Schubertiade Ie de geest van Herodotus Fotografische documentatie over Vincent van GoMh Campagne der UNESCO is thans op volle toeren ^KNOLLEN VOOR CITROENEN 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Verhalen van klassieke allure TEXTIEL APPREl Sociale opvoeding in India De Leeuzv J Hilversums burgemeester door schot hagel gewond Werken van Aad de Haas tentoongesteld Een eeuw Kerkgezang Rolf Petersen overwerkt ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953 TWEE KOSTELIJKE AVONDEN van onverwacht leesgenot heb ik mij laten boeien door een fameuze historieschrijver, van wie vijfentwintig eeuwen Euro pese beschaving ons scheiden; heb ik mij door een aartsverteller, een novellist eigen lijk van het zuiverste gehalte, laten meevoeren naar een wereld van maatschappelijke verhoudingen en levensbeschouwing, van werkelijkheidszin en verbeeldingskracht, van vormen-klaarhcid en creatieve onmiddellijkheid, waarvan het onvergankelijk getuigenis in wat ons ervan is gebleven aan beeldhouwwerken en schrifturen, aan bouwwerken en mythologische overlevering, wel altijd iets behouden zal van het wonder een wonder van prille en rijpe cultuur. Herodotus, de „vader van de ge schiedenis" en, zoals wel gezegd is, van „de leugen" tevens, schrijver van het mee slepende cultuurtafereel dat hij „Historie" noemde, heeft mij in een ongewone gedaante deze genotrijke uren verschaft. Want al zou het ondenkbare gebeuren, al zou ooit alle belangstelling voor de grootste geschiedenis van dit onvergelijkelijke cultuurtijdperk zijn gedoofd, dan nóg zou Herodotus worden gelezen als episch kunstenaar van hoge rang. In een ongewone gedaante, zei ik, heeft Herodotus mij geboeid. Want hij was het niet zelf, die mij zo ver wegvoerde, het was r.iet eens een vertaling van zijn, in haar soort ongeëvenaarde, beschrijving van cul turen en landschappen, van volken en zeden, van dat vele wonderbaarlijke, dat hij op zijn uitgestrekte reizen doof Perzië en Egypte, Babyion en Palestina, met eigen osen zag en met eigen oren uit de volks mond hoorde. Het was een navertelling, een re-creatie van enkele juwelen van ver telkunst die, in luttele zinnen soms, haast verscholen vaak, in zijn werk verspreid liggen. Een navertelling dan in Herodotus' geest Bekoord door het gegeven, door de natuurlijke gratie van zijn stijl, de schone eenvoud van zijn taal, vertrouwd tot in de geringste onderdelen met het grote ge schiedwerk door een studie van jaren, heeft dr. H. Knorringa, classicus en littera tor, een zevental van Herodotus' novellis- tische borduursels uit het patroon van de historische beschouwingen gelicht, ze opge nomen in zijn verbeelding, er aan verder geweven op het stramien van zijn voor beeldige meester en er zeven fijnzinnig- afgeronde vertellingen van gewrocht, die zich laten lezen, alsof er sinds hun klas sieke oorsprong geen eeuwen en eeuwen voorbijgegaan waren. Dat is geen geringe prestatie. Dat is een hulde aan Herodotus als schrijver van alle tijden. De stem der mensheid Wonderlijk is dat. Herodotus schreef voor zijn tijdgenoten, schreef vóór en óver het volk van Hellas, over die andere rivali serende culturen, die Hellas omringden en omsloten. Hij schreef daarover met diè breedheid van gebaar,-diè ruimte van blik, waarvan gezegd mag worden dat zij het nationaal-begrensde, het persoonlijk-ver gankelijke verhieven tot de rang van boven-historische algemeenheid. Want dit is het geniale, het onsterfelijke Van de klas sieke meesterwerken, Herodotus niet uitge zonderd, die het machtige bouwwerk des geestes oprichtten dat men „klassieke Oud heid" heet: dat zij, de eigen tijd vertolkend, voor alle tijden schreven en dichtten en dachten. Dat ze ons, nu nóg, de heimelijke zekerheid schenken van een geest der mensheid, die één en ondeelbaar is. Geboeid en bekoord door deze, in de trant der klassieken (sober en beeldend dus, met een strakke helderheid) bewerk te, navertelde en verdichte vertellingen, aangespoord door de speels-inlichtende in leiding van Knorringa, heb ik mij na mijn lectuur nog urenlang verdiept in wat mij van en óver Herodotus ter beschikking stond: in de spaarzame gegevens over zijn avontuurlijk en politiek-bewogen zwervers- en schrijversleven, in een aantal vertaalde fragmenten uit zijn befaamde „Historie", mij er telkens weer over verbazend, hoe rijk dit alles is en hoe voortreffelijk Knor ringa in de voetsporen van zijn bewonderde en bewonderenswaardige meester is ge treden. Hoe na hij de niet-classicus weet te brengen tot de klassieke geest. Veel van wat Herodotus in zijn historisch epos beschrijft was van een profetische blik, veel ook is geschiedkundig achter haald. Maar waar hij ook in het relaas van het grote, beslissende gebeuren van zijn tijd, waarin de strijd, tussen Oost en West zijn beslag kreeg, anecdotisch zo'n „ver telling" inlast, nooit siert hij zijn werk daarmee op als met een litteraire arabeske. Hij vertolkt een stuk volksverbeelding, zoals deze bij geruchte, als legende haast, van mond tot mong ging. Als zodanig ver telt hij de strikte waarheid of, zoals Aafjes eens zei, een „leugen die de waarheid liegt de waarheid van de mensenziel, een „mythe" desnoods, als men er naar Sallus- tios' prachtige uitspraak datgene onder verstaan wil „wat nooit zó gebeurde, maar niettemin altijd is." Uitmuntende navertelling Eén voor één zijn de door Knorringa be werkte motieven van klassiek-brede allure, door de moderne verhaler uitmuntend na gevoeld, naverteld en gebeeld naar het illustere model. Lees bijvoorbeeld het vier de verhaal over Periander, tyran van Co- rinthe, die, naar men geneigd was te ge loven, zijn bekoorlijke gade Lysidice dood de en zich daardoor de onverzoenlijke haat van zijn zoon Lycophron op de hals haalde. Iets van de Homerische „moira", van een onafwendbaar lot, machtiger dan de Goden, voltrekt zich daarin, iets van de tragische conflictstof, waaruit de grote treurspel- ADVERTENTIE dichters Aeschylas, Sophocles, Euripides hun onsterfelijke tragedieën hebben ge bouwd. Geen vaderlijke vernedering voor de zoon is genoeg om de zonde te boeten, geen zusterlijke liefde bij machte om de zoon met de vader te verzoenen. En als dan t.en leste, tot het uiterste bereid, Periander zijn rijk aan de onverbiddelijke Lycophron afstaat, blijkt ook dit offer ontoereikend: de zoon valt onder de wrekende hand van een politiek tegenstander. En het blijft een open vraag of het dodenoffer van verbrande vrouwenkleren (waarvan men het sum mier verhaal kan vinden in Herodotus V. 92), waarmee de tyran op aanwijzing van het orakel de wraak van de vermoordegeverebedrjjf "na' spié^'èi"*'te"Amsterdam). Lysidice denkt te bezweren, zijn ziel voor de Goden zal schoonwassen. Daar is verder het juweel van een ver telling van de door Cambyses overwonnen Fharao Psamménitos, die geen tranen meer vinden kon voor het menselijk leed; de spëels-avontuurlijk inzettende geschiede nis van de Corinthische vazenschilder Pol lux, die er op uittrok om in het weelderige Oosten zijn verbeelding te verrijken, te land kwam in de tempel van Mylitta godin van de liefde en de vruchtbaarheid aan de Euphraat, en met wie het zo'n tragisch einde nam. Eigenlijk is er in al deze verhalen een zo rijke zin te vinden, dat ik wel elk er van in een korte ken schetsing zou willen weergeven; dat ik wel van elk de historische achtergrond zou willen schetsen, die mij in deze vertellingen zo ongemeen boeide en aanspoorde tot een hernieuwd bladerend lezen in Herodotus' Historie, ook al moest ik mij met een ver taling behelpen. Maar ook zó is het met een door Knorringa verrassend verleven digde verbeelding al goed, is er reden te over tot dankbaarheid jegens een ver tolker van zo onmiskenbare bekwaamheid. Hier is geschreven in de geest van Herodo tus. C. J. E. DINAUX Dr. I-I. Knorringa: „Herodotus Lacht" (Uit- Bij de uitgever die dit jaar ter gele- j genheid van de herdenking der geboorte van Vincent van Gogh een geïllustreerd geschrift van W. Jos. de Gruyter over de beroemde Nederlandse schilder liet ver schijnen, is nu wederom een boek over het zelfde onderwerp uitgekomen. Weer is de tekst van de bekende Haagse kunstcriticus De Gruyter, maar ditmaal is de voornaam ste bijdrage geleverd door de, helaas zo j jong gestorven, fotografe Emmy Andriesse. j Daar wij over de opstellen van De Gruy- 1 ter reeds op 15 Augustus onze grote waar dering uitspraken zullen we daar nu nief weer op terug komen. Wij wijzen er op da; het een andere tekst is welke dit platen boek begeleidt, maar uiteraard wordt er hetzelfde levensverhaal in gedaan. Verder zijn de foto's voorzien van bijschriften ont leend aan de brieven, door Vincent aan zijn broer Theo gericht. De tekst is in het Ne derlands, Frans en Engels en men vraagt zich daarbij af, waarom geen Duitse ver taling is opgenomen, want welke bezwaren men hiertegen zou kunnen inbrengen, een feit is 't dat de Duitsers tot de eersten be hoorden, die Van Goghs oeuvre op zijn waarde wisten te schatten. Visie en neutraliteit Wij spraken zo juist over een „platen boek" en menen dat deze benaming niet strijdig is met datgene, wat de uitgever bedoelde te maken. In grote trekken is hij daarin ook geslaagd, maar naar onze smaak had dit boek van groot formaat nog sterker dit karakter mogen dragen. Teksl en bijschriften eisen voor een boek als d't toch nog te veel aandacht voor zich op Liever hadden wij gezien dat een repro ductiemethode was toegepast welke de waarde der, over het algemeen zeer mooie, foto's nog beter tot hun recht had doen komen en dan niet met gebruikmaking van het glanzende papier, dat een daarvoor ge voelig mens bij aanraking de rillingen op het lijf jaagt. Deze critische opmerkingen gelden dus de uiterlijke vorm van dit boek, Veertien dagen voor zijn dood schilderde Vincent van Gogh uit het raam van de herberg Ravoux, waar hij onderdak, had. op Quatorze Juillet de bekende Mairie van Auvers (reproductie hierboven) die zoveel gelijkenis vertoont met het lelijke stadhuis op het plein in zijn geboorteplaats Zundert, waar hij als kind iedere dag op uit keek. Emmy Andriesse maakte in het Franse stadje van hetzelfde onderwerp de onderstaande foto. (Van een bijzondere medewerker) Vier en twintig uur vliegen van Londen en Parijs begint de rimboe. Ik bedoel niet het tropische oerwoud waarvan Kipling hield, met zijn lianen en moerassen, zijn tijgers en slangen. Ik bedoel het oerwoud van het analphabetisme, de honger en de ziekte. In dit oerwoud, nog gevreesder dan het andere, kwam ik terecht, enkele ogen blikken nadat ik op het vliegveld van Bombay was geland. Een kwart van de aardbewoners leeft in Zuid- en Zuid-Oost Azië. De latente moge lijkheden van de landen in dit gebied zijn enorm. En toch blijft het gemiddelde levenspeil er bijzonder laag, doet zich elke dag het tekort aan voedsel gelden (en elke dag zijn er twintigduizend monden meer te voeden), en kunnen acht van iedere tien inwoners niet lezen of schrijven. Verbetering te brengen in deze toestand is een taak, waarvan niemand zich illusies maakt over de moeilijkheden. En boven dien kon men niet altijd de geschikte men sen, gelden en middelen vinden. Er valt echter een verheugend feit te constateren: de grote massa in Zuid-Azië, die traditio neel passief is, begint zich langzaam reken schap te geven van het feit, dat ze eigen naties vormt. Dit bewustzijn vormt een belangrijke stimulans. Ook is bewezen, dat internationale samenwerking op bepaalde gebieden geen hol woord is. De wijze waarop Unesco* deze volken helpt op een hoger plan te geraken is daarvan een voor beeld. Dank zij haar zijn geleerden en des kundigen uit Amerika, Nieuw Zeeland, Denemarken, Engeland enzovoort de over heid ter plaatse ter hulp gekomen bij het verrichten der verschillende taken, die va riëren van landbouwhervorming op Cey lon tot herziening van de onderwijsmethp- den in Thailand. De universele verklaring van de rechten van de mens legt er de nadruk op, dat iedereen recht heeft op onderwijs, dat lager onderwijs gratis en verplicht moet zijn, dat technisch en hoger onderwijs voor een ieder toegankelijk moet zijn. Dit ideaal heeft Zuid-Azië tot het zijne gemaakt. Maar om dit te bereiken moet het beschik ken over voldoende leerkrachten, scholen, boeken. En overal zijn de moêilijkheden van eenzelfde aard. Elke hectare land moet, in deze streken, twee- of driemaal meel mensen voeden dan in het Westen. Toch zijn bij gelijke oppervlakten de oog sten veel schraler; dat komt onder meer omdat de boeren niet het maximum uit de bodem weten te halen. Het is derhalve dringend noodzakelijk de landbouwmetho den te verbeteren om een einde te kunnen maken aan de armoede in een gebied, waarvan de bevolking hoofdzakelijk leeft van die landbouw. Er moeten irrigatiewerken worden aan gelegd, er moet electriciteit komen, er moe- ADVERTENTIE Een leeuw slaakte een geeuw omtrent de helft van de twintigste eeuw. Het bleek, toen hij op zijn horloge keek, dat er geen halve minuut verstreek tussen begin en slot van de geeuw uit zijn strot. Hij schudde mismoedig zijn manen, produceerde twee tranen en kon van louter spleen amper nog uit zijn ogen zien. Piet Zoethout Studenten van de Lady Irunn-school in New Delhi bezig met nieuwe instrumenten, die de UNESCO haar bezorgde. ten fabrieken worden gebouwd waar men gereedschappen, machines en kunstmest stoffen kan vervaardigen. De industriële ontwikkeling moet hiermee parallel lopen, omdat de landbouw alleen niet alle mensen werk kan verschaffen. Om dit te bereiken heeft men ambitieuze projecten opgesteld. Die moeten nu ver werkelijkt worden, en snel. Want de 570 millioen inwoners van Zuid- en Zuid-Oost Azië zullen over twintig jaar uitgegroeid zijn tot 720 millioen mensen. Dat hiervoor internationale samenwerking nodig is, staat buiten elke twijfel. Deze samenwer king zal onder andere tot uiting moeten komen in het opleiden van voldoende ge schoolde inheemse krachten, waarnaar uiteraard steeds groter vraag zal zijn. In Bombay, waar ik mijn onderzoek be gonnen ben, heeft men in 1946 op de dag dat de campagne voor het onderwijs aan volwassenen gelanceerd werd maar liefst besloten het analphabetisme in tien jaar tijds geheel uit te roeien. Maar, zoals de minister van onderwijs van de staat Bom bay, B. G. Kher me verklaarde, dit doel zal ongetwijfeld niet bereikt worden. Want momenteel kunnen van de twee en een half millioen inwoners slechts 13% een beetje lezen en schrijven. Toch gaat de strijd zonder verpozing voort. Er zijn 800 scholen voor volwassenen opgericht, waarvan 200 voor vrouwen. Zesmaal per week komen hier 12000 leer lingen bijeen. De regering probeert voorts de hulp van grote industrieën te krijgen. In vele gevallen heeft ze weten te bereiken, dat de schooltijden als normale werktijden gelden. Voorts heeft de overheid voorge steld een extra premie te betalen aan „ge letterde" arbeidskrachten. Tot op heden is echter op dit voorstel nog niet in gunstige zin gereageerd. Wat de kinderen betreft: deze zijn in principe verplicht een school te bezoeken. Alleen in principe, want er zijn niet genoeg scholen om al deze kinderen onderdak te verlenen. Op een avond heb ik in een voorstad een van die geïmproviseerde scholen voor een arbeiderswijk bezocht, waar het India van morgen wordt opgeleid. In een, door enkele stormlantaarns, schaars verlicht lokaal zaten vijftien mannen van 18 tot 40 jaar bijeen allen wevers een boek in de hand, een lei voor zich. Een onder wijzer gaf les in de allereenvoudigste be woordingen. En de scholieren luisterden met een toegewijde aandacht naar de man, die hen naar een nieuw leven zou voeren Unesco heeft een boekje uitgegeven ovei de technische hulpverlening aan minder ont wikkelde gebieden „Les hommes contre l'igno- rance' Het is in Nederland verkrijgbaar. Tijdens een jachtpartij, die Donderdag is gehouden in de bossen van het Goois na tuurreservaat, bevond zich onder de jagers ook burgemeester J. J. G. Boot van Hil versum, die door een schot hagel werd gewond. Een zijner medejagers, die enige achter de burgemeester liep, loste een on gelukkig schot, waardoor de heer Boot een aantal hagelkorrels in het rechterdij been en in de linkerslaap kreeg. Een chirurg kon onmiddelijk medische hulp verlenen. Hij achtte operatief ingrijpen wenselijk, het geen even later in het ziekenhuis geschied de. Burgemeester Boot zette gisteren zijn werkzaamheden ten gemeentehuize nor maal voort, al is zijn hoofd aan de linker zijde opgezwollen en met pleisters bedekt. In het Waaggebouw te Nijmegen is op initiatief van de studenten in de kunst historie van de R.K. Universiteit een ten toonstelling ingericht van werk van Aad de Haas, wiens Kruiswegstatie voor de kerk te Waalwijk destijds veel opschudding ver wekte. In zijn openingsrede verklaarde prof. dr. W. Asselbergs dat men dit moet zien als een uitbeelding van de lijdende mensheid onder de oorlogsdreiging. welke in het onderhavige geval echter var- de grootste betekenis is. Hoewel uitgever en fotografe zeer te recht niet getracht hebben om landschap pen en sujetten, die Van Gogh tot zijn laaiende kunstuitingen inspireerden, door ccn foto te identificeren, maar daaren tegen door het fotobeeld een associatie bij ons op te roepen, wordt men bladerend in dit boek toch steeds getroffen door de. te genstelling van de kunstenaarsvisie en de neutraliteit van de fotografische lens, zelfs I al wordt deze laatste dan ook gehanteerd door een zo begaafde en gevoelige vrouw als Emmy Andriesse. Het vreemde en verrassende doet zich voor, dat zich dooi de kunstenaarsinterpretatie, zoals die door Van Gogh tot ons is gebracht, een beeld van deze Zuidelijke landschappen in ons gevormd heeft, waarin wij absoluut gelo ven! Van Gogh wilde niet iets moois ma lven, maar zocht de waarheid en wilde die mededelen. Zoals hij de landschappen en mensen uitbeeldde, zo waren zij ook we- zenlijk. Als we de foto zien, die Emmy An- I ciriesse maakte van het „Hópital Verin" te Ar les, waar Van Gogh verpleegd werd, dan j moeten we natuurlijk toegeven dat dat gebouw en die tuin er aldus uitzien, maar toch geloven we die foto niet, want alleen zoals Van Gogh het schilderde was en is het. Dat komt omdat het onderwerp op zichzelf geen betekenis heeft, maar deze pas ontvangt door de bezielende aanschou wing van het levende oog. Het zijn de in telligentie, de begaafdheid en de in ver woede strijd verworven genialiteit van Van Gogh, die ons van welk onderwerp dan ook de waarheid vertellen. Goed, la ten we zeggen: „zijn" waarheid. Maar de foto vertelt geen enkele waarheid omtrent het wezenlijke van enig ding. Er bestaat alleen een optische overeen komst tussen ons oog en de fotografische lens, maar voor de mens is datgene wat op ons netvlies geprojecteerd wordt niet het eindresultaat, maar datgene wat zich via dat projectievlak door onze zenuwen in onze hersens vormt. Op deze niet te om schrijven subjectieve uitkomst baseert zich de „verbeelding" van de kunstenaar. Wij geloven niet hiermede iets nieuws te vertellen, maar de confrontatie tussen de schilderijen van Van Gogh en de foto's van Emmy Andriesse drongen ons deze ge dachten op. Juist, als studiemateriaal kan deze confrontatie nog een extra waarde op leveren, ook ten aanzien van het perspec tief in schilderkunst en fotografie zouden iiaar aanleiding van dit onderwerp nog merkwaardige dingen te onderzoeken zijn De stemmingsbeelden die Emmy An driesse in sommige foto's weet op te roepen berusten evenzeer op associatie en kunnen uit hun aard geen parallel vormen met de ervaringen die Van Gogh onderging. OTTO B. DE KAT „De wereld van Vincent van Gogh" (D H. Daamen's Uitgeversmaatschappij N.V. te 's-Gravenhage, in samenwerking van buiten landse uitgevers). Op 10 November wordt het honderd jarig bestaan van de tegenwoordige Ko ninklijke oratoriumvereniging Kerkgezang te Utrecht gevierd met een uitvoering van Beethoven's Missa Solemnis onder leiding van Jan Wagenaar, met medewerking van Corry Bijster, Annie Hermes, Leo Larsen en Herman Schey als solisten. Zaterdag middag 7 November wordt in „Esplanada" een receptie gehouden. ItOEN men eens. ten tijde van de strijd tussen de hevige voor- en tegenstan ders van Wagner en de even hevige voor- en tegenstanders van Brahms, aan de com ponist en dirigent Franz Lachner vroeg, of hij Wagnen-ianer of Brahmsianer was, ant woordde deze in zijn gemoedelijk Beiers: .Verzeihung', ich bin selber aner". Dit even slagvaardige als rake antwoord aan de maniakken, die vergeten dat het beter is te trachten zichzelf te zijn, dan slechts een critiekloos aanhanger van welke grootheid dan ook, speelt mij door de geest, nu ik enige regels aan Fx-anz Schubert wil wijden. Over weinige dagen, op 19 Novem ber, zal het 125 jaar geleden zijn, dat de componist van de Onvoltooide Symphonie gestorven is. De bescheiden en steeds aan zichzelf twijfelende sehooimeesterszoon, die te zelfder tijd in Wenen woonde en werkte, toen Beethoven daar zijn grootste werken schreef, mocht nóg zo tegen zijn grote stadgenoot opzien, en beweren: „Wie kan na Beethoven eigenlijk nog niets com poneren?" hij was „selber einer" en welk een! Schubert sprak zijn eigen taal, een taal die innig gebonden was met zijn Oosten rijkse land en met die van zijn voorgan gers Haydn en Mozart, maar die zich door een heel bijzonder accent onderscheidde. Zij is vol melodische rijkdom, innigheid en tederheid, maar ze kan plotseling verras sen door een harmonische oorspronkelijk heid, haar onvergankelijk eigendom, dat nieuw gebleven is onder alle evolutïeën, die de compositiekunst in de loop der tij den heeft gekend. Ik spreek nu r.iet van de weemoedige charme die erover gespreid ligt door de bekende wisselingen van majeur en mi neur, van zon en schaduw, maar wil op merken, dat Schubert, die weieens een feminine Beethoven is genoemd, zich zelfs in kleinere werken met een onvermoeide kracht kon uiten, in een dramatische be wogenheid, die men eigenlijk van de in nige liederencomponist niet zou hebben verwacht. Want dit laatste wordt bij het beeld, dat men zich van de uiterlijk zorge loze meester vormt, gewoonlijk te weinig belicht. Nu moet worden erkend, dat wat Schu bert aan zuiver dramatische werken schreef, volkomen vergeten is. Men zou met enig recht van spreken kunnen zeg gen, dat hij veel meer dramatische kracht toonde in zijn liederen, kamermuziek en orkestwerken dan in zijn opera's. DEZE man was een bron, waaruit de muziek als een niet te stuiten stroom opwelde en men zou misschien slechts Mo zart kunnen vinden, als men in de ge schiedenis naar een tweede voorbeeld hier van zou zoeken. "Van Schubert is het dan ook te begrijpen, dat hij zich eens de woorden liet ontvallen: „Mij zou de staat moeten onderhouden, want ik ben voor niets anders dan voor componeren op de wereld gekomen". Hij bleef altijd arm. Kort voor zijn dood ging een zijner vrienden naar de uitge ver Haslinger, om voorschot te vragen op de veertien liederen uit de „Winterreise" die voltooid waren, teneinde Schubert van medicijnen en versterkende middelen te kunnen voorzien. Haslinger verklaarde zich grootmoedig bereid op elk lied f 1, zegge één gulden te betalen. Maar de componist moge dan ami aan geld zijn geweest, in andei-e opzichten was hij een schatrijk man. Wie kende de ver rukkingen van het menselijke scheppend vermogen zoals hij, die van geen ophouden wist? Hij vergat, opgaand in zijn muziek, de omvang van sommige zijner werken te overzien en droomde weg in de zaligheid van het creatieve proces. Maar geen nood: waar hij de teugels in handen hield en zijn schone reis door het land zijner inspira ties zonder omwegen wist af te sluiten, daar voert zijn muziek ons langs ongeken de vergezichten en boeit ze tot het eind. Ook in een ander opzicht was hij rijk. Hartelijke, onbaatzuchtige vriendschap in een kring van hem toegewijde kunstenaars en kunstkenners was hem, vooral in zijn laatste levensjaren, een dagelijkse vreug de. Sommigen van hen deelden als echte bohémiens woning, geld en goed gezamen lijk met hem. De uiterlijk weinig impone rende Franz was het middelpunt va/n de vriendenkring, waartoe onder anderen de schilders Moritz von Schwind en Leopold Kupfelwieser, de dichters Schober, Mavr- hofer, Grillparzer, Feuchtersleben en Le- nau, de musici Vogl, Bocklet, Lachner behoorden. In hun wekelijkse bijeenkom^ sten de „Schubertiaden" die met kunstbeschouwingen begonnen en met wijn en in Weense onbekommerdheid werden voortgezet en besloten, werden Schuberts nieuwe werken gespeeld en gezongen. En de goede Franz was ten slotte altijd be reid nog Landlers en Walsen te spelen zo lang men maar dansen wilde. Menig modern jong musicus zou van Schubert zelfcritiek en bescheidenheid kunnen leren: in het jaar van zijn dood vroeg hij de theoreticus Sechter 'hem te willen lesgeven, hij wilde zich nóg gron diger de compositietechniek en in het bij zonder het contrapunt eigen maken. Zijn sterven heeft het plan verijdeld. WILLEM ANDRIESSEN Massale beluistering van radio-uitzendingen met explicatie van geoefende sociale werksters in arbeiderswijken te Bombay Rolf Petersen, leider van de toneelgroep „De witte vogel" te 's-Gravenhage, is als gevolg van het op korte termijn schrijven van een groot aantal toneelspelen dusdanig overwerkt, dat hij gedurende enige tijd in een psychiatrische kliniek moet worden behandeld. Met het oog hierop zijn de première s van David en Bathseba, De mi nister van Defensie en van het jeugdspe! Piep zei de muis, die respectievelijk ij- Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zou den worden gegeven, voor onbepaalde tijd uitgesteld. Alle andere voorstellingen van „De witte vogel" gaan normaal door. Ge durende de afwezigheid van Rolf Petersen zal de algehele leiding van het gezelschap worden waargenomen door de heer Frans Kokshoorn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 9