Retourtje naar de Balkan Mê-r-~0 ld fflac Belijdenis van aarde en ziel Een Stilte Reisindrukken in het land van Tito „Des duivels prentenboek" ZATERDAG 16 MEI 1953 3 Wandeling tussen stenguns door Pianoleerlingen van T oonkunst-Muziekschool Definitieve aanwinsten van het Rijksmuseum gSpa AUTO-FINANCIERING Internationale bridgedrive per radio HET ENE OOR IN het andere uit .J Prof. W. Banning sprak op landdag Nieuwe Koers Amateurtoneel LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Henri Bruiting» strijdend dichterschap CENTRALE VERWARMING VINKESTEYN Invoer van Franse wijnen stopgezet Agenda voor Haarlem Van onze reportage-redacteur) Het meisje in de portiersloge van mijn hotel sprak een mondjevol Duits en gebruikte met weinig raffinement een felrode lippenstift. De eerste keer, dat ik haar zag, had ze een veeg over haar kin, de tweede maal was haar oor met rood besmet. Deze Jelena was vriendelijk, vol goede wil en ze deed me, in haar half mislukte pogingen het Westen te imiteren, wat denken aan haar stad Belgrado. De laatste actie van Joego- slavië's hoofdstad in die richting is het toeterverbod. Tot 1 April 1.1. was het voor de vreemdeling één van de grote attracties van Beograd om te zien hoe de auto's de kruispunten passeerden. Éénmaal een claxongil was rechtuit, tweemaal zulk een kreet was rechts en driemaal links en na deze acoustische aanwijzingen gaven de agenten met charmante, doch gecompliceerde armzwaaien, te kennen hoe de bestuur der zijn weg kon vervolgen. Zo had Belgrado's stadsbeeld, ondanks het zeer schaarse gemotoriseerde verkeer, een levendig karakter, dank zij het luide getoeter en de vele druk manoeuvrerende agenten. Nu is het (helaas) anders. Er komen binnenkort ver keerslichten en ter introductie daarvan maken de blauwe agentjes nu de alom beken de simpele gebaren en de claxons zwijgen. Het verkeer, de in overgrote meerder heid smoezelige étalages, de met weinig smaak geklede vrouwen, het ontbreken van historische herinneringen (van de tiental len minaretten uit de Turkentijd is er zelfs nog maar écn over) waren na twee dagen geen aanleiding meer om in het centrum van de hoofdstad te blijven. Op mijn wan deling naar de buitenwijken was mijn eer ste verrassende vondst de zigeuner-neder zetting Jatagan Mala. Op enige honderden meters van het briljant witte kwartier van de staatspolitie en grenzend aan een hospi taalpark is daar tegen één van Belgrado's hellingen op een allerwonderlijkste verza meling hutten van leem met stro en rot tend hout ontstaan met de schilderachtig ste zigeunertypen, die men zich kan be denken. Ik kwam er de eerste keer tegen schemering en werd wat onrustig, toen. ganse in vodden gehulde families dicht om me heen kwamen staan en met bewonde ring mijn fototoestel bekeken, maar ze ble ken niet alleen ongevaarlijk, doch zelfs gastvrij. En na een kwartier voelde ik me in één van die afzichtelijke vieze hutten achter een glas schliwowitza beter op mijn gemak dan de volgende ochtend in het niet ver vandaar gelegen villa-oord Dedinje. Zonder twijfel met de asfaltweg (in heel Joegoslavië is slechts 1000 kilometer asfalt weg te vinden!), het vele groen en de blan ke royale villa's de beste woonwijk van Belgrado. Zo is het geen wonder, dat op deze heu vel, aan de rand van de stad, de kopstuk ken hun domicile hebben. Ministers en ge neraals huizen er. En Tito ook. In een een voudig huis, zeggen sommigen, terwijl an deren volhouden, dat de grote man een kilometer verder in het luxueuze paleis van prins Paul woont. De villawijk der kopstukken Hoe dan ook: ik wandelde twintig minu ten lang over die asfaltweg van Dedinje tussen stenguns door. Voor elke villa ston den groepjes politie of mannen van Tito's lijfwacht met hun rode petbanden en ze bekeken mij en vooral mijn Amerikaanse gasmaskerzak (met fototoestellen) met arg waan. Er kuierden ook enige heren in col bert, die geen voorbijgangers, maar leden van de staatspolitie waren en toen ik stil bleef staan voor een behuizing, waar zelfs in de tuin stengundragers patrouilleerden, kwam zo'n „stille" naar me toe om mijn gasmaskerzak te inspecteren. Hij grijnsde toen hij de camera's zag en ik zei: „novi- nar", oftewel journalist te zijn. Op deze weg in Dedinje voelde ik me onbehagelijk, omdat ik er meende de druk van een dictatuur te voelen. Een officieel zegsman heeft me later gezegd, dat dit politie-vertoon bovenal bestemd was om Russische aanslagen te voorkomen. Mis schien was dit wel de waarheid. De teugels gevierd Overigens heb ik, waar dan ook in Joe goslavië, weinig van de politieke vuist van het regiem-Tito te zien gekregen. De ont vangst en het afscheid in het grensstadje Jesenice, bezuiden het Oostenrijkse Villach, zijn bijvoorbeeld beslist niet nadrukkelijk. Een paar jongelieden in civiel, studenten zo te zien, bekijken de paspoorten en in uniform gehulde douaniers met de gebrui kelijke rode ster op hun pet, werpen een vluchtige blik op des buitenlanders bagage, waarna ze het hun landgenoten bepaald moeilijker maken. Tot Juni '48 heerste in Joegoslavië, naar Russisch voorbeeld, een schrikbewind. Mi nisters, journalisten, de „man in de straat" hebben me verteld, dat het droevig was en dat in die periode grote fouten zijn ge maakt. Sindsdien zijn de teugels- gevierd. Waarschijnlijk aanzienlijk, maar hoever is voor de buitenlanders moeilijk na te gaan. Hij constateert, dat in treinen en bussen de legitimatiebewijzen geregeld door de politiemannen gecontroleerd worden, dat deze agenten er, met hun kwartiermutsjes op, vriendelijk uitzien en ook meestentijds dienovereenkomstig optreden, dat nergens communistische vuisten ten groet worden geheven en dat de „show" van het regiem hoofdzakelijk uit het alom uitgestalde por tret van Josip Broz Tito bestaat. Maar hij constateert ook, dat vele men sen, die niet achter het regiem staan, een „Duitse" blik om zich heen werpen voor ze tot hun politieke ontboezemingen ko men, waarbij ze dan nog een zekere om zichtigheid in acht nemen, omdat ze de mannen-in-civiel van de staatspolitie vre zen. Misschien is deze vrees overbodig, misschien is ze een nawee van het bewind van vóór zomer '48. Wie zal het zeggen, wie kent de waarheid in dit verwarrende land, wie kan tot conclusies komen in dit dynamische Joegoslavië, waar alles thans in beweging is, waar zelfs de knapste bui tenlandse waarnemers zich niet. aan voor spellingen inzake de naaste toekomst dur ven wagen? Hoe het ook zij, de autoriteiten hebben me verteld, dat er volkomen vrijheid van woord bestaat in het huidige Joegoslavië, dat „administratieve maatregelen" niet meer voorkomen en dat slechts hij, die de regelen van het strafrecht overschrijdt, ter verantwoording kan worden geroepen. Zonder das en gleuf hoed Toen ik hiervoor het chapiter „commu nistische show" aanroerde, noemde ik nog niet het „demonstratief volkse" in kledij en optreden. In tegenstelling met hun leider Tito, dr met succes poogt uiterlijk een „gentler n" te zijn, laten vele communis ten me' nadruk zien, dat ze gans anders zijn dan de vooroorlogse bourgeoisie. Das sen en gleufhoeden en een dienstwillige correcte houding herinneren te veel aan «eu. kapitalistisch regiem. En daarom moet ge vooral in Servië, Macedonië en Monte negro niet verbaasd opkijken als in een duur restaurant of hotel het merendeel der bezoekers uit mannen met petten, blote harige borsten en bemorste broeken be staat; als de chauffeur van een minister zijn gelijkwaardigheid met zijn chef en zijn zelfbewustheid door een duidelijk on verschillige houding uit en wanneer bij de toegangspoort tot het Joegoslavische Hol lywood, in de buurt van Belgrado, een morsig meisje in mannenbroek verschijnt, dat vervolgens met enige terzijde gezeten landarbeiders een bespreking voert of de buitenlander toegang verleend kan worden tot, de grote filmstudio's. Wanneer men door Tito's land reist, is het niet moeilijk te onderkennen welke de gebieden zijn, waar niet eeuwen lang de Turken heersten, maar waar de Habsburg- se monarchie, ondanks haar half koloniaal bewind, toch het begrip cultuur levend hield. In het Noorden, in Slovenië en Kroatië, en ook langs de Adriatische zee, ziet ge. weer dassen en gleufhoeden, verlenen de kell- ners en chauffeurs Europese „service" ont dekt men weer vrouwelijke elegance. En men verbaast zich er over, dat de meisjes in de Kroatische hoofdstad Zagreb er den kelijk toch met hetzelfde budget als de Ser vische of Macedonische meisjes in slagen zich heel vaak te hullen in een sfeer van Parijse charme. In die streken begrijpen de mensen ken nelijk beter, dat communisme of laat me liever het thans door Tito's regiem ge bruikte slagwoord „socialisme" gebruiken weinig te maken heeft met slonzige kle dij en grauwe petten, maar dat kleur, fleur en elegance ook in een niet-kapitalistische" staat het leven schoon kunnen maken. Taf reel in het zigeunerkwartier Jatagan Mala, dat op slechts korte afstand van tselgrado's centrum ligt. ADVËÈTENTIE m UITZONDERLIJKE MILDHEID VOORKOMT ELK IRRITEREND EFFECT Woensdagavond kregen acht leerlingen van de muziekschool van Toonkunst aan de Nieuwe Gracht in eigen omgeving ge legenheid om voor een publiek op te tre den. De optredenden waren leerlingen uit de pianoklasse van de directeur, de heer P. Vincent. We hoorden een correct gespeelde Pre lude en Fuga van Bach, een veelbelovende vertolking van het eerste deel van Mozarts Concert in A, een puntig weergegeven Sonate van Scarlatti, een verdienstelijke ten gehore gebrachte Mazurka van Chopin, een opmerkelijk vlotte interpi-etatie van „Schmetterling" van Grieg en „Au bord d'un source" van Liszt. Met twee Mazur ka's en de Wals in Ges werd een treffend muzikaal Chopin-spel geleverd. Over het volgend programmanummer: de Somatine van Leon Orthel mag gezegd worden, dat dit stuk keurig gerealiseerd werd. Een bij zonder mooie pianoklank verried de be gaafdheid van de vertolkster van „Suite pour le clavecin" van Alexander Voor molen; ook de lenigheid van het spel en het zuiver begrip voor verhoudingen maakten deze leerlingenprestatie boeiend. De karakteristieke verklanking van de „Roemeense Dansen" van Bartök kwam de vorige indrukken nog versterken. Meer dan gewoon leerlingenwerk was ook de uitvoering van het eerste deel van het Concert in g van Mendelssohn; ook hier die bijzondere klankverfijning en dat natuurlijk-muzikale vertellen, dat aan extra-begaafden is voorbehouden. Boven dien vormden de technische eisen niet het minste bezwaar. Dezelfde vei-tolkster gaf ook op zeer bevredigende wijze „Jardins sous la pluie" van Debussv te horen. Wie de coda van het Scherzo in bes van Chopin behoorlijk weet te behande len, heeft technisch beslist heel wat in de mars. Dit mag dan ook gezegd zijn van de jongeman, die dit stuk tot besluit van deze leerlingen-auditie vertolkte met een ste vige trefzekerheid. Directeur Vincent kon tevreden zijn over de prestaties van zijn discipelen. JOS. DE KLERK. Het in 1944 buiten de grenzen overleden echtpaar J. C. J. DruckerFraser heeft bij laatste wilsbeschikking de schilderij en aquarellen uit de Haagse School, die reeds als bruikleen in het Rijksmuseum te Amster dam aanwezig waren, aan deze instelling ver maakt. Hierdoor is het Rijksmuseum de be langrijkste verzamelplaats van werken uit de Haagse school geworden. De collectie bevat onder meer „Morgenrit langs het strand" van Mauve en zeven doeken van Breitner, waaronder „Singel bij de Paleisstraat" en „Schepen in het ijs". Het kostbare legaat van dit vrijgevige echtpaar, dat 's lands kunstbezit herhaalde lijk heeft verrijkt, is thans door het publiek te bezichtigen in de zogenaamde Drucker- uitbouw van het museum. Er zijn twee zalen met aquarellen bij. Tot het legaat behoort ook zeer belangrijk Chinees porselein. ADVERTENTIE 5VHUNS VAN DAAtEN ASSURANTIËN iODfWilK YAM DfrS&EliAAN 1t*,-'HAARUH Hl 24414 Donderdagavond 21 Mei zullen vele hon derden viertallen overal ter wereld om de bridgetafel zitten als deelnemers aan de eerste internationale radio-bridge-drive. De Nederlandse Bridge Bond heeft deze wedstrijd georganiseerd met het doel de opbrengst daarvan ten goede te doen ko men van het Rampenfonds. In twee groepen spelen de deelnemers 20 uitgezochte spellen. De aanwijzingen, die hen wegwijs maken in het materiaal ontvangen de deelnemers op de speelavond door de luidspreker. De omroepers in alle deelnemende landen (in Nederland de AVRO en de Wereldomroep) zenden deze aanwijzingen uit. De deelnemende landen zijn Argentinië, Canada, West-Duitsland, Frankrijk, Indo nesië, Italië, Nederland, Spanje, Verenigde Staten en IJsland. ADVERTENTIE Zo gaat het vaak met gesproken woorden! Met mondelinge lessen b.v., op momenten dat U geen „opname capaciteit" hebt. Véél beter kunt U schriftelijke lessen nemen. Dan stu deert U, als het U schikt. Het ge schreven woord neemt U gemakke lijker op en U kunt het zo vaak naslaan als U wilt. U verliest geen tijd met heen en weer naar Uw leraar te gaan ènU bent véél goed koper uit! Maar kies de allerbeste schriftelijke cursus. Vraag prospec tus bij Resa-Hilversum. Bekende schriftelijke cursus. In Nijmegen heeft „Nieuwe Koers", de jongerenorganisatie van de Partij van de Arbeid, een landdag gehouden, waar onder anderen is gesproken aoor prol. dr. W. Banning. Hij spoorde de jongeren aan tot diep doordenken op de geestelijke en sociale vraagstukken van onze tijd. „De militarisering der massa, de verwil dering der geesten, de verzuiling van het Nederlandse Volk, het wantrouwen van vele jongeren in de grote politiek," waren voor prof. Banning ergernissen. „Op het ogenblik staat Europa, volgens dr. Banning, „voor de tweesprong tussen het barbarisme van de dictatoren en de strijd van millioenen voor de vrijheid." Bij de nieuwe maatschappelijke ordening welke volgens spreker tegen 1975 tot volle ontplooiing gebracht moet zijn moet de hoofdfactor bij de hervorming zijn arbeid. Jongeren moeten hiervoor niet slechts werken met hoofd en handen, maar ook met hart en geweten. Een toneelschrijver zonder inspiratie wint op een avond met een spelletje kaart tweeduizend pond. De secretaris van de schrijver speelt met de gedachte wat er zou gebeuren wanneer de verliezer nu ook eens zijn vrouw in zou zetten. De schrijver verwerpt dat idee: zoiets gebeurde in de middeleeuwen, nu niet. Zit er geen toneel stuk in? vraagt de secretaris. Het publiek zou zoiets niet slikken, zegt de schrijver. Maar als hij alleen is gaat hij net als de secretaris spelen met de.gedachte. En dat spel wordt een droom, een toneelstuk. De verliezer zet zijn vrouw in, verliest weer. De schrijver komt op bezoek bij de verlie zer, wordt verliefd op zijn winst, zij wordt het op hem. Een ogenblik lijkt het of ze elkaar niet in de armen zullen vallen. Ze doen het toch. Maar als dan de schrijver is teruggekeerd tot de realiteit en hij, ver vuld nog van de gebeurtenissen uit zijn droom, wordt geconfronteerd met de figu ren uit zijn droom, die nu in een heel an dere verhouding tot hem staan, dan ver werpt hij opnieuw het idee, dat er een to neelstuk in zou zitten. Geen publiek zou die nonsens een avond lang slikken, zegt hij. Daarmee een lachsalvo ontketenend in de zaal, die een avond lang met niets an ders was geoccupeerd. Voorwaar een aantal brilliante vondsten in dit blijspel van A. den Hertog, dat de Haarlemse Toneel Club Woensdagavond in de Stadsschouwburg heeft opgevoerd. Bril liante vondsten en een vaak geestige en merendeels spitse tekst, heus niet zo mak kelijk speelbaar, omdat men er een drama van maakt, wanneer de accenten als hagel- droppen vallen en het pas een blijspel wordt als er getrippel van Meiregen op de daken wordt gehoord. Mijn enige beden kingen tegen het stuk liggen in zijn wijd lopigheid. Den Hertog voert een toneel schrijver ten tonele, hetgeen betekent, dat hij het gevaar loopt te gaan koketteren met zijn métier. Hij doet dat prompt. De toneelschrijver en zijn secretaris zijn dan ook onuitstaanbare creaturen, zolang men ze ziet „worstelen" met de inspiratie, als maar pratend en het motorisch moment in het eerste bedrijf rekkkend en uitstellend. Pas wanneer het tweede bedrijf begint komt er gang in. Daarna loopt alles van een leien dakje. Men kan hetzelfde zeggen van het spel, dat de leden der H. T. C. ten toon spreid den. Het eerste bedrijf, dat zoveel toneel op het toneel, onecht getheoretiseer en derhalve overbodige situaties bevat, kon moeilijk overtuigend zijn, ook niet in het spel dat zich pas later kon ontwikkkelen. Maar dan komt de hoed met pluimen van pas, die ik moge werpen naar de heer L. Straus als de tooneelschrijver en mevrouw J. van Olphen-Odink als zijn „winst". Een verbluffend gemak van verschijnen heeft deze heer Straus, die een illusie opwekt van natuurlijkheid welke u begoochelt. En hoe virtuoos bespeelt mevrouw Van Ol phen-Odink de registers der plastische ex- préssie. Technisch waarlijk perfect. Dat is ook een der eisen, die dit stuk van Den ER IS ER NIET één meer zo grootscheeps en gedreven-levend als Marsman, niet één die zoals hij „man, recht op een recht schip" staande en „onversaagd tot aan den dood" strijdend de dichter Henri Bruning een eindweegs tegemoet zou kunnen treden, hetzij als vijand of vriend. Waarschijnlijk als vriend èn vijand. Maar hoe dan ook, met open vizier, om zijn eigen fiere klaarheid, zijn nobele onverzette lijkheid, te toetsen en te meten aan die van de ander. Van die ander, die ik citeer uit de na-oorlogse verzenbundel „In Vitro"*) als een man zou willen sterven, „rechtop in zijn fonklenden haat" in een zo vurige haat uit een zo vurige liefde. Evenmin is er nog een groot, een fanatiek „heiden" als Menno ter Braak, om de degen van een militante rede te kruisen met het vlammend zwaard van Brunings militant geloof. Marsman, Ter Braak, Bruning: alle drie jagers op groot wild. Alle drie, hoe ongelijksoortig, krijgshaftig, open, kwetsbaar en onbevreesd. Alle drie ridders, zoals Don Quichote een ridder was: van zijn wanhoop, zijn „ideaal", zijn geloof. Er is, in het' levende schrijversgilde, geen ridderlijkheid meer van gelijke strijdbaar heid. geen gloed meer van geiijke getui genisdrift, geen onvervaardheid meer van gelijke eerlijkheid, om mede- of tegenstan ders van een dichter als Henri Bruning in het geweer te roepen. Hij staat alleen, als allen die tot geen schipperen bereid zijn. Hij staat in het kamp der dichters niet an ders dan in zijn leven: eenzaam, sterk, gewond. Een Sint Sebastiaan. Een kwart-eeuw geleden, toen Henri Brunings oudere broer Gerard stierf, kon dat nog anders zijn: „gij kunt dit werk, deze beginselen en dezen mensch natuur lijk öf verwerpen óf aanvaarden (gij kunt hem zelfs, als gij hem eeren wilt, alleen maar óf verwerpen öf aanvaarden), maar gij kunt er niet achteloos aan voorbijgaan: ADVERTENTIE GAS VER WARMING OLIESTOOK-INSTALLATIES HAARLEM TELEFOON 25382 Hertog stelt. Het is geen spel mèt noch een spel van gevoelens. Het is jongleren er mee, een spel spelen met het spel. Iets wat mr. M. C. Wijt uitnemend verstond in zijn bescheiden rolletje van getergde vader, op de voet gevolgd door mr. J. Roggeveen als een zeer-levens-wijze butler. A. W. Thöne had de secretaris van een niet onaanneme lijke gedaante voorzien, mevr. A. J. van der Boesterd-van Ommeren speelde een bemiddelende vriendin, D. R. van de Kieft tenslotte was de ongelukkige verliezer, aan wie men het ongeluk bijster duidelijk kon afzien. De regie van Wim Pauw had ge zorgd voor de grote lijn in het spel, dat tot kennelijke tevredenheid van de goed ge vulde zaal verliep. P. W. FRANSE hij vroeg, en ik vraag voor hem: heldere vriendschap of heldere vijandschap, één van twee". Dat kon tóén nog geschreven worden. Marsman was er nog, met zijn voorname geest, om het zo te schrijven in zijn inleiding bij Gerard Brunings „Nagela ten Werk". „Niet achteloos voorbijgaan" Het had wéér zo geschreven kunnen en moeten worden: Marsmans woorden zijn zonder voorbehoud van toepassing op de dichter van „Van Ziel en Aarde", de jong ste dichtbundel van Henri Bruning „gij kunt er niet achteloos aan voorbijgaan". Ge kunt niet doof blijven voor een dichter, die zo fel, zo bezeten, zo fanatiek-rec-ht- lijnig, heeft gestreden met zichzelf, zijn mens-zijn, zijn liefde voor de aarde, zijn hunkering naar God, zijn wanhoop, zijn ge loof. Die, gedreven door een zo heilige on rust, als hij geworsteld heeft. met. zijn be geerten, zijn geweten, zijn Kerk, zijn kind schap Gods. Zijn knechtschap Gods. Zijn drang tot zelfbehoud en zijn honger naar zelfverlies. Zijn onmacht en zijn genade. Zijn hoovaardigheid en zijn deemoed. Die zo menselijk en zo apostolisch gevochten heeft en vechten zal, met zichzelf aller eerst, „onversaagd tot aan den dood". En onverzadigd. Zijn gedichten hebben nu vrijwel alles uitgebannen wat voor dit kruisvaarder- schap niet wezenlijk is. Ze staan daar, niet alleen in getal maar ook in woorden, tot het uiterste beperkt, als een kristallen neerslag van zijn glorie en kommernis. Ze staan daar als de mens-, de dichter-zelf: sterk in zichzelf besloten, helder, met diep binnenin een vlam die uitslaat, vlam die verteert in liefde voor dit aardse, die lou tert tot liefde in God, vlam van zonde en genade, van wrake en liefde een twee- tongige, tweespaltige vlam: één van de aarde en één van de ziel. Tweespaltig: er zijn niet veel dichters van deze tijd, van wie de woorden van hun getuigenis zo bloedig genageld wer den aan het kruishout zo horizontaal gespannen staan op de menselijke traag heid v»n het hart, zo verticaal ontbonden worden in de liefde van de ziel. Zo ge wond zijn en zo onkwetsbaar. Zo beleden. Er is schoner, bekoorlijker gedicht in deze tijd, om van het schampere maar te zwij gen. Maar zelden zo vervoerd, zo verhel- derd-vervoerd dan, zo stil van doorbroken terughoudendheid, van geofferde tederhe den. En zo vroom, catacombisch-vroom, van Godsverlangen vervuld en menselijk onvervuld. Tweegesprek uit tweespalt Vervuld èn onvervuld: van de ziel èn van de aarde. Deze bundel is een tweege sprek tussen wat de dichter zijn aardse, lagere deel noemt en de ziel, die van god delijke staat is; bezwaard, gekrenkt, ge havend het eerste; vrij, stil, vredig en van een grote helderheid de tweede, een tweegesprek uit tweespalt. Want tweespalt is er, waar er een ken nen, een ervaren is van het volkomen in- zichzelf-rustende, het onverstoorbaar Zijn de en het smadelijk onvermogen om aan de aardse zwaartekracht te ontkomen. Tweespalt is er, waar de mens zichzelf in het grote licht staat en de schaduw valt van „een dagelijks verraad". Waar zich „het geding der aarde met (het) hart" vol trekt. Het „schoon geding", zegt de dich ter. Schoon en smartelijk. Smartelijk-schoon dat zijn woorden waaraan men anders nauwelijks durft te raken. Hier zijn ze onvermijdelijk. Ze staan in deze gedichten als teken van de liefde die zo vurig kam haten, zo diep kan verachten wat déze liefde verraadt; die zo vurig kam liefhebben wat dié liefde, al omvattend, heiligt Ze staan er als belijde nis van onmacht en verlossing, van onver biddelijkheid en deernis, van wanhoop en berusting, van knechtschap en vrijheid, van zonde en schuldeloosheid. Ze staan geschreven in het dubbelteken vaar „aarde en ziel" „schone ziel in mij, die ik niet ben, niet bèn. „Niet achteloos aam voorbijgaan", schreef Marsman. Men kan niet achteioos voorbij gaan aan een dichter, men kan hem zeker niet duurzaam doodzwijgen, die uit zijn diepste onvervuldheid, diepste aanvaar ding, diepste Godsvrucht dichtte: „Ik ben niet één met mij, ik ben niet één met U, ik ben alleen en leeg en geheel rustig nu". Rust enkel voor de duur van het gedicht, misschien. Maar dan tóch een verworven heid, waarbij duizenden uren van wanhoop om de menselijke conditie in het niet ver zinken. C. J. E. DINAUX Henri Bruning: „In Vitro" ,'Winants, Heerlen) Henri Bruning: „Van Ziel en Aarde" (Nijmegen, uitgegeven in eigen beheer). Zondag ben ik, alleen maar om er wat rond te lopen, alleen maar om er de enige stilte te vinden die voor mij de ware stilte is, per trein en autobus naar een van die stadjes-aan-een-brede-rivier gegaan, die mijn onblusbare liefde hebben. Het is een stadje met een straatje of twintig, met een statig, veel te groot, stad huis, met een macht van een kerk en een plantsoen om het hele geval heen. Een mooi plantsoen. Het ligt op de voormalige wallen en ravelijnen van de voormalige vestingwerken en de strategische gracht, die daar weer omheen gegraven is, is nog bijna ongeschonden. Er drijven een paar statige zwanen in. Het riet aan de oever kan heerlijk ruisen op een zachte wind. Er staan banken onder oude, hoge bomen. Er ligt een klein kerkhof op het hoogste punt. Van de oude zerken leest ge oude, deftige namen en wanneer ge opkijkt, kunt ge over de brede rivier heen de torens en fabrieks schoorstenen van de naastbijzijnde grote stad in de verre verte zien. De grote, brede, drukke verkeersweg is om het stadje heen gelegd. Vroeger moes ten de auto's allemaal door de nauwe hoofdstraat en door de kleine, eeuwenoude stadspoort. Dat ging natuurlijk niet meer. En nu is mijn stadje op sterven na dood. Het is mij er des te liever om. De stilte is er zo diep, dat zij is als een zacht bed voor de geest. Ge kunt er het dozijn ongerepte oude gevels des te aandachtiger bekijken en het klokkenspel van de veel te grote toren, voor zulk een speelgoedje-van-een stadje, met des te groter vreugde beluis teren. Op Zondag is het er nog stiller dan an ders. Want dan zijn de kleine winkels geslo ten, de werkplaatsen zijn dood en de men sen op die paar na die een statige wan deling door het plantsoen maken zijn onzichtbaar achter de ondoordringbare glasgordijnen voor hun heldere vensters. Ik heb er twee uur rondgelopen en misschien vijf mensen ontmoet. En in de schemerige gelagkamer van het oude koffyhuis naast de poort zat alleen de herbergier zelf in kraakwitte hemdsmouwen. Hij las een krantje. Een kanarie zong naast de tap kast. De klok tikte. Ik zat maar te kijken over de brede blinkende rivier en over het groene land zonder einde. Dat was alles en toen de avondscheme ring viel was ik, na vijf kwartier bus en trein, weer thuis. Dat was alles en het was niets. Geen enkel klein avontuur. Geen enkele opwinding. Alleen maar de stilte. „Dat jij alleen maar voor de stilte en zo'n paar ouwe gevels, een plantsoen en een poort naar zo'n stadje gaat", zei een kennis. „Dat jij alleen maar voor een voetbal wedstrijd naar Parijs gaatdacht ik, doch ik heb het maar niet gezegd. Waarom zou ik? ELIAS. Enkele dagen geleden werd de kunstschil der Van Genechten in de Nonnenstraat te Mechelen een oud schilderijtje ter res tauratie aangeboden. Het betrof een ovaal paneeltje van 4.0 cm. hoogte en 30 cm. breedte, waarin de restaurateur een zelf portret van Rembrandt meende te mogen zien. De heer Van Genechten baseert zich bij zijn oordeel op het feit, dat na reiniging de kleurschakeringen, de afwerking en de compositie veel overeenkomst vertonen met die van Rembrandt's werk. Hij wordt in zijn vermoeden nog gesterkt, doordat het schilderijtje, dat het jaartal 1638 draagt, ondertekend is met een hoofdletter „R". De restaurateur stelde eveneens vast, dat de verf geheel is versteend, zodat men in ieder geval met een oud werk heeft te doen. De eigenaar, een advocaat uit Mechelen, en de restaurateur, zullen zich de volgende week naar professor Coremans, directeur van het laboratorium der Belgische 'Musea begeven, die het schilderij aan een nauw keurig onderzoek zal onderwerpen. Het ministerie van Economische Zaken deelt mede, dat geen invoervergunningen voor Franse wijnen en gedistilleerd meer zullen worden verstrekt. Deze maatregel is genomen omdat Frankrijk de invoer van kaas uit Nederland heeft stopgezet. ZATERDAG 14 MEI Stadsschouwburg: „Welkom thuis, Helena" (Nederlandse Comedie), 8 uur. Palace: „Ont snapt aan de guillotine", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Les belles de nuit', alle leeft., 7 en 9.15 uur. Lido: „Het zwarte kasteel", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Asphaltliefde", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Wolven huilen in Alaska", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Eine Nacht im Séparée, 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: „De mijnen van koning Salomo", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Rem brandt: „Viva, Zapata", 14 j., 7 en 9.15 uur. ZONDAG 15 MEI Stadsschouwburg: „Welkom thuis, Helena" (Nederlandse Comedie), 8 uur. Palace: „Ontsnapt aan de guillotine", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Les belles de nuit", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Lido: Zon dagmorgenvoorstelling „Ave Maria", 18 jaar, 11 uur. „Het zwarte kasteel", 18 jaar, 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Asphaltliefde", 18 jaar, 2.15. 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Wolven huilen in Alaska", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Eine Nacht im Séparée", 18 jaar, 2, 4.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: „De mijnen van Koning Salomo", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: Zondag morgen voorstelling: „Eroïca, 11 uur. „Viva Zapata", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. MAANDAG 16 MEI Stadsschouwburg: „Het hemelbed" (Rot terdams Toneel), 8.15 uur. Palace: „Ont snapt aan de guillotine", 18 jaar-, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Les belles de nuit", alle leeft., 2, 7 en 9.15 uur. Lido: „Het zwarte kasteel", 18 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Asphaltliefde", 18 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Spaarne: „Wolven huilen in Alaska", 14 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: Eine Nacht in Séparée", 18 jaar, 2.30, 7 en 9.15 uur. Minerva: ..De mijnen van koning Sa. lcmo", alle leeft., 2.30 en 8.15 uur. Rem brandt: „Viva, Zapata", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5