Vuil schilderij
van
f 360 Heek
een David Te uiers te zijn
Agenda voor
Haarlem
Door gemeentelijke autonomie heeft België
geringe kansen op een nationale opera
In 1753 verscheen het eerste echte
boerencostuum op het toneel
Restauratie in Zandvoort brengt
felle kleuren aan het licht
In de hoofdstad uit
Winterprogramma van
Humanistisch Verbond
BOEK EN THEATER
'n TIP VAN BOOTZ
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953
.5
De Haarlemse makelaar
p, Hoogeveen heeft an
derhalf jaar geleden op
een veiling bij Frederik
Muller in Amsterdam
een schilderij gekocht,
dat vroeger aan zijn
vader toebehoorde en
waarvan bij restauratie
is komen vast te staan,
althans volgens de ge
raadpleegde experts, dat
men met een werk van
David Teniers de jonge
(Antwerpen 1610-Brus-
sel 1690) te doen heeft.
In de catalogus werd het
als „Spaans kampement"
aan Gillis van Tilborg
toegeschreven, maar
ieder spoor van een on
dertekening ontbrak. Op
het thans door de heer
joh. Karstens te Zand
voort schoongemaakte
gedeelte is heel duide
lijk de signatuur D. Te
niers F(ecit) te lezen.
De heer Hoogeveen had
al in de tijd, dat het
schilderij in het kantoor
van zijn vader hing, het
vermoeden een belang
rijk kunstwerk voor te
hebben. Het werd ech
ter verkocht en kwam
bij een Haarlemse hotel
houder, die het een
plaats gaf in de eetzaal,
waar het door rook nog
vuiler werd. Over het
algemeen achtte men het
een nogal onbeduidend
werk, in zware toon ge
schilderd. Maar de te
genwoordige eigenaar
bleef bij zijn afwijkende
mening, dat het op be
paalde gedeelten „blind" was geworden.
Dat niemand het voor een Teniers hield,
blijkt wel uit het feit, dat hij er op de
veiling slechts een bedrag van 360.
voor behoefde te betalen.
Anderhalve maand geleden is de heer
Karstens met de restauratie begonnen.
Thans is alleen nog maar een groot ge
deelte van de oppervlakte schoongemaakt
en daaruit blijkt, dat vooral de partijen
met felle kleuren overschilderd zijn, waar
bij tevens de voorstelling nogal ingrijpende
veranderingen moest ondergaan. De heer
Karstens vermoedt, dat er twee of drie
overschilderingen hebben plaats gehad, de
laatste vermoedelijk een zeventig, maar
zeker niet meer dan hondei-d jaar geleden.
Het zal nog ongeveer twee maanden du
ren, voor de restauratie voltooid is.
In opdracht vervaardigd
Het gaat hier om een doek van twee
meter breed en één meter hoog. De voor
stelling is een (waarschijnlijk Spaans) le
gerkamp. Misschien is door nadere be
schouwing en herkenning van het vaandel,
dat men op het hierbij gereproduceerde
fragment aantreft, hierover meer zeker
heid te krijgen. Geheel rechts bevindt zich
de tent van een waard, te herkennen aan
een kruikje, dat buiten hangt. De kastelein,
met een rood kalotje op het hoofd, schenkt
wijn uit een tinnen kan. Twee oversten te
paard zien toe. Eén van hen draagt een rode
sjerp. In het midden dobbelende soldaten
rond een ton. Op het tweede plan ziet
men een groep in keurige uniformen en
enige nog moeilijk te onderscheiden figu
ren. Onder de later bijgeschilderde tenten
komt thans de oorsprönkelijke architectuur,
vermoedelijk een vesting, te voorschijn. Bij
de toevoegingen zijn tevens niet alleen de
ZATERDAG 19 SEPTEMBER
Stadsschouwburg: „Picnic", (Toneelgroep
•Theater"), 8 uur. Schoolgebouw Burgwal
69: Grote fancyfair, 1523 uur. Wilhclmina-
straat 43 a: A. Soesman, arts over: „Leven
en levenslot" (Centrum voor vrij geestes
leven, reïncarnatie en karma), 8.15 uur. Lido:
•Baai der hartstocht", 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
City: „Het gevloekte zeilschip", 14 jaar, 7
en 9.15 uur. Frans Hals: „Achter gesloten
gordijnen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva:
..Morgen is te laat", 14 jaar 7 en 9.15 uur.
Rembrandt: „Somebody loves me", alle
leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „De raadsel
achtige mr. Moto", 14 jaar, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „Hoera, ik ben papa", 14 jaar, 7 en
9.15 uur.
ZONDAG 20 SEPTEMBER
Stadsschouwburg: „Picnic", (Toneelgroep
Theater"), 8 uur. Wilhclminastraat 43 a:
mr. M. Stibbe over Reïncarnatie en karma
in Oost en West, 11 uur. Dr. F. W. Zeijl-
mans. v. Emmichoven over Reïncarnatie en
Christendom, 15.30 uur. Lido: „Baai der
hartstocht", 14 jaar, 2, 4,15, 7 en 9.15 uur;
Zondagochtend 11 uur: „Lassie komt thuis",
alle leeft. City: „Het gevloekte zeilschip",
14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals:
•Achter gesloten gordijnen", 18 jaar, 2. 4.30,
1 en 9.15 uur; Zondagmorgen 11 uur: „Zeden
en gewoonten in het/land der Mau Mau", 18
jaar. Minerva: „Morgen is te laat", 14 jaar,
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Somebody
loves me", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Palace: „De raadselachtige mr. Moto", 14
jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Hoera,
ik ben papa!", 14 jaar. 2. 4.15. 7 en 9.15 uur.
Tournaalvoorstellingen: 10.30. 11.30 en 12.30 u.
Grote Kerk: Bijzondere kerkdienst, spre
ker ds. P. Lugtigheid, 7 uur. Gebouw Cul-
lura: Nederlandse Vereniging van Spiritisten
„Harmonia", 10.30 uur.
MAANDAG 21 SEPTEMBER
Gebouw H.K.B., Tempeliersstraat: Film
avond voor emigranten en andere belang
stellenden, 8 uur. Lido: „Baai der harts
tocht", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City:
•Het gevloekte zeilschip", 14 jaar, 2.15, 4.30,
1 en 9.15 uur. Frans Hals: „Achter gesloten
gordijnen", 18 jaar, 2.30. 7 en 9.15 uur. Mi
nerva: „Morgen is te laat", 14 jaar, 8.15 uur.
Rembrandt: „Somebody loves me", alle
leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De
raadselachtige mr. Moto", 14 jaar, 2, 4.15, 7
en 9.15 uur. Luxor: Journaalvoorstellingen,
10.30, 11.30 en 12.30 uur. „Hoera, ik ben
papa!", 14 jaar, 2, 7 en 9.15 uur.
die hoog in aanzien stond bij koning Filips
de Vierde, bij koningin Christina van Zwe
den cri bij prins Willem de Tweede van
Oranje, in 1656 hofschilder van de stad
houder Don Juan te Brussel werd. Zo'n
opdrachtschilder deed toen, wat nu de
persfotografen doen. Het ging in de eerste
plaats om de documentatie. De diverse
koppen maken trouwens de indruk als
goedgelijkende portretten bedoeld te zijn.
Deze zijn niet onverdienstelijk geschilderd.
De handen daarentegen van de dobbelaars
bijvoorbeeld zijn groi' en weinig expressief.
En dat leidt tot de vraag of dit, gesteld
dat de toeschrijving aan Teniers juist is,
ook een mooi schilderij is. Plet wekt de
indruk slaafs en gehoorzaam uitgevoerd te
zijn, zonder dat de schilder door het onder
werp meegesleept werd. Een geïnspireerd
kunstwerk zouden wij het niet willen
noemen. Het vertoont ook vele schilder
kunstige zwakheden. Maar men vindt er
duidelijk het fraaie, blauw-grijze coloriet
uit zijn beste tijd in terug. Van Teniers, die
sterk onder invloed van Adriaan Brouwer
stond, vindt men kleine paneeltjes in fijn
grisaille of in gele en donkere okers
transparent geschilderd met taferelen van
drinkende boeren, dobbelaars en pijprokers
in duistere herbergen in talrijke musea.
De heer Karstens, die de restauratie
verricht, heeft in de loop van zijn bijna
vijftigjarige activiteit reeds vele belang
rijke herstellingen en verdoekingen verricht
bijvoorbeeld voor het Frans Halsmuseum,
voor het rijksmuseum „Huis Lambert van
Meerten" te Delft en voor talrijke parti
culieren.
De heer Karstens te Zandvoort tijdens het
schoonmaken van het thans aan Teniers
toegeschreven doek. Men ziet op dit ge
deelte duidelijk de overschildering met
tenten, waarachter reeds de oorspronke
lijke voorstelling zichtbaar wordt.
Op Woensdag 23 September zal het Hu
manistisch Verbond te Haarlem zijn bij
eenkomsten weer beginnen. De algemene
voorzitter dr. J. P. van Praag zal op deze
eerste vergadering in het winterseizoen
spreken over het onderwerp „De wereld,
waarin wij leven". Voorts zullen mede
werken mejuffrouw Heieen Veldhuis
(hobo), mej. Ank Dennijs (zang) en me
juffrouw Ans Gorter-Flentrop (piano). Op
deze avond zullen onder andere het Con
cert voor Hobo van Corelli-Barborelli en
liederen van Schubert en Brahms ten ge
hore worden gebracht.
Het winterprogramma vermeldt verder
een lezing op 11 October door de heer H.
G. Camnegieter over „Michel de Montaigne
als humanist".
Donderdag 29 October houdt het ver
bond voor niet-ledén een ori enter iragsb ij -
eenkomst. Wethouder W. F. Happé behan
delt „Het Humanisme" en de heer J. Bijle-
veld zal spreken over „De taak van het
Humanistisch Verbond".
Zondag 15 November houdt dr. A. Saal-
born een lezing over „Henriëtte Roland
Holst als Humaniste".
Verder worden lezingen gehouden door
dr. A. L. Constandse op Woensdag 25 No
vember, door dr. D. H. Prins over „De
vlucht uit de werkelijkheid" op Zondag 20
December, door M. J. F. Ehrbecker op een
bezinningsbijeenkomst, 31 September, door
mevrouw A. Romein Verschoor over
„Jeugd en ouderdom" op Zondag 17 Janu-
ri, 1954, door dr. H. Jansen óp Zondag
28 Februari, door dr. H. Musaph op
Woensdag 24 Maart over „Het verwerken
van Leed", door. dr. A. Perdeck over
„Bernard Shaw en de God der Kerken", op
Zondag 11 April, en door mr. B. W.
Stomps op Zondag 2 Mei (herdenkings
bijeenkomst). Alle vergaderingen worden
gehouden in Brinkmann.
Détail van het Spaans kampement" met
het vaandel, dat wellicht een sleutel tot
nadere identificatie vormt. Kleuren en
tekening hiervan zijn nadrukkelijk weer
gegeven. Twee maanden geleden was dit
een volkomen „blindehoek van het schil
derij. De uit de kruik drinkende man bij
voorbeeld was in het geheel niet zichtbaar.
kleuren, maar ook de vormen van hoofd
deksels en andere kledingstukken sterk ge
wijzigd.
In ieder geval kan gesproken worden
van een aardige documentaire vondst.
Stellig is het schilderij in opdracht vervaar
digd, zoals in de zeventiende eeuw zo dik
wijls gebeurde. Men wordt nog in deze
mening gesterkt door het feit, dat Teniers,
Van onze correspondent in Brussel)
Wij hadden een uitvoerig onderhoud met
een Belgische expert op het gebied van de
opera. Men weet waarschijnlijk wel, dat de
Brusselse opera, het Théatre Royal de la
Monnaie of Koninklijke Muntschouwburg,
sinds drie eeuwen bestaat. Maar minder
bekend is het feit, dat België, behalve de
Monnaie, nog zes andere opera's in leven
houdt, namelijk te Antwerpen, te Luik,
Gent, Verviers, Namen en Mons of Bergen.
Al deze opera's worden door het departe
ment van Onderwijs gesubsidieerd, waar
bij natuurlijk het grootste deel naar Brus
sel en Antwerpen gaat.
De vrienden van de Brusselse Monnaie
zijn nu ontevreden, omdat de verdeling
van de subsidies tot gevolg heeft dat dit
theater een relatief kleiner deel krijgt, dan
waarop het ingevolge zijn grotere presta
ties een moreel recht heeft.
Begrotingstechnisch ziet de situatie er als
volgt uit: De Brusselse Opera speelt tien
maanden per jaar en onafgebroken zes
dagen per week.... Het is een prestatie,
welke niet veel opera's ter wereld leveren.
In de provincie speelt men slechts zes
maanden en over het algemeen drie keer
per week. De algemene onkosten zijn te
Brussel veel hoger dan in Verviers of Ber
gen.
De expert vertelde ons, dat de leden van
het orkest, van het koor en van de ballet
ten te Brussel een jaarcontract hebben met
een salaris van minimaal 100.000 francs
(of 7600 gulden) en maximaal 136.000
francs. De artisten hebben een maand
repetitietijd en een maand betaald verlof
en moet dus tien maanden lang zes keer
per week optreden. De solisten hebben na
tuurlijk speciale engagementen.
De Monnaie krijgt van de stad Brussel
een subsidie van zes millioen francs, van
de staat 14,4 millioen (of meer dan een
millioen gulden per jaar) en van de pro
vincie Brabant bovendien nog 1,5 millioen
francs. De recettes belopen ongeveer 12
millioen francs per jaar. Ondanks dit
enorme budget heeft de concessiehouder
bedankt. Hij heeft er het vorige jaar niet
minder dan zes millioen francs uit zijn
eigen portemonnie moeten bijleggen, want
de concessies voor de exploitatie van de
opera bevat de conditie, dat de houder per
soonlijk verantwoordelijk is voor het finan
cieel beleid van het theater.
Het standpunt van de regering en van de
overige subsidiërende organen is, dat die
subsidies ruim genoeg zijn berekend om,
bij een zuinig beleid en een kwalitatieve
inspanning op het gebied der programma's,
een sluitende exploitatie mogelijk te
maken. Nu de ex-concessionaris, die naai
de aggressieve en welluidende naam van
Cornaïle de Thoran luistert er het bijltje
bij neer heeft gelegd. Is men in dé kringen
van de kunstkenners en in de officiële
milieu's toch even gaan nadenken.
Hoe is het mogelijk dat een zo zwaar
verlies kon worden geleden? Het feit dat
er in Antwerpen en Gent opera's zijn, kan
de positie van Brussel niet in gevaar bren
gen, integendeel, want wanneer er te
Brussel werkelijk grote dingen gebeurden,
kwamen de Sinjoren en Gentenaren toch
naar Brussel en voorts hield het bestaan
van die twee provinciale gezelschappen een
operaminnend publiek in het leven. Ove
rigens gaat een Antwerpenaar niet gemak
kelijk naar Brussel en zal hij in een ge
sprek nooit toegeven, dat de hoofdstad een
werkelijk kunstcentrum is met z'n Brus
selse avant-garde bioscopen, de vele mani
festaties van het Paleis voor Schone Kun
sten, de musea en tentoonstellingen.
Op het artistiek peil van de Monnaie is
intussen heel wat aan te merken, voor
namelijk omdat de troep in de oude sleur
bleef van de klassieke opera. Overigens
heeft die nog altijd zijn publiek. Veel
erger zijn echter de technische tekort
komingen. Ook de balletten zijn zeer
slecht. Maar de hoofdzaak van het finan
ciële falen van de Monnaie ligt elders. De
artisten begonnen te denken, en dat zij een
baantje-voor-het-leven hadden en dat is
natuurlijk de dood van ieder artistiek leven,
dal steeds fris en nieuw dient te zijn, dat
voortdurend door hard werken uit de sleur
dient te worden losgerukt.
Grote vernieuwingen
De nieuwe concessionaris van de Brus
selse Monnaie heeft wijs gehandeld al
dus onze zegsman toen hij alle contrac
ten opzegde, hoe hard dit sociaal ook moge
wezen. Hij besloot de artisten slechts na
een serie individuele audities te engageren.
Deze examens hebben thans te Brussel in
het Koninklijk Vlaams Theater plaats. De
stad heeft een belangrijke concessie ge
daan: er is op het ogenblik in het eerbied
waardige gebouw, dat sedert tientallen
jaren niet meer was getransformeerd, van
onder tot boven schoongemaakt.
De nieuwe concessionaris is de Wit-Rus
Joseph Rogatchewsky, die een beroemde
bariton is geweest en die een deel van zijn
carrière als operazanger in de Monnaie
heeft doorgemaakt. Hij heeft grootse plan
nen om het peil van de opera op te voeren
en tevens een ruimer publiek te lokken.
Zo voert hij besprekingen met het beroem
de New York City Ballet en gaat hij de
dirigent Elmendorf engageren om de Duit
se opera's te leiden. Voor de examens
maakt hij geen onderscheid tussen Belgi
sche en buitenlandse artisten. Er zijn al
heel wat Franse en Italiaanse zangers
komen opdagen.
Intussen rijst de vraag of in België het
bestaan van niet minder dan zeven opera's
verantwoord mag worden genoemd. Maar
onze zegsman wees er ons onmiddellijk op,
dat iedere poging om deze gezelschappen,
die ieder hun eigen theater hebben, te
kristalliseren tot één nationale Franse en
één nationale Nederlandse opera van Bel
gië bij voorbaat tot mislukking is gedoemd.
Waarom? Omdat de gemeentelijke autono
mie zo sterk leeft, tot in het onzinnige toe,
dat geen enkele der zeven steden er ooit
in zou toestemmen om haar opera op te
geven en te zien opgaan in een groter ge
heel. Van die nationale opera is niettemin
voorzichtig sprake achter de coulissen.
Niemand durft echter tot een daad over
te gaan.
Af en toe laten de provinciale opera's
een naam van formaat op het affiche ver
schijnen om dan spoedig weer in te slui
meren. Maar tegenover Brussel hebben zij
dan bewezen, dat zij de subsidie waardig
zijn. En in België is de hoofdstad werkelijk
zo centraal gelegen, dat Brussel door alle
provincialen van imperialisme wordt ver
dacht, overigens vaak terecht. Iedere dis
cussie over de cultuurspreiding, het stimu
leren van het artistiek leven in de provin
cie en zo is dus in België kansloos. Wat
men ook zal zeggen voor of tegen de opera
in de provincie: de vijf steden zullen steeds
samenspannen om te beletten dat Brussel
de stad wordt van de Franse en Antwerpen
van de Vlaamse „genationaliseerde" opera.
Men zal mogen bewijzen, cijfers in de
hand, dat alleen een concentratie van het
operawezen een doelmatig aanwenden van
de subsidies mogelijk kan maken, zowel
technisch als artistiek, het zal alles boter
aan de galg zijn. Geen enkele politicus zal
het verwijt aandurven, dat hij zijn arron
dissement of stad van de opera zou hebben
beroofd om de „Brusseleers" plezier te
doen.
Of het probleem van de twee nationale
opera's ooit werkelijk actueel zal worden
in België, hangt intussen in grote mate van
het experiment van de nieuwe concessio
naris van de Monnaie af. Slaagt hij er in
Brussel vlot te brengen, dan zullen de ove
rige opera's verder hun subsidies krijgen
en moreel verplicht worden om het peil
van hun voorstellingen op een artistiek
hoger niviau te brengen.
IEDERE kunst weerspiegelt de geest van
de tijd. Zo ook die van het toneel, in
welke vorm dan ook. In cultuurhistorische
beschouwingen vindt men diepzinnige ver
klaringen van de daai-mee samenhangende
ontwikkelingsgang. Te dikwijls wordt
daarbij echter vergeten, dat het menig
maal schijnbare kleinigheden zijn geweest,
die de grote „in de lucht hangende" ge
volgen mogelijk maakten. Waarbij menig
maal de initiatiefnemers van de ver
nieuwingen allerminst bewust artistiek-
revolutionnaire bedoelingen hebben gehad.
Zo kortte La Camargo in 1721 haar dans-
rok geenszins in om de entréchats of voet
kruisingen in de lucht uit te vinden, maar
omdat zij mooie benen had en niet van
zins was die langer aan het oog onttrok
ken te houden. Maar de tijd was rijp voor
deze hervorming, want de weg kwam er
door vrij voor de virtuositeit, die volko
men paste in de geest van de achttiende
eeuw, doordrenkt van een zinnelijke le
venshouding, met een toenemende belang
stelling voor het menselijk lichaam.
HET is dit jaar precies twee eeuwen ge
leden, dat zich een bijna even baan
brekende, doch minder bekende ver
nieuwing op hetzelfde gebied voltrok. In
1753 werd namelijk in de Parijse Opera
een opvoering gegeven van het korte, pas
torale zangspel „Bastien et Bastienne" van
Mozart en daarin verscheen de toen zeer
geliefde Madame Favart, de vertolkster
van de vrouwelijke titelrol, op klompen
en in eenvoudige, doch kleurige hoeren
dracht zonder de sjerpen en sieraden,
die toen algemeen mode waren, ongeacht
de stijl van het uitgevoerde werk. Het
eerste realistische costuum. De draagster
heette voluit Marie-Justine Benoite du
Ronceray, debuteerde als Demoiselle de
Chantilly en was gehuwd met de dichter
Charles-Simon Favart, die zij een al
even opzienbarend verschijnsel in die tijd
van lichtzinnige carrières volkomen
trouw bleef, ondanks de hardnekkige toe
naderingspogingen van maarschalk Mau-
rits van Saksen.
Haar voorbeeld maakte langzaam maar
zeker de weg vrij voor een historisch of
geografisch verantwoorde aankleding, al
bleef men nog geruime tijd een al te ge
trouwe navolging van dë werkelijkheid
onartistiek en wat erger was onfat
soenlijk vinden. De herders en herder
innen werden omstreeks het midden van
de achttiende eeuw normaliter uitgedost
op de wijze van antieke standbeelden, met
als teken van landelijkheid ten hoogste een
op de hoepelrok geborduurde of gestikte
slinger van kunstbloemen. Merkwaardige
bijzonderheden daarover vindt men in de
terecht vermaarde „Lettres sur la danse
et les arts imitateurs" van Jean-Georges
Noverre, waarvan onlangs de uitgever
Lieutier in de serie „Les classiques de la
danse" een voorbeeldige nieuwe editie in
drieduizend genummerde exemplaren pu
bliceerde.
Noverre schrijft daarin onder meer: „In
1762 verklaarde ik de oorlog aan de enor
me gepoederde pruiken van de Opera, om
dat die belachelijk waren en in strijd met
de waarheid van het costuum en met de
verhouding van het hóófd tot het lichaam".
Het zou nog tien jaren duren voor er ver
dere vex-betering kwam, alv/eer door met
de kunst op geen enkele wijze verband
houdende omstandigheden.
Op 21 Januari 1772 werd, eveneens in
de Parijse Opera, een uitvoering van „Cas
tor en Pollux" gegeven. In de vijfde acte
daarvan zou Gaëtano Vestris, bijgenaamd:
de god van de dans, de traditionele entrée
van Apollo dansen. Hij was gewend dit ge
maskerd te doen, met een geweldige zwarte
pruik en een gouden stralenkrans op de
borst. Door een kleine blessure kon hij
echter niet optreden. De in zijn plaats ge
vraagde Maximilien Gardel wilde slechts
optreden op één voorwaarde: dat hij zijn
eigen blonde haar zou mogen dragen, on
bedekt door pruik en masker, want hij
wilde dat het publiek zou zien, dat het
niet door Vestris maar door hem tot geest
drift werd gebracht. Alweer een voor
beeld van ijdelheid, dat de kunst heeft ver
der geholpen.
MAAR toch moet men niet denken, dat
de tegenwoordige volmaaktheid van
costumering in het theater overeenkom
stig de stijl van het werk en het karakter
van de voor te stellen periode nu spoedig
werd bereikt. Verre daarvan. Men leze
maar eens, wat het Nederlandse tijdschrift
„De Tooneelkijker" in 1816 naar aanlei
ding van een opvoering van een prullig
stuk van Iffland in de Amsterdamse Stads
schouwburg aan eritische commentaar be
vatte: „De uitvoering is vrij goed geweest
en de hoofdpersonen hebben veel toejuiching
verworven. De kleedingen echter liepen,
gelijk bijkans altijd, te veel uit elkander.
Zoodat de wederkeerende zoon, de gen
darmes enzovoorts in hedendaagsche uni
formen, de baljuw in eenen rok uit de
eeuw van Lodewijk den vijftienden en de
Het ziet er triest uit voor de
Muntschouivburg in Brussel
Hier ziet men Jan Punt, beroemd Neder
lands acteur uit de achttiende eeuw, in de
rol van Achilles, naar een gravure van hem
zelf. Zoals alle Griekse toneelhelden uit die
tijd in een Engels hemd van satijn, vol
pailletten en galon, met een zwart fluwelen
broek onder het zogenaamde Romeinse
kleed met grote manchetten. De haren wa
ren gepoederd en werden met witte zijden
linten in een strik gedragen. Een stropdas
voltooide het costuum.
vrouwen in de kleeding der Fransche boe
rinnen onder Lodewijk den dertienden op
getreden zijn". Ironisch voegt de anonie
me auteur eraan toe: „Dit geschiedt den
kelijk voor de verscheidenheid!"
En is die costumering tegenwoordig
eigenlijk wel zo volmaakt als men vaak al
te lichtvaardig beweert? De Amerikaanse
criticus en regisseur Eric Bentley heeft
er ons pas nog in zijn studie „Hoe men
Shakespeare niet moet spelen" aan her
innerd, hoe moeilijk het schijnt te zijn in
een stuk uit de verleden tijd iemand in
oude kleren te laten rondlopen. Men be
merkt bijna altijd dat ze eerst moedwillig
kapot gemaakt en daarna kunstzinnig her
steld en opgelapt zijn. Te dikwijls doen
historiestukken nog denken aan een ge-
costumeerd bal.
In ieder geval echter wordt er alle mo
gelijke zorg besteed aan authenticiteit. Als
de regisseur het zelf niet precies weet,
roept hij wel een deskundige te hulp. Onze
costuumontwerpers zijn. vaak gespeciali
seerd en steeds goed gedocumenteerd.
Maar men behoeft natuurlijk niet zo ver
te gaan als de van origine Russische re
gisseur Peter Scharoff, die hier te lande
enkele jaren geleden „De drie zusters" van
Tsjechof in scène zette. Eerst liet hij alle
ateliers afzoeken, tot precies de gewenste
stof gevonden was voor de benodigde uni
formen, die van het fijnste laken moesten
zijn. Nog echter was hij met het resultaat
niet tevreden. De Russische officieren, zo
meende hij, waren slanker en hielden hun
ruggen rechter dan onze acteurs vermoch
ten. En zo kwam het, dat hij hen de ver
plichting oplegde hoge vetereorsetten te
dragen. Pas toen was het helemaal echt.
DAVID KONING
ADVERTENTIE
Een ober had een bord
opgehangen,
Dat hij geen fooien wilde
ontvangen.
„No tips" stond er op.
Maar het werd juist een strop,
Omdat het juist „TIP" is
wat de klanten verlangen.
I«z. Heer F. K. Amsterdam, ontv.
1 fl. Tip en 1 L.fl. Bootz' Oude Genever.
MEVR. MERRIFIELD OPGEHANGEN
MANCHESTER (Reuter) In de ge
vangenis van Manchester is vanochtend de
46-jarige mevrouw Louisa Merrifield op
gehangen, die twee maanden geleden
schuldig is bevonden aan het vergiftigen
van de 76-jarige mevrouw Sarah Ricketts,
voor wie zij de huishouding deed.
Het is de derde maal sinds 1936, dat in
Groot-Brittannië een vrouw is terechtge
steld.
VOORNAAMSTE VOORSTELLINGEN
EN CONCERTEN IN AMSTERDAM
In de Stadsschouwburg speelt de Neder
landse Comedie heden en Donderdag het
blijspel „Welkom thuis, Helena" van André
Roussin, met Mary Dresselhuys in de titel
rol. Voor Zondag staat de thriller „U
spreekt met uw moordenaar" op het pro
gramma, voor Maandag „Een moeilijk
mens" van Hugo von Hofmannsthal.
„Het uur der verrukking" van Anna Bo-
nacci wordt Woensdag in de Stadsschouw
burg gespeeld door de Haagse Comedie
voor de Kunstkring. Regie en vertaling:
Cees Laseur, in de hoofdrollen: Elisabeth
Andersen, Enny Meunier, Paul Steenbergen
en Gijsbert Tersteeg.
De Toneelvereniging vertoont „Circus
Knie" van Zuckmayer in het Centraal
Theater en van 25 September af „Wat is
de waarheid?" van Pirandello (onder re
gie van A. Defresne) in het Leidseplein
Theater.
Toon Hermans is met zijn nieuwe pro
gramma in de Kleine Komedie en de to
neelgroep Puck speelt een week lang „Het
Dievenbal" van Jean Anouilh onder regie
van Ank van der Moer in het Nieuwe de
la Mar-theater.
De Nederlandse Opera heeft de volgende
agenda: Zondagavond „Der Freisehütz"
van Weber onder leiding van Erich Walter
en Dinsdag „Der Fledermaus" onder direc
tie van Cor Olthuis. Vrijdagavond komt
„Fidelio" van Beethoven voor het voet
licht met medewerking van Gré Brouwen-
stijn, Otakar Kraus, Jan van Mantgem,
Guus Hoekman en de dirigent Josef Krips.
Het Concertgebouw-Orkest speelt Donder
dag onder leiding van Willem van Otter-
loo met solistische medewerking van Cor
de Groot. Woensdag zingt het Don Kozak-
kenkoor van Serge Jaroff.
In de kleine zaal van het Concertgebouw
speelt Woensdag de Schola Cantorum
Basiliensis van Bach de volgende werken:
het derde Brandenburgse concert, het Cem
baloconcert in E en het Vioolconcert in d.
Exposities: in het Rijksmuseum „Vene-
tiaanse kunst". In het Stedelijk Museum:
kunst van vijf generaties, aanwinsten uit
de verzameling Regnault, tekeningen van
Stemberg, benevens de grote Van Gogh-
tentoonstelling (tot 21 September). In het
museum Willet Holthuysen: vier eeuwen
borduurwerk.