Reddingsbrigades van Haarlem en Bloemendaal jubileren Het Huis ONS ZOEKPLAATJE van haar Dromen %pWH£ inde batetx Voor zendingen A. B.C. Aanvraagformulier ZATERDAG 27 JUNI 1953 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Ons kabouter orkest half and half 85ct. Een „Ware Jakobs" product Nachtdienst apotheken L. Staal overleden Conflict bakkersbedrijf nog niet ten einde FEUILLETON door Dorothy Quentin, Er was eens een koning, die zó nieuws gierig was, dat hij helemaal voor zich alleen een hoge toren liet bouwen om alles wat er in zijn land gebeurde te kunnen zien. Daar zat hij de hele dag door een verrekijker naar beneden te turen en er was niets dat hem ontging. Het was zó erg met die nieuwsgierig heid, dat hij zijn bed zelfs in de toren had laten zetten. Drie keer per dag moest een lakei zijn eten boven brengen. Dat duurde nu al twintig jaar zo en de mensen in het land waren allemaal ver geten hoe hun koning er uitzag, want behalve de lakei, die het eten bracht, kreeg niemand hem te zien. De koning dacht zelf dat hij een hele wijze koning was: „Als er ooit iets ge beurt in mijn land," zei hij, „dan zal ik het zien." Maar er gebeurde bijna nooit iets bij zonders. De mensen leefden allemaal vrolijk en gelukkig en als ze aan de koning in de toren dachten, dan zeiden ze: „Laat hem maar, hij denkt dat hij alles ziet, de stakkerd, maar alles wat mooi is, ziet hij niet." En dat was waar. Door zijn verrekij ker zag de koning alleen maar de grote dingen: de daken van huizen en scholen, maar niet de mensen die gezellig bij elkaar zaten in die huizen en niet de kinderen, die speelden en lachten en zongen vóór en in de school. De koning zag de hoge bomen, maar niet de bloe men die onder de bomen groeiden en niet de vogelnestjes in de takken van die bomen. Hij kon ook niets horen van alles wat er in zijn land gebeurde. Het was altijd stil in de toren. Zelfs de klokken had de koning er uit laten halen en de vogels hadden die vreemde man daarboven alleen gelaten. Dat ging zo jaren en jaren door. De koning keek, at, sliep en keek weer en hij kreeg rimpels om zijn ogen en in zijn voorhoofd van al dat kijken. Maar toen gebeurde er iets. Op een goeie dag toen de koning net als altijd zat te kijken, zag hij boven de bomen iets roods. Eerst dacht hij dat het een grote rode vogel was, maar nee, dat kon niet, want er zaten geen vleugels aan. Het leek meer op het lachende gezicht van een reus. De koning keek en keek.Het ding kwam steeds dichter bij en je kon nu heel goed zien dat het ogen, een neus en een mond had. Het keek de koning strak aan en het was heel duidelijk dat het hem uitlachte. Nu was het vlakbij de toren. „Wat wil je?", riep de koning bang. Het gezicht zei niets; het kwam alleen nog dichterbij en lachte. „Waarom lach je me uit?", schreeuw de de koning. Nog geen antwoord. Het maakte hem dol. Hij balde zijn vuisten, hij sloeg naar dat gezicht, hij stak zijn tong uit en riep dat hij het gezicht wel zou krijgen, maar het gaf allemaal niets. Het gezicht lachte maar, lachte maar en net toen de koning van woede bijna uit elkaar sprong,, zak te het rode ding, één meter, twee meter, drie meter. De koning kon het niet meer zien. Dat maakte hem nog veel bozer, want hij wilde weten wie of wat het was, die hem durfde uitlachen. Voor het eerst, na ik weet niet hoeveel jaar, kwam de koning overeind in zijn stoel. Hij rende naar beneden, de toren trap af. Onderweg kalmeerde hij al een beetje, want hij was het lopen niet meer gewend en hij vond het leuk zijn voeten zo te bewegen. Toen hij beneden kwam en om zich heen keek, viel zijn mond open van verbazing. Aan de voet van de toren groeiden bloemen, er tripten een paar mussen over de weg en een haan stond boven op zijn hok te kraaien. „Wat is dat mooi', riep de koning. „Hoe komt het toch dat ik dit nooit heb gezien uit mijn toren?"' Midden in de tuin vol bloemen stond Maak met potlood de hokjes waar een punt in staat zwart. Je krijgt dan een leuk plaatje. Dit is dan de trommelslager van ons orkest. Zaag ook hem maar netjes uit en schilder hem mooi. De op gave der kleu ren staat erbij. Denk erom dat de plak kaatverf niet te dun is. Anders krijg je vlek ken! een jongetje. Hij had een klos touw in zijn handen en keek lachend omhoog. „Wat doe je daar?", vroeg de koning. Het jongetje keek verbaasd naar die vreemde man in zijn ouderwetse kleren en met al die rimpels in zijn voorhoofd en om zijn ogen. „Ziet u dat niet?", zei hij, „ik vlieger". Toen pas zag de koning het rode gezicht van de vlieger, een paar meter boven hem. „Wat is een vlieger", vroeg hij, „wat doe je er mee?" „Spelen natuurlijk", riep het jongetje. „Spelen, o, ja," zei de koning en op eens wist hij weer wat spelen was. Bo ven in de toren was hij dat vergeten. „Laat mij ook eens", vroeg hij, want nu hij wist dat die vlieger om te spelen was, was hij er niet bang meer voor. Wel een uur lang speelde hij met de vlieger. „Ik heb ook een voetbal", zei.het jon getje, „en een brandweerautootje en een tol en knikkers". „Wat zijn dat nu weer?" vroeg de ko ning. „Allemaal om te spelen", riep het jon getje en hij rende naar huis om alles te halen. Zo gebeurde het dat de koning de hele dag met het jongetje speelde, met een tol, met een voetbal, met knikkers en autootjes, dat hij helemaal vergat om naar andere mensen te kijken. De men sen keken nu naar hem, terwijl hij aan het spelen was. Ze begrepen dat hij de koning moest zijn. „Gelukkig", zeiden ze, „nu ziet hij eindelijk hoe mooi de wereld is. Nu gaat hij vast niet meer terug naar zijn toren". En zo was het ook. De koning was zo gelukkig met alle kleine dingen: de bloe men, de vogels, de kinderen en het speelgoed, dat hij besloot om nooit, nóóit meer terug te gaan naar zijn toren. Hij vond het alleen maar jammer dat hij er zo lang was gebleven. Er staat een klein kaboutertje in 't tuintje voor ons huis. Hij draagt een hoge rode muts, een kniebroek en een buis. Hij staat dicht bij het vijvertje, viooltjes om hem heen. Hij heeft nog nooit een voet verzet, zijn voetjes zijn van steen. Zou hij niet zijn betoverd door een boze tovenaar, die hem in onze tuin laat staan tot over honderd jaar? Of zou hij enkel doen alsof, die kleine stenen guit, en stapt hij als ik slapen ga stiekum het tuinhek uit. Misschien zoekt hij wel eikeltjes of nootjes in het bos of danst hij tot het morgen wordt zijn beide voetjes los. MIES BOUHUYS Twee reddingsbrigades uit de naaste omgeving, de Bloemendaalse Reddingsbrigade en de Haarlemse Reddingsbrigade, herdenken in de tweede helft van deze maand hun oprichting. Medio Juni bestond de Bloemendaalse Reddingsbrigade dertig jaar. Deze lustrumviering hoopt het bestuur in het najaar met een uitstapje voor de leden te vieren. Door het karakter van kustbrigade vertoeft men op de vrije weekeinden op het strand en om er dan eens tussen uit te gaan, daarvoor is in de zomerperiode geen tijd. De veiligheid van bader en zwemmer is dan een eerste zorg. Het veertigjarig bestaan van de Haarlemse Reddingsbrigade zal ook niet onop gemerkt voorbijgaan. Reeds werden als inzet van de jubileumviering de bonds- kampioenschappen van de Koninklijke Nederlandse Bond tot het Redden van Drenkelingen in Haarlem gehouden en afgelopen Zondag vonden de nationale E.H.B.O.-kampioenschappen in Haarlem plaats. Vanmiddag recipieert het bestuur van de H.R.B. De oprichting, opbouw en ontwikkeling van de jongste der beide brigades, de kustbrigade uit Bloemendaal, werd des tijds beschreven door de heer A. J. Meije- rink. Dit geschiedde in 1943. De heer Meijerink vertelt, dat toen het reddings werk nog niet georganiseerd was er aan ce Noordzeekust per jaar gemiddeld dertig baders en zwemmers verdronken. Na de opening van de Zeeweg omstreeks Mei 1923 nam het aantal strandbezoekers toe aan het Bloemendaalse strand en ook het aantal ongevallen met dodelijke af loop steeg. De stoot tot de oprichting van do B. R. B. gaf de heer Meijerink op 24 April van dat jaar. Op 15 Juni van dat jaar werd de oprichting van de B.R.B. een feit. De toen bijna tien jaar oude Haarlemse reddingsbrigade verklaarde zich bereid de Bloemendalers met raad en daad terzijde te staan en de goede verhouding tussen beide buur-brigades dateert dus reeds van de oprichtingstijd af. Wijlen de heer A. Hiemstra, toen commissaris van politie, toonde zijn sympathie voor de brigade door zitting te nemen in het bestuur. Dat eerste nog voorlopige bestuur be stond verder uit P. A. Kok, Ant. Cassee als voorzitter en secretaris, (over een pen ningmeester wordt niet geschreven, zodat die dus blijkbaar nog niet nodig was) en dr. S. H. Brongersma, A. J. Meijerink en ,T. C. de Vries. De zoon van laatstgenoemd bestuurslid, de heer J. G. de Vries, han teert thans de voorzittershamer van de brigade. Op 14 Maart 1925 kwam het voorzitter schap van de B.R.B. in handen van de heer E. W. A. van Nederhasselt, wethou der van Bloemendaal. Op verzoek van de brigade plaatste het gemeentebestuur op het strand metalen korven waarin het pu bliek blik, gebroken glazen en flessen kon doen. De reddingsflotteur, die ook heden ten dage nog bij de Bloemendaalse red dingsbrigade in gebruik is, werd door het gemeentebestuur op 17 November 1928 ge schonken. De boot kreeg een naam, Eva- reha, en daarin lag de dank besloten voor de voorvechter, wethouder E. van Neder hasselt. Op 7 September 1929 werd de flotteur in dienst gesteld, evenals een be tonnen gebouw van twee verdiepingen. Dit gebouw werd in de bezettingstijd door de Duitsers opgeblazen. En thans Het zou te ver voeren de ontwikkeling van de B.R.B. ie blijven volgen. Uit de overige periode van deze dertigjarige valt nog te vermelden, dat jhr. C. J. A. den Tex op 24 Augustus 1931 als bescherm heer werd geïnstalleerd. De heer E. de Graaf werd op 28 April 1939 tot lid van verdienste benoemd en arts W. D. van Oidenborgh werd bij zijn aftreden als voorzitter in 1942 ere-lid. In de zomer van 1949 ontviel de B.R.B. een actief lid, de heer A. van Donkelaar, die in 1932 de elfjarige jongen Der Kinderen uit zee redde en daarvoor werd beloond met de zilveren médaille, uitgereikt door de bur gemeester. Veertig jaar HRB Van het verleden van de Bloemendaalse Reddingsbrigade gaan wij naar het heden van de Haarlemse Reddingsbrigade. Wij meldden al de heden in Dreefzicht te hou den receptie. De brigade wordt daar ge representeerd door het bestuur, dat bestaat uit de heren Joh. M. Schmidt, voorzitter; mej. C. Feringa, secretaresse, de heren A. G J. van den Berg, penningmeester, dok ter W. Heymans, vice-voorzitter, V. H. Snel, tweede secretaris, Joh. G. van Gen- nip, J. C. Tierie, G. van Bruggen en J. M. Thuis, leden. Des avonds wordt aan geno digden en de honderdenvijftig leden een cabaretprogramma aangeboden, verzorgd door het cabaret „Mascotte", bestaande uit leden van de personeelsvereniging van het Haarlemse stadhuis. Om E.H.B.O. materiaal te kunnen aan schaffen, een auto-cabine en lesmateriaal werd in de week van 9 tot 14 Maart in Haarlem een inzamelingscollecte gehou den. Slechts tweehonderd gulden werd bij een gecollecteerd, een bedrag dat met hon derd gulden werd overtroffen bij de col lecte, Woensdagavond op het terrein van R.C.H. gehouden. Bij lange na niet vol doende om de beoogde middelen te kun nen aanschaffen, ook al wordt veel mede werking (financieel) ondervonden van firma's en fabrikanten. Vandaag telt de brigade nog acht ere leden, de leden van het bestuur Schmidt, Thuis en Van den Berg, alsmede de dames S. C. Dijkstra-Van Baren, E. Merens-Joe- ADVERTENTIE Firma Duym en Keur, Keizerstraat 6, tele foon 10378. Apotheek Begemann en Sneltjes, Kruisweg 30, telefoon 10043. Marnix-apotheek, Marnixstraat 65, tele foon 23525. Teyler-apotheek, Teylerstraat 79, tele foon 17946. De Bloemendaalse Reddingsbrigade bij haar oprichting. Sindsdien is er wel wat veranderd.... kes, A. Perry-Meyer en de heren C. H. Vrugt en P. Wapstra. Leden van ver dienste telt de Haarlemse Reddingsbrigade er vijftien. Oud-burgemeester C. Maar schalk van Egmond van Rinnegom is ere voorzitter; de huidige burgemeester, mr. P. O. F. M. Cremers, beschermheer. De initiatiefnemer voor de oprichting van de H.R.B. was evenals in Bloemen daal de heer Meijerink en het oorspron kelijke doel: de bestrijding van de ver drinkingsdood. Later aangevuld met de bestrijding van de verstikkingsdood. Dit alles ten dienste van de Haarlemse bur gerij. De kwaliteit der leden moet bijzonder goed zijn. Men is bij de H.R.B. pas stem gerechtigd lid als men een bondsdiploma heeft behaald en aangezien de leden graag stemgerechtigd zijn, zijn dus velen gedi plomeerd. De H.R.B. verzorgt meestal op ver zoek bij zwemwedstrijden reddingsde monstraties en speelt er dan nog een aar dige pantomine, waarin men zeer bedre ven is, bij. Men verleent ook hulp als be geleiding bij boottochten. Het gehele jaar door wordt er van negen tot tien uur op Woensdagavond geoefend in het Sport- fondsenbad en bovendien des zomers iedere Zondagmorgen van tien tot elf uur in het zwembad aan de Kleverlaan. Een pionier ging heen Een zwarte dag in het bestaan van de beide brigades, zowel als in de Neder landse Bond tot het Redden van Drenke lingen werd de drieëntwintigste November 1946, toen de oudste medewerker van bond en brigade, de heer Meijerink, in de ouderdom van 81 jaar stierf. Zeer veel dank zijn hem niet alleen verschuldigd de leden van de brigades, maar ook de inwo ners van Haarlem voor wat deze pio nier heeft gedaan om de verdrinkingsdood te beperken. Hij schreef in 1925 op ver zoek van het bondsbestuur de brochure: „De gevaren der zee voor baders en zwem mers". Vanmorgen om zes uur is in de ouder dom van 55 jaar de heer L. Staal overle den. De heer Staal was tot voor zijn ziekte, enkele maanden geleden, als stypeur werk zaam bij de technische afdeling van Haar lems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Cou rant. De heer Staal kwam op 18 October 1920 in dienst van Haarlems Dagblad als let terzetter en werd later opgeleid tot sty peur. Het bedrijf en zijn collega's verliezen in hem een gewaardeerde kracht en prettig kameraad. Enige tijd geleden is op verzoek van de gecombineerde vergadering van bakkers patroons een commissie benoemd die een onderzoek moest instellen naar de toe stand in Haarlem, inzake de broodprijs en die moest trachten een oplossing te vinden in het geschil. Naar wij vernemen hebben de pogingen van de commissie tot heden nog geen resultaat opgeleverd. Er zal nog verder gewerkt worden, eventueel in sa menwerking met de Nederlandse Bakkerij Stichting. ADVERTENTIE groot of klein is BESTELDIENST ABC niet te evenaren. BARREVOETESTRAAT 2 - HAARLEM Tel. 18428 - na 6 uur 14810 - 14155 Ondergetekende: Naam: Straat: Plaats: wenst zich met ingang van te abonneren op Haarlems Dagblad OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 6.10 per kwartaal// 0.47 per week Handtekening: Doorhalen wat niet verlangd wordt. Zy, die zich met ingang van 1 Juli 1953 per kwartaal abonneren, ontvangen de nummers tot en met 30 Juni 1953 gratis. Dit geldt alleen voor nieuwe kwartaalabonné's. dus niet voor omzetting van week- in kwartaalabonnementen vertaald uit het Engels 12) Er kwam opeens een lach op zijn ge zicht. „Schenk me nog eens wat in, lieve ling, en laten we niet meer redetwisten. Ik ga trouwen met het mooiste meisje uit het na-oorlogse Londen, niét met een handige huishoudster of een efficiënte secretaresse! We hebben een afspraak gemaakt en we houden ons daaraan. In April zullen we weten, of mijn ogen beter kunnen worden of niet. In het bevestigende geval trouwen we in Juni. In het tegengestelde geval ben je vrij en kan ik volledig opgaan in zelf medelijden en met de jaren steeds bitter der v/orden". Het mooiste meisje van Londen zuchtte,, terwij! ze hem een glas aanreikte. HOOFDSTUK 6. Er werd niet voor Elsie opgebeld de vol gende morgen. Wel moest ze zélf juffrouw Carmichael opbellen om deze op de hoogte te stellen. „O juist", zei juffrouw Carmichael, „ik vindHaar stem klonk enigszins be ledigd. Maar ze herinnerde zich, dat ze zelf het adres van Elsie aan meneer Hilary had gegeven „Ik moet vanmorgen voor hem chauffe ren in zijn auto", voegde Elsie er aan toe. „En als dat goed afloopt, dan mag ik een maand op proef bij hem gaan werken. Wilt u, dat ik vanmiddag op de cursus kom?" „Niet als meneer Hilary tevreden is over je chaufferen", antwoordde juffrouw Carmichael droogjes. „Dan lijkt me dat verder vrij overbodig", Het zou de andere leerlingen maar onrustig maken, sommi gen zouden erg jaloers zijn en misschien zou er gepraat worden over de mogelijk heid dat Mark Hilary weer zou kunnen zien en zou Elsie allerlei romantische denkbeelden krijgen.... In haar hart was juffrouw Carmichael eigenlijk blij, dat hij Elsie uitgekozen had. Het meisje was zacht en vriendelijk en vond zichzelf helemaal niet bijzonder geslaagd. Alleen twijfelde juffrouw Carmichael er aan, of ze wel vol doende onderlegd was. Maar misschien was dit speciale baantje ook wel geknipt voor de verlegen Elsie en zou meneer Hi lary erg tevreden over haar zijn Enigszins kortaf zei ze tenslotte: „Kom om half zes even bij me langs, Elsie. Je kunt dan je boeken komen halen en ik zal je nog een paar tips geven inzake het i typen van manuscripten". „Dank u wel, juffrouw Carmichael", antwoordde Elsie beleefd. Juffrouw Clair bleek meneer Hilary dus niet van zijn besluit, om het met haar te proberen, afgebracht te hebben! Elsie zuchtte opgelucht! Het was intussen tijd geworden om haar afspraak betreffende het chaufferen na te komen. Alles hing nu af van haar vaardigheid in dit opzicht. Ze was echter helemaal niet bang. Sir Leo had er voor gezorgd, dat ze uitstekend leerde chaufferen. Zij wenste alleen, dat ze wist wat voor soort auto Mark Hilary had. Waarschijnlijk was het een heel andere wagen dan waarin ze op de autorijschool had gereden. Ze hoopte, dat het een Austin was, het soort wagen waarin ze had leren rijden Het was een prachtige, zonnige morgen en ze zag dit als een goed voorteken. Ze trok een oud tweed mantelpak aan, waarin ze zich, hoewel het enigszins uitgezakt was, prettig voelde. De portier van het hotel was niet dezelfde als de vorige avond. Hij keek haar argwanend aan, toen ze naar meneer Hilary's auto vroeg. „Het is de derde wagen daar", wees hij haar. „Maar u moet de sleuteltjes aan de balie vragen". Elsie knikte en liep door de draaideur naar binnen. Er kwam een blos op haar gezicht en ze had opnieuw moeite haar verlegenheid te onderdrukken. Zo kalm mogelijk vroeg ze om de sleuteltjes en verzocht meneer Hilary te waarschuwen. De receptioniste was ook niet dezelfde als de vorige avond en bij het bloemenstalletje stond ditmaal een piccolo. Op dit uur van de morgen was bovendien een eenvoudig meisje in tweedkleding in deze luxueuze hótelhal lang niet zo in het oog lopend als in de avonduren. „Wie kan ik zeggen, dat er is?" vroeg de receptioniste onverschillig. .„Juffrouw Gordon", antwoordde Elsie. Na enig getelefoneer werden Elsie de sleuteltjes overhandigd en met een gevoel van opluchting stond ze even later weer in de zonneschijn buiten. Met iets van eerbied liep ze op de groene auto toe. Het was een prachtige wagen, een Sunbeam-Talbot, met automatische versnelling -aan het stuur en allerlei andere, haar onbekende, knoppen. Snel keek ze napr de stand van de benzine en olie, zich afvragend of er ge legenheid zou zijn om even een blokje om te rijden, voordat meneer Hilary beneden kwam. Maar toen ze opkeek, zag ze hem al aankomen, begeleid door een hotelbedien de. Ze opende het portier. „Goedenmorgen, juffrouw Gordon", zei Mark opgewekt. „Ik hoop, dat u ten prettige rit zult heb ben, sir", zei de bediende beleefd. Mark werd geïinstalleerd en het portier werd gesloten. Elsie was ook ingestapt en zat doodstil achter het grote stuur. Mark wendde zijn gezicht naar haar toe en zijn wenkbrauwen waren opgetrokken boven de donkere bril. Wat is er aan de hand, Elsie? Er straalt een paniekstem ming van je uit. Heus, deze wagen is heer lijk om te besturen, maak je dus geen zor- gen". Het is die moderne versnelling", zei Elsie zacht, terwijl ze er haasfig aan toevoegde: „Wei-kelijk, meneer Hilary, ik kan heel goed chaufferen, maar ik heb nog nooit met zo'n soort versnelling gewerkt „O, dat is heel eenvoudig". Hij lachte en legde haar de werking uit, terwijl hij op de tast demonstreerde hoe ze het doen moest. Even huiverde hij. „Als je eens wist, hoe ik in de verleiding ben om zelf achter het stuur te gaan zitten", merkte hij op. „Hoe bespottelijk het aandoet om niet voor ie uit te kunnen zien door de voorruit. Hij lachte weer en zijn lach ontnam enigszins het tragische aan zijn opmer king. Toen hij haar vroeg, of ze weg durfde rijden, antwoordde ze opgewekt: „O ja, meneer Hilary, als het risico aandurft". „Goed zo, laten we dan gaan. En wees in vredesnaam niet zenuwachtig voor mij, Elsie! Ik weet heus wel, dat je aan een nieuw soort auto even gewend moet raken. Je moet hem leren aanvoelen. Maar je zult zien, dat hij perfect rijdt". Hij liet haar niet merken, dat hij het vre selijk vond gereden te worden. Hij had het altijd afschuwelijk gevondean en nu, in zijn blindheid, vond hij het dubbel erg, Hij trachtte rustig te blijven zitten en niet te luisteren naar elke klank van de motor. Hij had veel geduld met motoren en ma chines en hij wilde, dat Elsie zou slagen voor deze proef als chauffeuse. „Waar zullen we heenrijden?" vroeg Elsie, thans rustig. „O, laten we de weg naar Richmond maar nemen, als je daar iets voor voelt, dan hebben we tijd genoeg om Yvonne om één uur op te pikken voor de lunch. Maar als je liever ergens anders heen rijdt. In de hoop, dat hij niet het bonzen van haar hart kon horen, startte Elsie de wa gen en draaide tussen de geparkeerde auto's uit. „Wil je even stoppen bij de „Star and Garter" en vind je het erg om voor mij daar een glas bier te halen? Bestel voor jezelf maar limonade". Mark's stem klonk opgewekt. Elsie par keerde de grote wagen keurig voor het restaurant en zette de motor af. Hij was zeer ingenomen met haar manier van chaufferen. Die rit naar Richmond was boven verwachting goed verlopen. Hij was, ondanks zijn verzekering aan Elsie van het tegendeel, deze tocht met enig wantrouwen begonnen. Hij wilde graag in haar capa citeiten geloven, maar twijfelde er in he vige mate aan. Zelfs ervaren chauffeurs konden meestal in zijn ogen nauwelijks goed doen. Het ergste was, als Yvonne hem reed. Deze had tijdens do oorlog een ambulance-wagen bestuurd en hij vroeg zich dikwijls af, hoe de patiënten de ritten met haar overleefd hadden. Ze zat vol zelfvertrouwen achter het stuur, maar had weinig respect voor de motor en voor de andere weggebruikers. Mark had verwacht, dat Elsie juist het tegenovergestelde zou zijn, wat misschien nóg erger was.... (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 6