Gperaleven in West^DiiïtsIand
Artistieke wonderen ondanks
materiële moeilijkheden
Verona beschouwt zich als
Italië in het klein
Concours Koningin Elisabeth
Eerbewijzen
DEZER DAGEN zag ik in de krant een
afbeelding van een penning, geslagen
ter herinnering aan onze grote dichteres
Henrïëtte Roland Holst-van der Schalk.
Tot mijn niet geringe verrassing had men
op deze penning het geboortejaar der dich
teres afgerond tot 1870. Volgens de burger
lijke stand is zij in 1869 geboren, maar
slechts een week voor het einde van dat
jaar. Wie op zo'n klein verschil let, is een
kniesoor, hebben de ontwerpers van de
penning blijkbaar gedacht.
De Schillenboer
Dertig cent per
jaar voor
woningbouw
Gezelligheid buitenshuis
Rijdende studio
Het zal de vaste bezoeker niet zijn ont
gaan, dat de Nederlandse Opera voor het
thans lopende seizoen meer dan voorheen
haar gelederen heeft gesloten en, al'hans
wat haar solisten aangaat, het systeem van
een continueel beroep op gasten vaarwel
heeft gezegd. Dit neemt niet weg, dat voor
de topfuncties van dirigent en regisseur
nog steeds - en terecht - de buitenlander
er ten zeerste welkom is. Indien het besef
groeit, dat wij voor een operakunst, die
zich volwaardig noemen wil, nog veel te
leren hebben van die landen, waar deze
kunst al eeuwenlang inheems is, zijn wij
op de goede weg. Zo vullen een Josef Krips
en de pas benoemde Alexander Krannhals
hier ware leemten aan en dringt de tijd,
dat een vaste, ervaren en volbloed opera
regisseur zich aan het Nederlandse opera
toneel verbindt, om de nog al te vaak al
leen maar verklede zangers en zangeressen
te transformeren tot op elkaar ingespeelde
dramatische figuren met - op den duur -
een eigen stijl.
In afwachting daarvan waren in het
jongste verleden onder anderen de regis
seurs Georg Hartmann (die in Januari
denkt terug te keren voor „De Toverfluit")
en Herbert Maisch (voor „De verkochte
bruid") incidenteel hier werkzaam. Hart
mann, thans te Stockholm, was na de oor
log vijf jaar intendant te München en
Maisch vervult deze functie bij het theater
bedrijf in Keulen nog heden. Hun presta
ties, alsook die van de gastdirigent Karl
Elmendorff (Wiesbaden) en van het ge
hele opera-ensemble der stad Essen, waar
mede wij in het jongste Holland Festival
door zijn opvoeringen van *Alban Berg's
„Lulu" kennis mochten maken, waren aan
leiding de blik voor een moment te rich
ten naar de eigenlijke standplaats van en
kelen van hen en daarmee tevens een
zij het vluchtige indruk op te doen van
het huidig opera-leven bij onze Ooster
buren.
In een pijpenlade
Men zou zeggen dat dit leven, vergeleken
bij toestanden van vóór de oorlog, zich nog
verveelvoudigd heeft. Op één avond te
kunnen kiezen uit een twaalftal opera
opvoeringen alleen in het gebied van de
Roer en de Beneden-Rijn (van Koblenz af)
wil heel wat zeggen. Wij bepaalden ons
ditmaal tot Keulen en tot Essen.
De theatertoestanden in het zwaar ge
troffen Keulen zijn ook nu nog verre van
rooskleurig. Niettemin is er iedere avond
ruimte voor opera of operette èn comedie
en liggen de plannen voor het nieuwe
operagebouw, dat 1400 zitplaatsen zal be
vatten (het oude werd op enkele nog in
gebruik zijnde repetitielokalen na ver
woest) en dat op het terrein van het even
eens verdwenen „Schauspiellhaus" verrij
zen gaat, al enige tijd kant en klaar. Óf
men het financieren zal met hulp van een
groot-opgezette tombola met onder meer
auto's als prijzen, gelijk te München nu
twee jaren achtereen succes had, is nog
niet bekend. Maar reeds het ontwerp,waar
bij de zaal ook desgewenst verkleind zal
kunnen worden, zou ons ten voorbeeld
kunnen zijn. Keulen plaatst zich hiermee
in de rij der nieuwe opera's van Frankfort
en Hannover en erkent slechts Hamburg
met een opera in aanbouw voor 1600 men
sen en Stuttgart, waarvan het theater met
1500 plaatsen werd gespaard, nog boven
zich. Op Keulen volgen dan in grootte
Duisburg, Mannheim. Kassei, Düsseldorf.
In deze laatste stad krijgt de Opera er be
halve het oude ruim 1000 zetels tellende
„Opernhaus" nog deze winter een tweede
theater bij, opdat het lichtere genre niet
telkens met de „grote opera" zal behoeven
af te wisselen! Zover is Keulen echter nog
in genen dele.
Men behelpt zich daar al jaren met de
aula der Universiteit voor het grotere werk
(opera en toneel) en een klein voordracht
zaaltje in het Museum voor Volkenkunde;
dit laatste ten behoeve der „Kammer-
spiele" (van Mozart, Lortzing) of de ope
rette. Het museum is er te bezoeken in de
pauzes en zo wandelt men met de „Figaro"-
klanken nog in de oren langs Wajangpop
en Japanse kris. Erger is dat de intendant
aldaar het stedelijk orkest, dat de opera
bedient, voorzover het de dertig man te
boven gaat, die avonden vrij-af moet ge
ven: de orkestbak heeft zijn zeer nauw
getrokken grenzen. V/at daar, na aftrek
van de niet te ontberen blazers voor de
sterkte der strijkers, overblijft, laat zich
raden.
De vierhonderd gegadigden, die in dit
pijpenlaatje amper onderdak kunnen vin
den, zijn er nochtans alle avonden present.
Wij zagen er een „Entführung" met een
ingenieus aan vier zijden bruikbaar
Turks bouwsel op de draaischijf en een
„Freischütz" in kostelijke Biedermeier-
costuums en moesten concluderen, dat
Herbert Maisch, die voor de regie getekend
had, op de even smalle als ondiepe scène
ware wonderen had verricht.
Het in 1950 geopende nieuwe „Opern
haus" te Essen blijkt in vele opzichten een
Ideaal gebouw. Het schenkt in ruime mate
wat men wel in de eerste plaats van een
theater-omgeving mag verlangen: rust, die
ontvankelijk maakt om spanning en blijd
schap ener kunstbelevenis zo intens moge
lijk te ondergaan. Daarnaast biedt het ook
de aandachtige beschouwer op zijn wan
deling een reeks voortdurende verrassin
gen. Daar is het trappenhuis, (moderne
toepassing van de befaamde grote trap in
het Franse kasteel Chambord), de doel
matige vestiaire, de licht-ornamentiek en
het lijnenverloop der flauw-gebogen wan
den van deze zaal: kortom een samengaan
van aesthetische en acoustische kwalitei
ten, waarin oog en oor ruimschoots beha
gen kunnen scheppen.
De buitenstaander overweegt slechts of
in dit dichtbevolkte centrum van het Roer
gebied de achthonderd zitplaatsen dezer
zaal nog wel toereikend zijn en de toeloop
niet veel groter is dan men verwerken
kan. Hij wordt in dit idéé gesterkt door de
jongste prestaties van het ensemble, die
hem na de „Lulu" van de afgelopen zomer
opnieuw van de eigen stijl, die men hier
doorvoert, kon overtuigen.
Men gaat in Essen niet alleen moeilijk
opvoerbare werken niet uit de weg, men
stelt ze bovendien de moderne mens zo
voor, dat deze de waarden, die de tijd te
boven gaan, er onmiddellijk in kan aan
voelen. Na „Elektra" van Strauss was in
de opera-sector (men geeft te zelfder plaat
se ook klassiek toneel) nu de beurt aan de
„Macbeth" van Verdi, een werk, dat, hoe
wel in 1847 ontstaan, door de omwerking
achttien jaar daarna toch ook van de com
ponist uit zijn latere tijd een beeld geeft.
Men liet niet na er de grote lijn in te spe
len van het Shakespeariaanse drama,waar
in Verdi zijn diichter, die hij hier voor de
Décor van Strenger voor „Macbeth"
eerste maal durft aanpakken, zo goed ver
stond.
Er waren vele gelukkige factoren, die
deze uitvoering begunstigden: Mario Rossi
als dirigent, de man die in 1952 door zijn
vervanging van de ziek geworden Furt-
wangler bij de „Oteilo"-opvoeringen te
Salzburg opeens vermaard werd en hier
het slagvaardige orkest volledig naar zijn
hand kon zetten, een hand, de meester
waardig; de beproefde regie van de ook in
Nederland thans bekende Hartleb. aan
wiens onfeilbaar opera-oog wij in ons land
nu juist zo'n dringende behoefte hebben:
een over de hele linie voortreffelijk zan
gersteam, waarvan men op de Lady van
Paula Brivkalne slechts de paradoxale
aanmerking kon hebben, dat zij niet
meer uit het ensemble viel en dat haar
zang „te mooi" was (Verdi wenste immers
voor deze partij een zangeres, die deto
neerde!).
Tenslotte moet gewezen worden op net
treffende, alle scènes omvattende symbo
lische décor van Strenger, met zijn be
klemmende, slechts door nauwe spleten
onderbroken wanden, waaruit telkens
speerpunten opflitsen als messteken, waar
aan in de voortdurende misdaden dezer
handeling het bloed nog leek te kleven.
Verneemt men van het aan de „nieuw
bouw" voorafgegane ooeraieven in deze
industriestad na de oorlog, dat zich sedert
September 1945 moest afspelen in een
hötelzaaltje van een voorstad, dan ligt de
noodzaak van een concentratie op de we
zenlijke inhoud der uit te voeren werken in
feite reeds hierin besloten, alsook het zich
gemakkelijk losmaken van een niet meer
in alle opzichten verantwoorde traditie, dat
Een schillenboer uit Zoeterwoude
begon zo van zijn waar te houden,
dat hij niet langer wilde weten
van het gebruikelijke eten.
In plaats daarvan verteerde hij
elk uur een portie schillenbrij,
maar het gevolg was dat zijn koeien
vergeefs om schillen bleven loeien.
Daarom staat nu zijn vee in huis,
terwijl hij zelve, zonder buis
of broek, dus als een koe verkleed,
braaf in de stal zijn schillen eet.
Piet Zoethout
wij allen van deze instelling thans kennen.
Reeds in die tijd van materiële ontbering
en technische beperking vonden in het
zaaltje van Essen-Werden de eerste opvoe
ringen in Duitsland plaats van .Cardillac"
van Hindemifeh, van „Jeanne d'Arc an
Bücher" van Honegger en van „Vin Herbé"
of „Turandot"', waarin de scènische pro
blemen opgestapeld liggen.
Geen festival was hier nodig om een
„Lulu" te jyagen en wil men een voorbeeld
uit het nu lopende seizoen: na de „Mac
beth" zijn het „Antigone" van Honegger en
„II Prigioniero" van Dallapiccola, die op
hun premières wachten. Zo is de bezoeker,
die dit duistere Roergebied passeert, bij
voorbaat reeds verzekerd van een artistieke
avond „op het hoogste niveau".
M. v. D.
NU kortgeleden weer het concours te
Brussel gehouden werd, waarvan in
dertijd de kunstzinnige koningin Elisabeth
van Belië de initiatiefneemster is geweest,
moge ik enkele herinneringen ophalen aan
het laatste concours voor piano, dat van
Mei 1952. De jury voor de eindwedstrijden
de „épreuves définitives" bestond uit
dertien toonkunste
naars van verschil
lende nationaliteit,
waaronder schrijver
dezes ais Nederlan
der.
Voordat de deel
nemers tot de eind-
wedstrijd werden toe
gelaten, hadden zij
twee voorkeuringen
te doorstaan, waarbij
van de 86 candidaten
er slechts 12 waardig
werden bevonden om in de definitieve
wedstrijd mee te dingen. Er waren twaalf
prijzen, zodat de uitverkorenen allen een
prijs konden verkrijgen en het er eigenlijk
alleen op aankwam de rangorde der prij
zen vast te stellen naar gelang der pres
taties. Helaas brachten de zes ingeschreven
jonge Nederlanders het gezamenlijk niet
verder dan de tweede voorproef. Het zou
interessant zijn, de oorzaken hiervan nader
te bestuderen. De leeftijdsgrenzen waren
tussen 15 en 30 jaar.
De eindwedstrijden werden gehouden in
de grote zaal van het Paleis voor Schone
Kunsten, waar voor de jury de eerste rij
van het balcon was gereserveerd. Er wer
den ons drie verzoeken gedaan ver
zoeken, die eigenlijk verplichtingen be
tekenden. Ten eerste: om vóór de uitslag
met niemand uit het publiek, maar ook
niet met mede-juryleden van gedachten te
wisselen over de candidaten. Zeer be
grijpelijk en bovendien prettig om aan te
voldoen. Ten tweede: om tijdens de aan
wezigheid op onze plaatsen door geen
enkele gelaatsuitdrukking, beweging of
welke uiting dan ook, blijk van instem
ming of afkeuring te geven. En ten slotte:
om niet te applaudisseren. Deze laatste
twee voorschriften waren iets moeilijker in
practijk te brengen, want het is niet zo
eenvoudig om, als een pianiste er vol
komen uitraakt in een concert met orkest,
de hele zaal met de situatie meeleeft en
tal van meewarige hoofden naar het bal
con kijken, een gezicht te trekken of men
eigenlijk niet weet wat er aan de hand is.
Arthur Rubinstein gelukte dat niet en hij
liet zich plotseling de woorden: „Ah,
pauvre fille" ontvallen. Bij een uitstekend
geslaagde vertolking van het Eerste Con
cert van Brahms begon deze spontane kun
stenaar te klappen, maar toen hij zag, dat
wij dat geen van allen deden, herinnerde
hij zich de afspraak, en zei berouwvol: „O,
mon Dieu.
De voordrachten waren over enige dagen
verdeeld. Aan het orkest van de Nationale
Belgische Radio-Omroep onder zijn diri
gent Franz-André was het begeleiden der
solisten opgedragen. Iedere candidaat
moest namelijk twee werken met orkest-
spelen en wel het verplichte pianoconcert
en een concert naar keuze.
Men had onder de Belgische componisten
een prijsvraag uitgeschreven voor een
pianoconcert, waarbij hét bekroonde opus
als verplicht stuk werd aangewezen. Het
was een compositie van Raymond Che-
vreuille, een gematigd modern werk, tech
nisch zeer moeilijk, maar goed voor het
solo-instrument en het orkest geschreven.
Voor het zelfgekozen
concert hadd'en vier
van die deelnemers
zich met mannen
moed geworpen op
het Eerste van
Brahms, een voor
keur die te merk
waardiger was, om
dat diit opUS f5 in
verhouding tot de
zware technische
eisen die het sitelt,
niet bijzonder dank
baar is. Overigens was dilt ook het werk,
dat door de eerste prijswinnaar, Leon
Fleisher (Amerika) op imposante en
overtuigende wijze ton gehore werd ge
bracht. Verder hoorde men dc volgende
werken elk éénmaal: Beethovens Vierde en
Vijfde Concert, Schumann, het Vijfde van
Saint-Saëns, het Tweede van Chopin, het
Tweede van Rachmaninof en het Concert
van Ravel.
Zoals bij concoursen altijd het geval is,
nam de spanning in de zaal toe, naarmate
de laatste zitting naderde. Handtekeningen
van de favoriete candidaten werden in de
corridors al ijverig door enthousiaste be
wonderaars en bewonderaarsters ver
zameld. Ik zag een jong Frans pianistje
van achttien jaar met een stoer gezicht
kwistig zijn naam uitdelen. Toen de twaalf
jonge mensen ten slotte allen tegelijk op
het podium stonden om de uitslag te ver
nemen en de jeugdige Fransman hoorde,
dat hij maar de elfde prijs had veroverd,
was hij zo teleurgesteld, dat de water
landers te voorschijn kwamen.
De jury had de opdracht, na de laatste
zitting haar puntenlijsten in te leveren. Er
werd ni^t over de prestaties gediscussieerd
een systeem, dat natuurlijk zeer ver
dedigbaar is en volkomen eerlijk. Toch
meen ik dat men even goed tot een zuiver
oordeel kan komen als in twijfelgevallen
overleg zou worden gepleegd.
Bij de bekendmaking van de prijzen
bracht de voorzitter, Marcel Cuvelier,
hulde aan Koningin Elisabeth, die alle
voordrachten had bijgewoond en hare be
langstelling voor de kunst zoveel jaren op
intense wijze had betoond. Het werd een
hartelijke ovatie, die buiten het gebouw
nog werd voortgezet toen de Koningin wil
de wegrijden. „Merci, merci, vive la
Reine!" klonk het onder een geweldig ge
juich rond de auto, die maar met moeite
uit de menigte kon worden vrijgemaakt.
Ik hoop later op het voor en tegen van
dergelijke wedstrijden, de vraaig naar de
artistieke betekenis ervan en de verschillen
tussen de binnen- en buitenlandse vor
ming der toonkunstenaars terug te komen.
Daar zijn meer problemen aan verbonden,
dan het zo uiterlijk lijkt.
WILLEM ANDRIESSEN
Signor Antonio Marcolini
is trots op zijn fonkelnieuwe
flat. Drie maanden geleden
nog bewoonde hij een ca-
tapecchia, zoals hij het
noemt, een krotwoning wel
ke hij tengevolge van de
oorlogsbombardementen
noodgedwongen had moeten
betrekken. Er wordt ge
bouwd in Verona. Snel
breiden de fraai aangelegde
buitenwijken, die enigszins
aan Ovcrveen doen denken,
zich uit. Het ene palazzo
wordt naast het andere uit
de grond gestampt enor
me flatwoningen waarin
tien tot twintig families een
gerieflijk onderkomen vin
den.
„Het is een mooi gebaar
van de staat", zegt Antonio
met overtuiging. Wij vor
men een huisraad uit ver
tegenwoordigers van gezin
nen die aan de bouw van
een palazzo willen deelne
men, de slaat schenkt ons
een lening welke slechts
gedeeltelijk terug betaald
behoeft te worden in de
vorm van kleine maande
lijkse aflossingen en na een
bepaald aantal jaren bezit
ieder zijn eigen woning. Als
ik een appartamento moest
huren, zou ik per maand
veel duurder uit zijn èn je
wordt nooit je -eigen baas.
Trouwens, ook de staat
vaart er wel bij, want op
die manier kunnen de
werklozen aan het werk ge
zet worden. En als je het
goed nagaat, betalen we het
overige gedeelte van de le
ning zelf. Alle Italianen
moeten per jaar namelijk
dertig cent betalen, waar
mee de woningbouw gefi
nancierd en gestimuleerd
wordt. Wij zijn met zoveel
millioenen, dat er in één
jaar een enorm bedrag bij
elkaar komt".
Het flatgebouw, waarin
Antonio zijn appartemento
heeft, is nog niet geheel af
gewerkt. Het is kaal en
koud in het trappenhuis:
de ruiten en de marmerbe
kleding ontbreken. De om
muurde tuin wordt zo spoe
dig mogelijk aangelegd. Als
men hier te lang mee wacht,
riskeert men een boete van
de gemeente, want men
moet zich nu eenmaal bij
het stadsplan aanpassen.
De flats zelf zijn echter
geheel gereed en in gebruik
genomen. Ze bevatten een
huiskamer, een eetkamer,
drie ruime slaapkamers,
een van alle gemakken
voorziene badkamer en een
keukentje. De huiskamer
zou in Nederland wellicht
de naam keukenkamer dra
gen. De vloer bestaat uit
ingelegd marmer. Vloer
kleed, behang en gemakke
lijke stoelen ontbreken. Een
Nederlandse huiskamer doet
hierbij vergeleken weelde
rig aan. De eetkamer is een
salonachtig geval, waarin
slechts op hoogtijdagen de
maaltijden worden genoten
in een sfeer van bijna Ne
derlandse gezelligheid. De
badkamer bevat ook toilet
en de enige wastafel van
het huis.
Het amphitheater van de arena in Verona.
Er is wel eens meer zo'n-vereenvoudiging
voorgekomen, toen men een publieke fi
guur wilde huldigen. Voor jaar en dag is
er een gedenkbord van Van Heu'.sz ver
vaardigd, waarop de naam van de geëerde
vermeld stond als Van Heutz. Een klei
nigheid, ongetwijfeld. Niet iedereen kent
de juiste gegevens en niet iedereen, die cr
v:el van op de hoogte is, is schoolmeester
achtig genoeg om over zo'n vergissing te
vallen. Misschien echter is een dergelijke
vergissing niet volkomen onschuldig. Mis
schien behoort zij wel tot het genre, waar
over Freud zulke onthullende mededelin
gen heeft gedaan. Men zou dan kunnen
vermoeden, dat het gebrek aan exactheid,
ten toon gespreid door de lieden, die deze
herdenkingsstukken vervaardigen, een ze
ker gebrek aan eerbied verraadt voor de
figuur, die zij juist zo nadrukkelijk willen
huldigen. Dat zij zich meer bekommeren
cm het gebaar, dat hen immers zelf ook
eert. En als men er een heel scherpe bril
bij opzet, zou men misschien niets anders
ontdekken dan gewone menselijke ijdel-
heid. zonder een zweem van die eerbied,
die het, onder vele andere eigenschappen,
niet zonder exactheid kan stellen.
Een jaar of vijf geleden heeft een zekere
regering aan de schooljeugd een rijmprent
laten uitreiken, ter gelegenheid van het
jubileum der landsvorstin. De naam van de
vorstin luidde volgens deze prent Wihel-
mina. Dat was ook maar een kleine ver
gissing, en de liefde en de achting voor de
gehuldigde hebben er niet onder geleden.
Laten we hopen, dat ook aan de liefde
voor Henriëtte Roland Holst, die in 1869
is geboren, geen afbreuk zal worden ge
daan door de vermelding van een foutief
geboortejaar. En vooral, dat men haar
werk zal blijven lezen. Want dat Is ten
slotte de enige werkelijke hulde, die men
haar kan bewijzen. M. MOK
In dit wereldje voelt Antonio zich heer
en meester. Hij gebiedt er over zijn rustige,
steeds zorgende vrouw, kibbelt er met
Gianna, de babbelziekte dochter, redeneert
er met zijn kalme 25-jarige zoon en ver
zorgt er zijn kanariepietjes en plantjes op
het lange balcon. Dat wil zeggen, voor zo
ver hij er de gelegenheid toe heeft, want
van October tot half Juni onderwijst hij
's morgens de schooljeugd, 's Middags en
's avonds geeft hij bijlessen aan de vele
kinderen, die moeilijk mee kunnen komen
en toch over moeten gaan of voor een toe
latingsexamen moeten slagen. Ook de va-
cantietijd is grotendeels gevuld met het
geven van bijlessen en het afnemen van
examens. Slechts door deze „bijverdienste"
kan hij een behoorlijk bestaan leiden. Met
een zekere voldoening toont hij de kostbare
serviezen en ander fraai huisraad, die hem
door dankbare ouders geschonken werden,
nadat hun kind het er goed had afgebracht.
„Eigenlijk is het bedrog", zegt Antonio eer
lijk. „In drieënhalve maand vacantie voe
ren ze niets uit. Maar je strijkt eens over
je goede hart en laat ze toch slagen".
Italianen houden van babbelen. Daarin
juist schuilt voor hen een groot deel van de
gezelligheid, welke wij Nederlanders bin
nenskamers zoeken, 's Avonds na een uur
of negen en 's Zondags na de kerkdienst
wandelen vrijwel alle inwoners door' de
straatjes en over de pleinen van hun oude
stad. Voor zover ze niet verloofd zijn, lo
pen jongens bij jongens en meisjes bij
meisjes. Het klinkt misschien ongelooflijk,
maar ze kijken nauwelijks naar elkaar.
Geen plaatsje op de terrasjes voor cafés
en restaurants blijft onbezet. De Italianen
drinken er een espresso of cappuccino, een
glas spuitwater of vermouth en lezen ver
der hun krantje of babbelen gezellig met
elkaar over alles wat ze maar te vertellen
hebben. En dat is niet zo'n klein beetje!
Als het over politiek gaat en dat ge
beurt nog al eens, teveel misschien ra
ken de gemoederen spoedig verhit. Ieder
heeft zijn eigen mening en er ontwikkelen
zich hooglopende twistgesprekken, die
plotseling beëindigd worden met een
kwinkslag of een dronk op eikaars gezond
heid.
Verona is een prachtige stad van onge
veer 200.000 inwoners. De Adige, een van
de brede, snelstromende zijrivieren van de
Po, stroomt er met een grote lus doorheen.
In deze lus is het oudste deel van de stad
gelegen.
Signor Antonio Marcolini kent het Italië
in het klein, zoals hij Verona noemt om
aan te duiden dat het alles vertegenwoor
digt wat zijn vaderland te bieden heeft,
op zijn duimpje. Hij neemt mij mee naar
Piazza delle Erbe, het Groentenplein, waar
een slanke, bijna honderd meter hoge to
ren zich verheft. Op een losstaande zuil
ziet men de gevleugelde leeuw, het sym
bool van Venetië, dat hier eens de over
heerser was. Antonio loopt verder en we
komen uit op Piazza dei Signori (het He
renplein) en opeens vraag ik mij af, of ik
mij werkelijk in Verona bevind. Alles doet
aan Venetië denken, alleen het grote beeld
van de peinzende Dante valt enigszins uit
de toon. Door het ontbreken van gemotori
seerd verkeer heerst er een Venetiaanse
rust, welke echter nu en dan op afschuwe
lijke wijze verstoord wordt door het ge
knetter van een verdwaalde scooter. Het
plaveisel bestaat, evenals op het Sint Mar-
cusplein van de eens zo rijke koopmans
stad in de Adriatische Zee, uit grote, ge
zellig aandoende tegels. Boven op de
muren van de in Venetiaanse stijl opge
trokken paleisgebouwen met de forse
burchttoren, zitten honderden en honder
den duiven naast elkaar te koekeloeren.
Zodra zij echter in de gaten krijgen, dat
er lekkers voor hen wordt neergestrooid,
komen zij klapwiekend omlaag gevlogen
Dit is het huis van de familie Capulet met
het balcon van de dank zij Shakespeare
onsterfelijke Julia.
Een Nederlandse schilder en zijn Zwitserse
echtgenote Bruno en Susana Mertens
hebben hun woningprobleem opgelost door
in een zelfgebouwde caravan door Europa
te trekken. Hun wagen staat thans aan de
oever van de Seine, want het echtpaar
hoopt binnenkort een tentoonstelling in een
der Parijse kunstzalen te kunnen houden.
Bruno Mertens, te Arnhem geboren, heeft
gedurende tien jaar de architectuur beoe
fend, alvorens zich geheel te wijden aan
de schilderktinst. Hij beschouwt Pablo
Picasso en Salvador Dali als zijn grote
voorgangers. Zijn echtgenote, die thans ook
schildert, genoot aanvankelijk een opleiding
voor concertpianiste. Zij wonen zeer ge
riefelijk, maar als zij hun ezels willen uit
zetten moeten zij eerst de eettafel onder
de bedden schuiven.
en trippen en pikken in grote aantallen
door elkaar.
Antonio brengt mij naar Piazza Bra,
waar een vervallen arena herinneringen
aan het Colosseum te Rome oproept. Ieder
jaar worden in dit stadion der oudheid van
eind Juli tot half Augustus beroemde
opera's opgevoerd. Van heinde en verre
stromen de aanvragen binnen en reeds lang
tevoren zijn alle plaatsen uitverkocht. De
goedkoopste plaats kost 400 lire (f 2.50)
en de duurste 3500 lire (f 21).
Op een Zondagmiddag klimmen we naar
het hoogstgelegen deel van de nog gro
tendeels in tact gebleven stadsmuur, om
naar een wielerwedstrijd voor amateurs te
gaan zien, die de ronde van Verona rijden.
Langs een bochtige, snel stijgende grint
weg zien we de coureurs moeizaam klim
men. Boven krijgen ze rust, want daar
volgt een gerieflijke autoweg, waarlangs
ze zich zonder inspanning in pijlsnelle
vaart omlaag kunnen storten, om dan na
enkele scherpe bochten het vlakke deel
van de ronde te bereiken.
„Maar jullie Wanest mag er ook zijn",
zegt Antonio. Hij wijst op enkele palmen
en olijfbomen. „We hebben hier altijd
lente", zegt hij. „De stad ligt in de luwte
van de heuvels en de koude winden strij
ken er juist overheen, 's Winters kan de
temperatuur wel eens om het vriespunt
schommelen, maar dan alleen 's nachts.
Soms ligt er 's morgens een heel dun laagje
sneeuw, doch de zonnewarmte doet dat
spoedig wegsmelten".
„En de bergen?" vraag ik met een wijde
zwaai naar het Noorden.
„Die zijn de hele winter met sneeuw
bedekt en dan wordt er veel aan skiën
gedaan".
„Maar 's zomers zal het hier wel ver
schrikkelijk heet zijn", zeg ik. „Ik heb wel
eens gehoord, dat Milaan dan een hel ge
noemd wordt".
„Dat is zo, maar ook in dit opzicht zijn
we hier zeer goed bedeeld. De temperatuur
stijgt gewoonlijk niet al te hoog". Verona
heeft een mild klimaat. H 7 A H