Gracht in eigen omgeving ge
legenheid om voor een publiek op te tre
den. De optredenden waren leerlingen uit
de pianoklasse van de directeur, de heer
P. Vincent.
We hoorden een correct gespeelde Pre
lude en Fuga van Bach, een veelbelovende
vertolking van het eerste deel van Mozarts
Concert in A, een puntig weergegeven
Sonate van Scarlatti, een verdienstelijke
ten gehore gebrachte Mazurka van Chopin,
een opmerkelijk vlotte interpi-etatie van
„Schmetterling" van Grieg en „Au bord
d'un source" van Liszt. Met twee Mazur
ka's en de Wals in Ges werd een treffend
muzikaal Chopin-spel geleverd. Over het
volgend programmanummer: de Somatine
van Leon Orthel mag gezegd worden, dat
dit stuk keurig gerealiseerd werd. Een bij
zonder mooie pianoklank verried de be
gaafdheid van de vertolkster van „Suite
pour le clavecin" van Alexander Voor
molen; ook de lenigheid van het spel en
het zuiver begrip voor verhoudingen
maakten deze leerlingenprestatie boeiend.
De karakteristieke verklanking van de
„Roemeense Dansen" van Bartök kwam
de vorige indrukken nog versterken.
Meer dan gewoon leerlingenwerk was
ook de uitvoering van het eerste deel van
het Concert in g van Mendelssohn; ook
hier die bijzondere klankverfijning en dat
natuurlijk-muzikale vertellen, dat aan
extra-begaafden is voorbehouden. Boven
dien vormden de technische eisen niet het
minste bezwaar. Dezelfde vei-tolkster gaf
ook op zeer bevredigende wijze „Jardins
sous la pluie" van Debussv te horen.
Wie de coda van het Scherzo in bes
van Chopin behoorlijk weet te behande
len, heeft technisch beslist heel wat in de
mars. Dit mag dan ook gezegd zijn van de
jongeman, die dit stuk tot besluit van deze
leerlingen-auditie vertolkte met een ste
vige trefzekerheid. Directeur Vincent kon
tevreden zijn over de prestaties van zijn
discipelen.
JOS. DE KLERK.
Het in 1944 buiten de grenzen overleden
echtpaar J. C. J. DruckerFraser heeft bij
laatste wilsbeschikking de schilderij en
aquarellen uit de Haagse School, die reeds
als bruikleen in het Rijksmuseum te Amster
dam aanwezig waren, aan deze instelling ver
maakt. Hierdoor is het Rijksmuseum de be
langrijkste verzamelplaats van werken uit de
Haagse school geworden. De collectie bevat
onder meer „Morgenrit langs het strand"
van Mauve en zeven doeken van Breitner,
waaronder „Singel bij de Paleisstraat" en
„Schepen in het ijs".
Het kostbare legaat van dit vrijgevige
echtpaar, dat 's lands kunstbezit herhaalde
lijk heeft verrijkt, is thans door het publiek
te bezichtigen in de zogenaamde Drucker-
uitbouw van het museum. Er zijn twee zalen
met aquarellen bij. Tot het legaat behoort
ook zeer belangrijk Chinees porselein.
ADVERTENTIE
5VHUNS VAN DAAtEN ASSURANTIËN
iODfWilK YAM DfrS&EliAAN 1t*,-'HAARUH Hl 24414
Donderdagavond 21 Mei zullen vele hon
derden viertallen overal ter wereld om de
bridgetafel zitten als deelnemers aan de
eerste internationale radio-bridge-drive.
De Nederlandse Bridge Bond heeft deze
wedstrijd georganiseerd met het doel de
opbrengst daarvan ten goede te doen ko
men van het Rampenfonds.
In twee groepen spelen de deelnemers
20 uitgezochte spellen. De aanwijzingen,
die hen wegwijs maken in het materiaal
ontvangen de deelnemers op de speelavond
door de luidspreker. De omroepers in alle
deelnemende landen (in Nederland de
AVRO en de Wereldomroep) zenden deze
aanwijzingen uit.
De deelnemende landen zijn Argentinië,
Canada, West-Duitsland, Frankrijk, Indo
nesië, Italië, Nederland, Spanje, Verenigde
Staten en IJsland.
ADVERTENTIE
Zo gaat het vaak met gesproken
woorden! Met mondelinge lessen b.v.,
op momenten dat U geen „opname
capaciteit" hebt. Véél beter kunt U
schriftelijke lessen nemen. Dan stu
deert U, als het U schikt. Het ge
schreven woord neemt U gemakke
lijker op en U kunt het zo vaak
naslaan als U wilt. U verliest geen
tijd met heen en weer naar Uw leraar
te gaan ènU bent véél goed
koper uit! Maar kies de allerbeste
schriftelijke cursus. Vraag prospec
tus bij Resa-Hilversum. Bekende
schriftelijke cursus.
In Nijmegen heeft „Nieuwe Koers", de
jongerenorganisatie van de Partij van de
Arbeid, een landdag gehouden, waar onder
anderen is gesproken aoor prol. dr. W.
Banning. Hij spoorde de jongeren aan tot
diep doordenken op de geestelijke en
sociale vraagstukken van onze tijd.
„De militarisering der massa, de verwil
dering der geesten, de verzuiling van het
Nederlandse Volk, het wantrouwen van
vele jongeren in de grote politiek," waren
voor prof. Banning ergernissen.
„Op het ogenblik staat Europa, volgens
dr. Banning, „voor de tweesprong tussen
het barbarisme van de dictatoren en de
strijd van millioenen voor de vrijheid."
Bij de nieuwe maatschappelijke ordening
welke volgens spreker tegen 1975 tot
volle ontplooiing gebracht moet zijn
moet de hoofdfactor bij de hervorming zijn
arbeid. Jongeren moeten hiervoor niet
slechts werken met hoofd en handen, maar
ook met hart en geweten.
Een toneelschrijver zonder inspiratie
wint op een avond met een spelletje kaart
tweeduizend pond. De secretaris van de
schrijver speelt met de gedachte wat er zou
gebeuren wanneer de verliezer nu ook
eens zijn vrouw in zou zetten. De schrijver
verwerpt dat idee: zoiets gebeurde in de
middeleeuwen, nu niet. Zit er geen toneel
stuk in? vraagt de secretaris. Het publiek
zou zoiets niet slikken, zegt de schrijver.
Maar als hij alleen is gaat hij net als de
secretaris spelen met de.gedachte. En dat
spel wordt een droom, een toneelstuk. De
verliezer zet zijn vrouw in, verliest weer.
De schrijver komt op bezoek bij de verlie
zer, wordt verliefd op zijn winst, zij wordt
het op hem. Een ogenblik lijkt het of ze
elkaar niet in de armen zullen vallen. Ze
doen het toch. Maar als dan de schrijver
is teruggekeerd tot de realiteit en hij, ver
vuld nog van de gebeurtenissen uit zijn
droom, wordt geconfronteerd met de figu
ren uit zijn droom, die nu in een heel an
dere verhouding tot hem staan, dan ver
werpt hij opnieuw het idee, dat er een to
neelstuk in zou zitten. Geen publiek zou
die nonsens een avond lang slikken, zegt
hij. Daarmee een lachsalvo ontketenend in
de zaal, die een avond lang met niets an
ders was geoccupeerd.
Voorwaar een aantal brilliante vondsten
in dit blijspel van A. den Hertog, dat de
Haarlemse Toneel Club Woensdagavond in
de Stadsschouwburg heeft opgevoerd. Bril
liante vondsten en een vaak geestige en
merendeels spitse tekst, heus niet zo mak
kelijk speelbaar, omdat men er een drama
van maakt, wanneer de accenten als hagel-
droppen vallen en het pas een blijspel
wordt als er getrippel van Meiregen op de
daken wordt gehoord. Mijn enige beden
kingen tegen het stuk liggen in zijn wijd
lopigheid. Den Hertog voert een toneel
schrijver ten tonele, hetgeen betekent, dat
hij het gevaar loopt te gaan koketteren
met zijn métier. Hij doet dat prompt. De
toneelschrijver en zijn secretaris zijn dan
ook onuitstaanbare creaturen, zolang men
ze ziet „worstelen" met de inspiratie, als
maar pratend en het motorisch moment in
het eerste bedrijf rekkkend en uitstellend.
Pas wanneer het tweede bedrijf begint
komt er gang in. Daarna loopt alles van
een leien dakje.
Men kan hetzelfde zeggen van het spel,
dat de leden der H. T. C. ten toon spreid
den. Het eerste bedrijf, dat zoveel toneel
op het toneel, onecht getheoretiseer en
derhalve overbodige situaties bevat, kon
moeilijk overtuigend zijn, ook niet in het
spel dat zich pas later kon ontwikkkelen.
Maar dan komt de hoed met pluimen van
pas, die ik moge werpen naar de heer L.
Straus als de tooneelschrijver en mevrouw
J. van Olphen-Odink als zijn „winst". Een
verbluffend gemak van verschijnen heeft
deze heer Straus, die een illusie opwekt
van natuurlijkheid welke u begoochelt. En
hoe virtuoos bespeelt mevrouw Van Ol
phen-Odink de registers der plastische ex-
préssie. Technisch waarlijk perfect. Dat is
ook een der eisen, die dit stuk van Den
ER IS ER NIET één meer zo grootscheeps en gedreven-levend als Marsman, niet
één die zoals hij „man, recht op een recht schip" staande en „onversaagd tot
aan den dood" strijdend de dichter Henri Bruning een eindweegs tegemoet zou
kunnen treden, hetzij als vijand of vriend. Waarschijnlijk als vriend èn vijand. Maar
hoe dan ook, met open vizier, om zijn eigen fiere klaarheid, zijn nobele onverzette
lijkheid, te toetsen en te meten aan die van de ander. Van die ander, die ik citeer
uit de na-oorlogse verzenbundel „In Vitro"*) als een man zou willen sterven,
„rechtop in zijn fonklenden haat" in een zo vurige haat uit een zo vurige liefde.
Evenmin is er nog een groot, een fanatiek „heiden" als Menno ter Braak, om de
degen van een militante rede te kruisen met het vlammend zwaard van Brunings
militant geloof. Marsman, Ter Braak, Bruning: alle drie jagers op groot wild. Alle
drie, hoe ongelijksoortig, krijgshaftig, open, kwetsbaar en onbevreesd. Alle drie
ridders, zoals Don Quichote een ridder was: van zijn wanhoop, zijn „ideaal", zijn
geloof.
Er is, in het' levende schrijversgilde, geen
ridderlijkheid meer van gelijke strijdbaar
heid. geen gloed meer van geiijke getui
genisdrift, geen onvervaardheid meer van
gelijke eerlijkheid, om mede- of tegenstan
ders van een dichter als Henri Bruning in
het geweer te roepen. Hij staat alleen, als
allen die tot geen schipperen bereid zijn.
Hij staat in het kamp der dichters niet an
ders dan in zijn leven: eenzaam, sterk,
gewond. Een Sint Sebastiaan.
Een kwart-eeuw geleden, toen Henri
Brunings oudere broer Gerard stierf, kon
dat nog anders zijn: „gij kunt dit werk,
deze beginselen en dezen mensch natuur
lijk öf verwerpen óf aanvaarden (gij kunt
hem zelfs, als gij hem eeren wilt, alleen
maar óf verwerpen öf aanvaarden), maar
gij kunt er niet achteloos aan voorbijgaan:
ADVERTENTIE
GAS VER WARMING
OLIESTOOK-INSTALLATIES
HAARLEM TELEFOON 25382
Hertog stelt. Het is geen spel mèt noch een
spel van gevoelens. Het is jongleren er
mee, een spel spelen met het spel. Iets wat
mr. M. C. Wijt uitnemend verstond in zijn
bescheiden rolletje van getergde vader, op
de voet gevolgd door mr. J. Roggeveen als
een zeer-levens-wijze butler. A. W. Thöne
had de secretaris van een niet onaanneme
lijke gedaante voorzien, mevr. A. J. van
der Boesterd-van Ommeren speelde een
bemiddelende vriendin, D. R. van de Kieft
tenslotte was de ongelukkige verliezer, aan
wie men het ongeluk bijster duidelijk kon
afzien. De regie van Wim Pauw had ge
zorgd voor de grote lijn in het spel, dat tot
kennelijke tevredenheid van de goed ge
vulde zaal verliep.
P. W. FRANSE
hij vroeg, en ik vraag voor hem: heldere
vriendschap of heldere vijandschap, één
van twee". Dat kon tóén nog geschreven
worden. Marsman was er nog, met zijn
voorname geest, om het zo te schrijven in
zijn inleiding bij Gerard Brunings „Nagela
ten Werk".
„Niet achteloos voorbijgaan"
Het had wéér zo geschreven kunnen en
moeten worden: Marsmans woorden zijn
zonder voorbehoud van toepassing op de
dichter van „Van Ziel en Aarde", de jong
ste dichtbundel van Henri Bruning „gij
kunt er niet achteloos aan voorbijgaan".
Ge kunt niet doof blijven voor een dichter,
die zo fel, zo bezeten, zo fanatiek-rec-ht-
lijnig, heeft gestreden met zichzelf, zijn
mens-zijn, zijn liefde voor de aarde, zijn
hunkering naar God, zijn wanhoop, zijn ge
loof. Die, gedreven door een zo heilige on
rust, als hij geworsteld heeft. met. zijn be
geerten, zijn geweten, zijn Kerk, zijn kind
schap Gods. Zijn knechtschap Gods. Zijn
drang tot zelfbehoud en zijn honger naar
zelfverlies. Zijn onmacht en zijn genade.
Zijn hoovaardigheid en zijn deemoed. Die
zo menselijk en zo apostolisch gevochten
heeft en vechten zal, met zichzelf aller
eerst, „onversaagd tot aan den dood". En
onverzadigd.
Zijn gedichten hebben nu vrijwel alles
uitgebannen wat voor dit kruisvaarder-
schap niet wezenlijk is. Ze staan daar, niet
alleen in getal maar ook in woorden, tot
het uiterste beperkt, als een kristallen
neerslag van zijn glorie en kommernis. Ze
staan daar als de mens-, de dichter-zelf:
sterk in zichzelf besloten, helder, met diep
binnenin een vlam die uitslaat, vlam die
verteert in liefde voor dit aardse, die lou
tert tot liefde in God, vlam van zonde en
genade, van wrake en liefde een twee-
tongige, tweespaltige vlam: één van de
aarde en één van de ziel.
Tweespaltig: er zijn niet veel dichters
van deze tijd, van wie de woorden van
hun getuigenis zo bloedig genageld wer
den aan het kruishout zo horizontaal
gespannen staan op de menselijke traag
heid v»n het hart, zo verticaal ontbonden
worden in de liefde van de ziel. Zo ge
wond zijn en zo onkwetsbaar. Zo beleden.
Er is schoner, bekoorlijker gedicht in deze
tijd, om van het schampere maar te zwij
gen. Maar zelden zo vervoerd, zo verhel-
derd-vervoerd dan, zo stil van doorbroken
terughoudendheid, van geofferde tederhe
den. En zo vroom, catacombisch-vroom,
van Godsverlangen vervuld en menselijk
onvervuld.
Tweegesprek uit tweespalt
Vervuld èn onvervuld: van de ziel èn
van de aarde. Deze bundel is een tweege
sprek tussen wat de dichter zijn aardse,
lagere deel noemt en de ziel, die van god
delijke staat is; bezwaard, gekrenkt, ge
havend het eerste; vrij, stil, vredig en van
een grote helderheid de tweede, een
tweegesprek uit tweespalt.
Want tweespalt is er, waar er een ken
nen, een ervaren is van het volkomen in-
zichzelf-rustende, het onverstoorbaar Zijn
de en het smadelijk onvermogen om aan
de aardse zwaartekracht te ontkomen.
Tweespalt is er, waar de mens zichzelf in
het grote licht staat en de schaduw valt
van „een dagelijks verraad". Waar zich
„het geding der aarde met (het) hart" vol
trekt. Het „schoon geding", zegt de dich
ter. Schoon en smartelijk.
Smartelijk-schoon dat zijn woorden
waaraan men anders nauwelijks durft te
raken. Hier zijn ze onvermijdelijk. Ze
staan in deze gedichten als teken van de
liefde die zo vurig kam haten, zo diep kan
verachten wat déze liefde verraadt; die zo
vurig kam liefhebben wat dié liefde, al
omvattend, heiligt Ze staan er als belijde
nis van onmacht en verlossing, van onver
biddelijkheid en deernis, van wanhoop en
berusting, van knechtschap en vrijheid,
van zonde en schuldeloosheid. Ze staan
geschreven in het dubbelteken vaar „aarde
en ziel" „schone ziel in mij, die ik niet
ben, niet bèn.
„Niet achteloos aam voorbijgaan", schreef
Marsman. Men kan niet achteioos voorbij
gaan aan een dichter, men kan hem zeker
niet duurzaam doodzwijgen, die uit zijn
diepste onvervuldheid, diepste aanvaar
ding, diepste Godsvrucht dichtte:
„Ik ben niet één met mij,
ik ben niet één met U,
ik ben alleen en leeg
en geheel rustig nu".
Rust enkel voor de duur van het gedicht,
misschien. Maar dan tóch een verworven
heid, waarbij duizenden uren van wanhoop
om de menselijke conditie in het niet ver
zinken.
C. J. E. DINAUX
Henri Bruning: „In Vitro" ,'Winants,
Heerlen)
Henri Bruning: „Van Ziel en Aarde"
(Nijmegen, uitgegeven in eigen beheer).
Zondag ben ik, alleen maar om er wat
rond te lopen, alleen maar om er de enige
stilte te vinden die voor mij de ware stilte
is, per trein en autobus naar een van die
stadjes-aan-een-brede-rivier gegaan, die
mijn onblusbare liefde hebben.
Het is een stadje met een straatje of
twintig, met een statig, veel te groot, stad
huis, met een macht van een kerk en een
plantsoen om het hele geval heen. Een
mooi plantsoen. Het ligt op de voormalige
wallen en ravelijnen van de voormalige
vestingwerken en de strategische gracht,
die daar weer omheen gegraven is, is nog
bijna ongeschonden. Er drijven een paar
statige zwanen in. Het riet aan de oever
kan heerlijk ruisen op een zachte wind. Er
staan banken onder oude, hoge bomen. Er
ligt een klein kerkhof op het hoogste punt.
Van de oude zerken leest ge oude, deftige
namen en wanneer ge opkijkt, kunt ge over
de brede rivier heen de torens en fabrieks
schoorstenen van de naastbijzijnde grote
stad in de verre verte zien.
De grote, brede, drukke verkeersweg is
om het stadje heen gelegd. Vroeger moes
ten de auto's allemaal door de nauwe
hoofdstraat en door de kleine, eeuwenoude
stadspoort. Dat ging natuurlijk niet meer.
En nu is mijn stadje op sterven na dood.
Het is mij er des te liever om. De stilte is
er zo diep, dat zij is als een zacht bed voor
de geest. Ge kunt er het dozijn ongerepte
oude gevels des te aandachtiger bekijken
en het klokkenspel van de veel te grote
toren, voor zulk een speelgoedje-van-een
stadje, met des te groter vreugde beluis
teren.
Op Zondag is het er nog stiller dan an
ders.
Want dan zijn de kleine winkels geslo
ten, de werkplaatsen zijn dood en de men
sen op die paar na die een statige wan
deling door het plantsoen maken zijn
onzichtbaar achter de ondoordringbare
glasgordijnen voor hun heldere vensters. Ik
heb er twee uur rondgelopen en misschien
vijf mensen ontmoet. En in de schemerige
gelagkamer van het oude koffyhuis naast
de poort zat alleen de herbergier zelf in
kraakwitte hemdsmouwen. Hij las een
krantje. Een kanarie zong naast de tap
kast. De klok tikte. Ik zat maar te kijken
over de brede blinkende rivier en over het
groene land zonder einde.
Dat was alles en toen de avondscheme
ring viel was ik, na vijf kwartier bus en
trein, weer thuis.
Dat was alles en het was niets.
Geen enkel klein avontuur.
Geen enkele opwinding.
Alleen maar de stilte.
„Dat jij alleen maar voor de stilte en zo'n
paar ouwe gevels, een plantsoen en een
poort naar zo'n stadje gaat", zei een kennis.
„Dat jij alleen maar voor een voetbal
wedstrijd naar Parijs gaatdacht ik,
doch ik heb het maar niet gezegd.
Waarom zou ik?
ELIAS.
Enkele dagen geleden werd de kunstschil
der Van Genechten in de Nonnenstraat
te Mechelen een oud schilderijtje ter res
tauratie aangeboden. Het betrof een ovaal
paneeltje van 4.0 cm. hoogte en 30 cm.
breedte, waarin de restaurateur een zelf
portret van Rembrandt meende te mogen
zien. De heer Van Genechten baseert zich
bij zijn oordeel op het feit, dat na reiniging
de kleurschakeringen, de afwerking en de
compositie veel overeenkomst vertonen
met die van Rembrandt's werk. Hij wordt
in zijn vermoeden nog gesterkt, doordat
het schilderijtje, dat het jaartal 1638 draagt,
ondertekend is met een hoofdletter „R".
De restaurateur stelde eveneens vast, dat
de verf geheel is versteend, zodat men in
ieder geval met een oud werk heeft te doen.
De eigenaar, een advocaat uit Mechelen,
en de restaurateur, zullen zich de volgende
week naar professor Coremans, directeur
van het laboratorium der Belgische 'Musea
begeven, die het schilderij aan een nauw
keurig onderzoek zal onderwerpen.
Het ministerie van Economische Zaken
deelt mede, dat geen invoervergunningen
voor Franse wijnen en gedistilleerd meer
zullen worden verstrekt. Deze maatregel
is genomen omdat Frankrijk de invoer
van kaas uit Nederland heeft stopgezet.
ZATERDAG 14 MEI
Stadsschouwburg: „Welkom thuis, Helena"
(Nederlandse Comedie), 8 uur. Palace: „Ont
snapt aan de guillotine", 18 jaar, 7 en 9.15
uur. Luxor: „Les belles de nuit', alle leeft.,
7 en 9.15 uur. Lido: „Het zwarte kasteel", 18
jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Asphaltliefde", 18
jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Wolven huilen
in Alaska", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans
Hals: „Eine Nacht im Séparée, 18 jaar, 7 en
9.15 uur. Minerva: „De mijnen van koning
Salomo", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rem
brandt: „Viva, Zapata", 14 j., 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 15 MEI
Stadsschouwburg: „Welkom thuis, Helena"
(Nederlandse Comedie), 8 uur. Palace:
„Ontsnapt aan de guillotine", 18 jaar, 2, 4.15,
7 en 9.15 uur. Luxor: „Les belles de nuit",
alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: Zon
dagmorgenvoorstelling „Ave Maria", 18 jaar,
11 uur. „Het zwarte kasteel", 18 jaar, 2. 4.15,
7 en 9.15 uur. City: „Asphaltliefde", 18 jaar,
2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Wolven
huilen in Alaska", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15
uur. Frans Hals: „Eine Nacht im Séparée",
18 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „De
mijnen van Koning Salomo", alle leeft., 2,
4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: Zondag
morgen voorstelling: „Eroïca, 11 uur. „Viva
Zapata", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
MAANDAG 16 MEI
Stadsschouwburg: „Het hemelbed" (Rot
terdams Toneel), 8.15 uur. Palace: „Ont
snapt aan de guillotine", 18 jaar-, 2, 4.15, 7
en 9.15 uur. Luxor: „Les belles de nuit", alle
leeft., 2, 7 en 9.15 uur. Lido: „Het zwarte
kasteel", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City:
„Asphaltliefde", 18 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15
uur. Spaarne: „Wolven huilen in Alaska",
14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: Eine
Nacht in Séparée", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15
uur. Minerva: ..De mijnen van koning Sa.
lcmo", alle leeft., 2.30 en 8.15 uur. Rem
brandt: „Viva, Zapata", 14 jaar, 2, 4.15, 7
en 9.15 uur.