Dit zegt er over Hoe een dikke dame de schrik van de caféhouders werd JAARTJE WISSELEN TlwM-eten Bert Voeten VERTALEN VOOR HET TONEEL Nieuwe uitgaven P. G. Wodehouse: Zaken doen H schenen boek „Performing Flea" is een soort autobiografie in brieven en de vlo, die kunstjes kent, is dan ook de Nu ook een Italiaans 1 cultureel Instituut De vreemde historie van Carry-met-de-bijl. Haar privé-kruistocht tegen de zonde OVER ENGELSE LITTERATUUR Opwinditlg schrijver aan zijn vriend W. Townend, die loosheid wilde aangeven". De gepubliceer- Bert Voeten is een naam, die na de be vrijding van ons land plotseling een grote bekendheid kreeg door zijn oorlogsdag boek: Doortocht, dat binnen een jaar vier drukken beleefde en bovendien met de belangrijke Van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd bekroond. „Met het oog op morgen" tot dusver de laatste van zijn dicht bundels, vijf in getal werd eveneens be kroond, te weten met de Jan Campertprijs in 1952. Maar toch zullen de meesten hem hebben leren waarderen in een derde kwa liteit, namelijk die van vertaler voor het toneel. Van Shakespeare bracht hij „De vro lijke vrouwtjes van Windsor", en „De koopman van Venetië" in het Nederlands over, van Molière het blijspel „School voor vrouwen" (dat dezer dagen in boek vorm verscheen met een foto van Kitty Janssen en Henk Rigters in de hoofdrollen op de omslag) en voorts van Christopher Fry eerst „Venus bespied" en daarna de éénacter „Als een PhoenixLaatstge noemde moderne Engelse dichter heeft hem voor ons land het alleenrecht gegeven. Zo juist is Bert Voeten gereed gekomen met een bewerking van diens „The lady is not for burning" onder de titel „Deze vrouw mag niet branden". Het A.T.G. voerde enkele jaren geleden een bewerking (Ge lieve de dame niet te verbranden) door Michel van der Pas onder regie van Cruys Voorbergh met Johan SchmLtz en Elise Hoomans op. De nieuwe versie (met Myra Ward en Paul Steenbergen) is gisteren voor het eerst door de Haagse Comedie vertoond. Maar dat is nog niet alles. De Nederlandse Comedie speelt sinds kort zijn in opdracht vervaardigde adaptatie van „Bataille des dames" van Scribe als „Hart tegen hart" met Mary Dresselhuys in de vrouwelijke hoofdrol. En dan begint hij eerstdaags met „De Misanthroop" van Molière, zo maar voor zijn genoegen, want niemand heeft er om gevraagd. Als hij er tenminste tijd voor heeft, want de N.C.R.V. is bezig de moge lijkheden te onderzoeken om „The First born" van Fry, het moeilijk te bezet ten stuk over Mozes, voor de televisie op te voeren. En als dat plan werkelijkheid wordt, dan zal Molière moeten wachten. De liefde voor het toneel zat er bij Bert Voeten al jong in. Zijn vader nam hem vroeger dikwijls mee naar de repetities van een amateurtoneelgroep in Breda, waarbij deze de komische rollen voor zijn rekening nam. Die ervaringen brachten hem als H.B.S.-er tot het schrijven van een blijspel in twee bedrijven, dat „De vro lijke sportjongens" heette en nota bene in het maandblad „Ons Toneel" werd gepu bliceerd. Veel ruimte nam het niet in, want het gehele manuscript besloeg slechts vijf bladzijden van een schoolschrift. In een begeleidend artikel vroeg de redacteur ten slotte: „Wat zal er van dit ventje wor den?" Op die vraag is het antwoord nog steeds niet definitief te geven. Hij staat midden in zijn ontwikkeling. Wat het verleden be treft, vertelde hij ons: „Het spreekwoord van de twaalf ambachten gaat helaas niet op. Helaas want als dat wel het geval was geweest, zou ik nu veel méér te ver tellen hebben en misschien een best-seller kunnen schrijvenIk ben altijd een beetje jaloers geweest op schrijvers, die er zich op kunnen beroemen achtereenvol gens lichtmatroos, kellner, chauffeur op de lange afstand, seizoenarbeider, employé in een lunapark, postbode en privaat-docent te zijn geweest." Bert Voeten is na een kort engagement als bedrijfsleider van een op de rand van het faillissement wan kelend meubelfabriekje via de journa listiek in de litteratuur terecht gekomen. Hij leeft van zijn pen, dank zij het ver taalwerk. Intussen is hij ook aan een eigen stuk bezig: „Het schrijven voor het toneel is een kwestie van rijpheid. Men kan op dit gebied nooit slagen voor zijn dertigste, tenminste bijna nooit. Bedenk maar eens hoeveel ervaring en levensbeschouwing erin moeten worden verdisconteerd. Dus heb ik mij intussen geoefend in de techniek, die men wellicht het beste door het maken ven bewerkingen machtig wordt. Men kan over bij voorbeeeld Terence Rattigan of Jan de Hartog denken zoals men wil, het is een onloochenbaar feit dat zij hun vak verstaan. Welnu, Rattigan schreef een kleine veertig stukken voor het eerste werd opgevoerd. Hij boekte er direct suc ces mee. En Jan de Hartog had een uit stekende leerschool in het Oxford Play house, waarvoor hij iedere week een avond vullend stuk in alle denkbare genres moest leveren!" Over de kunst van het vertalen hebben wij heel lang gesproken. Het is een kwestie van uitpluizen en taalgevoel, zegt Voeten, van wikken en wegen: „Een stuk van Fry ondergaat bij mij drie bewerkingen. Eerst ruw, dan aan de hand van het origineel ter wille van de zo groot mogelijke tekst getrouwheid en tenslotte zonder het En gels, om de Nederlandse vorm volstrekt zuiver te krijgen". Hij staat niet lang stil bij zijn eigen aandeel. Zijn bewondering voor Fry neemt al spoedig de boventoon: „Het grandioze van hem is dat hij de psy chologische waarheid, dat iemand in een staat van emotionele spanning rhythmisch gaat spreken, zo verbluffend in practijk heeft gebracht. Temidden van een lawine van lyriek vindt men dan opeens bijna grove gemeenplaatsen, ontnuchterend of als ironisch commentaar". Met Shakespeare is het weer heel an ders, want daar doet zich net als bij de acteurs een drang naar originaliteit gel den. Men wil natuurlijk Burgersdijk ver beteren en daar is vaak reden toe, want hij mag dan nog zo consciëntieus zijn ge weest, in lyrisch opzicht was hij zwak en verder zijn taalgebruik en sfeer intussen sterk veranderd: „Nijhoff heeft twee keer De Storm vertaald. Beide lezingen geven precies het Hollandse equivalent van het origineel en toch verschillen ze onderling enorm. Men kan een vroegere vertaling verbeteren. Maar het gaat te ver om het tot iedere prijs anders te willen doen. En dan is er nog de kwestie van de woord spelingen. De Vrolijke Vrouwtjes verschij nen in Engeland zelden ten tonele, omdat de zin van de meeste grappige zinswendin gen verloren is gegaan. Men kan daar na tuurlijk geen wijzigingen in brengen. Maar in het Nederlands bleek het moge lijk nieuwe en toch soortgelijke uitdruk kingen te bezigen, die wel het gewenste lacheffect sorteerden!" Een andere moeilijkheid biedt de vorm. Shakespeare bij voorbeeld gebruikte haast nooit en met reden vrouwelijk rijm. Moet men dat navolgen? De inhoud gaat voor. Die dient men met gelijkwaardige middelen zien waar te maken. En verder moet de taal goed „bekken" zoals dat heet. „Burgersdijk maltraiteerde zijn hele fa milie door al declamerende zijn werk kamer op de eerste verdieping op en neer te lopen, net zo lang tot het resultaat hem bevredigde. Ik zit altijd hardop te praten achter mijn schrijfmachine. Wij zijn intussen tot een ander inzicht gekomen, dan Dante en Cervantes, die meenden dat een vertaling in het beste ge val de achterkant van een gobelin kan zijn. Moderne dichters als Nijhoff, Roland Holst, Aafjes en nu ook Bert Voeten leverden in ons land de bewijzen, dat het vertalen een kunst is. D. K. Deze maand begint in Den Haag het Italiaanse Culturele Instituut zijn werk zaamheden. Dit instituut is in het leven ge roepen door het Italiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, als gevolg van de Ita liaans-Nederlandse culturele overeenkomst van December 1951, waarbij in het bijzon der overwogen werd de oprichting van een dergelijke instelling, als pendant van het Nederlands Historisch Instituut te Rome, dat aldaar reeds bijna vijftig jaar een prij zenswaardige en nuttige activiteit ontwik kelt. Het Instituto Italiano di Cultura heeft als voornaamste taak de culturele betrek kingen tussen Italië en Nederland in de ruimste zin van het woord te verstevigen. Het zal zich, steeds in nauw contact met de overheid en de Nederlandse instellin gen, bezig houden met alles, wat van be lang kan zijn voor de verbreiding van de Italiaanse cultuur in Nederland: tentoon stellingen. muziekuitvoeringen, lezingen, opera's, films enzovoorts. Het ICC is gevestigd in Den Haag. maar zal in het hele land werkzaam zijn. Maan delijks zal er een bulletin in de Neder landse taal worden uitgegeven. De verovering van Mount Everest door W. H. Murray. Uitgave Het Spectrum, Utrecht, Antwerpen, verschenen in de Prisma-reeks. Een overzicht van de diverse beklimmingen van 's werelds hoogste berg, waarin de lezer een begrip krijgt van de talloze problemen, die zich bij een bestijging voordoen. Het boek werd geschreven in de boeiende stijl van een goed verteller, die van zijn zaken wel op de hoogte is. Murray behoorde tot de expeditie die in 1951 de Everest beklom. Hij geeft een uitgebreid relaas van alle pogin gen om de top te bereiken die culmineren in de zege op de Everest van 29 Mei 1953. Wie zich voor het onderwerp interesseert zal het boek in één adem uitlezen. Vooral voor de jeugd is het een groot avontuur. EEN VAN DE VREEMDSTE ZEDENAPOSTELEN uit de ne gentiger jaren was de Amerikaanse Carry Nation, een kortaan gebonden dikke dame, die jarenlang als een furie door „Gods own country" raasde om de zonde in het algemeen en het drank misbruik in het bijzonder uit te roeien. Voor de variatie fulmi neerde zij ook wel met grote heftigheid tegen indecente dames kleding, kaartspelen, roken en op de grond spuwen, maar haar voornaamste woede gold toch de café's en de bars, waartegen zij een ware vernietigingskruistocht voerde. Haar voornaamste wa pens in die strijd waren een vlijmscherpe tong en een niet min der scherpe handbijl, die zij altijd in haar reticule bij zich droeg en waarmee zij eigenhandig tientallen „saloons" en andere drankgelegenheden tot splinters geslagen heeft. HET BEGON ALLEMAAL doordat Carry als meisje van negentien de verkeerde man getrouwd had, een jonge, knappe arts, die hopeloos verslaafd was aan de drank. Carry had hoop dat haar liefde en toewijding hem genezen zouden, maar in- plaats daarvan werd het steeds erger en kort nadat zij een baby gekregen had, stierf haar man in een hospitaal aan delirium tremens. Carry was verplicht haar kind uit te besteden en onderwijzeres te wor den, maar bad intussen vurig om een betere man. Na twee jaar maakte zij kennis met David Nation, een lange, bleke en baardige man van omstreeks vijftig en toen deze zich voorstelde als advocaat en godsdienstleraar wist Carry, dat haar „gebed verhoord was". Zes weken later trouwden zij en verhuisden naar Richmond in Texas, waar Carry van haar gespaarde geld een klein eethuisje kocht. Dat had een succes kunnen worden als zij haar gasten niet uitdrukkelijk het roken en drinken verboden had. Inmiddels had zij zich ook een reputatie verworven met haar gebeden. Eens, na een droogteperiode van weken, beloofde zij de boeren: „Maak je geen zorgen, ik zal om drie dagen regen bidden". De volgende ochtend begon het te regenen een bui van drie dagen. Carry had ook visioenen. In Maart 1889 zei ze tegen haar man: „Vannacht komt er een grote brand, maar wij hebben niets te vrezen God heeft het mij gezegd!" Diezelfde avond woedde er een hevige brand in de zakenwijk. De houten pakhuizen brandden als fakkels en de wind stuwde de vlammen recht op het eethuis der Nations af. Maar Carry was niet te bewegen om te vluchten. Op het laatste moment ver anderde de wind van richting en het vuur trok voorbij. De volgende ochtend was Carry's zaak het enige intact gebleven gebouw temidden der verkoolde ruïnes. EEN JAAR LATER verhuisde het echtpaar naar Medicine Lodge in Kansas, een der weinige toen „drooggelegde" staten. Maar Carry ontdekte al spoedig dat er tal van verkapte kroegen waren, waar de whisky rijkelijk vloeide. Toen een beroep op de autoriteiten geen resultaat had, besloot zij zelf in te grij pen door te gaan „posten" voor een der beruchtste „saloons". Acht uur per dag wandeldie zij voor die clandestiene bar heen en weer, luidop biddend, dat God „dit hol der verdoemenis met zijn bliksem der wrake zou treffen". En ofschoon dit gebed on verhoord bleef, werkte haar aanwezigheid zo irriterend op de stamgasten, dat zij elders hun dorst gingen lessen. Twee maan den na het begin van Carry's campagne moest het café zijn deuren sluiten: de zaak was totaal verlopen! Haar tweede succes boekte zij in Kiowa, een losbandig plezier- stadje aan de grens van Texas en Oklahoma. Daar wandelde zij een café aan de Hoofdstraat binnen, griste de ballen van het „pooF'-biljart en begon de flessen achter het buffet te bekoge len. De eerste bal velde de barman, de vijftien anderen verniel den een groot deel van de inventaris. Toen haar munitie op was, verdween Carry even snel als zij gekomen was. Blakend van strijdlust drong zij diezelfde dag nog twee andere saloons bin nen, waar zij net zo'n vrolijke keuken ontketende zonder dat iemand haar een strobreed in de weg legde. Terug in Medicine Lodge, ontwierp zij direct grootse plannen voor een landelijke café-razzia en maakte er ruzie over met haar echtgenoot, die een groot schandaal vreesde. Toen zij voet bij stuk hield, vroeg hij haar cynisch, waarom zij niet een bijl zou gebruiken, om alle saloons kort en klein te slaan. „En dat", ant woordde Carry, „is het eerste verstandige woord, dat ik je ooit heb horen zeggen". Van die dag af trok zij met een bijl op het oorlogspad, reisde heel Kansas af en richtte overal ravage en ontsteltenis aan in de drankwinkels en bierhuizen. Al spoedig opereerde zij ook in andere staten en in 1900 had zij zich zo'n reputatie verworven, dat een New Yorkse geheelonthoudersbond haar een contract voor een lezingencyclus langs de Oostkust van de V.S. gaf. Op die tournée maakte Carry haar eigen reclame door een dag voor haar lezing een of andere drankge legenheid in spaanders te slaan. En hoe wel zij ettelijke malen gearresteerd en beboet werd, ging zij onverdroten door met haar vernietigings offensief. EEN VAN HAAR BIOGRAFEN, Alan Gould, vertelt, hoe zij eens op een salonboot naar Coney Island een lezing hield, waar in zij alle alcoholisten, sigarenrokers en pretmakers met hel en verdoemenis bedreigde, totdat een man uit haar gehoor uitriep: „Je bent gek". Razend van woede trok Carry haar strijdbijl, sprong van het podium af en joeg haar bespotter twee keer het scheepsdek rond, totdat deze zich in een tabakswinkeltje in veiligheid wist te brengen. Toen Carry hoorde, dat hij de pach ter van het winkeltje was, keerde zij terug en sloeg met haar bijl de pui in. Op Coney Island werd zij gearresteerd door een forse politieman, die al zijn kracht moest gebruiken, om haar de boevenwagen in te duwen. „Kijk eens in de spiegel, jij opge zwollen rumzuiper", schreeuwde Carry hem toe, „jij zult het niet lang meer maken". Zes weken later kreeg dezelfde agent een dodelijke hartaanval. Inmiddels was Carry's roem zo groot geworden, dat café eigenaars van Boston tot San Francisco haar overlaadden met verzoeken, om ook hun zaken „voor de bijl" te nemen, want de schade die zij toebracht, werd meer dan gecompenseerd door de grote toeloop van nieuwsgierigen in de door haar „bezochte" etablissementen. Tenslotte echter verloor het Amerikaanse pu bliek zijn belangstelling in Carry's heldendaden, maar zonder twijfel heeft zij de zaak der drankbestrijding in Amerika on schatbare diensten bewezen en is het mede aan haar te danken, dat de prohibitiegedachte baan gebroken heeft. Zij heeft veel geld verdiend met haar lezingen, maar was bijna altijd platzak. Wat zij overhield stak zij in haar afschafferskrant „The Ilatchet" (De Bijl) of in haar tehuis voor vrouwen van alcoholisten in Kansas City, terwijl zij uit haar eigen middelen jarenlang ver scheidene arme gezinnen in Medicine Lodge onderhield. VERGETEN EN VERLATEN, zelfs door haar echtgenoot David Nation, stierf Carry-met-de-bijl in 1911 op 65-jarige leeftijd in haar landhuisje in Arkansas, overtuigd dat de natio nale drooglegging niet ver meer was. Haar roemruchte handbill is later voor een enorme som aangekocht door een van Amen- ka's rijkste bierbaronnenH. C. Het rad van de tijd draait snel waar om zouden wij er omheen draaien? Het lijkt wel eens langzaam te gaan, wan neer men op een chèque, op een bus of op een joffer wacht, maar zodra de chèque geïnd, de bus gearriveerd of de joffer be groet is, herneemt het zijn oude vaart. Het geld van de chèque is onbegrijpelijk snel in vreemde beurzen verdwenen, de bus be reikt als de mensen gepast betalen weldra haar bestemming en plaisir d'amour ne dure óók maar qu'un moment. Zo ver effent de tijd zijn rekening weer: wanneer hij langzaam gaat worden wij ongeduldig en winden wij ons op, met het gevolg, dat wij daarna weer zoveel te sneller aflopen. Daarom is het goed zich bij zo'n jaar wisseling eens helemaal te ontspannen niet zoals men dat in de stoel van de tand arts op diens verzoek doet, want dat is alleen maar inspanning men gaat er voor zitten om te zien hoe snel de tijd gaat, wanneer men er zelf niets aan doei. Dat wordt de mens overigens niet ge makkelijk gemaakt. Het zo bekende acht- slaan op de tijd is op zichzelf geen ver moeiende bezigheid. Men heeft er wel voor gezorgd, dat oliebollen tijdig hun beslag hebben gekregen en dat er een of ander scharlaken rood of kuikengeel vocht in de glazen staat. En daar tussendoor nu en dan maar eens acht slaan op de pendule, wan neer deze acht slaat, acht-en-half slaat, negen slaat, enzovoort slaat. Maar er is nog iets anders. Wij kunnen nu wel een appelflapje ter hand nemen en een lepel advocaat naar de lippen brengen, maar er wordt van ons verondersteld, dat wij daarbij óók nog „omzien naar 'tgeen achter ons ligt." Onze tekenares heeft hier bij uit eigen aanschouwing een beeld ge geven van deze jaarlijks terugkerende moeilijkheid. Het wordt gelukkig maar een keer in het jaar van ons gevergd, want de mens is er in het algemeen niet op ge bouwd: hij heeft zijn gelaat aan de voor kant van zijn hoofd gekregen om vooruit te kunnen zien. Er wordt dan ook nimmer zoveel poedersuiker op zwarte pakken ge morst als tegen de jaarwisseling, alleen omdat men zijn hoofd er niet goed bij kan houden. Hoeveel ongemakken zo'n terugblik ook met zich mee moge brengen, zij kan leer zaam zijn. Het eerste dat opvalt, is dat de geschiedenis zich op de viering van enkele nationale feestdagen na (en die nog niet eens allemaal) niet herhaalt. Van een kwestie tussen Groningen en Haren over een circus is nooit eerder sprake geweest, evenmin als van een kwestie tussen Presi dent Auriol en generaal Juin. Er zijn nooit eerder dan dit jaar moeilijkheden geweest tussen generaal Bambang Sugeng en minister Kusumasumantri en tussen Am sterdam en minister Beel. Neen, de geschie denis repeteert zichzelf niet was 't maar waar, horen wij een scholier verzuchten, dan hoefde ik de geschiedenis niet te repe teren. Maar is er al niet eens eerder zo'n kerel geweest, die kortere rokken ging ontwer pen, zo vraagt een huisvrouw. Neen me vrouw,, niet zoals de heer Dior. Die kortere rokken zijn maar een détail in een geheel nieuwe stijl, welke wij dezer dagen nog hoorden omschrijven als „lagere taille en voor de rest alles vierkant". Heeft men ooit zoiets eerder gehoord of gezien? Was er nooit eerder een complot tegen de staat in Ferzië? Ongetwijfeld maar nooit een, die zo duidelijk en binnen zulk een korte tijd de waarheid bewees van de oud-vaderlandse spreuk: wie een kuil graaft voor een ander moet op de blaren zitten. Op gevaar af een stijve nek te krijgen willen wij de terugblik nog een ogenblik volhouden om te constateren dat het dit Jaar, afgezien van de lintjesregen, tamelijk droog weer is gebleven. te knuffelen, waarbij de tranen, die over altijd nog enkele bij zijn, waar wij nog haar wangen rolden, automatisch op de nooit iets hebben gekocht, onze werden overgebracht. Nu is dat ge- Wij wagen ons niet aan een Nieuwjaars- lukkig anders en gaan wij na de klokslag boodschap. Wij weten niet wat wij van vastberaden op deze drie tantes af. Waar- 1954 hebben te wachten, omdat 1954 niet mee slechts gezegd wil zijn dat de geschie denis zich ook in dit opzicht niet herhaalt. Zo komt er weer vaart in ons bestaan: geanimeerd door Nieuwjaarsboodschappen, goede voornemens en zakagenda's, abon neren wij ons weer op schriftelijke cursus sen en beginnen wij onze uitgaven weer precies te noteren. Wij lezen de vele p.f.- advertenties van zaken, die ons toch maar weer hartelijk gelukwensen, hoewel er weet wat het van ons heeft te wachten. Het kan vriezen en het kan niet dooien, want daar zou het eerst voor moeten gaan vrie zen. Verder laat het zich aanzien, dat de dagen steeds langer zullen zijn en de huren hoger. Totdat de dagen weef korter zullen worden, maar dat wil niet zeggen, dat de huren ook weer lager zullen worden. Laat men daar vooral niet te veel op rekenen. KO BRUGB1ER ET bij Herbert Jenkins te Londen ver- hij zich toen een slechte naam gemaakt in Engeland door voor de Duitse radio te spreken. Er werd enige tijd lang over hem gesproken, alsof hij een soortgenoot van schrijver, P. G. Wodehouse, zelf. „English Lord Haw-Haw was, maar later bleek dat literature's performing flea" heeft Sean deze indruk alleen in een totale-oorlogs- O'Casey hem genoemd en hy antwoordt stemming gevestigd had kunnen worden: daar in zijn beste traditie op: „Nu ik er de praatjes van Wodehouse bevatten niets over nadenk, geloof ik dat hij dat als een dan grapjes over het interneringskamp compliment heeft bedoeld, want al de ge- leven. Volgens luchtmaarschalk Boyd was dresseerde vlooien, die ik ontmoet heb, het een wonder dat de Duitsers ze toege- hebben indruk op mij gemaakt met de laten hadden. Wat Wodehouse nu eigenlijk degelijkheid van hun talent en met dat precies gezegd heeft, blijkt ook in dit boek ondefinieerbare element dat het ware lid van een troep spelers kenmerkt". De vertaling van deze zin is nogal ongelukkig niet, maar wij hebben er ook nog het woord voor van George Orwell, die de praatjes gelezen had, dat hij onmogelijk uitgevallen, maar Wodehouses typische als een verrader beschouwd kan worden, teksten laten zich ook haast nooit in het Er wordt verder, waarschijnlijk met enig Nederlands inlijven en in vertaling zijn recht, aangevoerd dat in de tijd, toen hij z'n romans dan ook vol van gewilde onzin, geïnterneerd werd, de Engelse stemming Engelse originelen hebben natuurlijk niet over de oorlog in vinnigheid niet te ver meer inhoud, maar zijn op een beDaalde gelijken was met die van na de Battle of manier toch aanvaardbaar, dank zij ^7ode- Britain, en dat hij, toch al niet begaafd houses behandeling van een uitsluitend- met een fijne gevoeligheid voor ontwikke- Engelse spreektaal, waarin de „understate ments" de „overstatements" in evenwicht lingen in het politieke klimaat, in het in terneringskamp helemaal niet vermoed houden en waarin dientengevolge bijna heeft dat er iets veranderd zou zijn. ieder woord zichzelf voor de gek houdt. Het kan onuitstaanbaar vervelend zijn maar Wodehouse lucht nog een speciale grief tegen een interviewer, tegen wie hij gezegd vaak is het daar te grappig voor en ook te had, dat hij het moeilijk vond om oorlogs vlug en te weinig pretentieus. zuchtig te zijn in een kamp „een aardig- Dat turen in het verleden heeft het ge vaar, clat men zich tóch weer gaat op winden, doordat men ineens een oude koe in een sloot aantreft. En dat maakt, zoals wij reeds aantoonden, een objectieve be oordeling van de tijdssnelheid onmogelijk. Verder heeft het natuurlijk helemaal geen zm om te klagen dat wij zo snel leven, wanneer wij kort te voren door middel van een spelletje patience of liegen hebben ge probeerd „de tijd wat te korten." En dan komt ineens het nieuwjaar vol hartelijk lawaai. Wij herinneren ons nog de eerste Oudejaarsavond, die wij mochten uitzitten. Wij waren de enigen in de fami liekring, die nog klaarwakker rond zaten te kijken» toen de wijzers van de klok plechtig loodrecht omhoog gingen staan en het mechaniek zachtjes begon te sudderen voor de slag. Terwijl van buiten de gelui den van jachtgeweren en gillende keuken meiden tot ons doordrongen, kwamen er vastberaden drie grote tantes op ons af die ons zonder opgaaf van redenen begonnen Met de persoonlijke brieven van deze heidje waarmee ik het gevoel van hulpe- dit boek heeft verzorgd, is het anders ge- de vorm van deze opmerking was: „Ik steld. Hier geen Mr Mulliner, geen Lord heb m'j nooit oorlogszuchtig kunnen voe- lievend was en dat de afloop van de oorlog hem onverschillig liet. Ickenham, geen Jeves, geen Psmith, len"> zei de heer Wodehouse. „Juist als ik geen Aunt Agatha: in plaats daarvan mede- miJ oorlogszuchtig ga voelen over het een delingen over de bedragen, die de Saturday of andere land, ontmoet ik een aardige Evening Post voor romans geeft, over film- vent' die er vandaan komt en verlies ik sterren, die komen dineren in de tijd dat mijn oorlogszuchtigheid". Uit deze verkla- de auteur in Hollywood woont, over de uit- is^oen afgeleid, dat hij onvaderlands- slagen van kostschool-voetbalwedstrijden en over de beste manier om lege verhaal tjes zo effectief mogelijk te presenteren. Wodehouse zegt zelf in zijn nawoord, dat /"ONDERTUSSEN is er geen twijfel aan, tn 7" ?ueVen df ,inr dat het temperament van P. G. Wode- v i gehouden, dat hij een lelijk house niet van een soort is, dat in een S 'S."a„n achtergebleven geestelijke totale oorlog tot zijn recht komt. Het wordt "J"" v'a 71'n persoonlijke manier geïllustreerd door de laatste vijftig pagina's u't te drukken, dat haast van dit. boek, waarin hij een beschrijving als een t C even 7,0 p at ls van het kampleven geeft in de trant, waar- n in hij zijn romans heeft geschreven. Dat is In de tweede helft van het boek gaat soms wel weer grappig en er is ook weinig het iets beter: de vrolijke voorspoedige reden om het leven in een dergelijk kamp jaren zijn dan voorbij, want in 1940 werd zwaar op te vatten, maar de futiliteit wordt Wodehouse door de Duitsers uit zijn huis daarbij hinderlijk opvallend. Men kan er in Le Touquct weggehaald en geïnterneerd, bovendien niet goed aan wennen dat er Zoals men zich misschien herinnert, heeft nu een levend mens aan het andere eind Wij hebben in de afgelopen weken ge regeld geluisterd naar de reportages van de zittingen van het Franse parlement in het kasteel van Versailles ter verkiezing van de nieuwe president van de Vierde Republiek. De ooggetuigeverslagen, beter nog: de directe fragmenten van de verkiezings ceremonie als uitroepen, toejuichingen, uitingen van misnoegen, kortom dat hele levende en levendige geroezemoes dat on afscheidelijk verbonden is aan de hoog tijden van het staatkundig werk, kreeg sfeer én gestalte door dat kleine wonder der techniek dat microfoon heet en dat ons in staat stelt ook in de stilte van enze kamer de evenementen dezer wereld te volgen. Toch moet men ook op dit punt niet al te overijld in geestdrift geraken, zoals oru alras bleek. Tijdens een van de uitzendin gen konden wij vernemen, hoe de heer Laniel naar de stembus schreed, luide toe gejuicht door zijn geestverwanten. Een tel later niet minder welgemeend uitgejouwd door zijn politieke tegenspelers overigens. Later op de dag werd dezelfde reportage via de magnetofoon, dat wonderding dat de tijd doet stilstaan, herhaald. Mét gejuich, maar zonder gefluit: dat was door de voor zichtige lieden in de studio maar liever uit geveegd. Met Robert Escarpit, een der cursiefjes schrijvers van het Franse dagblad „Le monde" kan men zich afvragen wat hier voor de beweegreden is geweest. Respect voor de candidaat? Eerbied voor de waar digheid van deze republikeinse traditie? Waarschijnlijk veel meer een kwestie van gewoonte: Voor het omroeppersoneel is het veiliger de scherpe kantjes van de pro- grammastof te vijlen. Men kan nooit weten hoe de publiekelijk gesmade eens, in hoog heid gezeteld, zich het uur zal herinneren waarop hij via de verzamelde kilowatten van het nationale zenderpark ten overstaan van zijn onderzaten werd uitgefloten. Robert Escarpit vertelt voorts hoe hij eens een vraaggesprek Voor de microfoon onderging voor de microfoon van een zender in een overzees gebied van de Franse Unie. „Kan ik alles zeggen wat ik op het hart heb?", vroeg hij. „Gaat u gerust uw gang: het gaat toch eerst op de band!", luidde het (naïeve) antwoord. Er is reden om deze werkwijze, welke wel niet een exclusiviteit van de Franse omroep zal zijn, met weinig geestdrift te signaleren. En niet alleen omdat de luis teraar dan heel wat aantrekkelijke en levendige klankbeelden onthouden worden. In die methode schuilt namelijk het ge vaar van vervalsing der geschiedenis, in zonderheid van de actuele geschiedenis. En daar de radio een massa-communica tie- en beïnvloedingsmiddel bij uitstek is, zijn de gevolgen daarvan niet te overzien. Men zal ons tegenwerpen dat de wereld de resultaten daarvan in het jongste verleden reeds heeft aanschouwd. Dat is juist, maar in de dictatoriaal geregeerde landen is die methode een onafwendbaar gevolg van het daar vigerende regeringssysteem. Maar welk een kwade weg gaan wij op indien dit ook de praktijk wordt in de democratieën. J. H. B. van het Wodehouse-toontie staat, in plaats van de papieren heren Wooster of Mul liner. Na deze beschrijving komt nog het na woord, waaruit al enige uitspraken ver meld zijn, cn dan zijn wij door het boek heen. Wie bij de naam P. G. Wodehouse een althans beminnelijke associatie wenst, doet beter met een van de vijftig romans en verhalenbundels te lezen, waarvan de titels op een schutblad worden opgesomd. De enige die dat niet liever doet, zal mis schien de heer W. Townend zijn, aan wie deze brieven geadresseerd waren. Hij heeft de tekst van tussenschriften voorzien, waarin hij een ontroerende bewondering voor de kwaliteiten van zijn mede-auteur toont („Plum" zegt hij steeds, dat is de afkorting van Pelham, die door vertrouw den gebruikt wordt). Van tijd tot tijd legt hij hem een manuscript voor, dat hij niet in model kan krijgen: „Alweer zag Plum dadelijk waar het op aan kwam" en dan ziin wij weer een verhaal voor de Saturday Evening Post rijker. Als hij precies vertelde wat Plums instructies ge weest waren, zou het nog iets zijn: maar het blijft bij de vaagste aanwijzingen en men kan zich moeilijk voorstellen in welke essentiële bijzonderheden de correspon dentie van de heren Wodehouse en Townend verschild heeft van die tusse» enige grote zakenman met een collega va* kleiner formaat. s-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14