Vuil schilderij van f 360 Heek een David Te uiers te zijn Agenda voor Haarlem Door gemeentelijke autonomie heeft België geringe kansen op een nationale opera In 1753 verscheen het eerste echte boerencostuum op het toneel Restauratie in Zandvoort brengt felle kleuren aan het licht In de hoofdstad uit Winterprogramma van Humanistisch Verbond BOEK EN THEATER 'n TIP VAN BOOTZ ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953 .5 De Haarlemse makelaar p, Hoogeveen heeft an derhalf jaar geleden op een veiling bij Frederik Muller in Amsterdam een schilderij gekocht, dat vroeger aan zijn vader toebehoorde en waarvan bij restauratie is komen vast te staan, althans volgens de ge raadpleegde experts, dat men met een werk van David Teniers de jonge (Antwerpen 1610-Brus- sel 1690) te doen heeft. In de catalogus werd het als „Spaans kampement" aan Gillis van Tilborg toegeschreven, maar ieder spoor van een on dertekening ontbrak. Op het thans door de heer joh. Karstens te Zand voort schoongemaakte gedeelte is heel duide lijk de signatuur D. Te niers F(ecit) te lezen. De heer Hoogeveen had al in de tijd, dat het schilderij in het kantoor van zijn vader hing, het vermoeden een belang rijk kunstwerk voor te hebben. Het werd ech ter verkocht en kwam bij een Haarlemse hotel houder, die het een plaats gaf in de eetzaal, waar het door rook nog vuiler werd. Over het algemeen achtte men het een nogal onbeduidend werk, in zware toon ge schilderd. Maar de te genwoordige eigenaar bleef bij zijn afwijkende mening, dat het op be paalde gedeelten „blind" was geworden. Dat niemand het voor een Teniers hield, blijkt wel uit het feit, dat hij er op de veiling slechts een bedrag van 360. voor behoefde te betalen. Anderhalve maand geleden is de heer Karstens met de restauratie begonnen. Thans is alleen nog maar een groot ge deelte van de oppervlakte schoongemaakt en daaruit blijkt, dat vooral de partijen met felle kleuren overschilderd zijn, waar bij tevens de voorstelling nogal ingrijpende veranderingen moest ondergaan. De heer Karstens vermoedt, dat er twee of drie overschilderingen hebben plaats gehad, de laatste vermoedelijk een zeventig, maar zeker niet meer dan hondei-d jaar geleden. Het zal nog ongeveer twee maanden du ren, voor de restauratie voltooid is. In opdracht vervaardigd Het gaat hier om een doek van twee meter breed en één meter hoog. De voor stelling is een (waarschijnlijk Spaans) le gerkamp. Misschien is door nadere be schouwing en herkenning van het vaandel, dat men op het hierbij gereproduceerde fragment aantreft, hierover meer zeker heid te krijgen. Geheel rechts bevindt zich de tent van een waard, te herkennen aan een kruikje, dat buiten hangt. De kastelein, met een rood kalotje op het hoofd, schenkt wijn uit een tinnen kan. Twee oversten te paard zien toe. Eén van hen draagt een rode sjerp. In het midden dobbelende soldaten rond een ton. Op het tweede plan ziet men een groep in keurige uniformen en enige nog moeilijk te onderscheiden figu ren. Onder de later bijgeschilderde tenten komt thans de oorsprönkelijke architectuur, vermoedelijk een vesting, te voorschijn. Bij de toevoegingen zijn tevens niet alleen de ZATERDAG 19 SEPTEMBER Stadsschouwburg: „Picnic", (Toneelgroep •Theater"), 8 uur. Schoolgebouw Burgwal 69: Grote fancyfair, 1523 uur. Wilhclmina- straat 43 a: A. Soesman, arts over: „Leven en levenslot" (Centrum voor vrij geestes leven, reïncarnatie en karma), 8.15 uur. Lido: •Baai der hartstocht", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. City: „Het gevloekte zeilschip", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: „Achter gesloten gordijnen", 18 jaar, 7 en 9.15 uur. Minerva: ..Morgen is te laat", 14 jaar 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Somebody loves me", alle leeft., 7 en 9.15 uur. Palace: „De raadsel achtige mr. Moto", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Hoera, ik ben papa", 14 jaar, 7 en 9.15 uur. ZONDAG 20 SEPTEMBER Stadsschouwburg: „Picnic", (Toneelgroep Theater"), 8 uur. Wilhclminastraat 43 a: mr. M. Stibbe over Reïncarnatie en karma in Oost en West, 11 uur. Dr. F. W. Zeijl- mans. v. Emmichoven over Reïncarnatie en Christendom, 15.30 uur. Lido: „Baai der hartstocht", 14 jaar, 2, 4,15, 7 en 9.15 uur; Zondagochtend 11 uur: „Lassie komt thuis", alle leeft. City: „Het gevloekte zeilschip", 14 jaar, 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur. Frans Hals: •Achter gesloten gordijnen", 18 jaar, 2. 4.30, 1 en 9.15 uur; Zondagmorgen 11 uur: „Zeden en gewoonten in het/land der Mau Mau", 18 jaar. Minerva: „Morgen is te laat", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Somebody loves me", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De raadselachtige mr. Moto", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Hoera, ik ben papa!", 14 jaar. 2. 4.15. 7 en 9.15 uur. Tournaalvoorstellingen: 10.30. 11.30 en 12.30 u. Grote Kerk: Bijzondere kerkdienst, spre ker ds. P. Lugtigheid, 7 uur. Gebouw Cul- lura: Nederlandse Vereniging van Spiritisten „Harmonia", 10.30 uur. MAANDAG 21 SEPTEMBER Gebouw H.K.B., Tempeliersstraat: Film avond voor emigranten en andere belang stellenden, 8 uur. Lido: „Baai der harts tocht", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: •Het gevloekte zeilschip", 14 jaar, 2.15, 4.30, 1 en 9.15 uur. Frans Hals: „Achter gesloten gordijnen", 18 jaar, 2.30. 7 en 9.15 uur. Mi nerva: „Morgen is te laat", 14 jaar, 8.15 uur. Rembrandt: „Somebody loves me", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „De raadselachtige mr. Moto", 14 jaar, 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: Journaalvoorstellingen, 10.30, 11.30 en 12.30 uur. „Hoera, ik ben papa!", 14 jaar, 2, 7 en 9.15 uur. die hoog in aanzien stond bij koning Filips de Vierde, bij koningin Christina van Zwe den cri bij prins Willem de Tweede van Oranje, in 1656 hofschilder van de stad houder Don Juan te Brussel werd. Zo'n opdrachtschilder deed toen, wat nu de persfotografen doen. Het ging in de eerste plaats om de documentatie. De diverse koppen maken trouwens de indruk als goedgelijkende portretten bedoeld te zijn. Deze zijn niet onverdienstelijk geschilderd. De handen daarentegen van de dobbelaars bijvoorbeeld zijn groi' en weinig expressief. En dat leidt tot de vraag of dit, gesteld dat de toeschrijving aan Teniers juist is, ook een mooi schilderij is. Plet wekt de indruk slaafs en gehoorzaam uitgevoerd te zijn, zonder dat de schilder door het onder werp meegesleept werd. Een geïnspireerd kunstwerk zouden wij het niet willen noemen. Het vertoont ook vele schilder kunstige zwakheden. Maar men vindt er duidelijk het fraaie, blauw-grijze coloriet uit zijn beste tijd in terug. Van Teniers, die sterk onder invloed van Adriaan Brouwer stond, vindt men kleine paneeltjes in fijn grisaille of in gele en donkere okers transparent geschilderd met taferelen van drinkende boeren, dobbelaars en pijprokers in duistere herbergen in talrijke musea. De heer Karstens, die de restauratie verricht, heeft in de loop van zijn bijna vijftigjarige activiteit reeds vele belang rijke herstellingen en verdoekingen verricht bijvoorbeeld voor het Frans Halsmuseum, voor het rijksmuseum „Huis Lambert van Meerten" te Delft en voor talrijke parti culieren. De heer Karstens te Zandvoort tijdens het schoonmaken van het thans aan Teniers toegeschreven doek. Men ziet op dit ge deelte duidelijk de overschildering met tenten, waarachter reeds de oorspronke lijke voorstelling zichtbaar wordt. Op Woensdag 23 September zal het Hu manistisch Verbond te Haarlem zijn bij eenkomsten weer beginnen. De algemene voorzitter dr. J. P. van Praag zal op deze eerste vergadering in het winterseizoen spreken over het onderwerp „De wereld, waarin wij leven". Voorts zullen mede werken mejuffrouw Heieen Veldhuis (hobo), mej. Ank Dennijs (zang) en me juffrouw Ans Gorter-Flentrop (piano). Op deze avond zullen onder andere het Con cert voor Hobo van Corelli-Barborelli en liederen van Schubert en Brahms ten ge hore worden gebracht. Het winterprogramma vermeldt verder een lezing op 11 October door de heer H. G. Camnegieter over „Michel de Montaigne als humanist". Donderdag 29 October houdt het ver bond voor niet-ledén een ori enter iragsb ij - eenkomst. Wethouder W. F. Happé behan delt „Het Humanisme" en de heer J. Bijle- veld zal spreken over „De taak van het Humanistisch Verbond". Zondag 15 November houdt dr. A. Saal- born een lezing over „Henriëtte Roland Holst als Humaniste". Verder worden lezingen gehouden door dr. A. L. Constandse op Woensdag 25 No vember, door dr. D. H. Prins over „De vlucht uit de werkelijkheid" op Zondag 20 December, door M. J. F. Ehrbecker op een bezinningsbijeenkomst, 31 September, door mevrouw A. Romein Verschoor over „Jeugd en ouderdom" op Zondag 17 Janu- ri, 1954, door dr. H. Jansen óp Zondag 28 Februari, door dr. H. Musaph op Woensdag 24 Maart over „Het verwerken van Leed", door. dr. A. Perdeck over „Bernard Shaw en de God der Kerken", op Zondag 11 April, en door mr. B. W. Stomps op Zondag 2 Mei (herdenkings bijeenkomst). Alle vergaderingen worden gehouden in Brinkmann. Détail van het Spaans kampement" met het vaandel, dat wellicht een sleutel tot nadere identificatie vormt. Kleuren en tekening hiervan zijn nadrukkelijk weer gegeven. Twee maanden geleden was dit een volkomen „blindehoek van het schil derij. De uit de kruik drinkende man bij voorbeeld was in het geheel niet zichtbaar. kleuren, maar ook de vormen van hoofd deksels en andere kledingstukken sterk ge wijzigd. In ieder geval kan gesproken worden van een aardige documentaire vondst. Stellig is het schilderij in opdracht vervaar digd, zoals in de zeventiende eeuw zo dik wijls gebeurde. Men wordt nog in deze mening gesterkt door het feit, dat Teniers, Van onze correspondent in Brussel) Wij hadden een uitvoerig onderhoud met een Belgische expert op het gebied van de opera. Men weet waarschijnlijk wel, dat de Brusselse opera, het Théatre Royal de la Monnaie of Koninklijke Muntschouwburg, sinds drie eeuwen bestaat. Maar minder bekend is het feit, dat België, behalve de Monnaie, nog zes andere opera's in leven houdt, namelijk te Antwerpen, te Luik, Gent, Verviers, Namen en Mons of Bergen. Al deze opera's worden door het departe ment van Onderwijs gesubsidieerd, waar bij natuurlijk het grootste deel naar Brus sel en Antwerpen gaat. De vrienden van de Brusselse Monnaie zijn nu ontevreden, omdat de verdeling van de subsidies tot gevolg heeft dat dit theater een relatief kleiner deel krijgt, dan waarop het ingevolge zijn grotere presta ties een moreel recht heeft. Begrotingstechnisch ziet de situatie er als volgt uit: De Brusselse Opera speelt tien maanden per jaar en onafgebroken zes dagen per week.... Het is een prestatie, welke niet veel opera's ter wereld leveren. In de provincie speelt men slechts zes maanden en over het algemeen drie keer per week. De algemene onkosten zijn te Brussel veel hoger dan in Verviers of Ber gen. De expert vertelde ons, dat de leden van het orkest, van het koor en van de ballet ten te Brussel een jaarcontract hebben met een salaris van minimaal 100.000 francs (of 7600 gulden) en maximaal 136.000 francs. De artisten hebben een maand repetitietijd en een maand betaald verlof en moet dus tien maanden lang zes keer per week optreden. De solisten hebben na tuurlijk speciale engagementen. De Monnaie krijgt van de stad Brussel een subsidie van zes millioen francs, van de staat 14,4 millioen (of meer dan een millioen gulden per jaar) en van de pro vincie Brabant bovendien nog 1,5 millioen francs. De recettes belopen ongeveer 12 millioen francs per jaar. Ondanks dit enorme budget heeft de concessiehouder bedankt. Hij heeft er het vorige jaar niet minder dan zes millioen francs uit zijn eigen portemonnie moeten bijleggen, want de concessies voor de exploitatie van de opera bevat de conditie, dat de houder per soonlijk verantwoordelijk is voor het finan cieel beleid van het theater. Het standpunt van de regering en van de overige subsidiërende organen is, dat die subsidies ruim genoeg zijn berekend om, bij een zuinig beleid en een kwalitatieve inspanning op het gebied der programma's, een sluitende exploitatie mogelijk te maken. Nu de ex-concessionaris, die naai de aggressieve en welluidende naam van Cornaïle de Thoran luistert er het bijltje bij neer heeft gelegd. Is men in dé kringen van de kunstkenners en in de officiële milieu's toch even gaan nadenken. Hoe is het mogelijk dat een zo zwaar verlies kon worden geleden? Het feit dat er in Antwerpen en Gent opera's zijn, kan de positie van Brussel niet in gevaar bren gen, integendeel, want wanneer er te Brussel werkelijk grote dingen gebeurden, kwamen de Sinjoren en Gentenaren toch naar Brussel en voorts hield het bestaan van die twee provinciale gezelschappen een operaminnend publiek in het leven. Ove rigens gaat een Antwerpenaar niet gemak kelijk naar Brussel en zal hij in een ge sprek nooit toegeven, dat de hoofdstad een werkelijk kunstcentrum is met z'n Brus selse avant-garde bioscopen, de vele mani festaties van het Paleis voor Schone Kun sten, de musea en tentoonstellingen. Op het artistiek peil van de Monnaie is intussen heel wat aan te merken, voor namelijk omdat de troep in de oude sleur bleef van de klassieke opera. Overigens heeft die nog altijd zijn publiek. Veel erger zijn echter de technische tekort komingen. Ook de balletten zijn zeer slecht. Maar de hoofdzaak van het finan ciële falen van de Monnaie ligt elders. De artisten begonnen te denken, en dat zij een baantje-voor-het-leven hadden en dat is natuurlijk de dood van ieder artistiek leven, dal steeds fris en nieuw dient te zijn, dat voortdurend door hard werken uit de sleur dient te worden losgerukt. Grote vernieuwingen De nieuwe concessionaris van de Brus selse Monnaie heeft wijs gehandeld al dus onze zegsman toen hij alle contrac ten opzegde, hoe hard dit sociaal ook moge wezen. Hij besloot de artisten slechts na een serie individuele audities te engageren. Deze examens hebben thans te Brussel in het Koninklijk Vlaams Theater plaats. De stad heeft een belangrijke concessie ge daan: er is op het ogenblik in het eerbied waardige gebouw, dat sedert tientallen jaren niet meer was getransformeerd, van onder tot boven schoongemaakt. De nieuwe concessionaris is de Wit-Rus Joseph Rogatchewsky, die een beroemde bariton is geweest en die een deel van zijn carrière als operazanger in de Monnaie heeft doorgemaakt. Hij heeft grootse plan nen om het peil van de opera op te voeren en tevens een ruimer publiek te lokken. Zo voert hij besprekingen met het beroem de New York City Ballet en gaat hij de dirigent Elmendorf engageren om de Duit se opera's te leiden. Voor de examens maakt hij geen onderscheid tussen Belgi sche en buitenlandse artisten. Er zijn al heel wat Franse en Italiaanse zangers komen opdagen. Intussen rijst de vraag of in België het bestaan van niet minder dan zeven opera's verantwoord mag worden genoemd. Maar onze zegsman wees er ons onmiddellijk op, dat iedere poging om deze gezelschappen, die ieder hun eigen theater hebben, te kristalliseren tot één nationale Franse en één nationale Nederlandse opera van Bel gië bij voorbaat tot mislukking is gedoemd. Waarom? Omdat de gemeentelijke autono mie zo sterk leeft, tot in het onzinnige toe, dat geen enkele der zeven steden er ooit in zou toestemmen om haar opera op te geven en te zien opgaan in een groter ge heel. Van die nationale opera is niettemin voorzichtig sprake achter de coulissen. Niemand durft echter tot een daad over te gaan. Af en toe laten de provinciale opera's een naam van formaat op het affiche ver schijnen om dan spoedig weer in te slui meren. Maar tegenover Brussel hebben zij dan bewezen, dat zij de subsidie waardig zijn. En in België is de hoofdstad werkelijk zo centraal gelegen, dat Brussel door alle provincialen van imperialisme wordt ver dacht, overigens vaak terecht. Iedere dis cussie over de cultuurspreiding, het stimu leren van het artistiek leven in de provin cie en zo is dus in België kansloos. Wat men ook zal zeggen voor of tegen de opera in de provincie: de vijf steden zullen steeds samenspannen om te beletten dat Brussel de stad wordt van de Franse en Antwerpen van de Vlaamse „genationaliseerde" opera. Men zal mogen bewijzen, cijfers in de hand, dat alleen een concentratie van het operawezen een doelmatig aanwenden van de subsidies mogelijk kan maken, zowel technisch als artistiek, het zal alles boter aan de galg zijn. Geen enkele politicus zal het verwijt aandurven, dat hij zijn arron dissement of stad van de opera zou hebben beroofd om de „Brusseleers" plezier te doen. Of het probleem van de twee nationale opera's ooit werkelijk actueel zal worden in België, hangt intussen in grote mate van het experiment van de nieuwe concessio naris van de Monnaie af. Slaagt hij er in Brussel vlot te brengen, dan zullen de ove rige opera's verder hun subsidies krijgen en moreel verplicht worden om het peil van hun voorstellingen op een artistiek hoger niviau te brengen. IEDERE kunst weerspiegelt de geest van de tijd. Zo ook die van het toneel, in welke vorm dan ook. In cultuurhistorische beschouwingen vindt men diepzinnige ver klaringen van de daai-mee samenhangende ontwikkelingsgang. Te dikwijls wordt daarbij echter vergeten, dat het menig maal schijnbare kleinigheden zijn geweest, die de grote „in de lucht hangende" ge volgen mogelijk maakten. Waarbij menig maal de initiatiefnemers van de ver nieuwingen allerminst bewust artistiek- revolutionnaire bedoelingen hebben gehad. Zo kortte La Camargo in 1721 haar dans- rok geenszins in om de entréchats of voet kruisingen in de lucht uit te vinden, maar omdat zij mooie benen had en niet van zins was die langer aan het oog onttrok ken te houden. Maar de tijd was rijp voor deze hervorming, want de weg kwam er door vrij voor de virtuositeit, die volko men paste in de geest van de achttiende eeuw, doordrenkt van een zinnelijke le venshouding, met een toenemende belang stelling voor het menselijk lichaam. HET is dit jaar precies twee eeuwen ge leden, dat zich een bijna even baan brekende, doch minder bekende ver nieuwing op hetzelfde gebied voltrok. In 1753 werd namelijk in de Parijse Opera een opvoering gegeven van het korte, pas torale zangspel „Bastien et Bastienne" van Mozart en daarin verscheen de toen zeer geliefde Madame Favart, de vertolkster van de vrouwelijke titelrol, op klompen en in eenvoudige, doch kleurige hoeren dracht zonder de sjerpen en sieraden, die toen algemeen mode waren, ongeacht de stijl van het uitgevoerde werk. Het eerste realistische costuum. De draagster heette voluit Marie-Justine Benoite du Ronceray, debuteerde als Demoiselle de Chantilly en was gehuwd met de dichter Charles-Simon Favart, die zij een al even opzienbarend verschijnsel in die tijd van lichtzinnige carrières volkomen trouw bleef, ondanks de hardnekkige toe naderingspogingen van maarschalk Mau- rits van Saksen. Haar voorbeeld maakte langzaam maar zeker de weg vrij voor een historisch of geografisch verantwoorde aankleding, al bleef men nog geruime tijd een al te ge trouwe navolging van dë werkelijkheid onartistiek en wat erger was onfat soenlijk vinden. De herders en herder innen werden omstreeks het midden van de achttiende eeuw normaliter uitgedost op de wijze van antieke standbeelden, met als teken van landelijkheid ten hoogste een op de hoepelrok geborduurde of gestikte slinger van kunstbloemen. Merkwaardige bijzonderheden daarover vindt men in de terecht vermaarde „Lettres sur la danse et les arts imitateurs" van Jean-Georges Noverre, waarvan onlangs de uitgever Lieutier in de serie „Les classiques de la danse" een voorbeeldige nieuwe editie in drieduizend genummerde exemplaren pu bliceerde. Noverre schrijft daarin onder meer: „In 1762 verklaarde ik de oorlog aan de enor me gepoederde pruiken van de Opera, om dat die belachelijk waren en in strijd met de waarheid van het costuum en met de verhouding van het hóófd tot het lichaam". Het zou nog tien jaren duren voor er ver dere vex-betering kwam, alv/eer door met de kunst op geen enkele wijze verband houdende omstandigheden. Op 21 Januari 1772 werd, eveneens in de Parijse Opera, een uitvoering van „Cas tor en Pollux" gegeven. In de vijfde acte daarvan zou Gaëtano Vestris, bijgenaamd: de god van de dans, de traditionele entrée van Apollo dansen. Hij was gewend dit ge maskerd te doen, met een geweldige zwarte pruik en een gouden stralenkrans op de borst. Door een kleine blessure kon hij echter niet optreden. De in zijn plaats ge vraagde Maximilien Gardel wilde slechts optreden op één voorwaarde: dat hij zijn eigen blonde haar zou mogen dragen, on bedekt door pruik en masker, want hij wilde dat het publiek zou zien, dat het niet door Vestris maar door hem tot geest drift werd gebracht. Alweer een voor beeld van ijdelheid, dat de kunst heeft ver der geholpen. MAAR toch moet men niet denken, dat de tegenwoordige volmaaktheid van costumering in het theater overeenkom stig de stijl van het werk en het karakter van de voor te stellen periode nu spoedig werd bereikt. Verre daarvan. Men leze maar eens, wat het Nederlandse tijdschrift „De Tooneelkijker" in 1816 naar aanlei ding van een opvoering van een prullig stuk van Iffland in de Amsterdamse Stads schouwburg aan eritische commentaar be vatte: „De uitvoering is vrij goed geweest en de hoofdpersonen hebben veel toejuiching verworven. De kleedingen echter liepen, gelijk bijkans altijd, te veel uit elkander. Zoodat de wederkeerende zoon, de gen darmes enzovoorts in hedendaagsche uni formen, de baljuw in eenen rok uit de eeuw van Lodewijk den vijftienden en de Het ziet er triest uit voor de Muntschouivburg in Brussel Hier ziet men Jan Punt, beroemd Neder lands acteur uit de achttiende eeuw, in de rol van Achilles, naar een gravure van hem zelf. Zoals alle Griekse toneelhelden uit die tijd in een Engels hemd van satijn, vol pailletten en galon, met een zwart fluwelen broek onder het zogenaamde Romeinse kleed met grote manchetten. De haren wa ren gepoederd en werden met witte zijden linten in een strik gedragen. Een stropdas voltooide het costuum. vrouwen in de kleeding der Fransche boe rinnen onder Lodewijk den dertienden op getreden zijn". Ironisch voegt de anonie me auteur eraan toe: „Dit geschiedt den kelijk voor de verscheidenheid!" En is die costumering tegenwoordig eigenlijk wel zo volmaakt als men vaak al te lichtvaardig beweert? De Amerikaanse criticus en regisseur Eric Bentley heeft er ons pas nog in zijn studie „Hoe men Shakespeare niet moet spelen" aan her innerd, hoe moeilijk het schijnt te zijn in een stuk uit de verleden tijd iemand in oude kleren te laten rondlopen. Men be merkt bijna altijd dat ze eerst moedwillig kapot gemaakt en daarna kunstzinnig her steld en opgelapt zijn. Te dikwijls doen historiestukken nog denken aan een ge- costumeerd bal. In ieder geval echter wordt er alle mo gelijke zorg besteed aan authenticiteit. Als de regisseur het zelf niet precies weet, roept hij wel een deskundige te hulp. Onze costuumontwerpers zijn. vaak gespeciali seerd en steeds goed gedocumenteerd. Maar men behoeft natuurlijk niet zo ver te gaan als de van origine Russische re gisseur Peter Scharoff, die hier te lande enkele jaren geleden „De drie zusters" van Tsjechof in scène zette. Eerst liet hij alle ateliers afzoeken, tot precies de gewenste stof gevonden was voor de benodigde uni formen, die van het fijnste laken moesten zijn. Nog echter was hij met het resultaat niet tevreden. De Russische officieren, zo meende hij, waren slanker en hielden hun ruggen rechter dan onze acteurs vermoch ten. En zo kwam het, dat hij hen de ver plichting oplegde hoge vetereorsetten te dragen. Pas toen was het helemaal echt. DAVID KONING ADVERTENTIE Een ober had een bord opgehangen, Dat hij geen fooien wilde ontvangen. „No tips" stond er op. Maar het werd juist een strop, Omdat het juist „TIP" is wat de klanten verlangen. I«z. Heer F. K. Amsterdam, ontv. 1 fl. Tip en 1 L.fl. Bootz' Oude Genever. MEVR. MERRIFIELD OPGEHANGEN MANCHESTER (Reuter) In de ge vangenis van Manchester is vanochtend de 46-jarige mevrouw Louisa Merrifield op gehangen, die twee maanden geleden schuldig is bevonden aan het vergiftigen van de 76-jarige mevrouw Sarah Ricketts, voor wie zij de huishouding deed. Het is de derde maal sinds 1936, dat in Groot-Brittannië een vrouw is terechtge steld. VOORNAAMSTE VOORSTELLINGEN EN CONCERTEN IN AMSTERDAM In de Stadsschouwburg speelt de Neder landse Comedie heden en Donderdag het blijspel „Welkom thuis, Helena" van André Roussin, met Mary Dresselhuys in de titel rol. Voor Zondag staat de thriller „U spreekt met uw moordenaar" op het pro gramma, voor Maandag „Een moeilijk mens" van Hugo von Hofmannsthal. „Het uur der verrukking" van Anna Bo- nacci wordt Woensdag in de Stadsschouw burg gespeeld door de Haagse Comedie voor de Kunstkring. Regie en vertaling: Cees Laseur, in de hoofdrollen: Elisabeth Andersen, Enny Meunier, Paul Steenbergen en Gijsbert Tersteeg. De Toneelvereniging vertoont „Circus Knie" van Zuckmayer in het Centraal Theater en van 25 September af „Wat is de waarheid?" van Pirandello (onder re gie van A. Defresne) in het Leidseplein Theater. Toon Hermans is met zijn nieuwe pro gramma in de Kleine Komedie en de to neelgroep Puck speelt een week lang „Het Dievenbal" van Jean Anouilh onder regie van Ank van der Moer in het Nieuwe de la Mar-theater. De Nederlandse Opera heeft de volgende agenda: Zondagavond „Der Freisehütz" van Weber onder leiding van Erich Walter en Dinsdag „Der Fledermaus" onder direc tie van Cor Olthuis. Vrijdagavond komt „Fidelio" van Beethoven voor het voet licht met medewerking van Gré Brouwen- stijn, Otakar Kraus, Jan van Mantgem, Guus Hoekman en de dirigent Josef Krips. Het Concertgebouw-Orkest speelt Donder dag onder leiding van Willem van Otter- loo met solistische medewerking van Cor de Groot. Woensdag zingt het Don Kozak- kenkoor van Serge Jaroff. In de kleine zaal van het Concertgebouw speelt Woensdag de Schola Cantorum Basiliensis van Bach de volgende werken: het derde Brandenburgse concert, het Cem baloconcert in E en het Vioolconcert in d. Exposities: in het Rijksmuseum „Vene- tiaanse kunst". In het Stedelijk Museum: kunst van vijf generaties, aanwinsten uit de verzameling Regnault, tekeningen van Stemberg, benevens de grote Van Gogh- tentoonstelling (tot 21 September). In het museum Willet Holthuysen: vier eeuwen borduurwerk.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 5