„DE SPAARNESTAD"
Haarlemse Kinderverzorging
doet goed werk
„De Goudmaker" van Ben Jonson
Eerste object voor Delftwijk
Kolenwarmte
Bouwplannen voor
Haarlem-Oost
Toneelvereniging op schavot
Gecombineerd concert
door 3 x „St. Caecilia
„Graag of niet" door
Het Vrije Toneel
Drie pianisten in
Minerva Theater
DINSDAG 10 NOVEMBER 1953
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
5
G. J. van den Broek
Vrijdag 75 jaar
Onbekende weldoener
bezorgde kledingstukken
„Het Raskonijn" exposeert
in de Vishal
Christelijk-Historische
Vrouwengroep vergaderde
Plan voor het bouwen van 228 woningen
Groepsuitvoering van
Haarlemse padvinders
Prof. dr. G. G. van Niftrik
hield lezing over Sartre
„Molenïsme", een
wereldbeschouwing
Stille Armen te Heemstede
Uit het volgende verhaaltje, dat wij ontleenden aan het jaarverslag over 1952 van de
gemeente-instelling voor kinderverzorging te Haarlem, blijkt wel zeer duidelijk,
welke moeilijkheden deze instelling, die ten doel heeft, behoeftige minderjarigen,
van wie de verzorging niet geschiedt door de Dienst voor Sociale Zaken der gemeente
Haarlem of door andere instellingen, te verzorgen en op te voeden, bij haar overigens
zeer dankbare werk ondervindt en met hoeveel tact zij moet optreden, om de kinderen,
over wie zij 'zich voogdes heeft verklaard, een zo gezegend mogelijk leven te schenken.
Voor een vijfjarig meisje, dat, sedert zij een half jaar oud was, in een Haarlems kin
dertehuis werd verzorgd, meende de bovengenoemde instelling voor kinderverzorging
een go^de oplossing gevonden te hebben door haar in het gezin te plaatsen, waar ook
een ouder zusje wordt verzorgd. Hoe zorgvuldig deze overplaatsing, mede door de
hulp van de besturend zuster va.n het kindertehuis, ook was voorbereid, het mocht
heiaas geen succes worden.Leek het aanvankelijk, dat het kind zich vrij spoedig
aan de veranderde omstandigheden had aangepast, op den duur vertoonde het zulke
vreemde kuren, dat raad geschaft moest worden. Het leek de instelling gewenst haar,
na een zeer ernstig conflict zij had kans gezien gloednieuwe kleding van de pleeg
ouders en van andere pupillen zodanig te vernielen, dat herstel vrijwel onmogelijk
bleek ter observatie te laten opnemen in een particulier kindertehuis, waaraan
verbonden een kinderspychiater en een psycholoog. Omdat dit tehuis niet door de
minister van Justitie voor de verpleging van voogdijkinderen is goedgekeurd, moest
aan dit verblijf ontijdig een einde worden gemaakt. Het meisje werd naar een ander
gezin overgeplaatst; externe observatie door de psychiater wordt voortgezet. In het
nieuwe pleeggezin gaat het wat beter met haar. Wel vergt het kind, vooral van de
pleegmoeder, ongelooflijk veel geduld en tact.
Dit is slechts één van de vele gevallen,
die de stichting onder handen heeft. Op 1
Januari 1952 had zij de voogdij over 156
jongens en 98 meisjes. In cle loop van het
jaar werden 17 pupillen meerderjarig. Over
één jongetje werden de ouders met de
ouderlijke macht bekleed; één meisje trad
in het huwelijk, zodat de voogdij over haar
beëindigd werd. Op 31 December 1952 had
de instelling de voogdij over 235 kinderen
en. wel over 1 kind beneden de drie jaar,
over 9 kinderen tussen vier en zes jaar,
88 tussen 7 en 13 en 137 tussen 14 en 2ü
jaar. Het totale aantal verpleegdagen bf-
droeg 83.329, waarvan in gezinnen 55.397
en in gestichten 27.932. Onder de verpleeg
dagen in de inrichtingen is meegeteld het
verblijf in observatiehuizen en ziekenhui
zen. Wegens een Koninklijk Besluit van 31
October 1950 mogen er niet meer pupillen
aan de instelling worden toevertrouwd.
Het instituut behandelt slechts gevallen
van kinderen, die buiten het eigen gezir.
worden opgevoed. Zij voelen bijna altijd de
uitzonderlijke positie aan, die zij in het le
ven innemen, hoeveel moeite de leiders en
leidsters van inrichtingen en de pleeg
ouders zich ook getroosten, om de kinderen
op hun gemak te stellen. Men poogt hen
zoveel mogelijk in gezinnen of tehuizer
van dezelfde godsdienstige gezindte als
waartoe zij behoren of zoals de vroegere
ouders of voogden wensen, uit te besteden.
De instelling geeft de voorkeur aan gezins
verpleging, daarom tracht zij zoveel mo
gelijk kinderen in gezinnen onder te bren
gen. Wanneer blijkt, dat het kind niet kan
aarden in het nieuwe milieu, dan wordt
het in één der gemeentelijke tehuizen in
Haarlem ondergebracht. Zo nodig wordt
dan advies gevraagd van het School-psy-
cholbgisch- of Medisch Opvoedkundig Bu
reau.
Dat het instituut nog wel eens vreemde
gevallen meemaakt, blijkt uit het volgende
ADVERTENTIE
is de GEZONDSTE en GOEDKOOPSTE
warmte.
Speciaal aanbevolen
VICTORIOUS WALES
(Super kwal.)
Afm. 20/30 9-60 P- H.L.
SEVEN SISTERS WALES
(le kwal.)
Afm. 20/30 9-20 p. H.L.
ALLEEN-VERKOOP:
Brandstoflenhandel
Fr. Varkenmarkt 6—10 (Spaarne bii Viaduct)
Telefoon 14164 en 13904
Nog voordat het voorstel voor het eerste
complex huizen in „Delftwijk" in behan
deling zal komen, zal de Haarlemse raad
credieten gevraagd worden voor de bouw
van meer dan driehonderd huizen in Haar
lem-Oost.
Het betreft hier de afronding van de
Slachthuisbuurt en wel de bebouwing van
de gronden tussen Schipholweg en Hannie
Sch aftstraat.
De Vereniging voor gemeentepersoneel
zal namelijk daar 138 woningen en twaalf
winkels laten bouwen, de R.K. Woning
bouwvereniging St. Bavo-Oost 181 wo
ningen.
Bij deze complexen zijn enkele in to
taal zeven woningen voor bejaarden
inbegrepen.
De realisering van deze projecten is na
tuurlijk afhankelijk van het bouwvolume
dat nog moet worden toegewezen, maar de
voorstellen zullen reeds in December aan
de raad worden voorgelegd.
Vrijdag 13 November hoopt de heer C. J.
van den Broek, oud-commandant van de
Haarlemse brandweer, zijn vijfenzeventig
ste verjaardag te vieren. Op 31 Maart 1896
trad hij als vrijwilliger in dienst bij de
Haarlemse brandweer. In de loop der ja
ren klom hij op tot commandant, welke
functie hij op 26 April 1922 aanvaardde,
als opvolger van de heer G. A. van der
Steur. Toen de vrijwillige brandweer in
1942 in een beroepscorps werd omgezet,
legde de heer van den Broek zijn taak bij
de brandweer neer.
Onder leiding van de aanstaande jarige
is er heel wat bij de brandweer verbeterd.
Hij zorgde er voor, dat Haarlem de be
schikking kreeg over snelrijdend materiaal.
Het preventieve gedeelte had zijn bijzon
dere aandacht, waardoor het aantal bran
den in de loop der jaren steeds is vermin
derd. Tijdens het commando van de heer
Van den Broek kwam de brandweer
kazerne aan de Gedempte Oude Gracht tot
stand en een beveiliging van de toren van
de Grote Kerk.
In het Haarlemse zakenleven is de heer
Van den Broek een bekende figuur doordat
hij aan het hoofd staat van de ijzerhandel
aan de Oude Groenmarkt.
voorval: een debiel meisje, dat na haar
21ste jaar weer naar haar domme moeder
en vreemde stiefvader wilde terugkeren,
verscheen na drie weken toch maar weer
op het tehuis, waar zij gedurende de laatste
maanden verzorgd werd. Men probeert
haar nu aan het werk te krijgen, hetgeen
niet zo eenvoudig is, daar haar stiefvader
haar steeds had wijs gemaakt.... dat ze
daar te goed voor was!
De Haarlemse politie wil graag weten wie
de weldoener is geweest voor een gezin, dat
verrast moest worden met baby-, kinder- en
dameskleding. Deze goederen zijn niet te
bestemder plaatse bezorgd. Bij een bewoner
van de Herensingel werd Maandagavond om
kwart over zeven gebeld en toen hij de deur
open deed zag hij niemand. Wel stond er
een groot pak, echter zonder nadere vei'mel-
ding voor wie het bestemd was en van wie
het afkomstig was. De bewoner maakte het
pak open en toen bleek hem, dat het in
goede staat verkerende baby-, kinder- en
dameskleding bevatte. Aangezien hij geen
baby heeft en vermoedt dat het pak aan een
verkeerd adres is bezorgd, heeft hij zich in
verbinding gesteld met de politie. Als de on
bekende weldoener zich tot de politie wendt,
zal deze meewerken het pak op het juiste
adres af te geven.
De Vereniging „Het Raskonijn", Haarlem
en omstreken, houdt op 13 en 14 November
een grote Clubtentoonstelling in de Vishal
op de Grote Markt te Haarlem. Vrijdag
avond is de tentoonstelling geopend van 8
tot 10 uur, Zaterdag en Zondag de gehele
dag. Er zijn voor deze tentoonstelling zeer
fraaie dieren ingeschreven.
Gisteravond hield de Christelijk-Histori
sche Vrouwengroep te Haarlem weer haar
eerste jaarlijkse bijeenkomst.
Mejuffrouw mr. G. Dijkshoorn sprak over
haar ervaringen in Woodbrooke, Engeland,
waar zij ongeveer drie maanden bij de
Quakers heeft doorgebracht.
Na over het dagelijks leven in Woodbrooke
te hebben verteld, waar een internationaal
gezelschap diverse colleges volgt, sprak zij
over de religieuse opvattingen der Quakers,
welke op vele punten afwijken van die,
welke wij in onze kerken kennen, en vooral
opvallen door het zich laten leiden door het
„inwendige licht".
Wij vernemen dat het gemeentebestuur
van Haarlem aan de Coöperatieve Woning
bouwvereniging „Volkshuisvesting" ver
zocht heeft mee te werken aan de bouw
van 228 woningen in Delftwijk en dat de
heer H. W. van Kempen opdracht heeft ge
kregen tot het ontwerpen van dat complex.
Deze woningen zullen de eerste zijn die in
Delftwijk (in de omgeving van de Delft
laan en Rijksstraatweg) tot stand zullen
komen.
Naar aanleiding van deze mededelingen
hebben wij ons gewend tot de heer I. L.
van Ees, voorzitter van de Volkshuisves
ting, die bevestigde, dat er bij het bestuur
plannen bestaan over te gaan tot de bouw
van 228 woningen. Er zijn reeds bespre
kingen gevoerd met architect Van Kempen,
die de opdracht aanvaard heeft. Deze heeft
eerder voor de vereniging gebouwd en wel
vijfenzeventig woningen aan de Vondelweg
Er zullen woningen komen, met vier, drie
en twee woonlagen. Het totaal aantal is 228.
„Volkshuisvesting" heeft de eerste opdracht
gekregen om in Delftwijk te bouwen. Er
zal daar in een vlot tempo gewerkt worden,
want Delftwijk zal in vier jaar „vol"-
gebouwd worden. Als de plannen een vlot
verloop hebben, zal- in het eerste gedeelte
van 1954 met de bouw begonnen worden.
Na de bevrijding werd alleen vergunning
verleend voor de bouw van woningen als
in het plan een douchecel was geprojec-
Voor het gecombineerde concert, dat de
R.K. Gemengde Zangvereniging, het kin
derkoor en de Harmonie „St. Caecilia"
Zondagavond in de gemeentelijke Concert
zaal te Haarlem gegeven hebben, was een
omvangrijk programma, zeer afwisselend
van genres en gehalte, tot stand gekomen.
Enerzijds nam dit programma een hoge
vlucht met een Trio van Ludwig von Beet
hoven, anderzijds daalde het een paar keer
af naar de oppervlakte van onbelangrijk
amusement, waarop geen melodieën, maar
goedkope deunen een kans krijgen („Waar
ben je nu, m'n Fokkie" van Jan Pet) en
waarop met een eenvoudig, pretentieloos
liedje als „Grootvaders klok" alleronsym-
pathiekst wordt omgesprongen.
De uitvoering van het Trio van Beet
hoven zij als absoluut hoogtepunt van het
concert het eerst besproken. Het werd uit
gevoerd door drie leden van het harmonie
korps, die twee klarinetten en van deze
instrumenten een jongere, verre verwante:
een alt-saxofoon lieten samenklinken tot
een mooi genuanceerde, expressieve klan
kencombinatie. Een af en toe optredende
weerbarstigheid van een klarinet bij het
aanzetten kon aan deze indruk geen af
breuk doen. Ook om de behoorlijke be
heersing van de speeltechniek verdienden
de bescheiden niet met name genoemde in
strumentalisten geprezen te worden.
De Harmonie „St. Caecilia" had de uit
voeringen van werken van Weber, Delibes
en Lincke voor haar rekening genomen.
Onder leiding van directeur S. A. Noom
kwam het korps meermalen tot verdienste
lijke resultaten. Op hoger plan zou het spel
van het korps kunnen komen door meer
aandacht te besteden aan gelijkmatige
rhythmiek, muzikale uitdrukking en klank
verhouding.
Het kinderkoor „St. Caecilia" zong on
der leiding van Gerard de Barbarson met
verzorgde klank een aantal werkjes in een
echt-kinderlijke sfeer. Wat gaven de jon
gens-sopranen daarbij aan de koorklank
een stralende glans! Maar ook de andere
kinderen deden met succes hun best, even
als de met toewijding begeleidende Bert
van Poelgeest.
Het gemengde koor St. Caecilia, dat
eveneens onder leiding stond van de heer
De Barbarson, gaf een neutrale vertolking
van „Sirene" van Ed. Flipse. Overtuiging
sprak echter uit de voordracht van de
„Vredeshymne" van Alph. Vranken, waarin
de koorklank zich ook het gunstigst kon
laten gelden.Met de uitvoering van „Groot
vaders klok" plaatst het koor ons voor een
raadsel. Is het Lex Karssemeyer waarlijk
ernst geweest met zijn „Klokkenwinkel"-
achtige bewerking van dit liedje? Of was
het zijn bedoeling om met die hopsasa-
stemming bij „het doodsuur van de oude"
een grapje te leveren? Maar dan is het geen
waardeerbaar grapje geworden.
Meer kansen om goede koorzang te laten
horen, kreeg „St. Caecilia" met de bewer
king van fragmenten uit „De Vogelkoop
man": Tezamen met het harmoniecorps
maakte het koor hiervan een besluit van
het concert, dat begrijpelijkerwijze warm
op prijs gesteld werd.
P. ZWAANSWIJK.
teerd. In de nieuwe woningen van Volks
huisvesting komen ook douchecellen en een
warmwaterapparaat.
Ook een koelkast?
De heer Van Ees deelde ons nog mee, dat
aan de heer Van Kempen verzocht is de
mogelijkheid te onderzoeken de woningen
ook te voorzien van een electrische koel
kast. Dit is iets nieuws voor Haarlem. De
heer Van Ees acht het van groot belang,
dat huizen met een aantal woonlagen voor
zien worden van een koelkast. Of de plan
nen zullen slagen moet afgewacht worden.
De woningen komen in de omgeving van
twee scholen en wel een voor Christelijk
buitengewoon onderwijs (op het ogenblik
gevestigd in de Sophiastraat) en een ooen-
bare ULO. De heer Van Kempen heeft de
plannen voor eerstgenoemde school reeds
gereed en gehoopt wordt, dat nog dit jaar
de bouw aanbesteed kan worden.
De Coöperatieve Woningbouwvereniging
„Volkshuisvesting" bouwt al een groot aan
tal jaren huizen in Haarlem-Noord. In
1921 zijn de eerste woningen (achtenzestig
in totaal) in gebruik genomen en wel in de
Kastanjestraat. Toen lag de straat in de
voormalige gemeente Schoten. Daarna
kreeg de vereniging van de gemeente in
exploitatie vijftig woningen aan het Mei
doornplein en negenentwintig aan het El
zenplein. Later ziin eenenzestig huizen ge
bouwd aan de Wilgenstraat en in 1959
kwamen vijfenzeventig huizen aan de
Vondelweg tot stand.
Zaterdagavond had in de Stadsschouw
burg te Haarlem ten bate van de vereni
ging „Weldadigheid naar vermogen" de
gala-première plaats van het uit 1916 da
terende blijspel „Graag of niet" (Hobson's
Choice" van Harold Brighouse door het
Vrije Toneel onder regie van Bob de
Lange, die de moeilijke taak op zich nam
Cor Ruys als artistiek leider op te volgen.
Deze weinig om het lijf hebbende ge
schiedenis de carrière tegen wil en dank
van een begaafde schoenmakerskneaht, die
door de energieke dochter van zijn pa
troon in de huwelijksboot wordt gesleept,
behelzende biedt ruimschoots gelegen
heid tot vermakelijke typeringen in ouder
wetse trant Deze werden over het alge
meen voortreffelijk uitgebuit. Het averecht
se aanzoek in het eerste bedrijf leverde
stellig, mede dank zij Nell Koppen en
Eric van Ingen, de leukste scène van de
avond op. Pob de Lange speelde zelf de
bulderende stijfkop Hobson, wiens zaken
zodanig achteruitlopen, dat hij tot een
compagnonschap met zijn opgedrongen
schoonzoon gedwongen wordt.
De goedbezette schouwburg beleefde een
paar plezierige ui"en. Zondag werd een
openbare herhaling gegeven.
Hans Tiemeyer behoort tot degenen, die
uil (artistieke?) overtuiging bezwaren
koesteren tegen de huidige vorm der to
neelvoorstellingen: een reeks plaatjes in
een lijst, van het publiek door een voetlicht
gescheiden. Hij wil deze vierde muur door
breken, hij wil met zijn acteurs letterlijk
tussen de mensen, omdat hij in de mening
verkeert ze aldus beter te bereiken, dichter
te benaderen, ook in de ovex-drachtelijke
zin. Een discussie met de voorstanders van
deze denkbeelden is bijzonder moeilijk,
omdat men zo spoedig over geheel verschil
lende zaken spreekt. Per slot van rekening
is iedere vorm goed, die de inhoud het
best tot zijn recht doet komen. En trou
wens: echte ontroering komt heus wel over
het voetlicht heen. Omgekeerd heeft Hans
Tiemeyer met zijn indrukwekkende spel
„De zaak A. D." bewezen, dat men hele
maal geen schouwburg nodig heeft om het
hart van het publiek door middel van het
toneel te treffen. Maar het gaat te ver om
het goed recht.van zo'n instelling ook uit
het ongerijmde te willen bewijzen, zoals
hij gisteravond met „De Toneelvereniging"
in het Koninklijk Instituut voor de Tropen
met „De Goudmaker" van Ben Jonson
deed.
Het „experimentele" gedeelte van deze
vertoning op een uitgebouwd podium,
waarbij de soelers ook in de zaal konden
afdalen, deed geforceerd aan. Er was geen
enkele aanleiding om van de normale to
neelvorm af te wijken. Integendeel: tal
rijke scènes zouden in een echt décor (met
slaande deuren) veel en veel beter tot gel
ding zijn gekomen. En als men nog eens
zoiets doet, laat men dan een algemene ge
dragslijn voor de grime vaststellen! Als
men het „gezochte" gedeelte, zoals de
scheldpartij tussen de stoelenrijen, weg
denkt, dan blijft er een gewone voorstel
ling over, die ten hoogste - bewees dat de
spelers zich ook op een podium ter grootte
van een schavot kunnen redden, doch
waarbij men zich voortdurend afvroeg,
waarom er niet van de technisch zoveel
betere outillage van een gewoon theater
gebruik werd gemaakt. Want om contact
met het publiek te krijgen, komt het uit
eindelijk op de echtheid aan, door middel
van kunst tot stand gebracht.
Eigenlijk is het jammer, dat men met
„De Goudmaker" oorspronkelijke titel
„The Alchimist" zo opzettelijk onge
woon is gaan doen. Nu immers kregen wij
een onzuiver beeld van de supérieure kwa
liteiten van dit tevoren nimmer in ons land
gespeelde stuk van Ben Jonson, waarover
Ik wel iets meer zal vertellen tegen de tijd
dat het Haar'.em bereikt. Het bezit zeker
niet de diepte van karaktertekening, die
zijn beroemde tijdgenoot Shakespeare zelfs
in zijn blijspelen wist te suggereren, maar
het getuigt van een meedogenloos waarne
mingsvermogen, dat tot scènes van waar
lijk brillante satire leidde en tot uitbun
dige vrolijkheid. De grootscheepse oplich
tingen door drie glorieuze bedriegers in de
zonderlingste hokus-pokus-vermommingen
gaven een bijzonder plastisch beeld van de
zeden uit het Londen van het begin der
zeventiende eeuw en vinden een grandioze
bekroning in het meesterlijke slot na de
thuiskomst van de heer des door de be
diende misbruikten huizes.
Gebrek aan eenheid
Bewegelijkheid en kleur had de opvoe
ring in deze merkwaardige omgeving ove
rigens genoeg. Maar de bezetting was verre
van ideaal. De grootste tekortkoming
kwam nog niet eens voort uit onvoldoende
persoonlijke prestaties, die er ook waren,
maar uit het gebrek aan eenheid, aan ken
nelijke saamhorigheid, tussen de drie
hoofdfiguren: Link, Lolletje en Facie
zoals ze heten in de vertaling, of liever
gezegd: zeer vrije (en gekuiste) bewerking,
die Tiemeyer van de originele tekst ver
vaardigde. Eenzelfde verschijnsel viel op te
merken ten aanzien van „Circus Knie" en
dat wettigt het'vermoeden, dat hij er ver
standig aan zal doen niet zelf mee te spelen
in door hem geregisseerde voorstellingen.
Hulde verder voor Annie de Lange, die de
vrouw van lichte zeden met alle gewenste
verve belichaamde en in vele toonaarden
hartgrondig haar mondje liet roeren. Veel
waardering verdiende ook Ben Groenier
als de gewiekste en brutale huisknecht, die
als klantenwerver en op eigen voordeel be
lust factotum van de uit de goot opgeraapte
charlatan met leuke voortvarendheid over
de planken rondsprong en in feite de voor
naamste rol vervulde.
Ondanks talrijke voortreffelijke détails
in zijn optreden als de titelheld, kon Hans
Tiemeyer die merkwaardig veel op het
bekende Droeshout-portret van Shakes
peare geleek niet aan de eisen voldoen.
Hij was wel de sluwe vos, maar volstrekt
niet diabolisch. Hier had werkelijk een
grotere acteur moeten staan. Dat geldt
trouwens ook voor de rol van de tabaks
verkoper Peter Pruim, thans door Cor
Dommelshuizen veel ouder gespeeld dan
de tekst voorschrijft, die vroeger door
niemand minder dan David Garrick voor
zijn rekening werd genomen en welke bij
figuur enkele jaren geleden in Londen door
Koning Paul van Griekenlanddie momenteel een bezoek brengt aan de Verenigde
Statenheeft een kijkje genomen in de Fordfabrieken te DearbornMichigan. De
Koning probeerde er het eerste Fordje
Alec Guinness tot hèt grote succes van de
voorstellingen door de Old Vic werd ge
maakt.
Ondanks haperingen in de rolkennis
maakte Johan Elsensohn een kostelijke fi
guur van de zich met schilderachtig pathos
in dromen van macht en culinaire wellust
verkneukelende Sir Epicurius Mammon en
verder moeten Hans van Meerten en Cor
Witschge als de uit hun puriteinse levens
houding vallende Calvinistische broeders
uit Amsterdam worden genoemd. Emmy
Lopes Dias was het gewillige weeuwtje.
Hans Culeman maakte, dat de finale pointe
bij lange na niet het mogelijk effect sor
teerde.
Alles bijeen genomen mag men „De To
neelvereniging" toch dankbaar zijn, dat zij
ons in de gelegenheid heeft gesteld dit ver
onachtzaamde meesterwerk in natura te
aanscnouwen en men moet zeker niet ver
zuimen de gelegenheid daartoe aan te grij
pen, als die zich voordoet.
DAVID KONING
„Kolder om krespit" heette de revue, die
door de welpen, verkenners en voortrek
kers van groep vier in het district Haarlem
van de Nederlandse Padvinders Zaterdag
avond in gebouw Cultura ten tonele werd
gebracht. De naam krespit ontstond tijdens
het dit jaar gehouden zomerkamp. Het was
de naam, die door een der verkenners werd
gegeven aan een lamp met een uiterst zwak
pitje. En de naam krespit sloeg onmiddel
lijk in. Wat de avond met krespit te maken
had is ons Zaterdag inderdaad wel duide
lijk geworden; dat het programma van de
revue met hoogspanning en levensgevaar
lijk was aangeduid echter niet. Want dat
was het beslist niet en het is altijd jammer,
dat de kleine hiaten van een half uur later
met het programma beginnen dan is aan
gekondigd, de hinderlijke lange hiaten tus
sen de verschillende nummers en nog enige
minder belangrijke onvolmaaktheden altijd
meteen veel zwaarder wegen en door de
aanwezigen wordt aangerekend, dan de
talloze goede dingen en uitstekende kwali
teiten, die het programma ook zeer zeker
te bieden had. De vrolijke en aardige lied
jes bijvoorbeeld sloegen geweldig in. Ook
het optreden van Pim Haak in enkele solo
stukjes bleek voortreffelijk.
De welpen weerden zich uitstekend, onder
meer in de gymnastische oefeningen en de
sketches.
Twee films, opgenomen door hopman
Klaas B. Nanning, vielen in de smaak. Het
waren een opname uit het zomerkamp en
een speelfilm „De commissaris". Oubaan D.
G. Smit had, als waarnemend groepsleidei",
het openingswoord gesproken en in het
bijzonder welkom geheten hopman J. P.
Middelhoven uit Zaandam, die in Haarlem
het vorige jaar geruime tijd het districts
commissariaat heeft waargenomen. De oud
districtscommissaris, de heer M. C. de Jong,
moest op het laatste ogenblik verstek laten
gaan. Hopman J. van Eden, oprichter van
de Rode Pijlgroep in 1945, bracht hopman
Nanning dank voor zijn aandeel in de
revue.
Kienavond padvindersband
De jaarlijkse kienavond van de „N.P.V.-
Districtsband Haarlem" werd Zaterdag
avond gehouden in het oefenlokaal van de
padvindersband in de wethouder de Weth-
scnool in de Overtonstraat in Haarlem-
Noord. Vele ouders, belangstellenden en
padvinders waren aanwezig, toen de heer
J. de Droog, voorzitter van de oudercom
missie, zijn openingswoord sprak. Hij zei
daarin dat het doel van de avond was, gel
den bijeen te brengen om het instrumenten
fonds te verstevigen en tevens om de
onderlinge kennismaking te bevorderen. De
belangstelling van de ouders is immers
van groot belang en stimuleert de padvin
ders hun werk met volle overgave te doen.
Het groot aantal geschonken prijzen ge
tuigde al van de medewerking van zeer
velen. De kienronden, de verloting en de
intermezzi van gitaarspel met zang en sket
ches brachten spanning en vrolijkheid.
Voor de Kennemer Kring van vrienden-
der Amersfoortse School voor Wijsbegeerte
hield prof. dr. G. C. van Niftrik Zondag
middag een zeer interessante voordracht
over de ethiek van Jean Paul Sartre's
existentialisme, zoals hij deze in zijn ro
mans en toneelstukken heeft ontwikkeld.
Het probleem der vrijheid is uiteraard ten
nauwste met de ethiek verbonden. Waar
gebondenheid is aan vaste waarden, zoals
„het goede", „het schone", of aan instinct
bevrediging, geluksverlangen, of waar men
's mensen handelingen wil verklaren uit
erfelijkheid of jeugdbelevenissen, daar is
geen plaats voor de vrijheid. Het „ik" is
vrijheid, volgens Sartre maar deze vrij
heid moet steeds weer verwerkelijkt wor
den door onze keuze en beslissing.
Dit is geen pessimistische levensleer, in
tegendeel, een optimistische, die de mens
verlost van de hem door het voorgeslacht
of anderzijds opgelegde waarden. Wel
maakt ze hem onrustig, door hem de mo
gelijkheid van ethische luiheid te ont
nemen en hem verantwoordelijk te stellen.
De mens staat steeds weer voor een
keuze, niet in die zin, dat het leven ver
brokkeld wordt in talloze op zichzelf
staande beslissingen, maar door een vol
hardend zich bewegen in de richting van
het „project", waarin men zich heeft vast
gelegd.
Het in beweging zijn betekent ook, dat
het spreekwoord „wie eenmaal steelt, is al
tijd een dief" onjuist is. De mens blijft niet
vastgenageld aan zijn verleden. Het is in
humaan om de ander „er op aan te zien",
als we iets ongunstigs van hem weten. Dit
fixeren van de ander heeft Sarti-e een
prachtig hoofdstuk ingegeven over „onze
blik", en wat wij elkaar daarmee aandoen.
De ander, die ons fixeert, en daardoor een
ding van ons maakt, doet als het ware een
aanslag op onze vrijheid. Deze bedreiging
van onze vrijheid door die van de ander
laat de liefde in het huwelijk op een échec
uitlopen. In verhevigde mate gaat dit op
voor de verhouding tot God. God is voor
Sartre De Ander. Als de mens vrij is, kan
er geen God zijn. Steeds opnieuw ontkent
hij dan ook hartstochtelijk het bestaan van
God.
Sartre gaf geen systematische uitwer
king van de ethiek; de aandachtige lezer
van zijn geschriften zal er geen aanleiding
vinden tot een beschuldiging van liberti-
nisme of een extreem individualisme. Voor
Sartre is ethiek het persoonlijke kiezen en
zopken van wat in een speciale situatie
door een mens moet worden gedaan.
Maandagavond bood de „Heemsteedse
Kunstkring" in de kleine zaal van het
Minerva Theater aan zijn leden een soort
paedagogisch concert, onder de titel „Het
klavier in de muziek". De belangstelling
hiervoor was van dien aard, dat het zaal
tje nauwelijks voldoende ruimte bood voor
een zo talrijk publiek.
Het programma bestond uit composities
voor „piano a quatre mains" en pianc*
tweehandig, uit te voeren door Ans Bouter
en Miep van Luin, alsmede pianosoli, te
spelen door Jan de Man. De nummers
werden stuk voor stuk ingeleid door de
jonge Heemsteedse musicus Louk Nelis-
sen. Hij deed dit op een rustige manier,
doordacht en verantwoord, maar wel iets
te uitvoerig. De uiteenzetting van wat nu
eigenlijk een piano is, had gevoeglijk
achterwege kunnen blijven.
Jan de Man toonde 2ich met zijn ver
tolking van de Ballade in g van Chopin
een temperamentrijk pianist. Dat het ef
fect van zijn virtuoos spel nu en dan de
grenzen van een passabele klank-intensi
teit overschreed, kon men in hoofdzaak
wijten aan de sterk resonerende geluids-
voortplanting. Het zou dwaas zijn te be
togen, dat hij hiermee rekening had die
nen te houden door zijn spankracht in
te tomen. Maar hij had er, zonder dat,
aan tegemoet kunnen komen door de
vleugel geheel of gedeeltelijk te sluiten.
Hetzelfde geldt nog in sterkere mate ten
opzichte van het spel van het pianoduo,
want Miep van Luin en Ans Bouter weten
ook van aanpakken als zij in vervoering
raken en voor het klankgeweld van twee
met zoveel temperament bespeelde vleugels
is de ruimte van de kleine zaal niet ge
schikt. Geen wonder dat het samenspel
dan schijnbaar gaat rammelen, wat het
geval was met de Spaanse dansen van
Manuel Infante en de fameuze suite Sca-
ramouche van Darius Milhaud, waarbij
de remmen volkomen losgelaten werden.
Desondanks was het opwindende genot
van een paar echt spontane vertolkingen
niet te versmaden. Met genoegen kon men
de interessante Sonate in Bes van Cle-
menti voor twee piano's beluisteren. Cle-
menti oeuvre behoudens zijn paedago
gisch werk is nagenoeg vergeten ge
raakt, bij gemis aan persoonlijk karakter.
Er is wat in van Haydn, van Mozart en
van Beethoven. Hij is in de schaduw ge
bleven van die grote genieën. Maar dat
neemt niet weg, dat zijn werk betekenis
gehad heeft, zelfs stimulerend gewerkt
heeft op de grote meesters. Mozart bij
voorbeeld nam wel eens een thema van
hem over, maar wat hij er mee bereikte
zou Clementi waarschijnlijk nooit gevon
den hebben
Van de talloze stukken die Schubert
schreef voor vierhandig pianospel, voerden
Miep van Luin en Ans Bouter het fraaie
Variatiewerk op een thema van Hérold
uit. Het heerlijke stuk werd brillant ge
speeld. Fauré moge dan in zijn Dolly
suite a quatre mains wel eens aan Schu-
man doen denken wat de techniek be
treft, zijn milde melodische wendingen en
zijn verrassende harmonische uitwijkingen
zijn zeer persoonlijk Men kan er van ge-
nieetn.
Maar genoten hebben wij ook van de
tere Sonatine van Willem Pijper, door Jan
de Man in een vrij goede klankverhouding
ten gehore gebracht, evenals de prélude
„Voiles" van Debussy. Van deze laatste
componist hoorde men tevens, in een ka
rakteristieke interpretatie, de clowneske
prélude General Lavine-excentrique". Dat
uit de nog jeugdige Jan de Man een pia
nist van formaat groeit, is zeker.
JOS. DE KLERK.
De heer A. J. Schneiders uit Overveen,
leraar aan het Triniteitslyceum te Haar
lem, heeft in een essay, dat ter gelegenheid
van zijn 40-jarig leraarschap in druk is
verschenen, een beschouwing gegeven over
de voldoening, die het leven op een molen
geeft. De schrijver kan, om daarvan te ge
tuigen, uit een lange en nog altijd ver
verste ervaring putten, opgedaan op de
Googer Poldermolen in de Oude Wetering.
Hij uit zijn bewondering over de molenaar,
„een apart, hoogstaand en beminnelijk
mensentype", en voor „de natuurlijkheid,
de harmonie en de patriarchale eenvoud
van het molenaarsgezin". Het dagelijks
leven op de molen, de symboliek der wie-
kenstanden en de charme van het platte
land er omheen hebben al zijn toe
wijding. Het gaat, naar hij schrijft, een
stempel op de mens drukken, zoals een
levensbeschouwing dat doet. Vandaar een
uiteenzetting van de schrijver over het
„molenisme" als een secondaire levensbe
schouwing. De inhoud daarvan geeft hij
als volgt weer: „Verondersteld is dan de
oudere mens, voor wie het leven geen sim
pele formule, geen gemakkelijk meedrijven
is. Hij moet enigermate individu, persoon
lijkheid zijn, betrekkelijk onafhankelijk
van het doen en laten van medemensen.
Een bewust levende, die ervan overtuigd
is, dat leven streven is, dat het einde ervan
en de rust hier op aarde niet bereikt wor
den. Hij gevoelt de noodzakelijkheid van
een teruggetrokken leven: van stilte en
rust om te denken en te werken. Geen
kluizenaar is hij, want gaarne heeft hij om
gang en doet wel aan wie het nodig heb
ben". „In de molen zelf ziet hij zijn voor
beeld", zo schrijft hij even verder, „die
ook staat vrij in de ruimte, is deel van het
landschap en de natuur, en tegelijk staat
hij er boven; zo teruggetrokken als hij daar
staat, zo sociaal is hij als heerser, werker,
waker over het wel en wee van velen".
De schrijver geeft een groot aantal inti
miteiten van het leven op een molen weer
en besluit zijn werkje met een samenvat
ting van het „molenisme", aan het slot
waarvan hij onder meer opmerkt „mijn
molen, mijn Hollandse molen is een op het
Hogere gerichte persoonlijkheid".
Evenals vorige jaren zal ook nu weer in
Heemstede een inzameling worden gehou
den voor „Stille Armen" in die gemeente.
Het comité, waarvan de burgemeester
voorzitter, de heer E. J. van Lent, secre
taris en de heer A. van Wingerde, penning
meester is, doet dan ook weer een dringend
beroep op de inwoners van Heemstede een
bijdrage voor dit doel af te zonderen.
Helaas zijn er nog altijd velen, die gehol
pen moeten worden en daarom vraagt het
comité met aandrang de hulp van ieder,
die tot helpen in staat is. Het comité zal
gaarne opgaven ontvangen van de namen
en adressen van personen van wie men
meent dat zij voor een uitkering in aanmer
king dienen te komen.
Men kan bijdragen storten op post
girorekening no. 153308 van de heer A. van
Wingerde, of aan hem persoonlijk afdragen
ten raadhuize, dan wel aan zijn woning
Antonis Duycklaan 12.