Fiscus geeft middelen prijs terwille van
welvaartspolitiek op lange termijn
COEBERGH
VREUGDE!
Ongunstige wending in verhouding
staatsuitgaven-nationaal inkomen
li il.lfl
Thuiskomst
.Clowntje Rick
MINISTERIëLE SLOTBESCHOUWING
Belastingdruk kan - ondanks hogere uitgaven -
verminderen dank zij versterkte economie
BRANDEWIJN
Lagere raming van inkomsten
toont: bakens worden verzet
Optimisme als sluitpost
DINSDAG 15 SEPTEMBER 1953
4
Zwaartepunt van budgetair beleid
verlegd naar structurele maatregelen
Betalingsbalans en
dekkingsbestand
Productie en
werkloosheid
De stormramp en
werkgelegenheid
V er lichting belastingdruk
Begrotingsvergelijking
1953—1954
FEUILLETON
door Mevr. Byleveld-Gelinck
In de slotbeschouwing op de begroting 1954 concludeert dé minister van Finan
ciën, dat de rijksmiddelen en -uitgaven een belangrijk bestanddeel vormen van
het nationaal inkomen en de nationale bestedingen. De invloed welke van de
overheidsfinanciën uitgaat op de economische ontwikkeling, is daardoor van
grote betekenis. Bijgevolg kan er niet mee worden volstaan, ae ontvangsten- en
uitgavenpolitiek van de staat uitsluitend te beoordelen naar budgetaire maat
staven: beide moeten worden afgestemd op de algehele economische ontwik
keling van de volkshuishouding. Aan het financiële beleid moet men niet slechts
de eis stellen, dat het is gericht op het bevorderen en handhaven van een zo
evenwichtig mogelijke conjuncturele ontwikkeling. Een tweede richtsnoer voor
dit beleid is, dat het zoveel mogelijk dient bij te dragen tot de oplossing van
bestaande structurele problemen. Met name onder de huidige omstandigheden
treedt dit aspect, zoals nog zal worden toegelicht, op de voorgrond. Niet altijd zal
een budgetair beleid de verwezenlijking van beide genoemde doelstellingen opti
maal kunnen dienen. Het toekennen van een zekere voorrang aan een van beide
wordt dan noodzakelijk. In overeenstemming met deze gezichtspunten heeft het
budgetaire beleid in de afgelopen jaren veranderingen ondergaan.
Reeds in de vorige millioenennota kon
worden vastgesteld, dat het regerings
programma van Maart 1951, ondersteund
door credietbeperkende maatregelen van
de centrale bank, zijn uitwerking niet had
gemist. Mede als gevolg van een reactie op
de voorafgegane versterkte aankopen
kwam aan de bestaande betalingsbalans
tekorten een einde, en werden daaren
boven sedert het derde kwartaal van 1951
aanzienlijke overschotten gerealiseerd. In
tegenstelling tot hetgeen een jaar geleden
werd verwacht, zijn deze overschotten
tijdens de tweede helft van 1952 en de eer
ste helft van 1953 niet verminderd. Terwijl
zich in de periode van medio 1951 tot
medio 1952 een overschot op de lopende
rekening van de betalingsbalans voordeed
van rond 1560 millioen, hebben het tweede
halfjaar 1952 en het eerste halfjaar 1953
volgens voorlopige gegevens tezamen een
surplus opgeleverd van bijna 1800 millioen.
De netto goud- en deviezenvoorraad van
de centrale bank steeg van medio 1951 tot
medio 1952 met ongeveer 1750 millioen.
Tot het midden van 1953 trad per saldo
een verdere toenéming op van ongeveer
1440 millioen, waarmede een peil werd be
reikt van rond 4150 millioen.
Een welkom gevolg van deze ontwikke
ling was, dat de tevoren hoogst onvol
doende goud- en deviezenreserves thans
een peil hebben bereikt, dat voor het op
vangen van schokken belangrijk vergrote
mogelijkheden biedt.
Medio 1951 omvatte de netto goud- en
deviezenvoorraad 10 procent van het totaal
der aanwezige liquiditeiten. Medio 1952 en
medio 1953 waren deze percentages ge
stegen tot respectievelijk 25 en 36.
Aan een gunstige externe positie in de
zin van een toestand van betalingsbalans
overschotten op lopende rekening groter
dan de verplichte aflossingen op de buiten
landse schuld kunnen ondertussen ook
nadelen verbonden zijn. Met name is dit
het geval, indien zij zich voordoet ten koste
van een contractieproces van de binnen
landse bedrijvigheid. Zoals bekend is dit
laatste in de loop van 1951 en 1952 inder
daad tot op zekere hoogte opgetreden. Ge
durende een aantal maanden was de ge
middelde dagproductie in de industrie
lager dan in de overeenkomstige maand
van het voorgaande jaar, terwijl de werk
loosheid een toeneming vertoonde. De
regering heeft op cfeze ontwikkeling vooral
gereageerd door het treffen van een aantal
budgetaire voorzieningen. In de loop van
1952 werden in een drietal phasen aanvul
lende middelen ter verruiming van de
werkgelegenheid beschikbaar gesteld. Te
zamen met enkele partiële beiastingver-
Jagingen, die op hetzelfde doel waren ge
richt, vergden deze maatregelen circa 300
millioen.
Inmiddels heeft in de eerste helft van dit
jaar de binnenlandse bedrijvigheid zich
duidelijk hersteld. De industriële productie
ADVERTENTIE
VOOR
MODERNE COIFFURES
NAAR
MOLENDIJK'S DAMESKAPSALONS
Santpoorterplein 1. Tel. 19706 - Buslijn 3-4-8
bereikte haar tot dusverre hoogste stand,
waarbij het peil van de eerste.helft van
1951 en 1952 met respectievelijk 7 en 11
procent werd overschreden. Ook de werk
loosheid vertoonde in de loop van dit jaar
een opmerkelijke daling.
Naast de door de regering getroffen werk-
verruimende maatregelen zijn het vooral
de omvangrijke herstelwerkzaamheden in
verband met de watersnood geweest, die
de bedrijvigheid in dit jaar merkbaar heb
ben gestimuleerd.
Alleen reeds de rechtstreekse gevolgen
van de watersnood voor de rijksfinanciën
zullen, zoals bekend, naar voorlopige schat
ting resulteren in een stijging van de rijks
uitgaven met ten minste 800 millioen. Wel
mag het een gelukkige omstandigheid wor
den genoemd, dat de ramp ons land trof
op een tijdstip, waarop de financiële toe
stand geleidelijk zo zeer was ver-sterkt, dat
ingrijpende beperkende maatregelen ach
terwege konden blijven. Deze bleven, voor
zover het budget betreft, beperkt tot het
terugnemen van een deel van de voor het
verruimen van de werkgelegenheid toege
stane middelen.
Op grond van het voorgaande constateert
de minister van Financiën met voldoening,
dat de huidige economische toestand in
verschillende opzichten als gunstig is aan
te merken. Daartegenover mag echter niet
uil het oog worden verloren, dat op langere
termijn ons land zich nog steeds voor de
zware taak ziet gesteld, werkgelegenheid
te scheppen voor de gestadig groeiende be
roepsbevolking. Het is daarbij een ongun
stig verschijnsel, dat de investeringsactivi
teit thans een zekere terugslag blijkt te
vertonen. Het vraagstuk van de werkge
legenheid op lange termijn eist hierdoor
meer nog dan tevoren de voortdurende
aandacht op..
Ook in dit geval heeft de wenselijkheid
tot aanpassing van de economische politiek
zijn weerslag gevonden in het financiële
beleid. Tezamen met de noodzaak van bud
getaire compensatie van een deel der
komende huurverhoging en de wenselijk
heid van verlichting van belastingdruk
vcor verschillende inkomensgroepen is het
verlangen, de werkgelegenheid op lange
termijn te bevorderen door middel van het
scheppen van versterkte prikkels tot in
vestering, de drijfveer geweest tot het in
dienen van het complex van voorstellen
tot belastingverlaging, dat thans bij de
Staten-Generaal aanhangig is. Deze maat
regelen zullen, gezien de terugwerkende
kracht van sommige daarvan, het budge
taire beeld voor 1953 enigszins beïnvloe
den. Hun effect zal zich echter in hoofd
zaak eerst ten aanzien van de begroung
1954 doen gelden.
Deze belastingverlagingen zijn er mede
de oorzaak van, dat in 1954 in samenhang
met de financiering van de rijksbegroting
naar alle waarschijnlijkheid een belangrijk
kastekort zal optreden.
Het ware overigens onjuist, de mogelijk
heden tot belastingverlaging uitsluitend te
toetsen aan het beeld van de begroting
1954 en het daaruit voortvloeiende mone
taire perspectief. De belastingverlagingen
immers beogen onder meer de productieve
kracht van de Nederlandse volkshuishou
ding op lange termijn te versterken en zij
zullen ook gedurende latere jaren de bud
getaire en monetaire toestand beïnvloeden.
Kenmerkend voor deze begroting is
enerzijds het bij voortduring hoge niveau
der uitgaven (niet slechts in absolute zin,
doch ook in relatie tot het nationale in
komen). Het nog steeds hoge peil der mili
taire uitgaven, de voortgaande uitkeringen
van oorlogsschade, de nog altijd omvang
rijke lasten van de nationale schuld, de
uitgaven als gevolg van de watersnood, zo
mede de bedragen gemoeid met een groot
aantal verdere noodzakelijke voorzienin
gen, verklaren dit beeld. Anderzijds staat
de nieuwe begroting in het teken der be
lastingverlagingen. Zoals reeds eerder werd
opgemerkt, zijn het vooral structurele
overwegingen geweest, te weten de belan
gen van de werkgelegenheid op lange ter
mijn, die tot deze verlagingen de aanleiding
hebben gevormd. Daarnaast heeft de wen
selijkheid van een verlichting van belas
tingdruk voor verschillende inkomensgroe
pen een rol gespeeld.
De begroting 1954 vormt, gezien de om
vang van het te verwachten kastekort en
de daarvoor aanwezige dekkingsmogelijk
heden, een aanwijzing, dat mede als
gevolg van de voorgestelde belastingver
lagingen de grenzen van het in het
komende jaar financieel mogelijke worden
geacht te zijn bereikt.
ADVERTENTIE
iwÊtm
Van onze financiële redacteur)
Met een zondvloed van stukken, cijfers
en staten heeft de regering ook ditmaal
weer de staatsbegroting bij de Kamers
ingediend en wie dit alles wil lezen en
bestuderen, zal zeker een week in deze
baaierd moeten onderduiken, waarbij
dan nog een redelijke kans bestaat, dat
hij er in verdrinkt. Elders in dit blad
kan men zich aan de exacte gegevens
vergasten. Hier gaat het er om een glo
baal oordeel te vormen over de betekenis
van het staatsstuk, dat voor 1954 het
richtsnoer van de regering zal zijn voor
het financieel, fiscaal en monetair beleid.
Vooropgesteld moet worden, dat de wer
kelijkheid altijd anders is dan de begro
ting. In de voorgaande jaren is dat wel in
zeer sterke mate gebleken, met name in
de jaren 1950 en 1951, toen telkens een
flink tekort werd geraamd, maar de reke
ning met een groot overschot sloot. Ook
de uitkomst van het jaar 1953 zal er an
ders uitzien dan men heeft verwacht, al is
per saldo het verschil niet zo groot, omdat
wij spreken hier nog alleen over de
gewone dienst en de buitengewone dienst T
(uitgaven en ontvangsten van aflopend
karakter) tegenover de grotere uitga
ven (onder meer 400 millioen ter be
strijding van de watersnood-gevolgen) ook
hogere inkomsten stonden doordien o.m.
wegens inhaal van de achterstand in de
aanslagregeling, de kohierbelastingen ruim
300 millioen hoger kunnen worden ge
raamd dan men aanvankelijk heeft gedaan.
Het herziene begrotingsbeeld van 1953
wijkt dus niet zoveel af van de oorspron
kelijke raming.
Voor de gewone dienst en de buitenge
wone dienst I was een tekort van 77 mil
lioen geraamd, thans wordt dit op 60
millioen begroot, de buitengewone dienst
II (kapitaals-uitgaven en -ontvangsten)
sluit nu met een tekort van 656 millioen,
tegen aanvankelijk 642 millioen.
YVat bij de beschouwing van de cijfers
voor 1954 opvalt, is dat men getracht heeft
de totale uitgaven van de staat te stabili
seren. Het niveau is aanmerkelijk hoger
dan een paar jaar geleden. In 1946 was
het 4635 millioen, in 1952 5600 millioen,
maar in 1953 inclusief de watersnooduit
gaven 6456 millioen en in 1954 6399
millioen. Het is echter zeer de vraag of
dit niveau zal kunnen worden gehandhaafd.
Het drietal kwam weer terug van zijn tocht door de stad. Rick was nog niet thuis
gekomen, en dat kwam eigenlijk wel goed uit ook!
Want zodra de anderen binnen waren, haastten ze zich, de geheimzinnige pakjes,
die ze bij zich hadden, in de kasten weg te stoppen. O, wat deden ze toch allemaal
geheimzinnig!
Zelfs tante Liczebertha deed er aan m.ee. Die borg ook al zo'n pakje in een kast, waar
ze het goed wegstopte
Maar toen Rick even later thuiskwam, zaten ze alle drie heel onschuldig om de
tafel te lezen, en hij had natuurlijk weer nergens erg in. En niemand zei er iets van,
dat ze met zijn allen zo juist uit de stad terug waren. Nee, dat ging Rick niets aan!
Ook aan tafel, bij het eten, werd er geen woord gerept over wat ze die middag in de
s:ad hadden gedaan. Alles was veilig opgeborgen in de kasten en alleen de drie, die
in het geheim waren, wisten er iets van.
Na het eten speelden de jongens nog wat in de tuin, want het weer was nog altijd
mooi, en het werden al langere avonden; de zon ging al later onder en het bleef
langer licht.
En toen gingen ze naar bed.
Want in de uitgaven voor 1954 is wel het
effect van de reeds ingediende belasting
plannen en van de thans voorgestelde be
lastingverlaging begrepen, maar niet de
wettelijke regelingen, welke nog in dis
cussie zijn en waarmee een bedrag van
rond 250 millioen is gemoeid.
En óók de loonsverhoging, waartoe men
met ingang van 1 Januari wenst te be
sluiten, is in de cijfers van 1954 niet ver
werkt.
Aan de ene kant betekent deze ook voor
het rijk uiteraard grotere uitgaven, aan de
andere kant zullen daardoor ook de be
lastingontvangsten weer stijgen, wanneer
althans de loonsverhogingen in de prijzen
der producten kunnen worden doorbere
kend.
In hoeverre dat voor de export en op de
binnenlandse markt mogelijk zal zijn, moet
worden afgewacht.
Maar ook zonder deze eventualiteiten
ziet de begroting voor 1954 er waarlijk
niet zo fraai uit. Een tekort van ongeveer
f 1 milliard, waarvan 400 millioen Ega
lisatiefonds, is zeker niet gering.
Daar reeds in 1953 de opbrengst van de
rijksmiddelen niet groter zal zijn dan de
(herziene) raming en men de ontvangsten
voor 1954 scherp heeft geraamd, wat de
vennootschapsbelasting betreft, naar ons
oordeel zelfs te optimistisch (slechts 25
millioen lager dan de herziene raming
voor 1953) ziet het er dus naar uit, dat het
werkelijk tekort voor 1954 niet onbelang
rijk groter zal zijn dan het milliard, dat
thans wordt geraamd.
Dit is te erger, omdat sinds 1950 een
ongunstige wending is ingetreden wat de
verhouding tussen de staatsuitgaven en het
nationaal inkomen betreft.
In 1950 was het percentage tot 27 per
cent gedaald, voor 1954 zal het meer dan
30 percent zijn, omdat de toeneming van
het nationaal inkomen relatief geringer
is dan de stijging van de staatsuitgaven.
Uitgangspunt anders
Het is, op zichzelf beschouwd, een in
nerlijke tegenstrijdigheid dat de regering
biï gelijkbliivende en vermoedelijk nog
stijgende uitgaven tot belastingverlaging
en derhalve tot een lagere raming van de
middelen (met 500 millioen) overgaat.
Hieruit blijkt dat het uitgangspunt van de
regering thans anders is dan tevoren. Voor
1952 en 1953 was het regeringsbeleid ge
richt op de handhaving van het monetair
evenwicht en de versterking van de be
talingsbalans, voor 1954 op verhoging van
de levensstandaard van de bevolking zon
der het monetair evenwicht in gevaar te
brengen.
De bakens worden dus verzet. Nu niet
meer een bestrijding of voorkoming van
inflatie, maar het tegengaan van een de
flatie door, via belastingverlaging en loons
verhoging, de consumptiemogelijkheden
van de bevolking te vergroten.
Dat de regering dit aandurft houdt na
tuurlijk allereerst verband met de aan
merkelijke verbetering van de betalings
balans, die een overschot aanwijst, maar
het geschiedt ook in de hoop dat de fiscale
faciliteiten de activiteit in het bedrijfsleven
zullen prikkelen en zo de werkgelegenheid
zullen vergroten, terwijl de gewenste ver
hoging van de levensstandaard moet wor
den gezien als een poging om op dit punt
met België in het gelijk te komen.
De huurverhoging tot 290 percent van
het niveau van vóór de oorlog en de op
1 Januari 1954 -ingaande loonsverhoging
zal vooral in dit kader moeten worden
gezien. Het verschil van mening dat zich
te dien aanzien in de S.E.R. voordoet, wijst
er op dat men in werkgeverskringen op dit
gelijktrekken van de levensstandaard met
die in België niet gerust is.De grotere export
van de laatste tijd, de verbeterde betalings-
baianspositie en de stijging van onze goud
en deviezenreserve, zijn voor een deel te
danken aan de lagere levensstandaard in
ons land, aan het feit dat men ten onzent
de tering naar de nering heeft gezet,
waarover wij, gelijk wij de vorige week
hebben opgemerkt, van de Wereldbahk een
pluimpje hebben gekregen. Dit voordeel
wordt nu althans vcor een deel prijs ge
geven.
Moeilijk parket
De regering zit ongetwijfeld in een
moeilijk parket. Aan de ene kant ziet zij
de noodzaak in om de fiscale lasten, die op
de bedrijven rusten, te verlagen. De ven
nootschapsbelasting zal met een paar per
cent worden verminderd en de grens voor
de investeringsaftrek van 20 percent in vijf
jaar zal onder zekere beperkingen van
f 10.000 tot f3000 worden verlaagd, maat
regelen dus, die het bedrijfsleven meer
armslag geven. Maar aan de andere kant
zal de kostprijs van de producten door de
loonsverhoging stijgen en het is nu maar
de vraag welk effect straks het grootste
zal blijken te zijn.
Dat de vereveningsheffing niet zal wor
den afgeschaft, zal vermoedelijk ook wel
verband houden met het verlangen van
België om de concurrentiemogelijkheden
van het Nederlandse bedrijfsleven niet te
vergroten, en hetzelfde geldt voor de af
wijzing om het primaire dividend van de
vennootschapsbelasting vrij te stellen.
Alleen de dividendbeperking wordt,
tegen het advies van de S.E.R. in op
geheven, hetgeen meer een psycholo
gisch dan een tastbaar effect zal heb
ben omdat de dividenden over 1954 bij
de meeste ondernemingen wegens de
te verwachten lagere winsten toch wel
niet zullen kunnen worden verhoogd.
Uit alles blijkt wel dat de regering
een poging 'doet om alle partijen en
ook de Benelux-partner te bevredigen
en daarom in deze begroting een zeker
optimisme als sluitpost opneemt,
waarvan men slechts kan hopen dat
het zich zal realiseren.
De ontwikkeling van de conjunctuur, de
gang van zaken met name in de V. S. en
de internationale overeenkomsten inzake
de douane-tarieven en dergelijke zullen
daarbij een grote rol spelen. Die heeft de
regering niet in de hand. Maar dat zij het
in deze tijd met stijgende uitgaven en. een
op zijn minst onzekere conjunctuur met
een voor de middenklasse niet onbelang
rijke belastingverlaging waagt, verdient
zeker waardering.
Het zou ons echter een veiliger gevoel
geven ais ook de staatsuitgaven, thans tot
een ongekende hoogte gestegen, konden,
worden verlaagd en heel het regeringsap
paraat nu eens de tering naar dé nering
wilde zetten, gelijk de bevolking dat heeft
gedaan. Dit zal, naa'r onze stellige over
tuiging, te zijner tijd nodig zijn, willen we
niet terugvallen in een deficittenpolitiek,
waarvan we de ellendige gevolgen in de
eerste jaren na de oorlog hebben gezien.
Want optimisme als sluitpost van een be
groting blijft een hachelijk avontuur.
HET NIVEAU DER RIJKSUITGAVEN 1946-1954
27)
En dan werd er geklopt en kwam de
ene vingerafdrukman binnen met een in
derhaast opgemaakt rapport en enige af
beeldingen van vingerafdrukken met vele
rode pijlen er op. Hij legde zijn papieren
voor de inspecteur op de schrijftafel neer.
En rapporteerde dan:
„Die inbraak, inspecteur, heeft niet veel
opgeleverd. Wij vonden op de_ koffers al
leen de vingerafdrukken van één man, de
bewoner van de slaapkamer zelf. Ze heb
ben natuurlijk handschoenen gebruikt. Met
de tweede zaak, de vensterbank boven, is
het anders. Ik moet mijn gegevens natuur
lijk nog nader uitwerken en ik kan me
best vergissen, maar als u voorlopig al wat
weten wilt: ik héb vingerafdrukken in de
vensterbank gevonden. Het zijn natuurlijk
de onze, en het been van collega Prins
heeft er oox geen goed aan gedaan. Er zijn
onbekende vingers ook, waarschijnlijk van
de gevlogen vogel. Maar er zijn behalve al
die andere ook nog verse vingerafdrukken,
en alweer van die meneer De Vere, de
eigenaar van de koffers. Ziet u de punten
van overeenstemming, inspecteur? Het is
natuurlijk nog niet helemaal zeker, maar
ik geloof toch stellig, dat hij onze man is!"
De inspecteur, diep in gedachten, teken
de een tweede kruisje achter de naam van
de geoloog.
Bij hun Brabantse boerenkachel, onder
de grote schouw, zaten Marianne en Jean
de Vere.
Het meisje had gezegd, dat zij niet meer
wilde gaan slapen en haar fluwelen jurk
verwisseld voor een lange ochtendjapon
van een warme, goud-bruine kleur. Haar
broer had haar even aangezien, bijna ont
steld naar het scheen, toen zij de kamer
weer binnentrad: ontroerend lief met haar
vermoeide, zachte gezichtje en met de on
naspeurlijke, natuurlijke gratie die zij van
haar Franse moeder geërfd had. Ze had
een koffiepot in de hand.
„Ik wou maar weer koffie zetten", glim
lachte zij, „zoiets als de pensionjuffrouw.
Maar wat moet je anders drinken op dit uur
van de nacht? We moeten ook maar iets
eten. Maar ik zal lekkere koffie maken,
hoor, niet zo'n bakkie lauw water als juf
frouw Jager. Ik zal sterke koffie maken,
bijna zwart. En dan met véél suiker en
géén melk. Moeders café noir".
„Maar moeders amandelkoekjes zijn er
niet", zei Jean de'Vere.
„Die zijn er wel. Sarinah heeft het re
cept. Ze heeft ze veertien dagen geleden
gebakken, voorvoor als je terugkwam.
Ik heb er niet van gegeten; ik heb ze in
een stopfles voor je bewaard. Kijk, hier
zijn ze".
„Waarempel, dat zijn ze!"
Jean de Vere hield een koekje in de
hand en bekeek het aandachtig. Het scheen
dat dit simpele bakseltje hem terugvoerde
naar de tijd, dat hij een kind was op een
ruim, Indisch erf. Een jongen met een
moeder, die koekjes voor hem liet bakken
en piano voor hem speelde en 's avonds
met haar zachte hand door zijn haar streek,
voordat hij ging slapen. Een herinnering,
lang geleden. Dan zag hij de donkere on
doorgrondelijke ogen van Sarinah op zich
gevestigd, die stil naast de kachel stond en
het kokende water op de koffie druppelde.
Een wijde, directe, dringende blik. Een
blik, die hem zijn ogen af deed wenden en
haastig 't koekje opeten. Hij zag naar Ma
rianne, die in een laag stoeltje naast hem
was gaan zitten en zei:
„She can go to bed now, don't you
think so?"
„Yes, of course. Je kunt nu wel weer
naar bed gaan, Sarinah. Ik zal de koffie
wel afmaken. Ik blijf nog wat zitten praten
met toe wan Jean".
„Saja, nonna Marianne".
Het vrouwtje gleed de kamer uit, on
hoorbaar op haar zachte muiltjes. Jean de
Vere leunde achterover in zijn stoel. „Vind
je het erg als ik een sigaret opsteek?"
vroeg nij aan zijn zusje. „Bij de café noir
horen Turkse sigaretten. Misschien-wil jij
er ook wel één".
„Omdat het zo laatof zo vroeg.is,
graag. Ik rook niet graag Amerikaanse
sigaretten. Ze doen mij denken aanzo
als het later thuis geworden is. Aan gewel
dige fuiven. Aan mama".
„Rookte mama zoveel? Dat is mij niet
opgevallen toen ik in Indië terug was".
„Ja. Heb je niet gezien dat ze gele nico-
tine-vingers heeft? Die had ze tenminste
toen ik naar Europa ging. Een hele bruine
wijsvinger".
„Ik herinner me alleen haar nagels".
Ze zagen elkaar even aan. Ze zagen alle
bei de nagels voor zich: felrood gelakt en
met scherpe, lange punten. Chic. Roofdier
klauwen. Jean de Vere boog zich voorover
en gaf zijn zusje vuur.
„Heb je geen spijt Jean, datje niet eerst
naar Soerabaja bent geweest voordat je
hier kwam?"
„Nee. Ik voet me volkomen vervreemd
van mijn eigen vader. Ik heb daar in Soe
rabaja niets te maken. Ik moest trouwens
voor de maatschappij in Landen zijn. En.
en., ik verlangde alleen maar naar jou,
dat spreekt vanzelf".
„En ik naar jou".
Ze rookten zwijgend. De fijne rook van
de Turkse sigaretten kringelde omhoog in
het gedempte licht van de schemerlamp.
Het water, achter op de Brabantse kachel,
pruttelde. De prachtige hond stond ineens
op, rekte zich, geeuwde omstandig en
stapte dan achter de kachel, waar hij zich
opnieuw neervlijde. Ze zagen het zonder
erf voor zich waar ze speelden in het gras:
kleine zusje en grote broer, die zulke
prachtige spelletjes bedenken kon, die haar
op zijn schoudei-s overal mee naar toe
droeg en zelfs een hele poneywagen voor
haar getimmerd had. Een prachtige wagen
met twee bankjes er in en een parasol er
achter aangebonden tegen de zonnewarmte.
Marianne glimlachte.
„Die poneywagenJean
„Ja, maar het achterwiel viel er af. Ik
had de as te kort gezaagd".
„Toch ben ik er maar eenmaal uitgeval
len".
„Heb je het lidteken nog, Marianne?
Aan de linkerslaap?"
„Nee, haast niet meer. Je hebt me toen
werkelijk erg goed verbonden".
„Met mijn vuile zakdoek!"
„Maar het hield toch tegen. Het is nog
een klein streepje. Kijk. hier".
Ze streek het haar opzij en boog zich
dicht naar hem over om het streepje te
laten zien. En weer kwam er een uitdruk
king van ontsteltenis in de ogen van de
man en grepen zijn handen onwilllekeurig
de leuningen van zijn stoel. Het was maar
één ogenblik. Dan zei hij, glimlachend:
„Ik zie het.het streepje".
„Nu krijg je je koffie".
Ze schonk de koffie zoals haar moeder
thuis, nu achttien jaar geleden. Met heel
veel suiker in ragdunne, kleine kopjes.
Eierschaalkopjes. Ze presenteerde de
amandelkoekjes erbij. En dan zaten ze
het te zien. Ze zagen beiden het zonnige weer in hun stoel en genoten.
„Het is de echte café noir". zei Jean.
„Ja. Alweer dank zij Sarinah. Zij heeft
het me geleerd".
„Wat heb je een aardige kopjes, Marian
ne!"
„Die kocht ik in een antiek-winkel. Ik
erfde geld van tante Albertine, dat weet
je natuurlijk. En nu met moeders geld er
bij kan ik wel iets kopen. Ik verdien ook
nog met kunstweefwerk''.
„Maar de kopjes van moeder waren toch
nóg mooier. Zo zonder enige versiering.
En werkelijk zo dun als een eierschaal".
„Net de kleur van vers ivoor".
De Westertoren sloeg nu zes: zes hel
dere slagen in de allereerste morgensche
mer. Het meisje strekte zich behaaglijk.
„Zo zou ik nu wel altijd willen blijven
zitten. Met jou".
„Ja. Echt".
„Je zou toch wel eens moeten gaan sla
pen, meisje!"
„Nu ja, natuurlijk. Maar ik bedoel, dat
ik het zo heerlijk vind om zo samen met
jou te zitten en over thuis te-praten. Zo
heerlijk. Daar heb ik jarenlang naar ver
langd. Zie je Jean.... die eerste weeK
toen je terug wastoen deed je dat
niet. Je zei zo weinighelemaal zo wei
nigje ging nergens op in. Nietof
je tóch een vreemde voor me was gewor
den. Of je alles vergeten was.Je moet
er niet boos om zijn.ik kan het me na
tuurlijk best begrijpenmaar ik was
erg teleurgesteld. Ere".
(Wordt vervolgd).