Een communistisch spion ging naar Zwitserland
„Het grote gemis der democratie
is het gebrek aan discipline"
DE DICHTER J. H. LEOPOLD
Verbeeldingen van Harlekijn
In aquarel en plastiek
AUJ9;
Kunstenaars helpen
Schrijvers van altijd
Het nieuzvs van Caux
HARTENDORP
3
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Een sublieme uitgave in twee delen
van zijn verzamelde werken
Expositie ten bate van
het Rampenfonds
Limerick-prijsvraag
Franse litteratuur
INANCIERING
Deel collectie Regnault
voor Stedelijk Museum
Infiltratie
De sleutel
Vara vraagt Nederlandse
lichte composities
Toneelprijsvraag 1952
zonder bekroning
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953
10 IS DAN NU, naast de reeds verschenen en ten dele nog onvoltooide uitgaven der
verzamelde werken van Gorter en Couperus, Dèr Mouw (Adwaita) en Top Naeff,
Aart van der Leeuw en Keuls, Jan Prins en Greshoff, A. Roland Holst en Jacob
Israël de Haan, Marsman en Ter Braak, ook het levenswerk van de dichter Leopold
gebundeld*): twee delen, poëzie en proza, in een uitvoering die, in de typografische
verzorging van Helmut Salden, een sieraad is van boekkunst en voorzien van de
uitvoerige hoewel nog onvolledig gepubliceerde aantekeningen van de dichter
en hoogleraar P. N. 'van Eyck tot een standaarduitgave is geworden, die in onze
moderne litteratuur nauwelijks haar «gelijke heeft. Moeilijk kan men er zich een
voorstelling van maken, hoeveel eindeloos geduld en toegewijde liefde, hoeveel inge
spannen arbeid en veelal ook dichterlijke intuïtie er voor nodig moet zijn geweest, om
uit de grotendeels ongeordende nalatenschap van cahiers, blaadjes en snippers met
jn alle mogelijke staten van bewerking verkerende verzen" en talloze varianten een
jo definitief mogelijke bundeling tot stand te brengen, die de goedkeuring van de
veleisende, had hij nog geleefd, zou hebben weggedragen.
Veel viel er goed te maken, nadat de
door Boutens verzorgde eerste verzenbun-
van 1912 en de een jaar na de dood
van de dichter overhaast samengestelde
tweedelige uitgave van 1926 het misver
stand, dat als een doem op dit dichter
schap, op dit werk en deze mens heeft
gerust en nóg rust; alleen maar vergroot
ten. Veel was er al goedgemaakt zoveel
als met het beschikbare materiaal mogelijk
was toen Van Eyck in 1935 Leopolds
Verzamelde Verzen" na het zorgvuldigst
beraad, na een haast pijnlijk wikken en
wegen, uitgaf. Een grotere dienst, een gro
tere hulde ook, had aan het werk van een
eenzaam, vereenzaamd, zo tot in zijn
diepste wezen vereenzelvigd en weggedo
ken dichter als Leopold niet bewezen kun
nen worden. Het was het enige, dat men
selijkerwijs mogelijk was, om de innerlijke
eenheid van dit levenswex-k, waarin de
dichter stond „gebogen over de eigen
zang", in zijn uiterlijke verschijningsvorm
te herstellen. En nu is er dan deze com
plete uitgave, die ook het nooit te voren
gebundelde proza omvat.
Leopold geheel
Hier is dan Leopold geheel: de dichter
van de zes Christusverzen, van het zo diep
gekrenkt-schrijnende, uit zoveel onzegbare
tederheden weggestroomde „Voor 5 De-
cember", van het in de ondoorbreekbare
ban van zijn persoonlijkheid gevangen
„Cheops". De dichter van „Oosters", die in
Rubaiyat van Omar Khayyam „een
zachte wijsheid" had gevonden, een be
schouwelijk aanvaarden van de mense
lijke onvolkomenheid en de onherroepe
lijke vergankelijkheid van wat schoon is,
van hoogste verlangen en diepste bevredi
ging, en de zinnenvreugde van het ogen
blik daarom des te kostbaai-der achtte en
des te voller genoot genoot uit onvree
om het onvervulbai-e.
Daar is ook de dichter van het vele dat
onvoltooid moest blijven, van wat nog geen
uitweg kon vinden en wachten moest,
verstillen moest, om door de wand van zijn
gekerkerd wezen heen te breken, en dat
nu in de ijle stilte van de voor goed on
ingevulde vers-woorden meefluistert als
uit een andere wereld. Want zo heeft hij
zich gevoeld en 't ook meer dan eens uit-
gedrukt: „gekerkei-d" binnen de grenzen
van zijn persoonlijkheid, „verscholen"uit
bittere noodzaak. Hij, volwassen geworden
tijdens de nabloei van de Beweging van
Tachtig, individualist niet bij de genade,
maar bij de doem der geboorte, geest ten-
volle van zijn tijd, was er niet naar ge
aard, deel te nemen aan de „panische brui
loft der zinnen" (Marsman), aan dat tin
telend levensbegeren, dat in Gorters „Mei"
losbarstte. En evenmin kon hij als Kloos
„een god in het diepst van zijn gedachte"
zijn, het „allei-individueelste" verheerlijken
en belijden als hoogste goed.
Leopold droeg eeuwen in zich om. Zijn
bloed was oud en moe van cultuur, zijn
ontvankelijkheid daardoor tot het uiterste
verfijnd en gedifferentieerd. Laaide bij de
Tachtigers de brand van hun levensdorst
fel op, bij Leopold was de vlam naar bin
nen geslagen en verhelderde en verzengde
tegelijk, wat in hem het schoonste en te
derste was. Er moet in deze van de wereld
afgewende mens, deze onverzadigbaar naar
het volmaakte reikende dichter, een hevig
bewogen tumult zijn geweest, een veelheid
van indrukken die hem overstelpte en in
haar menigvuldigheid niet anders dan in
stamelende, prevelende, ademloos benoe
mende en in stilte verzinkende dichter-
woorden kon terugvloeien. Anders dan
Gorter doorbrak hij de traditionele vers
vorm, ontbond hij het zinsverband, om
woord voor woord te doen klinken als
„violen en violoncellen donkerstroef ge
streken" en zo, „stil voor zich heenge
voerd", het uiterste prijs te geven van zijn
vreugde en pijn, van het heiligste van zijn
vervoering, het tederste van zijn onvervul
bare liefde.
Niets heeft hij zo smartelijk beleden als
déze onvei-vulbaarheid. Veel gederfde lief
de en gemeenschapshunkering was er in
deze schuchtere mens, een diep verlangen
naar volsti-ekte overgave, dat soms alleen
een uitweg kon vinden in een verheven
stilte, waarin alle onvolkomen mensen
woorden verstomden. „Ik wil gaan schuilen
in mijn eigen woorden" hoe noodlottig
hij die eenzaamheid heeft ervaren, is
woord voor woord aan het proza van zijn
aan Beethoven gewijde „Nabetrachtingen
van een concertganger" af te lezen.
Symbool der eeuw
Hij was anders dan zijn generatiegeno
ten, de oudere en jongere. Anders dan de
vitaal-onproblematische, zich argeloos voor
het leven openstellende Gorter. Anders
dan de in een roes van persoonlijkheids
verheerlijking zwelgende Kloos en de in
wijsgerige bezinning verhelderde Verwey.
Hij was een einde, en hij wist het. Hij was
een symbool van zijn eeuw, van zijn aan
zijn individualisme lijdende tijd een
teken van een aan zijn rijpheid bezwij
kende cultuur, die vóór haar afscheid in
haar hoogste verfijning opbloeide.
En als einde was hij, opgenomen in de
kringloop der dingen, tevens een begin.
Steeds heeft men hem uitsluitend genoemd,
verklaard, gewaardeerd in verband met de
nabloei der Tachtigers, zijn betekenis daar
mee inperkend binnen het raam van de
litteraire stroming, waaraan hij zonder
twijfel verwant was. Maar verruimt men
de einder, denkt men zich zijn dichterfi
guur in tegen de achtergrond van de
Europese poëzie, dan lijkt hij ik denk
aan Von Hofmannsthal, Rilke, Mallarmé
en Joyce, ten dele aan Eliot met zijn
„verzelfstandigd woordgebruik", met zijn
transreële zintuigelijkheid, aan de aanvang
te staan van een verskunst, waarvan de
ontwikkeling zich nü pas aftekent.
Maar laat ons ook met déze waarde
bepaling voorzichtig zijn: „Tijdens mijn
leven", dichtte Leopold, „was iedere oor
deelspreuk er altijd neven". Over Leopold,
over de eenzame, in zijn uit- en afzonder
lijkheid zoveel misverstane dichterfiguur,
die de stroming waaruit hij is voortgeko
men zo verre overschreed, is het laatste
woord nog niet geschreven. Misschien is
het een latere tijd beschoren hem te ont
dekken.
C. J. E. DINAUX
J. H. Leopold: „Verzen, Fragmenten"
(Deel I), „Verzen, Drama, Proia" (Deel II).
(Brusse) Van Oorschot, Botterdam-Amsterdam)
Over ontstaan en samenstelling van deze
tentoonstelling heeft men in dit blad op
Zaterdag 12 September kunnen lezen. Ter
leniging van de nood, ontstaan bij de ca
tastrofale Februaristorm, hebben Neder
landse en buitenlandse kunstenaars wer
ken afgestaan, welke door verloting onder
het publiek kunnen komen. Naast de vele
acties, ondernomen tot het bijeenbrengen
van de enorme, noodzakelijke bedragen
zijn talloze middelen aangewend. De be
langeloze, hartelijke geste van de kunste
naars, die zelf dikwijls tot de materieel
zwaarst beproefden behoren, verdient ze
ker een geestdriftig antwoord van de zijde
van het publiek.
Uiteraard mag een dergelijke expositie
niet onderworpen worden aan critische
beschouwingen en we willen ons dus be
perken tot een korte bespi-eking. Indien
we er toe overgaan toch enkele namen te
noemen, doen we dit niet met de bedoeling
om een grens te trekken tussen deze kun
stenaars, die allen met gelijke nobele in-
tensie hun geesteskinderen afstonden om
hun medemensen te helpen, maar alleen
omdat het een aanbeveling tot bezoek en
aankoop van loten ma£ zijn, wat toch het
gemeenschappelijk doel is.
Europese namen als Chagall, Villon en
Rouault „klinken" natuurlijk voor een ten
toonstelling, maar het dient toch opge
merkt te worden dat ook de Nederlandse
kunstenaars voor het merendeel een vol
waardig werk hebben afgestaan. En als ik
u vertel dat er één van de mooiste bron
zen maskers van John Radecker, schilde
rijen van Marie van Regteren Altena,
Quirijn van Tiel, Lodewijk Schelfhout en
George Rueter, aardewerk van Bart Nien-
huis en Huberts geëxposeerd (en dus te
winnen) zijn, ziet u dat het aan Neder
landse „namen" ook niet mankeert. Om
nog enkele exposanten te vermelden noe
men wij de grafici prof. Kuno Brinks, Mau-
rits Escher, Joh. Bezaan en Jeanne Bieru-
ma Oosting, welke laatste behalve enige
etsen ook nog schilderijen afstond. Zij is
lang niet de enige, die royaal-weg ver
scheidene werken schonk.
Van de Haarlemse schilders en beeld
houwers vindt men werk van Theo van
Reyn, H. F. Boot, Willem Rees, mevrouw
Dingemans Numans en anderen. Wij zagen
ook menig goed schilderij van ons onbe
kende kunstenaars. En men mag niet ver
geten dat slechts een klein gedeelte van
het totaal aantal werken in Haarlem te
zien is.
Wie weet vindt één dezer werken een
weg naar uw huis en brengt er een stukje
vreugde. Maar dan moet u een lot of liefst
meer dan één kopen!
OTTO B. DE KAT.
Jan Peeters (kunstschilder) en Hanny
Riidecker (beeldhouwer) stellen gezamen
lijk hun werk ten toon in een expositiezaal
in het perceel Kleine Houtweg 65. Deze
alliantie tussen twee Amsterdamse kun
stenaars is er niet een van het toevallig
moment, hetgeen al dadelijk blijkt uit een
gemeenschappelijke voorkeur voor be
paalde motieven, zoals de harlekijnfiguur.
Beiden hebben een lyrische inslag en be
zitten naast een voorliefde voor het onge-
dwongene en luchtige een gedegen aan
dacht voor de technische totstandkoming
van het kunstwerk.
Gouache van Jan Peeters
Uit bovenstaande schematische aandui
ding, die deze exposanten bij de lezer wil
introduceren, zult u wel de gevolgtrekking
gemaakt hebben, dat er hier spx-ake is van
een harmonieus samengaan. Dit is stellig
het geval en het is dan ook een van de
plezierigste exposities, die we de laatste tijd
gezien hebben, temeer daar buiten het goed
klinkende ensemble ook in de afzonderlijke
aquarellen en plastieken heel veel te waar
deren valt.
De grote Harlekijn, direct in kalksteen
gehakt door H. Radecker, is niet alleen een
decker zich de discipline van het hakken in
steen weet op te leggen, is een gunstig
teken.
Jan Peeters mag dan ditmaal voor het
eei-st in Haarlem uitkomen met deze col
lectie aquarellen, zijn debuut ligt al heel
wat jaren terug. Wij herinneren slechts aan
zijn recente muurschildering in de Am
sterdamse Stadsschouwburg. Het was juist
deze opdracht, die het harlekijnmotief op
leverde en op deze tentoonstelling vindt
men dan ook verscheidene aquarellen, die
voor en na deze muurschildering zijn ont
staan. Opmerkelijk is de juiste typering
van het corpus van de harlekijnfiguur, het
welk iets logs en tevens soepels heeft.
Tussen het zotte van de clown en het lenige
van de acrobaat ligt zijn domein.
Picasso heeft in zijn blauwe periode deze
figuren meermalen verbeeld en er de
melancholie en nostalgie naar een ge
droomde wereld in uitgesproken. Jan Pee
ters blijft dichter bij het onderwerp zelf,
maar een zweem van droefheid is soms ook
in zijn aquarellen te vinden, onder andere
in de staande figuur tegen grijs-groen
fond.
Peeters gaat zorgvuldig en spaarzaam met
zijn uitdrukkingsmiddelen om hetgeen voor
de aquarel dienstig is. Denkt u maar aan
Cézanne, die stellig ook Jan Peeters' verre
leermeester is. Ook hij doopt de waterverf-
penseel veelvuldig in ultramarijn en
cobaltblauw en tekent nat-in-nat de con
structie van een landschap, interieur of
vi-ouwfiguurtje. Zijn aesthetiek lijkt op het
moment nog een belemmering om de mens
als spiritueel wezen te benaderen. Maar
misschien is dat geen direct nadeel, want
zonder zich te forceren kan hij nu zijn
volle aandacht geven aan een zuivere
weergeving. Men mag zijn aquarellen ge
rust „knap" noemen, zonder daarbij in de
verste verte aan iets schools te denken.
Zijn aanloop is zeker goed voorbereid en
onder de Amsterdamse jongeren mag men
hem rekenen tot een der meest begaafden.
Wij zijn blij met deze expositie en hopen
dat het Haarlemse kunstleven er een
stimulans door ontvangt, hetgeen, gezien
de geringe oogst van de laatste maanden,
niet overbodig lijkt.
OTTO B. DE KAT
De uitgeversmaatschappij A. W. Bruna
te Utrecht heeft een prijsvraag uitgeschx-e-
ven voor een limerick van willekeurige
„ECRIVAINS DE TOUJOURS",
(Editions du Seuil, Paris)
Kon-Tiki, Anapurna en De belevenissen
van dr. Bombard zijn bestsellers. Toch
dienen de beschreven avonturen eigenlijk
slechts tot ondei-zoek of bewijsvoering.
Danken deze boeken hun succes dan aan
het feit, dat deze zeevaarders en bex-gbe-
klimmers als onzichtbare tochtgenoot de
dreiging van een mogelijke ramp hebben
en deze mogelijkheid, hoewel door weten
schappelijke vooi-bereiding tot onwaar
schijnlijkheid teruggebracht, voor de lezer
een heerlijke prikkel is?
Men zou voor hun succes ook een andere
verklaring kunnen geven en zeggen, dat de
huidige lezer, levend in een onrustige
wereld, steeds minder belang stelt in ach
ter de schrijftafel bedachte romanhelden,
wier psychologisch conflict, temidden van
geconstrueerde situaties, uiteengerafeld
wordt. Talrijke lezers willen thans een
schrijver leren kennen in het door deze
werkelijk doorleefde. Zij wensen niet de
ontleding van een fictief leven, maar de
ontwikkeling van een in lichaam en ziel
ervaren leven. Kortom, vele lezers schij
nen thans behoefte te hebben door het
werk heen een reële, levende persoonlijk
heid te ontmoeten.
fijnzinnig werkstuk, maar heeft een losheid inhoud in de Nederlandse taal. De inschrij
en rust in de stand, welke in deze materie
niet zonder grote concentratie te bereiken
is. Zijn geboetseerde kleine figux'en en
groepen vertonenen deze speelsheid in nog
sterkere mate. hetgeen enigszins voor de
hand ligt. Dat een talent als Hanny Ra-
ving sluit 15 November. De uitslag wordt
in dezelfde maand bekend gemaakt De
hoofdprijs bedraagt honderd gulden.'Ver
der zijn er vijftig prijzen in boekvorm. De
jury bestaat uit Max Dendermonde, dr.
Barend de Goede en Jaap Romijn.
WILLI BENEDENS, een mijnwerker in het Ruhrgebied, was sinds zijn prille jeugd
het communisme toegedaan op een wijze, die hem stempelde tot een fanatiek en
overtuigd aanhanger der idee tot wereldrevolutie. Tijdens het nazibewind stond
hij te boek als „verdacht" en bij het uitbreken van de Duits-Russische oorlog werd
hij onmiddellijk verwijderd uit de Luftwaffe, waarin hij diende. Hij werd naar het
Oostfront gestuurd, waar hij beide benen verloor. Wonderlijk genoeg overleefde
hij deze verschrikkelijke verwonding en toen hij na de nederlaag van Hitier weer
in het Ruhrgebied terugkwam, kende hij maar één doel: Zich geheel en al geven
voor het communisme. Hij werd propagandaleider der partij in een Ruhr-Bezirk en
had een groot aandeel in de verspreiding der communistische ideologie onder de
mijnwerkers. Van deze man, die zich met twee kunstbenen op bijna normale wijze
voortbeweegt resultaat van wilskracht en geduld hoorde ik een interessant
verhaal, dat ik hem hieronder laat vertellen.
ADVERTENTIE
Een veertigtal schilderijen uit de ver
zameling van P. A. Regnault is aan het
Stedelijk Museum te Amsterdam overge
dragen. Mr. H. J. Reinink, secretaris
generaal van het ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen, die bij de
overdracht tegenwoordig was, vestigde er
de aandacht op, dat de heer Regnault een
der weinige verzamelaars is van moderne
kunst in ons land. Lang voordat kunste
naars als Zadkini, Chagall, Lurgal, Cam-
pigli en Permeke naam hadden gemaakt,
begon de heer Regnault hun werken reeds
te verzamelen.
„De idee van een wereldrevolutie, die
zou afrekenen met de sociale onrechten
en de maatschappij zou hei-vormen tot in
haar diepste grondslagen, had mij sinds
mijn jeugd in naar ereep en bezielde mij
tot een voortdurende striid voor het com
munisme, waarin ik de oplossing voor het
wereldprobleem meende te hebben ge
vonden. Geen enkele andere ideologie had
de aanti-ekkingskx-acht, die het commu
nisme op mij uitoefende, kunnen op
brengen. De mislukking van de demo
cratie in de praktijk, de vervlakking en
ln de gelederen der pioniers van Caux
staat ook die zwarte dokter uit Zuid-
Afrika, dr. William Nkomo, pionier der
Zuid-Afrikaanse jeugdorganisatie, die een a
de gewelddadige revolutie tegen de blan
ken predikte.
onwaarachtigheid van de praktijk der
godsdiensten, de verfoeilijke methoden
van het nationaal-socialisme dat alles
deed mij onvoorwaardelijk geloven in de
doeltreffendheid en de ver wezenlij kings-
mogelijkheden van het communisme.
Een betere wereld dat was het fasci
nerende doel wat mij voor ogen schitter
de en daarvoor trachtte ik mijn mede-ar
beiders te winnen. Wat me ook in ver
rassende mate gelukte. Het was voor mij
dan ook een ergerlijke belevenis toen een
van hen. een zekere Max Bladek, even
als ik oudgediende in de partij, zijn com
munistische overtuiging verloor door de
aanraking met Morele Herbewapening. Hij
ging zelfs naar Caux en bleef daar gerui
me tijd, waarna wij hem uit de partij
stootten.
Ik achtte het mijn pjicht, zelf het uiter
ste te doen hem voor ons terug te winnen
en besloot naar Caux te gaan om hem
terug te halen. Tegelijk zag ik de moge
lijkheid te ontdekken, hoe wij die Morele
Herbewapening1 het best zouden kunnen
bestrijden.
Ik ging onder valse vlag naar Caux,
sloop de kantoren en conferentiekamei's
van „Mountain House" binnen, bladerde
steels in documenten en doorsnuffelde
archieven en naamlijsten. Ik ging zeer
gewiekst te werk en ik vond van me zelf,
dat ik een uitstekend spion was. Het
merkwaardige was de zorgloosheid, waar
mee men daar met alle geheimen van de
beweging omsprong. Men liet alle deu
ren onafgesloten, de administratie lag on
beheerd ter inzage, de kas stond open in
een verlaten ver-trek, de paperassen kon
den uit mappen worden gehaald zonder
dat iemand het merkte. Men bekeek mij
niet met bizondere aandacht, men be
kommerde zich niet om wat ik deed, men
was niet verdacht op mijn „infiltratie".
Max Bladek sprak ik aanvankelijk niet,
omdat ik eerst op de hoogte wiide zijn
van de juiste methoden ter bestrijding
van zijn waanzinnige Morele Herbewa-
oeningsidee.
Natuurlijk woonde ik ook de dagelijkse
meetings bij, waarop mensen van allerlei
slag en ras hun ervaringen uitwisselden.
Ik zag er arbeiders en kapitalisten met
elkaar opgewekt confereren en dineren,
negers met Japannei-s en Aziaten met En
gelsen aan één tafel zitten. Ik mengde mij
onder hen en luisterde. En toen, op een
goede dag, ontdekte ik iets heel belang
rijks.
Ik ontdekte, dat ik iets gemeen had met
al deze mensen. Namelijk mijn onblusbaar
verlangen om een betere wereld te helpen
scheppen. Ik was er nog steeds van over
tuigd, dat. zulks enkel door het commu
nisme zou kunnen geschieden, doch ik
werd nieuwsgierig naar hun methode.
Vooral, omdat ik benieuwd was naar de
manier, waarop zij erin geslaagd waren
mijn Bladek in de wacht te slepen. Ik zou
iets van hen kunnen leren bij mijn pro
paganda.
Ik leerde inderdaad iets. Ik leerde, hoe
een mens zijn leven lang blind kan zijn
voor een eenvoudige waarheid. Ik leerde
de onomstotelijke waarheid zien, dat de
strijd voor een betere wereld nooit tot
een succes zal kunnen worden gemaakt
door nieuwe tegenstellingen tussen de
mensen te bevorderen. Het communisme
predikt klassenstrijd, de haat en de wraak.
Het streeft naar de verscherping der te
genstellingen tussen de mensen. Het wil
een betere wereld scheppen door de ene
categorie uit te roeien en de andere op
haar plaats te stellen. In het kort: Het
communisme vergeet, dat een betere we
reld beter mensen noodzakelijk maakt.
Het ziet over het hoofd, dat een revolutie
welke ook moet beginnen in het hart
van de mens zelf, om te kunnen slagen.
Ik zag plotseling heel duidelijk, dat het
communisme een prachtige ideologie zou
zijn, wanneer het de ideeën van Morele
Herbewapening als beginsel zou aan
vaarden.
Toen sprak ik met Max Bladek.
en kan zich afvragen, of ook deze
redenen ten dele het succes verklaren
van collecties als de „Ecrivains de tou-
jours". De in deze serie verschenen werk
jes brengen door hun opzet de lezer in
levend contact met de behandelde schrij
ver. Zij zijn allen van hetzelfde formaat
en op dezelfde wijze ingedeeld: een korte
studie over de auteur door een deskundige,
een „montering" van teksten ontleend aan
de werken van de schrijver, waardoor men
deze geleidelijk leert kennen, voorts uit
voerig, intelligent gekozen fotomateriaal,
dat de schrijver voor ons doet leven in zijn
tijd, tenslotte bio-bibliographische ge
gevens en oordelen van critici.
De keuze van deze Ecrivains de toujours
„de toujours", omdat men meent, dat
zij verzekerd zijn van hun voortbestaan
in de letteren is veelzijdig en zonder
secretarisme. Men treft er een Montaigne
aan, door Henri Jeanson enigszins uit de
existentiële hoek bekeken, maar waaruit
men duidelijk ex-vaart, hoe actueel deze
16de-eeuwer is, die, door zichzelf te be
schrijven, enige wezenlijke kanten van
de mens heeft belicht. Men leest met span
ning een Stendhal, leraar in wilskracht,
wiens „Le Rouge et le Noir" en „Lucien
Leuwen" sedert enige jaren weer de ge
liefde lectuur van vele jongeren zijn. Er is
een Hugo, de door velen hoog gepi'ezen,
door anderen geminachte oerkracht, van
wie Henri Guillemin een wel veel veel-
zijdiger beeld geeft dan de dichter zelf
heeft willen nalaten. Na een iets te pricieus
geschreven inleiding leren de gekozen tek
sten een zowel zeer vrouwelijke als krach
tige, tedere en wijze Colette kennen.
Proust, met wie de moderne roman ge
boren is, wordt behandeld door een iets te
angstvallig-objectieve Claude Mauriac.
De door Pascal Pia gekozen teksten
geven een indringende verklaring van Bau
delaire, zonder wiens „Fleurs du Mal" de
modei-ne poëzie anders zou zijn dan zij is.
Verder zijn nog verschenen: Pascal, de
Montesquieu, Flaubert, Zola, Giraudoux,
Diderot. Tenslotte, als laatste, Malraux par
lui-méme, door Gaëtan Picon. Zij die de
mens en schrijver Malraux een van de
„klassieken" der twintigste eeuw, willen
leren kennen, vinden in Picon's wex'k een
voortreffelijke gids. Interessant is, dat
Malraux de tekst van Picon van kantteke
ningen heeft voorzien.
Het zou te ver voeren elk van deze deel
tjes uitvoerig te bespreken; détailcritiek is
trouwens in deze kolommen niet op haar
plaats. Wij willen de belangstellende lezer
er slechts op wijzen, dat alle werken in
deze uitstekende serie, handig van formaat
en bescheiden van prijs, prachtig materiaal
geven voor hen, die in contact willen
komen met een Ecrivain-de-toujoux-s en
ingewijd willen worden in diens werk.
S. E.
Ik merkte dat zijn ontdekkingen de
zelfde waren als de mijne. Wij beiden
waren fanatieke idealisten gebleven, doch
wij hadden de tekortkomingen van onze
ideologie ontdekt. Wij beiden bleken niet
omgepraat of gehypnotiseex-d te zijn door
een of ander „spelletje van Caux", doch
wij wax-en slechts wijzer geworden. Morele
Herbewapening gaf ons tevens de sleutel
van de mislukking der democratie. Wij
zagen duidelijk, dat de democratie slechts
mislukte omdat zij haar eigen kracht niet
kende en toepaste. Zij bleef in de theorie
steken zonder de consequenties van haar
eigen ideologie in praktijd te brengen, Zij
miste de discipline, die de mens in zijn
eigen pex-soonlijk leven moet verwezen
lijken om zijn opdracht in het leven te
kunnen vervullen. Morele Herbewapening
maakte van ons, communisten, (die weten
wat discipline is) democx-aten in één week-.
Doordat zij ons de methode der discipline
leerde, gebaseerd op de erkenning van
Gods leiding in het leven en op de na
leving van Zijn eeuwige, onverander
lijke wet: „Hebt uw naasten lief gelijk u
zelve, wees eerlijk, onbaatzuchtig en
liefderijk".
Willi Benedens en Max Bladek zon
den een telegram naar hun partij in het
Ruhrgebied, waarin zij eisten dat het com
munisme de beginselen van Morele Her
bewapening zou aanvaarden. Ook Bene
dens werd toen prompt uit de partij ge
stoten. Zij gingen samen terug naar hun
werk en begonnen de edele strijd voor het
goede, tegen het kwade dat zij zolang
hadden gediend. Zij slaagden erin het per
centage der communisten in het Ruhx--
gebied met ongelofelijke cijfers te doen
dalen door hun woord en voorbeeld.
„Het communisme heeft ondervonden,
dat de sterkste bedreiging voor zijn succes
ligt in de praktische herleving van de
Christelijke en democratische ideologie
in meest consequente vorm niet in de
losjes samengevoegde legers der Weste
lijke landen of het Atlantisch pact. Niet
in de actie dergenen, die communisten
vervolgen en de haat prediken. Een be
zielde democratie, die overtuigd is van
haar eigen onveranderlijke waarde en het
alleenbezit van het geheim, waarmee de
problemen der wereld kunnen worden op-
.En ook prof. R. J. Mooti, Amerikaans
atoomgeleerde en medewerker aan de
ontwikkeling van de atoombom, die zijn
leven in dienst stelt van de verdelging
van de oorlog.
gelost, is de enig mogelijk succesvolle de
fensie tegen het communisme. Dit laatste
is juist door anti-communisten al zo vaak
betoogd, dat het bijna een gemeenplaats
is".
Tot zover Willi Benedens.
Wat zal ik daar nog aan toevoegen?
Wanneer de beweging voor Morele Her
bewapening er alleen maar in zou slagen
de ogen te openen van hen, die eerlijk en
van goede wil totnutoe tevergeefs zochten
naar het antwoox-d op de wijdverbx-eide
Marxistische ideologie, opdat zij voor zich
zelf het geestelijk pantser zouden kunnen
smeden dat hen zou beveiligen tegen be
smetting, zou het al de moeite waard zijn
deze beweging met aandacht te beschou
wen. Wanneer zij bovendien zoals uit
het verhaal van Willi Benedens blijkt
de ogen zou kunnen openen van de ver
doolden en misleiden, zou zij reeds méér
bereikt hebben dan welke anti-commu
nistische actie ook.
Het kan niet de roeping der democratie
zijn, de misleiden en onwetenden met wa
penen te vernietigen. Het moét haar gege
ven zijn, deze dwaallichten te overtuigen
van haar wereldhervormende mogelijk
heden. En het is mogelijk, dat Morele
Herbewapening het sluitstuk der werk
zame en bruikbare democratie vormt. Het
is een enorme eis, die zulk een democratie
aan haar voorvechters stelt. Doch nooit is
betoogd, dat de christelijke beschaving zou
kunnen worden behouden met geldelijke
offers alleen. Ieder mens afzonderlijk
wordt geroepen tot een uiterste inspan
ning daartoe.
Wanneer mij iets in Caux duidelijk is
geworden, dan is het wel dit: Dat er nog
mensen op de wereld zijn, die in staat
blijken zich aan een ideaal te geven met
alles wat zij in zich hebben. Willi Bene
dens is een van hen. Hij staat in het gelid
met negers, Aziaten, Europeanen, met
fabriekseigenaars, geleerden, arbeiders en
intellectuelen. Met keiharde Amerikaanse
zakenlieden en kunstenaars van alle ras
sen. Ik kan slechts hopen, dat hun gelede
ren worden uitgebreid tot zij de wereld
veroveren.
J. L.
ADVERTENTIE
De Stofzuiger Speciaalzaak
Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3
Tel. 16990 Tel. 17696
Kruidbergerweg 51. Santpoort
Het speciale adres voor
STOFZUIGERS
Reparatiën en onderdelen
In het komende winterseizoen zal in de
Vara-uitzending „De Showboat" iedere
Zaterdagavond een muziekprogramma van
vijftig minuten worden opgenomen, waarin
telkens een oorspronkelijke Nederlandse
compositie ten gehore zal worden gebracht.
Zowel vocale als instrumentale nummers,
die nog niet eerder voor de microfoon zijn
uitgevoerd, komen hiervoor in aanmer
king. Deze composities zullen in een spe
ciale bewerking worden gespeeld door het
Metropole-orkest onder leiding van Dolf
van der Linden.
Iedere componist van lichte muziek kan
zijn werk inzenden voor Zaterdag 26 Sep
tember aan de Vax-a-muziekafdeling te
Hilversum. Een speciale commissie zal be-
oordelen of de ingezonden composities aan
de eisen, die aan een radio-uitvoering moe
ten worden gesteld, voldoen. Tevens zal
door deze commissie worden bepaald,welke
drie nummers als de beste kunnen wor
den beschouwd. Deze worden met geld
prijzen beloond.
De minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft een honorarium toe
gekend voor 6 van de 45 inzendingen van
de Toneelprijsvraag 1952. De volgende in
zenders zagen hun stuk gehonoreerd: Luisa
Treves voor „De Minotaurus", Herman
Roelvink voor „Laetitica", mevrouw dr.
E. E. Verkade-Cartier van Dissel voor „De
dominee van Urk", prof. dr. L. van der
Wal voor „Iphigenia inArgos", E. S.
Willarts (pseudoniem) voor „Geliefde
sphinx" en Nico Wijnen voor „Le déjeu
ner sur l'herbe".
De jury, die de inzendingen te beoor
delen had, bestaande uit: Ferd. Stexmeberg,
Michael Deak, Emmy van Lokhorst, Johan
de Meester en Bert Voeten, vond geen aan
leiding om de beschikbare prijs van f 2000
toe te kennen