Schubertiade
Ie de geest van Herodotus
Fotografische documentatie
over Vincent van GoMh
Campagne der UNESCO
is thans op volle toeren
^KNOLLEN VOOR CITROENEN
3
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Verhalen van klassieke allure
TEXTIEL
APPREl
Sociale opvoeding in India
De Leeuzv
J
Hilversums burgemeester
door schot hagel gewond
Werken van Aad de Haas
tentoongesteld
Een eeuw Kerkgezang
Rolf Petersen overwerkt
ZATERDAG 7 NOVEMBER 1953
TWEE KOSTELIJKE AVONDEN van onverwacht leesgenot heb ik mij laten
boeien door een fameuze historieschrijver, van wie vijfentwintig eeuwen Euro
pese beschaving ons scheiden; heb ik mij door een aartsverteller, een novellist eigen
lijk van het zuiverste gehalte, laten meevoeren naar een wereld van maatschappelijke
verhoudingen en levensbeschouwing, van werkelijkheidszin en verbeeldingskracht,
van vormen-klaarhcid en creatieve onmiddellijkheid, waarvan het onvergankelijk
getuigenis in wat ons ervan is gebleven aan beeldhouwwerken en schrifturen, aan
bouwwerken en mythologische overlevering, wel altijd iets behouden zal van het
wonder een wonder van prille en rijpe cultuur. Herodotus, de „vader van de ge
schiedenis" en, zoals wel gezegd is, van „de leugen" tevens, schrijver van het mee
slepende cultuurtafereel dat hij „Historie" noemde, heeft mij in een ongewone
gedaante deze genotrijke uren verschaft. Want al zou het ondenkbare gebeuren, al
zou ooit alle belangstelling voor de grootste geschiedenis van dit onvergelijkelijke
cultuurtijdperk zijn gedoofd, dan nóg zou Herodotus worden gelezen als episch
kunstenaar van hoge rang.
In een ongewone gedaante, zei ik, heeft
Herodotus mij geboeid. Want hij was het
niet zelf, die mij zo ver wegvoerde, het was
r.iet eens een vertaling van zijn, in haar
soort ongeëvenaarde, beschrijving van cul
turen en landschappen, van volken en
zeden, van dat vele wonderbaarlijke, dat
hij op zijn uitgestrekte reizen doof Perzië
en Egypte, Babyion en Palestina, met eigen
osen zag en met eigen oren uit de volks
mond hoorde. Het was een navertelling,
een re-creatie van enkele juwelen van ver
telkunst die, in luttele zinnen soms, haast
verscholen vaak, in zijn werk verspreid
liggen. Een navertelling dan in Herodotus'
geest Bekoord door het gegeven, door de
natuurlijke gratie van zijn stijl, de schone
eenvoud van zijn taal, vertrouwd tot in de
geringste onderdelen met het grote ge
schiedwerk door een studie van jaren,
heeft dr. H. Knorringa, classicus en littera
tor, een zevental van Herodotus' novellis-
tische borduursels uit het patroon van de
historische beschouwingen gelicht, ze opge
nomen in zijn verbeelding, er aan verder
geweven op het stramien van zijn voor
beeldige meester en er zeven fijnzinnig-
afgeronde vertellingen van gewrocht, die
zich laten lezen, alsof er sinds hun klas
sieke oorsprong geen eeuwen en eeuwen
voorbijgegaan waren. Dat is geen geringe
prestatie. Dat is een hulde aan Herodotus
als schrijver van alle tijden.
De stem der mensheid
Wonderlijk is dat. Herodotus schreef voor
zijn tijdgenoten, schreef vóór en óver het
volk van Hellas, over die andere rivali
serende culturen, die Hellas omringden en
omsloten. Hij schreef daarover met diè
breedheid van gebaar,-diè ruimte van blik,
waarvan gezegd mag worden dat zij het
nationaal-begrensde, het persoonlijk-ver
gankelijke verhieven tot de rang van
boven-historische algemeenheid. Want dit
is het geniale, het onsterfelijke Van de klas
sieke meesterwerken, Herodotus niet uitge
zonderd, die het machtige bouwwerk des
geestes oprichtten dat men „klassieke Oud
heid" heet: dat zij, de eigen tijd vertolkend,
voor alle tijden schreven en dichtten en
dachten. Dat ze ons, nu nóg, de heimelijke
zekerheid schenken van een geest der
mensheid, die één en ondeelbaar is.
Geboeid en bekoord door deze, in de
trant der klassieken (sober en beeldend
dus, met een strakke helderheid) bewerk
te, navertelde en verdichte vertellingen,
aangespoord door de speels-inlichtende in
leiding van Knorringa, heb ik mij na mijn
lectuur nog urenlang verdiept in wat mij
van en óver Herodotus ter beschikking
stond: in de spaarzame gegevens over zijn
avontuurlijk en politiek-bewogen zwervers-
en schrijversleven, in een aantal vertaalde
fragmenten uit zijn befaamde „Historie",
mij er telkens weer over verbazend, hoe
rijk dit alles is en hoe voortreffelijk Knor
ringa in de voetsporen van zijn bewonderde
en bewonderenswaardige meester is ge
treden. Hoe na hij de niet-classicus weet
te brengen tot de klassieke geest.
Veel van wat Herodotus in zijn historisch
epos beschrijft was van een profetische
blik, veel ook is geschiedkundig achter
haald. Maar waar hij ook in het relaas van
het grote, beslissende gebeuren van zijn
tijd, waarin de strijd, tussen Oost en West
zijn beslag kreeg, anecdotisch zo'n „ver
telling" inlast, nooit siert hij zijn werk
daarmee op als met een litteraire arabeske.
Hij vertolkt een stuk volksverbeelding,
zoals deze bij geruchte, als legende haast,
van mond tot mong ging. Als zodanig ver
telt hij de strikte waarheid of, zoals Aafjes
eens zei, een „leugen die de waarheid liegt
de waarheid van de mensenziel, een
„mythe" desnoods, als men er naar Sallus-
tios' prachtige uitspraak datgene onder
verstaan wil „wat nooit zó gebeurde, maar
niettemin altijd is."
Uitmuntende navertelling
Eén voor één zijn de door Knorringa be
werkte motieven van klassiek-brede allure,
door de moderne verhaler uitmuntend na
gevoeld, naverteld en gebeeld naar het
illustere model. Lees bijvoorbeeld het vier
de verhaal over Periander, tyran van Co-
rinthe, die, naar men geneigd was te ge
loven, zijn bekoorlijke gade Lysidice dood
de en zich daardoor de onverzoenlijke haat
van zijn zoon Lycophron op de hals haalde.
Iets van de Homerische „moira", van een
onafwendbaar lot, machtiger dan de Goden,
voltrekt zich daarin, iets van de tragische
conflictstof, waaruit de grote treurspel-
ADVERTENTIE
dichters Aeschylas, Sophocles, Euripides
hun onsterfelijke tragedieën hebben ge
bouwd. Geen vaderlijke vernedering voor
de zoon is genoeg om de zonde te boeten,
geen zusterlijke liefde bij machte om de
zoon met de vader te verzoenen. En als dan
t.en leste, tot het uiterste bereid, Periander
zijn rijk aan de onverbiddelijke Lycophron
afstaat, blijkt ook dit offer ontoereikend: de
zoon valt onder de wrekende hand van een
politiek tegenstander. En het blijft een open
vraag of het dodenoffer van verbrande
vrouwenkleren (waarvan men het sum
mier verhaal kan vinden in Herodotus V.
92), waarmee de tyran op aanwijzing van
het orakel de wraak van de vermoordegeverebedrjjf "na' spié^'èi"*'te"Amsterdam).
Lysidice denkt te bezweren, zijn ziel voor
de Goden zal schoonwassen.
Daar is verder het juweel van een ver
telling van de door Cambyses overwonnen
Fharao Psamménitos, die geen tranen meer
vinden kon voor het menselijk leed; de
spëels-avontuurlijk inzettende geschiede
nis van de Corinthische vazenschilder Pol
lux, die er op uittrok om in het weelderige
Oosten zijn verbeelding te verrijken, te
land kwam in de tempel van Mylitta
godin van de liefde en de vruchtbaarheid
aan de Euphraat, en met wie het zo'n
tragisch einde nam. Eigenlijk is er in al
deze verhalen een zo rijke zin te vinden,
dat ik wel elk er van in een korte ken
schetsing zou willen weergeven; dat ik wel
van elk de historische achtergrond zou
willen schetsen, die mij in deze vertellingen
zo ongemeen boeide en aanspoorde tot een
hernieuwd bladerend lezen in Herodotus'
Historie, ook al moest ik mij met een ver
taling behelpen. Maar ook zó is het met
een door Knorringa verrassend verleven
digde verbeelding al goed, is er reden
te over tot dankbaarheid jegens een ver
tolker van zo onmiskenbare bekwaamheid.
Hier is geschreven in de geest van Herodo
tus. C. J. E. DINAUX
Dr. I-I. Knorringa: „Herodotus Lacht" (Uit-
Bij de uitgever die dit jaar ter gele- j
genheid van de herdenking der geboorte
van Vincent van Gogh een geïllustreerd
geschrift van W. Jos. de Gruyter over de
beroemde Nederlandse schilder liet ver
schijnen, is nu wederom een boek over het
zelfde onderwerp uitgekomen. Weer is de
tekst van de bekende Haagse kunstcriticus
De Gruyter, maar ditmaal is de voornaam
ste bijdrage geleverd door de, helaas zo j
jong gestorven, fotografe Emmy Andriesse. j
Daar wij over de opstellen van De Gruy- 1
ter reeds op 15 Augustus onze grote waar
dering uitspraken zullen we daar nu nief
weer op terug komen. Wij wijzen er op da;
het een andere tekst is welke dit platen
boek begeleidt, maar uiteraard wordt er
hetzelfde levensverhaal in gedaan. Verder
zijn de foto's voorzien van bijschriften ont
leend aan de brieven, door Vincent aan zijn
broer Theo gericht. De tekst is in het Ne
derlands, Frans en Engels en men vraagt
zich daarbij af, waarom geen Duitse ver
taling is opgenomen, want welke bezwaren
men hiertegen zou kunnen inbrengen, een
feit is 't dat de Duitsers tot de eersten be
hoorden, die Van Goghs oeuvre op zijn
waarde wisten te schatten.
Visie en neutraliteit
Wij spraken zo juist over een „platen
boek" en menen dat deze benaming niet
strijdig is met datgene, wat de uitgever
bedoelde te maken. In grote trekken is hij
daarin ook geslaagd, maar naar onze
smaak had dit boek van groot formaat nog
sterker dit karakter mogen dragen. Teksl
en bijschriften eisen voor een boek als d't
toch nog te veel aandacht voor zich op
Liever hadden wij gezien dat een repro
ductiemethode was toegepast welke de
waarde der, over het algemeen zeer mooie,
foto's nog beter tot hun recht had doen
komen en dan niet met gebruikmaking van
het glanzende papier, dat een daarvoor ge
voelig mens bij aanraking de rillingen op
het lijf jaagt. Deze critische opmerkingen
gelden dus de uiterlijke vorm van dit boek,
Veertien dagen voor zijn dood schilderde
Vincent van Gogh uit het raam van de
herberg Ravoux, waar hij onderdak, had.
op Quatorze Juillet de bekende Mairie van
Auvers (reproductie hierboven) die zoveel
gelijkenis vertoont met het lelijke stadhuis
op het plein in zijn geboorteplaats Zundert,
waar hij als kind iedere dag op uit keek.
Emmy Andriesse maakte in het Franse
stadje van hetzelfde onderwerp de
onderstaande foto.
(Van een bijzondere medewerker)
Vier en twintig uur vliegen van Londen
en Parijs begint de rimboe. Ik bedoel niet
het tropische oerwoud waarvan Kipling
hield, met zijn lianen en moerassen, zijn
tijgers en slangen. Ik bedoel het oerwoud
van het analphabetisme, de honger en de
ziekte. In dit oerwoud, nog gevreesder dan
het andere, kwam ik terecht, enkele ogen
blikken nadat ik op het vliegveld van
Bombay was geland.
Een kwart van de aardbewoners leeft in
Zuid- en Zuid-Oost Azië. De latente moge
lijkheden van de landen in dit gebied zijn
enorm. En toch blijft het gemiddelde
levenspeil er bijzonder laag, doet zich elke
dag het tekort aan voedsel gelden (en elke
dag zijn er twintigduizend monden meer
te voeden), en kunnen acht van iedere tien
inwoners niet lezen of schrijven.
Verbetering te brengen in deze toestand
is een taak, waarvan niemand zich illusies
maakt over de moeilijkheden. En boven
dien kon men niet altijd de geschikte men
sen, gelden en middelen vinden. Er valt
echter een verheugend feit te constateren:
de grote massa in Zuid-Azië, die traditio
neel passief is, begint zich langzaam reken
schap te geven van het feit, dat ze eigen
naties vormt. Dit bewustzijn vormt een
belangrijke stimulans. Ook is bewezen, dat
internationale samenwerking op bepaalde
gebieden geen hol woord is. De wijze
waarop Unesco* deze volken helpt op een
hoger plan te geraken is daarvan een voor
beeld. Dank zij haar zijn geleerden en des
kundigen uit Amerika, Nieuw Zeeland,
Denemarken, Engeland enzovoort de over
heid ter plaatse ter hulp gekomen bij het
verrichten der verschillende taken, die va
riëren van landbouwhervorming op Cey
lon tot herziening van de onderwijsmethp-
den in Thailand.
De universele verklaring van de rechten
van de mens legt er de nadruk op, dat
iedereen recht heeft op onderwijs, dat
lager onderwijs gratis en verplicht moet
zijn, dat technisch en hoger onderwijs voor
een ieder toegankelijk moet zijn. Dit ideaal
heeft Zuid-Azië tot het zijne gemaakt.
Maar om dit te bereiken moet het beschik
ken over voldoende leerkrachten, scholen,
boeken. En overal zijn de moêilijkheden
van eenzelfde aard. Elke hectare land moet,
in deze streken, twee- of driemaal meel
mensen voeden dan in het Westen. Toch
zijn bij gelijke oppervlakten de oog
sten veel schraler; dat komt onder meer
omdat de boeren niet het maximum uit de
bodem weten te halen. Het is derhalve
dringend noodzakelijk de landbouwmetho
den te verbeteren om een einde te kunnen
maken aan de armoede in een gebied,
waarvan de bevolking hoofdzakelijk leeft
van die landbouw.
Er moeten irrigatiewerken worden aan
gelegd, er moet electriciteit komen, er moe-
ADVERTENTIE
Een leeuw
slaakte een geeuw
omtrent de helft van de twintigste eeuw.
Het bleek,
toen hij op zijn horloge keek,
dat er geen halve minuut verstreek
tussen begin en slot
van de geeuw uit zijn strot.
Hij schudde mismoedig zijn manen,
produceerde twee tranen
en kon van louter spleen
amper nog uit zijn ogen zien.
Piet Zoethout
Studenten van de Lady Irunn-school in New Delhi bezig met nieuwe instrumenten,
die de UNESCO haar bezorgde.
ten fabrieken worden gebouwd waar men
gereedschappen, machines en kunstmest
stoffen kan vervaardigen. De industriële
ontwikkeling moet hiermee parallel lopen,
omdat de landbouw alleen niet alle mensen
werk kan verschaffen.
Om dit te bereiken heeft men ambitieuze
projecten opgesteld. Die moeten nu ver
werkelijkt worden, en snel. Want de 570
millioen inwoners van Zuid- en Zuid-Oost
Azië zullen over twintig jaar uitgegroeid
zijn tot 720 millioen mensen. Dat hiervoor
internationale samenwerking nodig is,
staat buiten elke twijfel. Deze samenwer
king zal onder andere tot uiting moeten
komen in het opleiden van voldoende ge
schoolde inheemse krachten, waarnaar
uiteraard steeds groter vraag zal zijn.
In Bombay, waar ik mijn onderzoek be
gonnen ben, heeft men in 1946 op de dag
dat de campagne voor het onderwijs aan
volwassenen gelanceerd werd maar liefst
besloten het analphabetisme in tien jaar
tijds geheel uit te roeien. Maar, zoals de
minister van onderwijs van de staat Bom
bay, B. G. Kher me verklaarde, dit doel
zal ongetwijfeld niet bereikt worden. Want
momenteel kunnen van de twee en een
half millioen inwoners slechts 13% een
beetje lezen en schrijven.
Toch gaat de strijd zonder verpozing
voort. Er zijn 800 scholen voor volwassenen
opgericht, waarvan 200 voor vrouwen.
Zesmaal per week komen hier 12000 leer
lingen bijeen. De regering probeert voorts
de hulp van grote industrieën te krijgen.
In vele gevallen heeft ze weten te bereiken,
dat de schooltijden als normale werktijden
gelden. Voorts heeft de overheid voorge
steld een extra premie te betalen aan „ge
letterde" arbeidskrachten. Tot op heden is
echter op dit voorstel nog niet in gunstige
zin gereageerd.
Wat de kinderen betreft: deze zijn in
principe verplicht een school te bezoeken.
Alleen in principe, want er zijn niet genoeg
scholen om al deze kinderen onderdak te
verlenen.
Op een avond heb ik in een voorstad
een van die geïmproviseerde scholen voor
een arbeiderswijk bezocht, waar het India
van morgen wordt opgeleid. In een, door
enkele stormlantaarns, schaars verlicht
lokaal zaten vijftien mannen van 18 tot 40
jaar bijeen allen wevers een boek
in de hand, een lei voor zich. Een onder
wijzer gaf les in de allereenvoudigste be
woordingen. En de scholieren luisterden
met een toegewijde aandacht naar de man,
die hen naar een nieuw leven zou voeren
Unesco heeft een boekje uitgegeven ovei
de technische hulpverlening aan minder ont
wikkelde gebieden „Les hommes contre l'igno-
rance' Het is in Nederland verkrijgbaar.
Tijdens een jachtpartij, die Donderdag is
gehouden in de bossen van het Goois na
tuurreservaat, bevond zich onder de jagers
ook burgemeester J. J. G. Boot van Hil
versum, die door een schot hagel werd
gewond. Een zijner medejagers, die enige
achter de burgemeester liep, loste een on
gelukkig schot, waardoor de heer Boot een
aantal hagelkorrels in het rechterdij been en
in de linkerslaap kreeg. Een chirurg kon
onmiddelijk medische hulp verlenen. Hij
achtte operatief ingrijpen wenselijk, het
geen even later in het ziekenhuis geschied
de. Burgemeester Boot zette gisteren zijn
werkzaamheden ten gemeentehuize nor
maal voort, al is zijn hoofd aan de linker
zijde opgezwollen en met pleisters bedekt.
In het Waaggebouw te Nijmegen is op
initiatief van de studenten in de kunst
historie van de R.K. Universiteit een ten
toonstelling ingericht van werk van Aad de
Haas, wiens Kruiswegstatie voor de kerk
te Waalwijk destijds veel opschudding ver
wekte. In zijn openingsrede verklaarde
prof. dr. W. Asselbergs dat men dit moet
zien als een uitbeelding van de lijdende
mensheid onder de oorlogsdreiging.
welke in het onderhavige geval echter var-
de grootste betekenis is.
Hoewel uitgever en fotografe zeer te
recht niet getracht hebben om landschap
pen en sujetten, die Van Gogh tot zijn
laaiende kunstuitingen inspireerden, door
ccn foto te identificeren, maar daaren
tegen door het fotobeeld een associatie bij
ons op te roepen, wordt men bladerend in
dit boek toch steeds getroffen door de. te
genstelling van de kunstenaarsvisie en de
neutraliteit van de fotografische lens, zelfs
I al wordt deze laatste dan ook gehanteerd
door een zo begaafde en gevoelige vrouw
als Emmy Andriesse. Het vreemde en
verrassende doet zich voor, dat zich dooi
de kunstenaarsinterpretatie, zoals die door
Van Gogh tot ons is gebracht, een beeld
van deze Zuidelijke landschappen in ons
gevormd heeft, waarin wij absoluut gelo
ven! Van Gogh wilde niet iets moois ma
lven, maar zocht de waarheid en wilde die
mededelen. Zoals hij de landschappen en
mensen uitbeeldde, zo waren zij ook we-
zenlijk.
Als we de foto zien, die Emmy An-
I ciriesse maakte van het „Hópital Verin" te
Ar les, waar Van Gogh verpleegd werd, dan
j moeten we natuurlijk toegeven dat dat
gebouw en die tuin er aldus uitzien, maar
toch geloven we die foto niet, want alleen
zoals Van Gogh het schilderde was en is
het. Dat komt omdat het onderwerp op
zichzelf geen betekenis heeft, maar deze
pas ontvangt door de bezielende aanschou
wing van het levende oog. Het zijn de in
telligentie, de begaafdheid en de in ver
woede strijd verworven genialiteit van
Van Gogh, die ons van welk onderwerp
dan ook de waarheid vertellen. Goed, la
ten we zeggen: „zijn" waarheid. Maar de
foto vertelt geen enkele waarheid omtrent
het wezenlijke van enig ding.
Er bestaat alleen een optische overeen
komst tussen ons oog en de fotografische
lens, maar voor de mens is datgene wat
op ons netvlies geprojecteerd wordt niet
het eindresultaat, maar datgene wat zich
via dat projectievlak door onze zenuwen
in onze hersens vormt. Op deze niet te om
schrijven subjectieve uitkomst baseert zich
de „verbeelding" van de kunstenaar.
Wij geloven niet hiermede iets nieuws te
vertellen, maar de confrontatie tussen de
schilderijen van Van Gogh en de foto's van
Emmy Andriesse drongen ons deze ge
dachten op. Juist, als studiemateriaal kan
deze confrontatie nog een extra waarde op
leveren, ook ten aanzien van het perspec
tief in schilderkunst en fotografie zouden
iiaar aanleiding van dit onderwerp nog
merkwaardige dingen te onderzoeken zijn
De stemmingsbeelden die Emmy An
driesse in sommige foto's weet op te roepen
berusten evenzeer op associatie en kunnen
uit hun aard geen parallel vormen met de
ervaringen die Van Gogh onderging.
OTTO B. DE KAT
„De wereld van Vincent van Gogh" (D
H. Daamen's Uitgeversmaatschappij N.V. te
's-Gravenhage, in samenwerking van buiten
landse uitgevers).
Op 10 November wordt het honderd
jarig bestaan van de tegenwoordige Ko
ninklijke oratoriumvereniging Kerkgezang
te Utrecht gevierd met een uitvoering van
Beethoven's Missa Solemnis onder leiding
van Jan Wagenaar, met medewerking van
Corry Bijster, Annie Hermes, Leo Larsen
en Herman Schey als solisten. Zaterdag
middag 7 November wordt in „Esplanada"
een receptie gehouden.
ItOEN men eens. ten tijde van de strijd
tussen de hevige voor- en tegenstan
ders van Wagner en de even hevige voor-
en tegenstanders van Brahms, aan de com
ponist en dirigent Franz Lachner vroeg, of
hij Wagnen-ianer of Brahmsianer was, ant
woordde deze in zijn gemoedelijk Beiers:
.Verzeihung', ich bin selber aner".
Dit even slagvaardige als rake antwoord
aan de maniakken, die vergeten dat het
beter is te trachten zichzelf te zijn, dan
slechts een critiekloos aanhanger van welke
grootheid dan ook, speelt mij door de geest,
nu ik enige regels aan Fx-anz Schubert wil
wijden. Over weinige dagen, op 19 Novem
ber, zal het 125 jaar geleden zijn, dat de
componist van de Onvoltooide Symphonie
gestorven is. De bescheiden en steeds aan
zichzelf twijfelende sehooimeesterszoon,
die te zelfder tijd in Wenen woonde en
werkte, toen Beethoven daar zijn grootste
werken schreef, mocht nóg zo tegen zijn
grote stadgenoot opzien, en beweren: „Wie
kan na Beethoven eigenlijk nog niets com
poneren?" hij was „selber einer" en
welk een!
Schubert sprak zijn eigen taal, een taal
die innig gebonden was met zijn Oosten
rijkse land en met die van zijn voorgan
gers Haydn en Mozart, maar die zich door
een heel bijzonder accent onderscheidde.
Zij is vol melodische rijkdom, innigheid en
tederheid, maar ze kan plotseling verras
sen door een harmonische oorspronkelijk
heid, haar onvergankelijk eigendom, dat
nieuw gebleven is onder alle evolutïeën,
die de compositiekunst in de loop der tij
den heeft gekend.
Ik spreek nu r.iet van de weemoedige
charme die erover gespreid ligt door de
bekende wisselingen van majeur en mi
neur, van zon en schaduw, maar wil op
merken, dat Schubert, die weieens een
feminine Beethoven is genoemd, zich zelfs
in kleinere werken met een onvermoeide
kracht kon uiten, in een dramatische be
wogenheid, die men eigenlijk van de in
nige liederencomponist niet zou hebben
verwacht. Want dit laatste wordt bij het
beeld, dat men zich van de uiterlijk zorge
loze meester vormt, gewoonlijk te weinig
belicht.
Nu moet worden erkend, dat wat Schu
bert aan zuiver dramatische werken
schreef, volkomen vergeten is. Men zou
met enig recht van spreken kunnen zeg
gen, dat hij veel meer dramatische kracht
toonde in zijn liederen, kamermuziek en
orkestwerken dan in zijn opera's.
DEZE man was een bron, waaruit de
muziek als een niet te stuiten stroom
opwelde en men zou misschien slechts Mo
zart kunnen vinden, als men in de ge
schiedenis naar een tweede voorbeeld hier
van zou zoeken. "Van Schubert is het dan
ook te begrijpen, dat hij zich eens de
woorden liet ontvallen: „Mij zou de staat
moeten onderhouden, want ik ben voor
niets anders dan voor componeren op de
wereld gekomen".
Hij bleef altijd arm. Kort voor zijn dood
ging een zijner vrienden naar de uitge
ver Haslinger, om voorschot te vragen op
de veertien liederen uit de „Winterreise"
die voltooid waren, teneinde Schubert van
medicijnen en versterkende middelen te
kunnen voorzien. Haslinger verklaarde
zich grootmoedig bereid op elk lied f 1,
zegge één gulden te betalen.
Maar de componist moge dan ami aan
geld zijn geweest, in andei-e opzichten was
hij een schatrijk man. Wie kende de ver
rukkingen van het menselijke scheppend
vermogen zoals hij, die van geen ophouden
wist? Hij vergat, opgaand in zijn muziek,
de omvang van sommige zijner werken te
overzien en droomde weg in de zaligheid
van het creatieve proces. Maar geen nood:
waar hij de teugels in handen hield en zijn
schone reis door het land zijner inspira
ties zonder omwegen wist af te sluiten,
daar voert zijn muziek ons langs ongeken
de vergezichten en boeit ze tot het eind.
Ook in een ander opzicht was hij rijk.
Hartelijke, onbaatzuchtige vriendschap in
een kring van hem toegewijde kunstenaars
en kunstkenners was hem, vooral in zijn
laatste levensjaren, een dagelijkse vreug
de. Sommigen van hen deelden als echte
bohémiens woning, geld en goed gezamen
lijk met hem. De uiterlijk weinig impone
rende Franz was het middelpunt va/n de
vriendenkring, waartoe onder anderen de
schilders Moritz von Schwind en Leopold
Kupfelwieser, de dichters Schober, Mavr-
hofer, Grillparzer, Feuchtersleben en Le-
nau, de musici Vogl, Bocklet, Lachner
behoorden. In hun wekelijkse bijeenkom^
sten de „Schubertiaden" die met
kunstbeschouwingen begonnen en met wijn
en in Weense onbekommerdheid werden
voortgezet en besloten, werden Schuberts
nieuwe werken gespeeld en gezongen. En
de goede Franz was ten slotte altijd be
reid nog Landlers en Walsen te spelen zo
lang men maar dansen wilde.
Menig modern jong musicus zou van
Schubert zelfcritiek en bescheidenheid
kunnen leren: in het jaar van zijn dood
vroeg hij de theoreticus Sechter 'hem te
willen lesgeven, hij wilde zich nóg gron
diger de compositietechniek en in het bij
zonder het contrapunt eigen maken.
Zijn sterven heeft het plan verijdeld.
WILLEM ANDRIESSEN
Massale beluistering van radio-uitzendingen met explicatie van geoefende sociale
werksters in arbeiderswijken te Bombay
Rolf Petersen, leider van de toneelgroep
„De witte vogel" te 's-Gravenhage, is als
gevolg van het op korte termijn schrijven
van een groot aantal toneelspelen dusdanig
overwerkt, dat hij gedurende enige tijd in
een psychiatrische kliniek moet worden
behandeld. Met het oog hierop zijn de
première s van David en Bathseba, De mi
nister van Defensie en van het jeugdspe!
Piep zei de muis, die respectievelijk ij-
Amsterdam, Den Haag en Rotterdam zou
den worden gegeven, voor onbepaalde tijd
uitgesteld. Alle andere voorstellingen van
„De witte vogel" gaan normaal door. Ge
durende de afwezigheid van Rolf Petersen
zal de algehele leiding van het gezelschap
worden waargenomen door de heer Frans
Kokshoorn.