Reddingsbrigades van Haarlem
en Bloemendaal jubileren
Het Huis
ONS ZOEKPLAATJE
van haar Dromen
%pWH£
inde batetx
Voor zendingen
A. B.C.
Aanvraagformulier
ZATERDAG 27 JUNI 1953
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Ons
kabouter
orkest
half and half 85ct.
Een „Ware Jakobs" product
Nachtdienst apotheken
L. Staal overleden
Conflict bakkersbedrijf
nog niet ten einde
FEUILLETON
door Dorothy Quentin,
Er was eens een koning, die zó nieuws
gierig was, dat hij helemaal voor zich
alleen een hoge toren liet bouwen om
alles wat er in zijn land gebeurde te
kunnen zien. Daar zat hij de hele dag
door een verrekijker naar beneden te
turen en er was niets dat hem ontging.
Het was zó erg met die nieuwsgierig
heid, dat hij zijn bed zelfs in de toren
had laten zetten. Drie keer per dag
moest een lakei zijn eten boven brengen.
Dat duurde nu al twintig jaar zo en de
mensen in het land waren allemaal ver
geten hoe hun koning er uitzag, want
behalve de lakei, die het eten bracht,
kreeg niemand hem te zien.
De koning dacht zelf dat hij een hele
wijze koning was: „Als er ooit iets ge
beurt in mijn land," zei hij, „dan zal ik
het zien."
Maar er gebeurde bijna nooit iets bij
zonders. De mensen leefden allemaal
vrolijk en gelukkig en als ze aan de
koning in de toren dachten, dan zeiden
ze: „Laat hem maar, hij denkt dat hij
alles ziet, de stakkerd, maar alles wat
mooi is, ziet hij niet."
En dat was waar. Door zijn verrekij
ker zag de koning alleen maar de grote
dingen: de daken van huizen en scholen,
maar niet de mensen die gezellig bij
elkaar zaten in die huizen en niet de
kinderen, die speelden en lachten en
zongen vóór en in de school. De koning
zag de hoge bomen, maar niet de bloe
men die onder de bomen groeiden en
niet de vogelnestjes in de takken van
die bomen.
Hij kon ook niets horen van alles wat
er in zijn land gebeurde. Het was altijd
stil in de toren. Zelfs de klokken had de
koning er uit laten halen en de vogels
hadden die vreemde man daarboven
alleen gelaten.
Dat ging zo jaren en jaren door. De
koning keek, at, sliep en keek weer en
hij kreeg rimpels om zijn ogen en in zijn
voorhoofd van al dat kijken.
Maar toen gebeurde er iets. Op een
goeie dag toen de koning net als altijd
zat te kijken, zag hij boven de bomen
iets roods. Eerst dacht hij dat het een
grote rode vogel was, maar nee, dat kon
niet, want er zaten geen vleugels aan.
Het leek meer op het lachende gezicht
van een reus. De koning keek en
keek.Het ding kwam steeds dichter
bij en je kon nu heel goed zien dat het
ogen, een neus en een mond had. Het
keek de koning strak aan en het was
heel duidelijk dat het hem uitlachte. Nu
was het vlakbij de toren.
„Wat wil je?", riep de koning bang.
Het gezicht zei niets; het kwam alleen
nog dichterbij en lachte.
„Waarom lach je me uit?", schreeuw
de de koning.
Nog geen antwoord. Het maakte hem
dol. Hij balde zijn vuisten, hij sloeg naar
dat gezicht, hij stak zijn tong uit en riep
dat hij het gezicht wel zou krijgen, maar
het gaf allemaal niets. Het gezicht lachte
maar, lachte maar en net toen de koning
van woede bijna uit elkaar sprong,, zak
te het rode ding, één meter, twee meter,
drie meter. De koning kon het niet meer
zien. Dat maakte hem nog veel bozer,
want hij wilde weten wie of wat het
was, die hem durfde uitlachen.
Voor het eerst, na ik weet niet hoeveel
jaar, kwam de koning overeind in zijn
stoel. Hij rende naar beneden, de toren
trap af. Onderweg kalmeerde hij al een
beetje, want hij was het lopen niet meer
gewend en hij vond het leuk zijn voeten
zo te bewegen. Toen hij beneden kwam
en om zich heen keek, viel zijn mond
open van verbazing. Aan de voet van de
toren groeiden bloemen, er tripten een
paar mussen over de weg en een haan
stond boven op zijn hok te kraaien. „Wat
is dat mooi', riep de koning. „Hoe komt
het toch dat ik dit nooit heb gezien uit
mijn toren?"'
Midden in de tuin vol bloemen stond
Maak met potlood de hokjes waar een punt in staat zwart.
Je krijgt dan een leuk plaatje.
Dit is dan de
trommelslager
van ons orkest.
Zaag ook hem
maar netjes uit
en schilder hem
mooi. De op
gave der kleu
ren staat erbij.
Denk erom
dat de plak
kaatverf niet te
dun is. Anders
krijg je vlek
ken!
een jongetje. Hij had een klos touw in
zijn handen en keek lachend omhoog.
„Wat doe je daar?", vroeg de koning.
Het jongetje keek verbaasd naar die
vreemde man in zijn ouderwetse kleren
en met al die rimpels in zijn voorhoofd
en om zijn ogen.
„Ziet u dat niet?", zei hij, „ik vlieger".
Toen pas zag de koning het rode gezicht
van de vlieger, een paar meter boven
hem.
„Wat is een vlieger", vroeg hij, „wat
doe je er mee?"
„Spelen natuurlijk", riep het jongetje.
„Spelen, o, ja," zei de koning en op
eens wist hij weer wat spelen was. Bo
ven in de toren was hij dat vergeten.
„Laat mij ook eens", vroeg hij, want
nu hij wist dat die vlieger om te spelen
was, was hij er niet bang meer voor. Wel
een uur lang speelde hij met de vlieger.
„Ik heb ook een voetbal", zei.het jon
getje, „en een brandweerautootje en
een tol en knikkers".
„Wat zijn dat nu weer?" vroeg de ko
ning.
„Allemaal om te spelen", riep het jon
getje en hij rende naar huis om alles te
halen.
Zo gebeurde het dat de koning de hele
dag met het jongetje speelde, met een
tol, met een voetbal, met knikkers en
autootjes, dat hij helemaal vergat om
naar andere mensen te kijken. De men
sen keken nu naar hem, terwijl hij aan
het spelen was. Ze begrepen dat hij de
koning moest zijn.
„Gelukkig", zeiden ze, „nu ziet hij
eindelijk hoe mooi de wereld is. Nu gaat
hij vast niet meer terug naar zijn toren".
En zo was het ook. De koning was zo
gelukkig met alle kleine dingen: de bloe
men, de vogels, de kinderen en het
speelgoed, dat hij besloot om nooit, nóóit
meer terug te gaan naar zijn toren. Hij
vond het alleen maar jammer dat hij er
zo lang was gebleven.
Er staat een klein kaboutertje
in 't tuintje voor ons huis.
Hij draagt een hoge rode muts,
een kniebroek en een buis.
Hij staat dicht bij het vijvertje,
viooltjes om hem heen.
Hij heeft nog nooit een voet verzet,
zijn voetjes zijn van steen.
Zou hij niet zijn betoverd door
een boze tovenaar,
die hem in onze tuin laat staan
tot over honderd jaar?
Of zou hij enkel doen alsof,
die kleine stenen guit,
en stapt hij als ik slapen ga
stiekum het tuinhek uit.
Misschien zoekt hij wel eikeltjes
of nootjes in het bos
of danst hij tot het morgen wordt
zijn beide voetjes los.
MIES BOUHUYS
Twee reddingsbrigades uit de naaste omgeving, de Bloemendaalse Reddingsbrigade
en de Haarlemse Reddingsbrigade, herdenken in de tweede helft van deze maand
hun oprichting. Medio Juni bestond de Bloemendaalse Reddingsbrigade dertig jaar.
Deze lustrumviering hoopt het bestuur in het najaar met een uitstapje voor de
leden te vieren. Door het karakter van kustbrigade vertoeft men op de vrije
weekeinden op het strand en om er dan eens tussen uit te gaan, daarvoor is in de
zomerperiode geen tijd. De veiligheid van bader en zwemmer is dan een eerste zorg.
Het veertigjarig bestaan van de Haarlemse Reddingsbrigade zal ook niet onop
gemerkt voorbijgaan. Reeds werden als inzet van de jubileumviering de bonds-
kampioenschappen van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van
Drenkelingen in Haarlem gehouden en afgelopen Zondag vonden de nationale
E.H.B.O.-kampioenschappen in Haarlem plaats. Vanmiddag recipieert het bestuur
van de H.R.B.
De oprichting, opbouw en ontwikkeling
van de jongste der beide brigades, de
kustbrigade uit Bloemendaal, werd des
tijds beschreven door de heer A. J. Meije-
rink. Dit geschiedde in 1943. De heer
Meijerink vertelt, dat toen het reddings
werk nog niet georganiseerd was er aan
ce Noordzeekust per jaar gemiddeld dertig
baders en zwemmers verdronken. Na de
opening van de Zeeweg omstreeks Mei
1923 nam het aantal strandbezoekers
toe aan het Bloemendaalse strand en ook
het aantal ongevallen met dodelijke af
loop steeg. De stoot tot de oprichting van
do B. R. B. gaf de heer Meijerink op
24 April van dat jaar. Op 15 Juni van dat
jaar werd de oprichting van de B.R.B. een
feit.
De toen bijna tien jaar oude Haarlemse
reddingsbrigade verklaarde zich bereid de
Bloemendalers met raad en daad terzijde
te staan en de goede verhouding tussen
beide buur-brigades dateert dus reeds van
de oprichtingstijd af. Wijlen de heer A.
Hiemstra, toen commissaris van politie,
toonde zijn sympathie voor de brigade
door zitting te nemen in het bestuur. Dat
eerste nog voorlopige bestuur be
stond verder uit P. A. Kok, Ant. Cassee
als voorzitter en secretaris, (over een pen
ningmeester wordt niet geschreven, zodat
die dus blijkbaar nog niet nodig was) en
dr. S. H. Brongersma, A. J. Meijerink en
,T. C. de Vries. De zoon van laatstgenoemd
bestuurslid, de heer J. G. de Vries, han
teert thans de voorzittershamer van de
brigade.
Op 14 Maart 1925 kwam het voorzitter
schap van de B.R.B. in handen van de
heer E. W. A. van Nederhasselt, wethou
der van Bloemendaal. Op verzoek van de
brigade plaatste het gemeentebestuur op
het strand metalen korven waarin het pu
bliek blik, gebroken glazen en flessen kon
doen. De reddingsflotteur, die ook heden
ten dage nog bij de Bloemendaalse red
dingsbrigade in gebruik is, werd door het
gemeentebestuur op 17 November 1928 ge
schonken. De boot kreeg een naam, Eva-
reha, en daarin lag de dank besloten voor
de voorvechter, wethouder E. van Neder
hasselt. Op 7 September 1929 werd de
flotteur in dienst gesteld, evenals een be
tonnen gebouw van twee verdiepingen.
Dit gebouw werd in de bezettingstijd door
de Duitsers opgeblazen.
En thans
Het zou te ver voeren de ontwikkeling
van de B.R.B. ie blijven volgen. Uit de
overige periode van deze dertigjarige valt
nog te vermelden, dat jhr. C. J. A. den
Tex op 24 Augustus 1931 als bescherm
heer werd geïnstalleerd. De heer E. de
Graaf werd op 28 April 1939 tot lid van
verdienste benoemd en arts W. D. van
Oidenborgh werd bij zijn aftreden als
voorzitter in 1942 ere-lid. In de zomer
van 1949 ontviel de B.R.B. een actief lid,
de heer A. van Donkelaar, die in 1932 de
elfjarige jongen Der Kinderen uit zee
redde en daarvoor werd beloond met de
zilveren médaille, uitgereikt door de bur
gemeester.
Veertig jaar HRB
Van het verleden van de Bloemendaalse
Reddingsbrigade gaan wij naar het heden
van de Haarlemse Reddingsbrigade. Wij
meldden al de heden in Dreefzicht te hou
den receptie. De brigade wordt daar ge
representeerd door het bestuur, dat bestaat
uit de heren Joh. M. Schmidt, voorzitter;
mej. C. Feringa, secretaresse, de heren A.
G J. van den Berg, penningmeester, dok
ter W. Heymans, vice-voorzitter, V. H.
Snel, tweede secretaris, Joh. G. van Gen-
nip, J. C. Tierie, G. van Bruggen en J. M.
Thuis, leden. Des avonds wordt aan geno
digden en de honderdenvijftig leden een
cabaretprogramma aangeboden, verzorgd
door het cabaret „Mascotte", bestaande uit
leden van de personeelsvereniging van het
Haarlemse stadhuis.
Om E.H.B.O. materiaal te kunnen aan
schaffen, een auto-cabine en lesmateriaal
werd in de week van 9 tot 14 Maart in
Haarlem een inzamelingscollecte gehou
den. Slechts tweehonderd gulden werd bij
een gecollecteerd, een bedrag dat met hon
derd gulden werd overtroffen bij de col
lecte, Woensdagavond op het terrein van
R.C.H. gehouden. Bij lange na niet vol
doende om de beoogde middelen te kun
nen aanschaffen, ook al wordt veel mede
werking (financieel) ondervonden van
firma's en fabrikanten.
Vandaag telt de brigade nog acht ere
leden, de leden van het bestuur Schmidt,
Thuis en Van den Berg, alsmede de dames
S. C. Dijkstra-Van Baren, E. Merens-Joe-
ADVERTENTIE
Firma Duym en Keur, Keizerstraat 6, tele
foon 10378.
Apotheek Begemann en Sneltjes, Kruisweg
30, telefoon 10043.
Marnix-apotheek, Marnixstraat 65, tele
foon 23525.
Teyler-apotheek, Teylerstraat 79, tele
foon 17946.
De Bloemendaalse Reddingsbrigade bij haar oprichting. Sindsdien is er wel wat
veranderd....
kes, A. Perry-Meyer en de heren C. H.
Vrugt en P. Wapstra. Leden van ver
dienste telt de Haarlemse Reddingsbrigade
er vijftien. Oud-burgemeester C. Maar
schalk van Egmond van Rinnegom is ere
voorzitter; de huidige burgemeester, mr.
P. O. F. M. Cremers, beschermheer.
De initiatiefnemer voor de oprichting
van de H.R.B. was evenals in Bloemen
daal de heer Meijerink en het oorspron
kelijke doel: de bestrijding van de ver
drinkingsdood. Later aangevuld met de
bestrijding van de verstikkingsdood. Dit
alles ten dienste van de Haarlemse bur
gerij.
De kwaliteit der leden moet bijzonder
goed zijn. Men is bij de H.R.B. pas stem
gerechtigd lid als men een bondsdiploma
heeft behaald en aangezien de leden graag
stemgerechtigd zijn, zijn dus velen gedi
plomeerd.
De H.R.B. verzorgt meestal op ver
zoek bij zwemwedstrijden reddingsde
monstraties en speelt er dan nog een aar
dige pantomine, waarin men zeer bedre
ven is, bij. Men verleent ook hulp als be
geleiding bij boottochten. Het gehele jaar
door wordt er van negen tot tien uur op
Woensdagavond geoefend in het Sport-
fondsenbad en bovendien des zomers
iedere Zondagmorgen van tien tot elf uur
in het zwembad aan de Kleverlaan.
Een pionier ging heen
Een zwarte dag in het bestaan van de
beide brigades, zowel als in de Neder
landse Bond tot het Redden van Drenke
lingen werd de drieëntwintigste November
1946, toen de oudste medewerker van
bond en brigade, de heer Meijerink, in de
ouderdom van 81 jaar stierf. Zeer veel
dank zijn hem niet alleen verschuldigd de
leden van de brigades, maar ook de inwo
ners van Haarlem voor wat deze pio
nier heeft gedaan om de verdrinkingsdood
te beperken. Hij schreef in 1925 op ver
zoek van het bondsbestuur de brochure:
„De gevaren der zee voor baders en zwem
mers".
Vanmorgen om zes uur is in de ouder
dom van 55 jaar de heer L. Staal overle
den. De heer Staal was tot voor zijn ziekte,
enkele maanden geleden, als stypeur werk
zaam bij de technische afdeling van Haar
lems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Cou
rant.
De heer Staal kwam op 18 October 1920
in dienst van Haarlems Dagblad als let
terzetter en werd later opgeleid tot sty
peur.
Het bedrijf en zijn collega's verliezen in
hem een gewaardeerde kracht en prettig
kameraad.
Enige tijd geleden is op verzoek van de
gecombineerde vergadering van bakkers
patroons een commissie benoemd die een
onderzoek moest instellen naar de toe
stand in Haarlem, inzake de broodprijs en
die moest trachten een oplossing te vinden
in het geschil. Naar wij vernemen hebben
de pogingen van de commissie tot heden
nog geen resultaat opgeleverd. Er zal nog
verder gewerkt worden, eventueel in sa
menwerking met de Nederlandse Bakkerij
Stichting.
ADVERTENTIE
groot of klein
is BESTELDIENST ABC niet te evenaren.
BARREVOETESTRAAT 2 - HAARLEM
Tel. 18428 - na 6 uur 14810 - 14155
Ondergetekende:
Naam:
Straat:
Plaats:
wenst zich met ingang van
te abonneren op Haarlems Dagblad
OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
6.10 per kwartaal// 0.47 per week
Handtekening:
Doorhalen wat niet verlangd wordt.
Zy, die zich met ingang van 1 Juli 1953 per kwartaal abonneren, ontvangen
de nummers tot en met 30 Juni 1953 gratis. Dit geldt alleen voor nieuwe
kwartaalabonné's. dus niet voor omzetting van week- in kwartaalabonnementen
vertaald uit het Engels
12)
Er kwam opeens een lach op zijn ge
zicht. „Schenk me nog eens wat in, lieve
ling, en laten we niet meer redetwisten. Ik
ga trouwen met het mooiste meisje uit het
na-oorlogse Londen, niét met een handige
huishoudster of een efficiënte secretaresse!
We hebben een afspraak gemaakt en we
houden ons daaraan. In April zullen we
weten, of mijn ogen beter kunnen worden
of niet. In het bevestigende geval trouwen
we in Juni. In het tegengestelde geval ben
je vrij en kan ik volledig opgaan in zelf
medelijden en met de jaren steeds bitter
der v/orden".
Het mooiste meisje van Londen zuchtte,,
terwij! ze hem een glas aanreikte.
HOOFDSTUK 6.
Er werd niet voor Elsie opgebeld de vol
gende morgen. Wel moest ze zélf juffrouw
Carmichael opbellen om deze op de hoogte
te stellen.
„O juist", zei juffrouw Carmichael, „ik
vindHaar stem klonk enigszins be
ledigd. Maar ze herinnerde zich, dat ze
zelf het adres van Elsie aan meneer Hilary
had gegeven
„Ik moet vanmorgen voor hem chauffe
ren in zijn auto", voegde Elsie er aan toe.
„En als dat goed afloopt, dan mag ik een
maand op proef bij hem gaan werken. Wilt
u, dat ik vanmiddag op de cursus kom?"
„Niet als meneer Hilary tevreden is
over je chaufferen", antwoordde juffrouw
Carmichael droogjes. „Dan lijkt me dat
verder vrij overbodig", Het zou de andere
leerlingen maar onrustig maken, sommi
gen zouden erg jaloers zijn en misschien
zou er gepraat worden over de mogelijk
heid dat Mark Hilary weer zou kunnen
zien en zou Elsie allerlei romantische
denkbeelden krijgen.... In haar hart was
juffrouw Carmichael eigenlijk blij, dat hij
Elsie uitgekozen had. Het meisje was zacht
en vriendelijk en vond zichzelf helemaal
niet bijzonder geslaagd. Alleen twijfelde
juffrouw Carmichael er aan, of ze wel vol
doende onderlegd was. Maar misschien
was dit speciale baantje ook wel geknipt
voor de verlegen Elsie en zou meneer Hi
lary erg tevreden over haar zijn
Enigszins kortaf zei ze tenslotte: „Kom
om half zes even bij me langs, Elsie. Je
kunt dan je boeken komen halen en ik zal
je nog een paar tips geven inzake het
i typen van manuscripten".
„Dank u wel, juffrouw Carmichael",
antwoordde Elsie beleefd.
Juffrouw Clair bleek meneer Hilary dus
niet van zijn besluit, om het met haar te
proberen, afgebracht te hebben! Elsie
zuchtte opgelucht! Het was intussen tijd
geworden om haar afspraak betreffende
het chaufferen na te komen. Alles hing nu
af van haar vaardigheid in dit opzicht. Ze
was echter helemaal niet bang. Sir Leo
had er voor gezorgd, dat ze uitstekend
leerde chaufferen. Zij wenste alleen, dat ze
wist wat voor soort auto Mark Hilary had.
Waarschijnlijk was het een heel andere
wagen dan waarin ze op de autorijschool
had gereden. Ze hoopte, dat het een Austin
was, het soort wagen waarin ze had leren
rijden
Het was een prachtige, zonnige morgen
en ze zag dit als een goed voorteken. Ze
trok een oud tweed mantelpak aan, waarin
ze zich, hoewel het enigszins uitgezakt was,
prettig voelde. De portier van het hotel
was niet dezelfde als de vorige avond. Hij
keek haar argwanend aan, toen ze naar
meneer Hilary's auto vroeg. „Het is de
derde wagen daar", wees hij haar. „Maar
u moet de sleuteltjes aan de balie vragen".
Elsie knikte en liep door de draaideur
naar binnen. Er kwam een blos op haar
gezicht en ze had opnieuw moeite haar
verlegenheid te onderdrukken. Zo kalm
mogelijk vroeg ze om de sleuteltjes en
verzocht meneer Hilary te waarschuwen.
De receptioniste was ook niet dezelfde als
de vorige avond en bij het bloemenstalletje
stond ditmaal een piccolo. Op dit uur van
de morgen was bovendien een eenvoudig
meisje in tweedkleding in deze luxueuze
hótelhal lang niet zo in het oog lopend als
in de avonduren. „Wie kan ik zeggen, dat
er is?" vroeg de receptioniste onverschillig.
.„Juffrouw Gordon", antwoordde Elsie.
Na enig getelefoneer werden Elsie de
sleuteltjes overhandigd en met een gevoel
van opluchting stond ze even later weer in
de zonneschijn buiten. Met iets van eerbied
liep ze op de groene auto toe. Het was
een prachtige wagen, een Sunbeam-Talbot,
met automatische versnelling -aan het
stuur en allerlei andere, haar onbekende,
knoppen. Snel keek ze napr de stand van
de benzine en olie, zich afvragend of er ge
legenheid zou zijn om even een blokje om
te rijden, voordat meneer Hilary beneden
kwam.
Maar toen ze opkeek, zag ze hem al
aankomen, begeleid door een hotelbedien
de. Ze opende het portier. „Goedenmorgen,
juffrouw Gordon", zei Mark opgewekt.
„Ik hoop, dat u ten prettige rit zult heb
ben, sir", zei de bediende beleefd. Mark
werd geïinstalleerd en het portier werd
gesloten. Elsie was ook ingestapt en zat
doodstil achter het grote stuur.
Mark wendde zijn gezicht naar haar toe
en zijn wenkbrauwen waren opgetrokken
boven de donkere bril. Wat is er aan de
hand, Elsie? Er straalt een paniekstem
ming van je uit. Heus, deze wagen is heer
lijk om te besturen, maak je dus geen zor-
gen".
Het is die moderne versnelling", zei Elsie
zacht, terwijl ze er haasfig aan toevoegde:
„Wei-kelijk, meneer Hilary, ik kan heel
goed chaufferen, maar ik heb nog nooit
met zo'n soort versnelling gewerkt
„O, dat is heel eenvoudig". Hij lachte
en legde haar de werking uit, terwijl hij
op de tast demonstreerde hoe ze het doen
moest. Even huiverde hij. „Als je eens
wist, hoe ik in de verleiding ben om zelf
achter het stuur te gaan zitten", merkte
hij op. „Hoe bespottelijk het aandoet om
niet voor ie uit te kunnen zien door de
voorruit.
Hij lachte weer en zijn lach ontnam
enigszins het tragische aan zijn opmer
king. Toen hij haar vroeg, of ze weg durfde
rijden, antwoordde ze opgewekt: „O ja,
meneer Hilary, als het risico aandurft".
„Goed zo, laten we dan gaan. En wees
in vredesnaam niet zenuwachtig voor mij,
Elsie! Ik weet heus wel, dat je aan een
nieuw soort auto even gewend moet raken.
Je moet hem leren aanvoelen. Maar je zult
zien, dat hij perfect rijdt".
Hij liet haar niet merken, dat hij het vre
selijk vond gereden te worden. Hij had het
altijd afschuwelijk gevondean en nu, in
zijn blindheid, vond hij het dubbel erg,
Hij trachtte rustig te blijven zitten en niet
te luisteren naar elke klank van de motor.
Hij had veel geduld met motoren en ma
chines en hij wilde, dat Elsie zou slagen
voor deze proef als chauffeuse.
„Waar zullen we heenrijden?" vroeg
Elsie, thans rustig.
„O, laten we de weg naar Richmond
maar nemen, als je daar iets voor voelt,
dan hebben we tijd genoeg om Yvonne om
één uur op te pikken voor de lunch. Maar
als je liever ergens anders heen rijdt.
In de hoop, dat hij niet het bonzen van
haar hart kon horen, startte Elsie de wa
gen en draaide tussen de geparkeerde
auto's uit.
„Wil je even stoppen bij de „Star and
Garter" en vind je het erg om voor mij
daar een glas bier te halen? Bestel voor
jezelf maar limonade".
Mark's stem klonk opgewekt. Elsie par
keerde de grote wagen keurig voor het
restaurant en zette de motor af. Hij was
zeer ingenomen met haar manier van
chaufferen. Die rit naar Richmond was
boven verwachting goed verlopen. Hij was,
ondanks zijn verzekering aan Elsie van het
tegendeel, deze tocht met enig wantrouwen
begonnen. Hij wilde graag in haar capa
citeiten geloven, maar twijfelde er in he
vige mate aan. Zelfs ervaren chauffeurs
konden meestal in zijn ogen nauwelijks
goed doen. Het ergste was, als Yvonne
hem reed. Deze had tijdens do oorlog een
ambulance-wagen bestuurd en hij vroeg
zich dikwijls af, hoe de patiënten de ritten
met haar overleefd hadden. Ze zat vol
zelfvertrouwen achter het stuur, maar had
weinig respect voor de motor en voor de
andere weggebruikers. Mark had verwacht,
dat Elsie juist het tegenovergestelde zou
zijn, wat misschien nóg erger was....
(Wordt vervolgd).