„DE SPAARNESTAD" Haarlemse Kinderverzorging doet goed werk „De Goudmaker" van Ben Jonson Eerste object voor Delftwijk Kolenwarmte Bouwplannen voor Haarlem-Oost Toneelvereniging op schavot Gecombineerd concert door 3 x „St. Caecilia „Graag of niet" door Het Vrije Toneel Drie pianisten in Minerva Theater DINSDAG 10 NOVEMBER 1953 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 5 G. J. van den Broek Vrijdag 75 jaar Onbekende weldoener bezorgde kledingstukken „Het Raskonijn" exposeert in de Vishal Christelijk-Historische Vrouwengroep vergaderde Plan voor het bouwen van 228 woningen Groepsuitvoering van Haarlemse padvinders Prof. dr. G. G. van Niftrik hield lezing over Sartre „Molenïsme", een wereldbeschouwing Stille Armen te Heemstede Uit het volgende verhaaltje, dat wij ontleenden aan het jaarverslag over 1952 van de gemeente-instelling voor kinderverzorging te Haarlem, blijkt wel zeer duidelijk, welke moeilijkheden deze instelling, die ten doel heeft, behoeftige minderjarigen, van wie de verzorging niet geschiedt door de Dienst voor Sociale Zaken der gemeente Haarlem of door andere instellingen, te verzorgen en op te voeden, bij haar overigens zeer dankbare werk ondervindt en met hoeveel tact zij moet optreden, om de kinderen, over wie zij 'zich voogdes heeft verklaard, een zo gezegend mogelijk leven te schenken. Voor een vijfjarig meisje, dat, sedert zij een half jaar oud was, in een Haarlems kin dertehuis werd verzorgd, meende de bovengenoemde instelling voor kinderverzorging een go^de oplossing gevonden te hebben door haar in het gezin te plaatsen, waar ook een ouder zusje wordt verzorgd. Hoe zorgvuldig deze overplaatsing, mede door de hulp van de besturend zuster va.n het kindertehuis, ook was voorbereid, het mocht heiaas geen succes worden.Leek het aanvankelijk, dat het kind zich vrij spoedig aan de veranderde omstandigheden had aangepast, op den duur vertoonde het zulke vreemde kuren, dat raad geschaft moest worden. Het leek de instelling gewenst haar, na een zeer ernstig conflict zij had kans gezien gloednieuwe kleding van de pleeg ouders en van andere pupillen zodanig te vernielen, dat herstel vrijwel onmogelijk bleek ter observatie te laten opnemen in een particulier kindertehuis, waaraan verbonden een kinderspychiater en een psycholoog. Omdat dit tehuis niet door de minister van Justitie voor de verpleging van voogdijkinderen is goedgekeurd, moest aan dit verblijf ontijdig een einde worden gemaakt. Het meisje werd naar een ander gezin overgeplaatst; externe observatie door de psychiater wordt voortgezet. In het nieuwe pleeggezin gaat het wat beter met haar. Wel vergt het kind, vooral van de pleegmoeder, ongelooflijk veel geduld en tact. Dit is slechts één van de vele gevallen, die de stichting onder handen heeft. Op 1 Januari 1952 had zij de voogdij over 156 jongens en 98 meisjes. In cle loop van het jaar werden 17 pupillen meerderjarig. Over één jongetje werden de ouders met de ouderlijke macht bekleed; één meisje trad in het huwelijk, zodat de voogdij over haar beëindigd werd. Op 31 December 1952 had de instelling de voogdij over 235 kinderen en. wel over 1 kind beneden de drie jaar, over 9 kinderen tussen vier en zes jaar, 88 tussen 7 en 13 en 137 tussen 14 en 2ü jaar. Het totale aantal verpleegdagen bf- droeg 83.329, waarvan in gezinnen 55.397 en in gestichten 27.932. Onder de verpleeg dagen in de inrichtingen is meegeteld het verblijf in observatiehuizen en ziekenhui zen. Wegens een Koninklijk Besluit van 31 October 1950 mogen er niet meer pupillen aan de instelling worden toevertrouwd. Het instituut behandelt slechts gevallen van kinderen, die buiten het eigen gezir. worden opgevoed. Zij voelen bijna altijd de uitzonderlijke positie aan, die zij in het le ven innemen, hoeveel moeite de leiders en leidsters van inrichtingen en de pleeg ouders zich ook getroosten, om de kinderen op hun gemak te stellen. Men poogt hen zoveel mogelijk in gezinnen of tehuizer van dezelfde godsdienstige gezindte als waartoe zij behoren of zoals de vroegere ouders of voogden wensen, uit te besteden. De instelling geeft de voorkeur aan gezins verpleging, daarom tracht zij zoveel mo gelijk kinderen in gezinnen onder te bren gen. Wanneer blijkt, dat het kind niet kan aarden in het nieuwe milieu, dan wordt het in één der gemeentelijke tehuizen in Haarlem ondergebracht. Zo nodig wordt dan advies gevraagd van het School-psy- cholbgisch- of Medisch Opvoedkundig Bu reau. Dat het instituut nog wel eens vreemde gevallen meemaakt, blijkt uit het volgende ADVERTENTIE is de GEZONDSTE en GOEDKOOPSTE warmte. Speciaal aanbevolen VICTORIOUS WALES (Super kwal.) Afm. 20/30 9-60 P- H.L. SEVEN SISTERS WALES (le kwal.) Afm. 20/30 9-20 p. H.L. ALLEEN-VERKOOP: Brandstoflenhandel Fr. Varkenmarkt 6—10 (Spaarne bii Viaduct) Telefoon 14164 en 13904 Nog voordat het voorstel voor het eerste complex huizen in „Delftwijk" in behan deling zal komen, zal de Haarlemse raad credieten gevraagd worden voor de bouw van meer dan driehonderd huizen in Haar lem-Oost. Het betreft hier de afronding van de Slachthuisbuurt en wel de bebouwing van de gronden tussen Schipholweg en Hannie Sch aftstraat. De Vereniging voor gemeentepersoneel zal namelijk daar 138 woningen en twaalf winkels laten bouwen, de R.K. Woning bouwvereniging St. Bavo-Oost 181 wo ningen. Bij deze complexen zijn enkele in to taal zeven woningen voor bejaarden inbegrepen. De realisering van deze projecten is na tuurlijk afhankelijk van het bouwvolume dat nog moet worden toegewezen, maar de voorstellen zullen reeds in December aan de raad worden voorgelegd. Vrijdag 13 November hoopt de heer C. J. van den Broek, oud-commandant van de Haarlemse brandweer, zijn vijfenzeventig ste verjaardag te vieren. Op 31 Maart 1896 trad hij als vrijwilliger in dienst bij de Haarlemse brandweer. In de loop der ja ren klom hij op tot commandant, welke functie hij op 26 April 1922 aanvaardde, als opvolger van de heer G. A. van der Steur. Toen de vrijwillige brandweer in 1942 in een beroepscorps werd omgezet, legde de heer van den Broek zijn taak bij de brandweer neer. Onder leiding van de aanstaande jarige is er heel wat bij de brandweer verbeterd. Hij zorgde er voor, dat Haarlem de be schikking kreeg over snelrijdend materiaal. Het preventieve gedeelte had zijn bijzon dere aandacht, waardoor het aantal bran den in de loop der jaren steeds is vermin derd. Tijdens het commando van de heer Van den Broek kwam de brandweer kazerne aan de Gedempte Oude Gracht tot stand en een beveiliging van de toren van de Grote Kerk. In het Haarlemse zakenleven is de heer Van den Broek een bekende figuur doordat hij aan het hoofd staat van de ijzerhandel aan de Oude Groenmarkt. voorval: een debiel meisje, dat na haar 21ste jaar weer naar haar domme moeder en vreemde stiefvader wilde terugkeren, verscheen na drie weken toch maar weer op het tehuis, waar zij gedurende de laatste maanden verzorgd werd. Men probeert haar nu aan het werk te krijgen, hetgeen niet zo eenvoudig is, daar haar stiefvader haar steeds had wijs gemaakt.... dat ze daar te goed voor was! De Haarlemse politie wil graag weten wie de weldoener is geweest voor een gezin, dat verrast moest worden met baby-, kinder- en dameskleding. Deze goederen zijn niet te bestemder plaatse bezorgd. Bij een bewoner van de Herensingel werd Maandagavond om kwart over zeven gebeld en toen hij de deur open deed zag hij niemand. Wel stond er een groot pak, echter zonder nadere vei'mel- ding voor wie het bestemd was en van wie het afkomstig was. De bewoner maakte het pak open en toen bleek hem, dat het in goede staat verkerende baby-, kinder- en dameskleding bevatte. Aangezien hij geen baby heeft en vermoedt dat het pak aan een verkeerd adres is bezorgd, heeft hij zich in verbinding gesteld met de politie. Als de on bekende weldoener zich tot de politie wendt, zal deze meewerken het pak op het juiste adres af te geven. De Vereniging „Het Raskonijn", Haarlem en omstreken, houdt op 13 en 14 November een grote Clubtentoonstelling in de Vishal op de Grote Markt te Haarlem. Vrijdag avond is de tentoonstelling geopend van 8 tot 10 uur, Zaterdag en Zondag de gehele dag. Er zijn voor deze tentoonstelling zeer fraaie dieren ingeschreven. Gisteravond hield de Christelijk-Histori sche Vrouwengroep te Haarlem weer haar eerste jaarlijkse bijeenkomst. Mejuffrouw mr. G. Dijkshoorn sprak over haar ervaringen in Woodbrooke, Engeland, waar zij ongeveer drie maanden bij de Quakers heeft doorgebracht. Na over het dagelijks leven in Woodbrooke te hebben verteld, waar een internationaal gezelschap diverse colleges volgt, sprak zij over de religieuse opvattingen der Quakers, welke op vele punten afwijken van die, welke wij in onze kerken kennen, en vooral opvallen door het zich laten leiden door het „inwendige licht". Wij vernemen dat het gemeentebestuur van Haarlem aan de Coöperatieve Woning bouwvereniging „Volkshuisvesting" ver zocht heeft mee te werken aan de bouw van 228 woningen in Delftwijk en dat de heer H. W. van Kempen opdracht heeft ge kregen tot het ontwerpen van dat complex. Deze woningen zullen de eerste zijn die in Delftwijk (in de omgeving van de Delft laan en Rijksstraatweg) tot stand zullen komen. Naar aanleiding van deze mededelingen hebben wij ons gewend tot de heer I. L. van Ees, voorzitter van de Volkshuisves ting, die bevestigde, dat er bij het bestuur plannen bestaan over te gaan tot de bouw van 228 woningen. Er zijn reeds bespre kingen gevoerd met architect Van Kempen, die de opdracht aanvaard heeft. Deze heeft eerder voor de vereniging gebouwd en wel vijfenzeventig woningen aan de Vondelweg Er zullen woningen komen, met vier, drie en twee woonlagen. Het totaal aantal is 228. „Volkshuisvesting" heeft de eerste opdracht gekregen om in Delftwijk te bouwen. Er zal daar in een vlot tempo gewerkt worden, want Delftwijk zal in vier jaar „vol"- gebouwd worden. Als de plannen een vlot verloop hebben, zal- in het eerste gedeelte van 1954 met de bouw begonnen worden. Na de bevrijding werd alleen vergunning verleend voor de bouw van woningen als in het plan een douchecel was geprojec- Voor het gecombineerde concert, dat de R.K. Gemengde Zangvereniging, het kin derkoor en de Harmonie „St. Caecilia" Zondagavond in de gemeentelijke Concert zaal te Haarlem gegeven hebben, was een omvangrijk programma, zeer afwisselend van genres en gehalte, tot stand gekomen. Enerzijds nam dit programma een hoge vlucht met een Trio van Ludwig von Beet hoven, anderzijds daalde het een paar keer af naar de oppervlakte van onbelangrijk amusement, waarop geen melodieën, maar goedkope deunen een kans krijgen („Waar ben je nu, m'n Fokkie" van Jan Pet) en waarop met een eenvoudig, pretentieloos liedje als „Grootvaders klok" alleronsym- pathiekst wordt omgesprongen. De uitvoering van het Trio van Beet hoven zij als absoluut hoogtepunt van het concert het eerst besproken. Het werd uit gevoerd door drie leden van het harmonie korps, die twee klarinetten en van deze instrumenten een jongere, verre verwante: een alt-saxofoon lieten samenklinken tot een mooi genuanceerde, expressieve klan kencombinatie. Een af en toe optredende weerbarstigheid van een klarinet bij het aanzetten kon aan deze indruk geen af breuk doen. Ook om de behoorlijke be heersing van de speeltechniek verdienden de bescheiden niet met name genoemde in strumentalisten geprezen te worden. De Harmonie „St. Caecilia" had de uit voeringen van werken van Weber, Delibes en Lincke voor haar rekening genomen. Onder leiding van directeur S. A. Noom kwam het korps meermalen tot verdienste lijke resultaten. Op hoger plan zou het spel van het korps kunnen komen door meer aandacht te besteden aan gelijkmatige rhythmiek, muzikale uitdrukking en klank verhouding. Het kinderkoor „St. Caecilia" zong on der leiding van Gerard de Barbarson met verzorgde klank een aantal werkjes in een echt-kinderlijke sfeer. Wat gaven de jon gens-sopranen daarbij aan de koorklank een stralende glans! Maar ook de andere kinderen deden met succes hun best, even als de met toewijding begeleidende Bert van Poelgeest. Het gemengde koor St. Caecilia, dat eveneens onder leiding stond van de heer De Barbarson, gaf een neutrale vertolking van „Sirene" van Ed. Flipse. Overtuiging sprak echter uit de voordracht van de „Vredeshymne" van Alph. Vranken, waarin de koorklank zich ook het gunstigst kon laten gelden.Met de uitvoering van „Groot vaders klok" plaatst het koor ons voor een raadsel. Is het Lex Karssemeyer waarlijk ernst geweest met zijn „Klokkenwinkel"- achtige bewerking van dit liedje? Of was het zijn bedoeling om met die hopsasa- stemming bij „het doodsuur van de oude" een grapje te leveren? Maar dan is het geen waardeerbaar grapje geworden. Meer kansen om goede koorzang te laten horen, kreeg „St. Caecilia" met de bewer king van fragmenten uit „De Vogelkoop man": Tezamen met het harmoniecorps maakte het koor hiervan een besluit van het concert, dat begrijpelijkerwijze warm op prijs gesteld werd. P. ZWAANSWIJK. teerd. In de nieuwe woningen van Volks huisvesting komen ook douchecellen en een warmwaterapparaat. Ook een koelkast? De heer Van Ees deelde ons nog mee, dat aan de heer Van Kempen verzocht is de mogelijkheid te onderzoeken de woningen ook te voorzien van een electrische koel kast. Dit is iets nieuws voor Haarlem. De heer Van Ees acht het van groot belang, dat huizen met een aantal woonlagen voor zien worden van een koelkast. Of de plan nen zullen slagen moet afgewacht worden. De woningen komen in de omgeving van twee scholen en wel een voor Christelijk buitengewoon onderwijs (op het ogenblik gevestigd in de Sophiastraat) en een ooen- bare ULO. De heer Van Kempen heeft de plannen voor eerstgenoemde school reeds gereed en gehoopt wordt, dat nog dit jaar de bouw aanbesteed kan worden. De Coöperatieve Woningbouwvereniging „Volkshuisvesting" bouwt al een groot aan tal jaren huizen in Haarlem-Noord. In 1921 zijn de eerste woningen (achtenzestig in totaal) in gebruik genomen en wel in de Kastanjestraat. Toen lag de straat in de voormalige gemeente Schoten. Daarna kreeg de vereniging van de gemeente in exploitatie vijftig woningen aan het Mei doornplein en negenentwintig aan het El zenplein. Later ziin eenenzestig huizen ge bouwd aan de Wilgenstraat en in 1959 kwamen vijfenzeventig huizen aan de Vondelweg tot stand. Zaterdagavond had in de Stadsschouw burg te Haarlem ten bate van de vereni ging „Weldadigheid naar vermogen" de gala-première plaats van het uit 1916 da terende blijspel „Graag of niet" (Hobson's Choice" van Harold Brighouse door het Vrije Toneel onder regie van Bob de Lange, die de moeilijke taak op zich nam Cor Ruys als artistiek leider op te volgen. Deze weinig om het lijf hebbende ge schiedenis de carrière tegen wil en dank van een begaafde schoenmakerskneaht, die door de energieke dochter van zijn pa troon in de huwelijksboot wordt gesleept, behelzende biedt ruimschoots gelegen heid tot vermakelijke typeringen in ouder wetse trant Deze werden over het alge meen voortreffelijk uitgebuit. Het averecht se aanzoek in het eerste bedrijf leverde stellig, mede dank zij Nell Koppen en Eric van Ingen, de leukste scène van de avond op. Pob de Lange speelde zelf de bulderende stijfkop Hobson, wiens zaken zodanig achteruitlopen, dat hij tot een compagnonschap met zijn opgedrongen schoonzoon gedwongen wordt. De goedbezette schouwburg beleefde een paar plezierige ui"en. Zondag werd een openbare herhaling gegeven. Hans Tiemeyer behoort tot degenen, die uil (artistieke?) overtuiging bezwaren koesteren tegen de huidige vorm der to neelvoorstellingen: een reeks plaatjes in een lijst, van het publiek door een voetlicht gescheiden. Hij wil deze vierde muur door breken, hij wil met zijn acteurs letterlijk tussen de mensen, omdat hij in de mening verkeert ze aldus beter te bereiken, dichter te benaderen, ook in de ovex-drachtelijke zin. Een discussie met de voorstanders van deze denkbeelden is bijzonder moeilijk, omdat men zo spoedig over geheel verschil lende zaken spreekt. Per slot van rekening is iedere vorm goed, die de inhoud het best tot zijn recht doet komen. En trou wens: echte ontroering komt heus wel over het voetlicht heen. Omgekeerd heeft Hans Tiemeyer met zijn indrukwekkende spel „De zaak A. D." bewezen, dat men hele maal geen schouwburg nodig heeft om het hart van het publiek door middel van het toneel te treffen. Maar het gaat te ver om het goed recht.van zo'n instelling ook uit het ongerijmde te willen bewijzen, zoals hij gisteravond met „De Toneelvereniging" in het Koninklijk Instituut voor de Tropen met „De Goudmaker" van Ben Jonson deed. Het „experimentele" gedeelte van deze vertoning op een uitgebouwd podium, waarbij de soelers ook in de zaal konden afdalen, deed geforceerd aan. Er was geen enkele aanleiding om van de normale to neelvorm af te wijken. Integendeel: tal rijke scènes zouden in een echt décor (met slaande deuren) veel en veel beter tot gel ding zijn gekomen. En als men nog eens zoiets doet, laat men dan een algemene ge dragslijn voor de grime vaststellen! Als men het „gezochte" gedeelte, zoals de scheldpartij tussen de stoelenrijen, weg denkt, dan blijft er een gewone voorstel ling over, die ten hoogste - bewees dat de spelers zich ook op een podium ter grootte van een schavot kunnen redden, doch waarbij men zich voortdurend afvroeg, waarom er niet van de technisch zoveel betere outillage van een gewoon theater gebruik werd gemaakt. Want om contact met het publiek te krijgen, komt het uit eindelijk op de echtheid aan, door middel van kunst tot stand gebracht. Eigenlijk is het jammer, dat men met „De Goudmaker" oorspronkelijke titel „The Alchimist" zo opzettelijk onge woon is gaan doen. Nu immers kregen wij een onzuiver beeld van de supérieure kwa liteiten van dit tevoren nimmer in ons land gespeelde stuk van Ben Jonson, waarover Ik wel iets meer zal vertellen tegen de tijd dat het Haar'.em bereikt. Het bezit zeker niet de diepte van karaktertekening, die zijn beroemde tijdgenoot Shakespeare zelfs in zijn blijspelen wist te suggereren, maar het getuigt van een meedogenloos waarne mingsvermogen, dat tot scènes van waar lijk brillante satire leidde en tot uitbun dige vrolijkheid. De grootscheepse oplich tingen door drie glorieuze bedriegers in de zonderlingste hokus-pokus-vermommingen gaven een bijzonder plastisch beeld van de zeden uit het Londen van het begin der zeventiende eeuw en vinden een grandioze bekroning in het meesterlijke slot na de thuiskomst van de heer des door de be diende misbruikten huizes. Gebrek aan eenheid Bewegelijkheid en kleur had de opvoe ring in deze merkwaardige omgeving ove rigens genoeg. Maar de bezetting was verre van ideaal. De grootste tekortkoming kwam nog niet eens voort uit onvoldoende persoonlijke prestaties, die er ook waren, maar uit het gebrek aan eenheid, aan ken nelijke saamhorigheid, tussen de drie hoofdfiguren: Link, Lolletje en Facie zoals ze heten in de vertaling, of liever gezegd: zeer vrije (en gekuiste) bewerking, die Tiemeyer van de originele tekst ver vaardigde. Eenzelfde verschijnsel viel op te merken ten aanzien van „Circus Knie" en dat wettigt het'vermoeden, dat hij er ver standig aan zal doen niet zelf mee te spelen in door hem geregisseerde voorstellingen. Hulde verder voor Annie de Lange, die de vrouw van lichte zeden met alle gewenste verve belichaamde en in vele toonaarden hartgrondig haar mondje liet roeren. Veel waardering verdiende ook Ben Groenier als de gewiekste en brutale huisknecht, die als klantenwerver en op eigen voordeel be lust factotum van de uit de goot opgeraapte charlatan met leuke voortvarendheid over de planken rondsprong en in feite de voor naamste rol vervulde. Ondanks talrijke voortreffelijke détails in zijn optreden als de titelheld, kon Hans Tiemeyer die merkwaardig veel op het bekende Droeshout-portret van Shakes peare geleek niet aan de eisen voldoen. Hij was wel de sluwe vos, maar volstrekt niet diabolisch. Hier had werkelijk een grotere acteur moeten staan. Dat geldt trouwens ook voor de rol van de tabaks verkoper Peter Pruim, thans door Cor Dommelshuizen veel ouder gespeeld dan de tekst voorschrijft, die vroeger door niemand minder dan David Garrick voor zijn rekening werd genomen en welke bij figuur enkele jaren geleden in Londen door Koning Paul van Griekenlanddie momenteel een bezoek brengt aan de Verenigde Statenheeft een kijkje genomen in de Fordfabrieken te DearbornMichigan. De Koning probeerde er het eerste Fordje Alec Guinness tot hèt grote succes van de voorstellingen door de Old Vic werd ge maakt. Ondanks haperingen in de rolkennis maakte Johan Elsensohn een kostelijke fi guur van de zich met schilderachtig pathos in dromen van macht en culinaire wellust verkneukelende Sir Epicurius Mammon en verder moeten Hans van Meerten en Cor Witschge als de uit hun puriteinse levens houding vallende Calvinistische broeders uit Amsterdam worden genoemd. Emmy Lopes Dias was het gewillige weeuwtje. Hans Culeman maakte, dat de finale pointe bij lange na niet het mogelijk effect sor teerde. Alles bijeen genomen mag men „De To neelvereniging" toch dankbaar zijn, dat zij ons in de gelegenheid heeft gesteld dit ver onachtzaamde meesterwerk in natura te aanscnouwen en men moet zeker niet ver zuimen de gelegenheid daartoe aan te grij pen, als die zich voordoet. DAVID KONING „Kolder om krespit" heette de revue, die door de welpen, verkenners en voortrek kers van groep vier in het district Haarlem van de Nederlandse Padvinders Zaterdag avond in gebouw Cultura ten tonele werd gebracht. De naam krespit ontstond tijdens het dit jaar gehouden zomerkamp. Het was de naam, die door een der verkenners werd gegeven aan een lamp met een uiterst zwak pitje. En de naam krespit sloeg onmiddel lijk in. Wat de avond met krespit te maken had is ons Zaterdag inderdaad wel duide lijk geworden; dat het programma van de revue met hoogspanning en levensgevaar lijk was aangeduid echter niet. Want dat was het beslist niet en het is altijd jammer, dat de kleine hiaten van een half uur later met het programma beginnen dan is aan gekondigd, de hinderlijke lange hiaten tus sen de verschillende nummers en nog enige minder belangrijke onvolmaaktheden altijd meteen veel zwaarder wegen en door de aanwezigen wordt aangerekend, dan de talloze goede dingen en uitstekende kwali teiten, die het programma ook zeer zeker te bieden had. De vrolijke en aardige lied jes bijvoorbeeld sloegen geweldig in. Ook het optreden van Pim Haak in enkele solo stukjes bleek voortreffelijk. De welpen weerden zich uitstekend, onder meer in de gymnastische oefeningen en de sketches. Twee films, opgenomen door hopman Klaas B. Nanning, vielen in de smaak. Het waren een opname uit het zomerkamp en een speelfilm „De commissaris". Oubaan D. G. Smit had, als waarnemend groepsleidei", het openingswoord gesproken en in het bijzonder welkom geheten hopman J. P. Middelhoven uit Zaandam, die in Haarlem het vorige jaar geruime tijd het districts commissariaat heeft waargenomen. De oud districtscommissaris, de heer M. C. de Jong, moest op het laatste ogenblik verstek laten gaan. Hopman J. van Eden, oprichter van de Rode Pijlgroep in 1945, bracht hopman Nanning dank voor zijn aandeel in de revue. Kienavond padvindersband De jaarlijkse kienavond van de „N.P.V.- Districtsband Haarlem" werd Zaterdag avond gehouden in het oefenlokaal van de padvindersband in de wethouder de Weth- scnool in de Overtonstraat in Haarlem- Noord. Vele ouders, belangstellenden en padvinders waren aanwezig, toen de heer J. de Droog, voorzitter van de oudercom missie, zijn openingswoord sprak. Hij zei daarin dat het doel van de avond was, gel den bijeen te brengen om het instrumenten fonds te verstevigen en tevens om de onderlinge kennismaking te bevorderen. De belangstelling van de ouders is immers van groot belang en stimuleert de padvin ders hun werk met volle overgave te doen. Het groot aantal geschonken prijzen ge tuigde al van de medewerking van zeer velen. De kienronden, de verloting en de intermezzi van gitaarspel met zang en sket ches brachten spanning en vrolijkheid. Voor de Kennemer Kring van vrienden- der Amersfoortse School voor Wijsbegeerte hield prof. dr. G. C. van Niftrik Zondag middag een zeer interessante voordracht over de ethiek van Jean Paul Sartre's existentialisme, zoals hij deze in zijn ro mans en toneelstukken heeft ontwikkeld. Het probleem der vrijheid is uiteraard ten nauwste met de ethiek verbonden. Waar gebondenheid is aan vaste waarden, zoals „het goede", „het schone", of aan instinct bevrediging, geluksverlangen, of waar men 's mensen handelingen wil verklaren uit erfelijkheid of jeugdbelevenissen, daar is geen plaats voor de vrijheid. Het „ik" is vrijheid, volgens Sartre maar deze vrij heid moet steeds weer verwerkelijkt wor den door onze keuze en beslissing. Dit is geen pessimistische levensleer, in tegendeel, een optimistische, die de mens verlost van de hem door het voorgeslacht of anderzijds opgelegde waarden. Wel maakt ze hem onrustig, door hem de mo gelijkheid van ethische luiheid te ont nemen en hem verantwoordelijk te stellen. De mens staat steeds weer voor een keuze, niet in die zin, dat het leven ver brokkeld wordt in talloze op zichzelf staande beslissingen, maar door een vol hardend zich bewegen in de richting van het „project", waarin men zich heeft vast gelegd. Het in beweging zijn betekent ook, dat het spreekwoord „wie eenmaal steelt, is al tijd een dief" onjuist is. De mens blijft niet vastgenageld aan zijn verleden. Het is in humaan om de ander „er op aan te zien", als we iets ongunstigs van hem weten. Dit fixeren van de ander heeft Sarti-e een prachtig hoofdstuk ingegeven over „onze blik", en wat wij elkaar daarmee aandoen. De ander, die ons fixeert, en daardoor een ding van ons maakt, doet als het ware een aanslag op onze vrijheid. Deze bedreiging van onze vrijheid door die van de ander laat de liefde in het huwelijk op een échec uitlopen. In verhevigde mate gaat dit op voor de verhouding tot God. God is voor Sartre De Ander. Als de mens vrij is, kan er geen God zijn. Steeds opnieuw ontkent hij dan ook hartstochtelijk het bestaan van God. Sartre gaf geen systematische uitwer king van de ethiek; de aandachtige lezer van zijn geschriften zal er geen aanleiding vinden tot een beschuldiging van liberti- nisme of een extreem individualisme. Voor Sartre is ethiek het persoonlijke kiezen en zopken van wat in een speciale situatie door een mens moet worden gedaan. Maandagavond bood de „Heemsteedse Kunstkring" in de kleine zaal van het Minerva Theater aan zijn leden een soort paedagogisch concert, onder de titel „Het klavier in de muziek". De belangstelling hiervoor was van dien aard, dat het zaal tje nauwelijks voldoende ruimte bood voor een zo talrijk publiek. Het programma bestond uit composities voor „piano a quatre mains" en pianc* tweehandig, uit te voeren door Ans Bouter en Miep van Luin, alsmede pianosoli, te spelen door Jan de Man. De nummers werden stuk voor stuk ingeleid door de jonge Heemsteedse musicus Louk Nelis- sen. Hij deed dit op een rustige manier, doordacht en verantwoord, maar wel iets te uitvoerig. De uiteenzetting van wat nu eigenlijk een piano is, had gevoeglijk achterwege kunnen blijven. Jan de Man toonde 2ich met zijn ver tolking van de Ballade in g van Chopin een temperamentrijk pianist. Dat het ef fect van zijn virtuoos spel nu en dan de grenzen van een passabele klank-intensi teit overschreed, kon men in hoofdzaak wijten aan de sterk resonerende geluids- voortplanting. Het zou dwaas zijn te be togen, dat hij hiermee rekening had die nen te houden door zijn spankracht in te tomen. Maar hij had er, zonder dat, aan tegemoet kunnen komen door de vleugel geheel of gedeeltelijk te sluiten. Hetzelfde geldt nog in sterkere mate ten opzichte van het spel van het pianoduo, want Miep van Luin en Ans Bouter weten ook van aanpakken als zij in vervoering raken en voor het klankgeweld van twee met zoveel temperament bespeelde vleugels is de ruimte van de kleine zaal niet ge schikt. Geen wonder dat het samenspel dan schijnbaar gaat rammelen, wat het geval was met de Spaanse dansen van Manuel Infante en de fameuze suite Sca- ramouche van Darius Milhaud, waarbij de remmen volkomen losgelaten werden. Desondanks was het opwindende genot van een paar echt spontane vertolkingen niet te versmaden. Met genoegen kon men de interessante Sonate in Bes van Cle- menti voor twee piano's beluisteren. Cle- menti oeuvre behoudens zijn paedago gisch werk is nagenoeg vergeten ge raakt, bij gemis aan persoonlijk karakter. Er is wat in van Haydn, van Mozart en van Beethoven. Hij is in de schaduw ge bleven van die grote genieën. Maar dat neemt niet weg, dat zijn werk betekenis gehad heeft, zelfs stimulerend gewerkt heeft op de grote meesters. Mozart bij voorbeeld nam wel eens een thema van hem over, maar wat hij er mee bereikte zou Clementi waarschijnlijk nooit gevon den hebben Van de talloze stukken die Schubert schreef voor vierhandig pianospel, voerden Miep van Luin en Ans Bouter het fraaie Variatiewerk op een thema van Hérold uit. Het heerlijke stuk werd brillant ge speeld. Fauré moge dan in zijn Dolly suite a quatre mains wel eens aan Schu- man doen denken wat de techniek be treft, zijn milde melodische wendingen en zijn verrassende harmonische uitwijkingen zijn zeer persoonlijk Men kan er van ge- nieetn. Maar genoten hebben wij ook van de tere Sonatine van Willem Pijper, door Jan de Man in een vrij goede klankverhouding ten gehore gebracht, evenals de prélude „Voiles" van Debussy. Van deze laatste componist hoorde men tevens, in een ka rakteristieke interpretatie, de clowneske prélude General Lavine-excentrique". Dat uit de nog jeugdige Jan de Man een pia nist van formaat groeit, is zeker. JOS. DE KLERK. De heer A. J. Schneiders uit Overveen, leraar aan het Triniteitslyceum te Haar lem, heeft in een essay, dat ter gelegenheid van zijn 40-jarig leraarschap in druk is verschenen, een beschouwing gegeven over de voldoening, die het leven op een molen geeft. De schrijver kan, om daarvan te ge tuigen, uit een lange en nog altijd ver verste ervaring putten, opgedaan op de Googer Poldermolen in de Oude Wetering. Hij uit zijn bewondering over de molenaar, „een apart, hoogstaand en beminnelijk mensentype", en voor „de natuurlijkheid, de harmonie en de patriarchale eenvoud van het molenaarsgezin". Het dagelijks leven op de molen, de symboliek der wie- kenstanden en de charme van het platte land er omheen hebben al zijn toe wijding. Het gaat, naar hij schrijft, een stempel op de mens drukken, zoals een levensbeschouwing dat doet. Vandaar een uiteenzetting van de schrijver over het „molenisme" als een secondaire levensbe schouwing. De inhoud daarvan geeft hij als volgt weer: „Verondersteld is dan de oudere mens, voor wie het leven geen sim pele formule, geen gemakkelijk meedrijven is. Hij moet enigermate individu, persoon lijkheid zijn, betrekkelijk onafhankelijk van het doen en laten van medemensen. Een bewust levende, die ervan overtuigd is, dat leven streven is, dat het einde ervan en de rust hier op aarde niet bereikt wor den. Hij gevoelt de noodzakelijkheid van een teruggetrokken leven: van stilte en rust om te denken en te werken. Geen kluizenaar is hij, want gaarne heeft hij om gang en doet wel aan wie het nodig heb ben". „In de molen zelf ziet hij zijn voor beeld", zo schrijft hij even verder, „die ook staat vrij in de ruimte, is deel van het landschap en de natuur, en tegelijk staat hij er boven; zo teruggetrokken als hij daar staat, zo sociaal is hij als heerser, werker, waker over het wel en wee van velen". De schrijver geeft een groot aantal inti miteiten van het leven op een molen weer en besluit zijn werkje met een samenvat ting van het „molenisme", aan het slot waarvan hij onder meer opmerkt „mijn molen, mijn Hollandse molen is een op het Hogere gerichte persoonlijkheid". Evenals vorige jaren zal ook nu weer in Heemstede een inzameling worden gehou den voor „Stille Armen" in die gemeente. Het comité, waarvan de burgemeester voorzitter, de heer E. J. van Lent, secre taris en de heer A. van Wingerde, penning meester is, doet dan ook weer een dringend beroep op de inwoners van Heemstede een bijdrage voor dit doel af te zonderen. Helaas zijn er nog altijd velen, die gehol pen moeten worden en daarom vraagt het comité met aandrang de hulp van ieder, die tot helpen in staat is. Het comité zal gaarne opgaven ontvangen van de namen en adressen van personen van wie men meent dat zij voor een uitkering in aanmer king dienen te komen. Men kan bijdragen storten op post girorekening no. 153308 van de heer A. van Wingerde, of aan hem persoonlijk afdragen ten raadhuize, dan wel aan zijn woning Antonis Duycklaan 12.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 7