Aan vergroting van Keukenhof wordt met man en macht gewerkt Thuiskomst rieven aan de redactie We maken een krokodil Kleuren wedstrij d Er komt een nieuwe rotstuin en een vergrote ingang SEadio Moors Reünie en feestavond B.O.I.W. Haarlem HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT FEUILLETON door Mevr. Byleveld-Gelinck Prins Bernhardschool wordt fraai complex in stadscentrum ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953 „Hé mannetje, waar moet dat naar toe?" riep meneer Riket verbaasd, want met een vaart stoof een jongetje langs hem heen, net op de hoek van de straat. Hij liep zo hard, dat hij meneer Riket niet zag en tegen hem opbotste. Maar voor meneer Riket hem te pakken had was het jongetje al weer verder gerend. „Daar moet ik het mijne van weten," dacht meneer Riket en hij sloeg de hoek om en keek waar die jongen zo hard op af liep. Maar hé, wat vreemd: het jongetje was nergens meer te zien. Niet op het trottoir, niet in de straat en ook niet in één van de winkels, die daar net om de hoek waren. Mneer Riket begreep er niets van. Hij schudde verbaasd met zijn deftige hoofdje heen en weer en drukte zijn gouden brilletje een beetje vaster tegen zijn ogen. Maar hoe hij ook keek, hij zag het hardlopende jongetje niet meer. Hij trok aan zijn mooie grijze sikje en zei tegen zichzelf: „Riket, je droomt. Er was helemaal geen jongetje." Maar nee, dat was toch ook niet zo. Hij stond in zijn eigen straat, vlak bij zijn eigen huis en hij had met zijn eigen ogen dat jongetje gezien. Toen zag hij dat mannetje. Een man netje, even oud als hij zelf, alleen niet even deftig. Hij zag er veel vrolijker uit dan meneer Riket. Hij liep ook niet zo deftig met een gouden brilletje en een wandelstokje met een zilveren knop over straat. Hij danste een beetje als hij liep. Zijn vrolijke blauwe oogjes glin sterden altijd van plezier. Nu ook, mis schien nog wel meer dan anders. Vooral toen hij meneer Riket zag. Meneer Riket begreep eigenlijk niet, waar dat manne tje opeens vandaan was gekomen. Hij had eerst alleen maar oog gehad voor dat verwenen jongetje en nu opeens zag hij vlak naast zich dat mannetje staan. Meneer Riket vond zichzelf eigenlijk een beetje te deftig om zo maar naar een mannetje toe te gaan met een gek hoekje op en blauwe ogen, die zo glinsterden, maar hij was zó nieuws gierig, dat hij het toch maar deed. Met zijn deftige kraakstem zei hij: „Heeft u misschien een jongetje gezien? Het liep hier heel hard voorbij, maar voor ik wist waar hij bleef, was hij verdwenen." De blauwe oogjes van het mannetje gingen nog meer glinsteren. „Jazeker", lachte hij, „die heb ik onder mijn hoedje gevangen." Meneer Riket keek het mannetje met grote ogen aan. Hij begreep het niet. „Hier, onder mijn hoedje", zei het man netje weer en hij wees op het rare groe ne jagershoedje, dat veel te vrolijk op zijn grijze krullen stond. „Pardon", zei meneer Riket en hij bleef afwachtend staan kijken. Het mannetje kwam een stapje dichterbij. „Gelooft u mij niet?" vroeg hij. Meneer Riket deed een stapje terug. „Juist, juist," zei hij, „onder uw hoed je, ik begrijp u." „Aan je gezicht zie ik, dat je me niet gelooft", riep het mannetje, „ik moet jou eens goed bekijken, ik geloof dat het tijd wordt, dat ik jou ook onder mijn hoedje vang." Hij legde zijn vinger tegen zijn neus en nam meneer Riket aandachtig op. „Ik zie het al", zei hij. ,.Je bent te def tig, niet vrolijk genoeg, je durft niets te zeggen als je iemand niet gelooft. Bo vendien ben je nieuwsgierig. Daar moet eens wat verandering in komen." Meneer Riket deed nog een stapje terug. Hij begon het griezelig te vinden. Het mannetje lachte. „Je bent net als dat jongetje van daarstraks", zei hij. „Die moest boodschappen doen voor zijn moeder. Maar dat jongetje dacht alleen maar aan zichzelf en aan zijn vacantie. Hij ging er vandoor, heel hard holde hij van huis weg. Maar wat denk je? Hier op de hoek stond ik. Ik beereep wat er aan de hand was en.... ik ving hem onder mijn hoedje!" Meneer Riket zei niets meer, maar hij kon nog altijd niet geloven dat het waar was wat dat mannetje zei. Het leek wel of die dat aan de ogen van meneer Riket zag. En toen gebeurde er iets. De hand van het mannetje ging langzaam omhoog naar het groene iasershoedie. Zijn hand lag al op de rand van zijn hoedje, toen meneer Riket begreep wat er ging gebeuren. „Nee", riep hij, „nee". Het was al te laat. Heel vlug opeens, nam het man netje de hoed van zijn hoofd en gooide hem over die van meneer Riket heen. Als jij het gezien had, zou je er niets Van begrepen hebben. Het groene hoedje stond een seconde lang onbeweeglijk op de zwarte bolhoed van meneer Riket. Toen zakte het er over heen, toen over het gezicht van meneer Riket, dat steeds kleiner werd, toen over zijn schouders, over zijn mooie grijze das en zijn zwarte jas, toen over de hand met het zilveren wandelstokje, over de streepjespantalon en over de glimmende zwarte puntschoenen van meneer Riket, die helemaal in elkaar geschrompeld waren onder het groene hoedje. Het mannetje stond er bij te grinniken. Toen meneer Riket verdwe nen was, raapte hij zijn hoedje weer van de straat op. „Zo," zei hij, „die was toch ook te vangen onder mijn hoedje." Hij zette het op en liep weer door. „Waar ben ik?" vroeg meneer Riket. Hij liep opeens in een vreemde straat, een stad die hij nog nooit gezien had. Dat dacht hij tenminste. Hij zag er nog net even deftig en statig uit als daarnet, maar hij voelde zelf dat hij veranderd was. „Heerlijk", zuchtte hij, „die zomer zon". Toen zag hij in een winkelruit hoe mal zijn plechtige jas en zijn bolhoed hem stonden met dat mooie weer. Hij kreeg er een kleur van en trok de jas uit. Hij hing haar zo maar over een hekje en wandelde zonder jas verder. Zijn mooi gepoetste bolhoed gooide hij als een baldadige jongen ovèr een lan taarnpaal. Wat moet ik eigenlijk met een stok?, dacht hij even later en hij smeet hem in de goot. „Ha", zei hij, „heerlijk, die wind om je kop". Hij schrok er zelf van want hij had nog nooit ih zijn leven kop gezegd. „Ik had nog nooit gezien dat de bomen zó groen waren en de mussen in de dakgoot zó grappig", dacht hij en even later: „Ik wist niet dat een draaiorgel zó mooi spelen kon." „Nee maar, ik kan fluiten ook", ont dekte hij, want hij liep het liedje van de orgelman uit volle borst mee te fluiten. Liep is eigenlijk niet goed ge zegd, want hij huppelde meer dan hij liep, net als het jongetje dat voor hem uit ging. Dat jongetje droeg een grote boodschappentas en hij danste winkel in, winkel uit. „Hé jongen", riep meneer Riket, „kennen wij elkaar niet?" „Jazeker", zei' het jongetje, „wij waren samen onder één hoedje gevan gen." „Maar wiens hoedje?" riep meneer Riket. „Dat weet ik niet", zei de jongen met de boodschappentas. „Ik ook niet", zei meneer Riket, „maar wat geeft het?" Ze gaven elkaar een hand en dansten verder door de straat, precies dezelfde van altijd. De jongen met zijn volle tas en meneer Riket met zijn blote hoofd. Ze waren heel vrolijk. 1, tltrorsL Ls Ku-cfc 3= XLojmH H* yjJ. s, q AT VOOR. SP'JKER Kroko-Dil heeft zo'n trek in die lek kere worst. Maar Nikkie houdt haar zó, dat hij er net niet bij kan. Trek alles met behulp van carbon over op triplex en zaag het netjes uit. Schilder het in de aangewezen kleuren en ga dan de worst er aan binden. Lijm de 2 voorpoten, ieder aan een kant op hun plaats en bevestig het voorwiel er met een spijker tussen. De twee achterwielen komen elk aan een kant van de achterpoot. Dit moet ook met een spijker. Ik ga naar school, mijn vriendje niet. Als ik moet leren, speelt hij buiten. Als 'k klaar ben, hoef ik maar te fluiten. Hij hoort me al, voor Hij me ziet. We spelen samen met mijn bal, hij krijgt hem altijd weer te pakken, in sloten zelfs, in dichte takken. Als ik nog zoek, heeft hij hem al. En 's zomers als ik zwemmen ga, dan gaat hij mee. Ik duik in 't water. Hij wacht nog wat, maar even later komt hij me toch maar achterna. Vanmorgen riep ik: kom je nou? Maar 't regende en hij bleef binnen. Ik zei: wat moet ik dan beginnen, dan blijf ik ook maar thuis bij jou. Mijn vriend heet Flip en ik heet Klaas. Waarom ik leren moet en schrijven, terwijl hij lekker dom mag blijven? Hij is mijn hond, en ik ben zijn baas. MIES BOUHUYS. Heb je je kleurplaat al ingezonden? Als je het nog niet gedaan hebt, doe het dan vlug! Vóór Maandagmorgen a.s. moeten ze in ons bezit zijn! HET DOET ER EIGENLIJK WEINIG TOE in welk jaargetijde men op het terrein van de tentoonstelling „Keukenhof" komt. Het is er altijd bijzonder mooi. Slechts enkele mensen mogen er het gehele jaar door van genieten, de bestuursleden en werklieden van de tentoonstelling en een paar bevoorrechte lieden. Wie men ook spreekt, iedereen vindt het eigenlijk jammer, dat het publiek niet in het wonderlijk schone park mag wandelen. Men is echter iedere zomer hard aan het werk op dit terrein en kan geen bezoekers gebruiken. Precies hetzelfde geldt voor het gedeelte aan de andere kant van de straatweg. Vroeger schijnbaar niet, want er werd veel vernield. Zoals met bijna alles dat werkelijk prachtig is, is het moeilijk te achterhalen waarom het nu zo mooi is. Men kan de machtige eiken, beuken en dennebomen noemen, of de vijver, die zich 's zomers zo heerlijk kalm in de zon ligt te spiegelen en slechts hier en daar een vlek waterlelies draagt. Of is het de combinatie van beide en de stoere wolken, die iemand bijna op de tenen doen lopen onT' die schoonheid niet te storen? De ruwe schoonheid van het terrein van voor de tentoonstellingstijd is vervangen door een gecultiveerde charme, waarvan men nauwelijks de oorsprong herkent. Be halve aan de zijkant van het terrein. Daar ligt nog een gedeelte dat nog niet doop de tentoonstelling is beroerd. Manshoge va rens beletten de doorgang en zo men deze vertrapt dan zorgt het dikke eikenhak hout er wel voor dat men niet verder komt. Dit gedeelte is nog heuvelachtig en ruw, maar toch heeft de architect er al weer een rand van ongeveer twee hectare oppervlakte moeten laten egaliseren. Nog meer bollenzaken willen hun producten tonen en daar moet ruimte voor worden gemaakt. Zij hebben bij elkaar nu twintig hectaren. Nieuw gedeelte We zijn een kijkje gaan nemen in dit nieuwe gedeelte. Uit de contouren kan men reeds zien wat het worden zal en vergissen we ons niet, dan komt hier een gedeelte bij dat een van de mooiste stukken wordt, be halve dan de omgeving van die onverge lijkelijk mooie vijver. Men gaat bij de hoofdingang de heuvel op en wandelt over deze vrije uitgestrekte hoogte naar het nieuwe gedeelte. Van deze hoogte kijkt men in een dal, waarvar. het voorste ge deelte verleden jaar werd gevormd door een waterbekken. Van deze hoogte heeft men echter ook een prachtig vergezicht over de bollenvelden, die slechts van de tentoonstelling gescheiden zijn door een sloot. Verderop moet men de hoogte verlaten en komt in een geëgaliseerd gedeelte dat de slootkant volgt. Men loopt hier dan als het ware lartgs een bosrand. De af scheiding met het bos wordt gevormd door een laag natuurstenen muurtje. Er zal een nieuwe rotstuin komen en een fabrikant van tuinmeubelen richt hier een stand in van rustieke meubelen in een tuinarrangement. De Keukenhof is er niet alleen om te laten zien, hoeveel mooie tul pen, hyacinten en narcissen er zijn, maar ook om de mensen te laten zien wat er zoal met een tuin kar worden gedaan. Deze rotstuin en de tuin met een „zitje" passen ook weer geheel in dit kader. Geen beste grond Dit nieuwe gedeelte is geen best stuk grond. Het kalkrijke zand zit heel diep, soms zelfs op anderhalf tot twee meter. Het is bijna onmogelijk dit boven te halen zonder een zeer kostbare bewerking. Het is voordeliger de grond krachtiger te ma ken door andere aan te voeren. Het ge beurt hier ook en men heeft de keus laten vallen op bagger uit de Amstel. Het personeel vond hierin heel wat oude ste nen pijpen, vele met een wapen er op. Ook de brokken heeft het zorgvuldig be waard en zo mogelijk aan elkaar gepast. Een gedeelte is al bezig pijpenrekken te maken om zodende een zeer ongebruike lijk souvenir van de Keukenhof en de Amstel te hebben. Het werk op dit nieuwe gedeelte heeft nog meer verrassingen opgeleverd. Men vond er bij het omspitten ook een com pleet paard. Moet er nog worden gezegd, dat dit gedeelte in de mond van de werk lieden „Paardenkerkhof" zal blijven he ten? Het is zeer jammer dat er hier maar weinig" grote bomen staan. Ze zijn er wel geweest, maar naar de noodkacheltjes van de Lissers en Hillegommers verhuisd. De stronken van de eiken vond men nog wel. Het schijnt dat men voor de voet op aan het bomen zagen is gaveest, want er heeft een groot aantal gestaan. Sommige bomen moeten ook meer dan honderd jaar zijn geweest, gezien de omvang van de nollen. Er is echter nog een aantal berken blijven staan en hiervan heeft de architect een dankbaar gebruik gemaakt. Men zal dit op de Keukenhof het vol- ADVERTENTIE !>ooax>oaDoccoocC!Coc>ooo<xooocx*xxicoooooocooooocooooooooooooooci00oo van ouds bekend. - Tel 14609 Officieel Philips-reparateur KRUISSTRAAT 38 HAARLEM 7) Een eigenaardig kriebelig gevoel, de waarschuwing dat hij begon te „koken", begon zich van de politieman meester te maken. Verduiveld nog aan toe! Stond hij hier voor gek of niet! Hij kon haar toch waarachtig niet met zijn grote handen bij haar schouders pakken en heen en weer schudden; hij zou het anders graag genoeg gedaan hebben! Maar hij zou haar vast en zeker kraken voordat ze nog een woord gezegd had! „Sarinah, als je nu niet behoorlijk je mond opendoet, zal ik ie vertellen wat er gebeurt. Dan bel ik het politiebureau op en komen er twee grote agenten om je te halen. Die stoppen je in een donker hok. En daar blijf je net zo lang totdat je aan een heel strenge meneer, die ook Maleis spreekt, alles verteld hebt wat we moeten weten. Begrijp je goed. Sarinah? Ik heb geen tijd meer om lang te wachten". Hij voelde zich in alle opzichten versla gen. Om zijn kinderachtige dreigementen en om zijn vruchteloos aandringen en zijn tartuigingen van haast. Een Oosterling was boven iedere haast verheven. Zij was ook ver boven hem verheven, dit armzalig fi guurtje dat maar nauwelijks tot zijn schouder reikte. Klein en sjofel onder haar grauwe omslagdoek. Maar hij was toch weer een stap verder gekomen. „Ja", zei ze opeens duidelijk. Ze h§d dus een stem! Het was tenminste iets. En hij vervolgde haastig: „Weet je wie de koffers heeft willen leeghalen, Sarinah?" „Nee, menirr". Al twee woorden! dacht hij tevreden. Nu gaan we vorder. „Ben je de hele avond thuis geweest, Sarinah?" „Nee menirr. Niet hele avond". Vijf woorden: „Niet de hele avond dus. Ben je dan uitgeweest?" „Ja menirr. Ik heb hond uitgelaten". Zes woorden. „Prachtig. Je hebt dus de hond uitgelaten. En hoe laat was dat?" „Om tien uur. De toren speelde". „En hoe laat was je terug?" „Niet laat. Het was donker en koud". „En toen; heb je niemand gezien hier op 't portaal?" „Hier op portaal. Nee niemand". „En in dit kamertje?" „Dat kamer dicht. Ik ben daar niet ge weest". „Zo. Dus je weet niets. En waar was je, de hele avond?" „In mijn kamer. Dat kleine achterkamer daar". I „En je hebt toch niets gehoord of ge- 1 zien?" „Nee menirr". De politieman dacht even na. Het vrouw tje trok nu haar hand uit de warme wol len omslagdoek en bracht haar arm om hoog naar haar kapsel om een loszittende kam te bevestigen. Het polsje, smal en grauw als van een vreemdsoortig dier, viel bloot. Maar aan dat polsje trok onmiddel lijk zijn aandacht een glinsterend sieraad: een brede armband van verguld zilver en versierd met een dubbele rij gekleurde stenen die schitterden en flitsten in het licht. Een lelijk, opzichtig ding. een bazar- prul dat waarschijnlijk toch duur geweest was. In ieder geval zeker geen Oosterse armband en evenmin een geschenk van Sarinah's meesteres met haar fijne, sobere smaak. De politieman trok zijn wenkbrau wen cp. „Wat heb je daar een mooie armband", zei hij onverwacht. „Een prachtig sieraad, Sarinah! Van wie heb je die wel gekre gen?" Het oude vrouwtje wendde zich naar hem om. Ze richtte het schrale kopje hóóg op en even was liet, of ze niet meer zo klein en onaanzienlijk was als eerst. De echte vrouwelijke trots om een bewonde renswaardig sieraad, de Eva in dit ver schrompelde stukje mens. En ze antwoord de fier: Van toewan Van Milsbeek gekregen. Vanavond". „Van toewan Van Milsbeek? Gééft hij je dan wel eens wat?" „Ja menirr. Toewan Van Milsbeek heel goed en vriendelijk. Een groot heer. Hij geeft geschenken aan Sarinah. Sarinah verheugd met mooie armband". „Dat kan ik me begrijpen. Hij is ook prachtig! Maar waarom heeft hij je van avond die armband gegeven?" „In zijn goedheid". „Natuurlijk. In zijn goedheid. Maar waarvóór, Sarinah? Ik bedoel: heb je van avond speciaal iets voor hem gedaan?" „Hij is uit geweest met nonna Marianne. Toawan Van Milsbeek was óók verheugd" „Ja. Maar heb je ook iets voor hem ge daan?" „Hij liet Sarinah delen in zijn vreugde". Ze had de handen met de flonkerende armband weer onder de wollen doek ver borgen en stond daar weer als eerst: on peilbaar, ondoorgrondelijk, met ronde kraalogen als van een pop. Wist ze wat of wist ze niets? Had zij in de koffers ge snuffeld terwijl Van Milsbeek het meisje mee naar de schouwburg had getroond? Had zij dóór haar flonkerend juweel mee verdiend? Hij zou het van haar niet te we ten komen. Op het tanige gezichtje en in de bruine ogen was geen enkele emotie te bespeuren, geen onrust, geen vrees of enige onzekerheid. Ze stond daar, onaantastbaar en onverstoorbaar en ze zou daar zo blij ven staan tot morgen als dat moest, maar niets loslaten. Ze was volkomen negatief en in haar passiviteit de meest onhandel bare getuige die hij zich kon voorstellen. Hij zuchtte even, nauw merkbaar, en ging dan tot een volgend onderwerp over. gend jaar wel kunnen zien. Het ligt name lijk in de bedoeling om de ingang die het dichtst bij het dorp ligt te vergroten en, door het fietspad ter plaatse te verbreden, een halte te maken voor de bussen van de pendeldienst. Deze ingang dient om de opstoppingen, die in de drukke tijd voor de hoofdingang ontstonden, te voorkomen. Bovendien hoopt men een. meer verspreide circulatie van het publiek te verkrijgen. Behalve op dit nieuwe gedeelte wordt er ook hard gewerkt op het „oude" ter rein. Zoals ieder jaar wordt hier ook weer voortdurend veranderd. Gedeelten die wat onvolkomenheden bleken te bezitten wor den gecorrigeerd en weer ergens anders worden nieuwe arrangementen gemaakt. De architect vertelde ons verleden jaar al over zijn plannen, die zo lang zamerhand in de loop van de jaren wor den uitgewerkt. De opzet hiervan is om voortdurend vernieuwingen aan te bren gen en de vele trouwen bezoekers toch weer verrassingen te bieden. Tot nu toe is men daar wel in geslaagd. Het oorspronke lijke „tienjarenplan" moest men reeds het tweede jaar laten varen door de grote animo van de firma's die daar wensen te exposeren. De Bond van Oud-illegale werkers Haar. lem houdt op Maandag 31 Augustus zijn gebruikelijke jaarlijkse feestavond en reünie onder het motto „Het is Oranje, het blijft Oranje" in „Dreefzicht". De medewerkers zijn Henk Beekman, Jeanne van Raay, The Willanty's, The Maryloes, Faro en Dies, Francis Burrex en Henk Eshuis. De algehele leiding heeft Henk van Hulst. Na afloop is er Oranje- bal onder leiding van Roel van den Berg met medewerking van het dansorkest Pal lieter en De Witte Kraaien. De voorzitter van de BOIW Haarlem, de heer Han Cox, zal tijdens het programma een toast op Prinses Wilhelmina uitbren gen. Het programmaboekje bevat inleidingen van locoburgemeester A. J. M. Angenent, H. Cox' en mr. B. W. Stomps, de voorzit ter van de Nationale Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland. Dr. C. Spoel der schreef een artikel over ons Koningshuis. De verbouwing van de Prins Bernhard school aan de Bakenessergracht te Haar lem nadert thans met rasse schreden haar einde. De zes leslokalen voor gewoon lager onderwijs zijn reeds enige tijd geleden of ficieus in gebruik genomen. De laatste hand wordt nu geiegd aan de gymnastiek zaal met kleedkamer en wasgelegenheid. Na het gereedkomen daarvan zal de school min of meer feestelijk worden heropend. De ouders der leerlingen, autoriteiten en colleges zullen daartoe worden uitgeno digd, terwijl ook andere belangstellenden en oud-leerlingen hartelijk welkom zullen zijn. De school zal als gebouw een eerste plaats innemen onder de Haarlemse scho len, in het bijzonder door de fraaie gym nastiekzaal met kleedkamer en wasgele genheid. Zes lokalen zullen gebruikt wor den voor gewoon lager onderwijs, twee voor voortgezet lager onderwijs en in het overige deel der school zal een kleuter school worden begonnen. Het geheel zal dan een mooi scholencomplex in het cen trum der stad vormen. (Verkort weergegeven) Woningnood en huiseigenaren. Laat ik vooropstellen, dat ik afwijzend sta ten op zichte van de belemmering van een vrije ontwikkeling van de prijzen. Zolang even wel de overheid zegt de prijzen te willen beheersen, behoort dit consequent te ge schieden en moet vermeden worden, dat langs omwegen de prijsbeheersingsvoor- schriften toch ontdoken worden. Op het ogenblik worden de huurprijzen door de overheid beheerst; de huiseigena ren mogen de huren niet verhogen. Het ge volg hiervan in Haarlem en omgeving is ten eerste, dat er geen huis te huur is en dat bij het huisvestingsbureau in de Zijlstraat ongeveer 1900 urgentie-gevallen zijn ingeschreven. Het getal van de niet- urgentiegevallen is mij niet bekend. De huiseigenaren, die een hogere huur wensen te ontvangen, stellen een huis, dat volgens, hen te weinig huur oplevert, te koop, in de hoop, het tegen een hoge prijs te verkopen, wanneer het vrij wordt op geleverd. Er zijn in Haarlem en omgeving tal van huizen aan te wijzen, die vrij op geleverd tegen zeer hoge prijzen te koop zijn. Heeft een huiseigenaar zijn huis ech ter verhuurd, dan is het volgens de voor schriften niet mogelijk zulk een huis vrij op te leveren. Doch huiseigenaars met „fantasie" beginnen hun huurder allerlei onaangenaamheden te berokkenen door b.v. een kapotte centrale verwarming niet te herstellen en geen acht te slaan op een ondergelopen kelder.De huiseigenaar stuurt het er dus op aan, dat de huurder tenslotte het huis maar verlaat, zodat de eigenaar de prijs kan vragen, die hij wenst, want er zijn nog steeds mensen, die in hun ergste nood desnoods een verwaarloosd huis kopen, ver boven de werkelijke waarde. Voor huizen, waarvan de waarde, gezien de hypotheek die door de goede hypotheek banken wordt gegeven, niet meer dan 20.900 waard zijn, worden voor 30.000 verkocht. Er zijn in Haarlem en omgeving ook vele gevallen, dat huizen door sterf geval of vertrek vrijkomen. De huiseige naars verhuren het betreffende huis niet opnieuw, want zij kunnen het nu vrij van huur verkopen. Op deze wijze verkopen zij hun huis 50 of meer boven de werke lijke prijs. Dit laten de verschillende ge meenten toe, hetgeen niet in overeenstem ming is met de bedoeling van de huurstop. Huizen, die vrijkomen, moeten ter beschik king komen van d.e bureaux voor huisves? ting, anders wordt de huurbeheersing een wassen neus. Ik zou u als woningzoekende tal van adressen kunnen noemen van hui zen, die vrij zijn, maar alleen te koop. Niet iedereen, zelfs niet wanneer hij een be hoorlijk inkomen heeft, is in staat, een huis te kopen. Tenslotte nog een waarschuwing voor hen, die zich dank zij een nieuwe hypo theekverlening een duur huis aanschaffen. Wanneer zij thans b.v. een huis kopen, dat vrij is te aanvaarden voor 30.000 en slechts 6000 eigen geld moeten meebren gen, dan kopen zij zich een grote strop, die zich over enige jaren zal openbaren. De hypotheek van 24.000 wordt verleend door de verkoper. Na vijf jaar loopt de hypotheek af en dan moet de koper maar zien, hoe hij weer ƒ24.000 hypotheek krijgt. Geen hypotheekbank zal hem dit bedrag geven. Hij krijgt dan misschien slechts 16.000. Het verschil van 8090 moet hij dan bijpassen. Kan hij dit niet, dan moet hij zijn huis verkopen, doch hij maakt dan geen 30.000, maar misschien slechts 20.000. Hij verliest dus 10.000 in vijf jaar. Daar komt bij elk jaar een rentever lies van 1500, berekend op een rentebasis van slechts 5 Het resultaat is, dat hij bijna 309 per maand verwoond heeft. Over enige jaren zitten er dus heel wat mensen in grote moeilijkheden. T. H. S. Jr. (Het belang van de door de briefschrij ver aangeroerde zaak heeft ons enigszins mild doen zijn bij de beoordeling van de lengte van zijn brief. Over enkele punten hebben wij het oor deel van een deskundige ingewonnen. Zijn commentaar laten wij hier kort volgen: 1. Het is juist, dat leegstaande huizen bij verkoop ongeveer 50 meer opbren gen dan bewoonde. Maar in de meest ge vraagde prijsklasse de middengroep van ongeveer 10 tot 15 duizend gulden komt het zelden voor, dat er iets wordt aangeboden. Er worden in Haarlem en omgeving thans gemiddeld slechts dertig huizen per maand te koop aangeboden, maar dan betreft het vrijwel altijd de uitersten er van: óf zeer kleine óf zeer dure panden. Verder zijn er zeer zeker eigena ren die wel verhuren, beleggingsinstituten bijvoorbeeld. Dat huiseigenaren door opzettelijke ver waarlozing hun huurders tot de aftocht dwingen, vond onze zegsman schromelijk overdreven. Waar zouden ze trouwens naar toe moeten? Evenzeer achtte hij het uitgesloten, dat er op een eigen bezit van zes mille 24.000 gulden hypotheek te krijgen zou zijn. Tenslotte werd ons meegedeeld, dat óók de kopers en aanstaande bewoners van (voor-oorlogse) vrijgekomen huizen in het algemeen moeten voldoen aan de eis van economische gebondenheid aan Haarlem en dat er ook sprake moet zijn van „passende" woonruimte, zodat een gezin van twee per sonen in een huis van acht kamers op in woning zal dienen te rekenen. Red.) „Sarinah. nu moet je me vertellen van nonna Marianne en toewan Jean". „Opnieuw een stilte. De bruine ogen wa ren onbehaaglijk, dacht hü. Het was toch jammer dat hij geen Maleis verstond. De stilte hing weer in het trappenhuis. „Nu Sarinah?" „Ik weet niet wat vertellen". „Alles. Maar dat is misschien niet dui delijk. Ik zal je vragen stellen. „Ben je de baboe van nonna Marianne?" „Ja menirr". „En ook van toewan Jean?" „Ja menirr. Ik droeg hem op arm". „Mooi. Je was dus lang bij de familie. De Vere. Waren ze goed voor je?" „Ja menirr". „En toen ging toewan Jean naar Europa. Hoe oud was hij toen?" „Veertien jaar". „En toen ging nonna Marianne ook naar Europa en jij ging met haar mee. Heb je toewan Jean toen weer gezien?" „Ja menirr". „Waar was dat?" „In grote stad. Aan een station". „En heeft hij toen nog met je gepraat?" „Ja. Maar met haast". „Haast? Ging hij dan weer weg?" „Ja. Met de trein. Hij ging naar Indië terug". „En nonna Marianne?" „Ze was samen met hem. Maar met haast". „Was ze bedroefd dat hij zo gauw weer wegging?" „Ze schreide". „En toen reisden jullie door naar Am sterdam. Naar de tante van nonna Marian ne. Is die tante ook gestorven?" „Ja menirr". „En nu woon je hier samen in dit huis. Hoe lang is dat?" „Twee jaar, menirr". „Zo. En hoe vind je het dat toewan Jean is tèruggekomen?" „Nonna Marianne is gelukkig". „En jijzelf?" „Sarinah ook gelukkig". „Heb je wel eens in zijn koffers geke ken?" „Nee, menirr". „Vind je ook iets bijzonders aan hem?" Op dat ogenblik ging de deur open en kwam Jean de Vere naar buiten. Hij zag de twee mensen aan de trapleuning in ge sprek. Het vrouwtje, totnogtoe zo onemo tioneel en automatisch als eeri sprekende pop, maakte een duidelijke beweging van schrik. De politieman trok zijn wenkbrau wen op. En dan slifferde 't kleine figuurtje onhoorbaar schuifelend over de planken vloer, naar een deur waarachter zij meteen verdwenen was. Er klikte een scha kelaar van het electrisch licht. „Goedenavond inspecteur", zei Jean de Vere. „Ik hoorde van mijn zuster dat u hier was. Een rare geschiedenis! Ik vrees, dat u een zonderlinge indruk hebt gekre gen. Een storm in een glas water!" „Toch niet helemaal, meneer De Vere. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 6