Gperaleven in West^DiiïtsIand Artistieke wonderen ondanks materiële moeilijkheden Verona beschouwt zich als Italië in het klein Concours Koningin Elisabeth Eerbewijzen DEZER DAGEN zag ik in de krant een afbeelding van een penning, geslagen ter herinnering aan onze grote dichteres Henrïëtte Roland Holst-van der Schalk. Tot mijn niet geringe verrassing had men op deze penning het geboortejaar der dich teres afgerond tot 1870. Volgens de burger lijke stand is zij in 1869 geboren, maar slechts een week voor het einde van dat jaar. Wie op zo'n klein verschil let, is een kniesoor, hebben de ontwerpers van de penning blijkbaar gedacht. De Schillenboer Dertig cent per jaar voor woningbouw Gezelligheid buitenshuis Rijdende studio Het zal de vaste bezoeker niet zijn ont gaan, dat de Nederlandse Opera voor het thans lopende seizoen meer dan voorheen haar gelederen heeft gesloten en, al'hans wat haar solisten aangaat, het systeem van een continueel beroep op gasten vaarwel heeft gezegd. Dit neemt niet weg, dat voor de topfuncties van dirigent en regisseur nog steeds - en terecht - de buitenlander er ten zeerste welkom is. Indien het besef groeit, dat wij voor een operakunst, die zich volwaardig noemen wil, nog veel te leren hebben van die landen, waar deze kunst al eeuwenlang inheems is, zijn wij op de goede weg. Zo vullen een Josef Krips en de pas benoemde Alexander Krannhals hier ware leemten aan en dringt de tijd, dat een vaste, ervaren en volbloed opera regisseur zich aan het Nederlandse opera toneel verbindt, om de nog al te vaak al leen maar verklede zangers en zangeressen te transformeren tot op elkaar ingespeelde dramatische figuren met - op den duur - een eigen stijl. In afwachting daarvan waren in het jongste verleden onder anderen de regis seurs Georg Hartmann (die in Januari denkt terug te keren voor „De Toverfluit") en Herbert Maisch (voor „De verkochte bruid") incidenteel hier werkzaam. Hart mann, thans te Stockholm, was na de oor log vijf jaar intendant te München en Maisch vervult deze functie bij het theater bedrijf in Keulen nog heden. Hun presta ties, alsook die van de gastdirigent Karl Elmendorff (Wiesbaden) en van het ge hele opera-ensemble der stad Essen, waar mede wij in het jongste Holland Festival door zijn opvoeringen van *Alban Berg's „Lulu" kennis mochten maken, waren aan leiding de blik voor een moment te rich ten naar de eigenlijke standplaats van en kelen van hen en daarmee tevens een zij het vluchtige indruk op te doen van het huidig opera-leven bij onze Ooster buren. In een pijpenlade Men zou zeggen dat dit leven, vergeleken bij toestanden van vóór de oorlog, zich nog verveelvoudigd heeft. Op één avond te kunnen kiezen uit een twaalftal opera opvoeringen alleen in het gebied van de Roer en de Beneden-Rijn (van Koblenz af) wil heel wat zeggen. Wij bepaalden ons ditmaal tot Keulen en tot Essen. De theatertoestanden in het zwaar ge troffen Keulen zijn ook nu nog verre van rooskleurig. Niettemin is er iedere avond ruimte voor opera of operette èn comedie en liggen de plannen voor het nieuwe operagebouw, dat 1400 zitplaatsen zal be vatten (het oude werd op enkele nog in gebruik zijnde repetitielokalen na ver woest) en dat op het terrein van het even eens verdwenen „Schauspiellhaus" verrij zen gaat, al enige tijd kant en klaar. Óf men het financieren zal met hulp van een groot-opgezette tombola met onder meer auto's als prijzen, gelijk te München nu twee jaren achtereen succes had, is nog niet bekend. Maar reeds het ontwerp,waar bij de zaal ook desgewenst verkleind zal kunnen worden, zou ons ten voorbeeld kunnen zijn. Keulen plaatst zich hiermee in de rij der nieuwe opera's van Frankfort en Hannover en erkent slechts Hamburg met een opera in aanbouw voor 1600 men sen en Stuttgart, waarvan het theater met 1500 plaatsen werd gespaard, nog boven zich. Op Keulen volgen dan in grootte Duisburg, Mannheim. Kassei, Düsseldorf. In deze laatste stad krijgt de Opera er be halve het oude ruim 1000 zetels tellende „Opernhaus" nog deze winter een tweede theater bij, opdat het lichtere genre niet telkens met de „grote opera" zal behoeven af te wisselen! Zover is Keulen echter nog in genen dele. Men behelpt zich daar al jaren met de aula der Universiteit voor het grotere werk (opera en toneel) en een klein voordracht zaaltje in het Museum voor Volkenkunde; dit laatste ten behoeve der „Kammer- spiele" (van Mozart, Lortzing) of de ope rette. Het museum is er te bezoeken in de pauzes en zo wandelt men met de „Figaro"- klanken nog in de oren langs Wajangpop en Japanse kris. Erger is dat de intendant aldaar het stedelijk orkest, dat de opera bedient, voorzover het de dertig man te boven gaat, die avonden vrij-af moet ge ven: de orkestbak heeft zijn zeer nauw getrokken grenzen. V/at daar, na aftrek van de niet te ontberen blazers voor de sterkte der strijkers, overblijft, laat zich raden. De vierhonderd gegadigden, die in dit pijpenlaatje amper onderdak kunnen vin den, zijn er nochtans alle avonden present. Wij zagen er een „Entführung" met een ingenieus aan vier zijden bruikbaar Turks bouwsel op de draaischijf en een „Freischütz" in kostelijke Biedermeier- costuums en moesten concluderen, dat Herbert Maisch, die voor de regie getekend had, op de even smalle als ondiepe scène ware wonderen had verricht. Het in 1950 geopende nieuwe „Opern haus" te Essen blijkt in vele opzichten een Ideaal gebouw. Het schenkt in ruime mate wat men wel in de eerste plaats van een theater-omgeving mag verlangen: rust, die ontvankelijk maakt om spanning en blijd schap ener kunstbelevenis zo intens moge lijk te ondergaan. Daarnaast biedt het ook de aandachtige beschouwer op zijn wan deling een reeks voortdurende verrassin gen. Daar is het trappenhuis, (moderne toepassing van de befaamde grote trap in het Franse kasteel Chambord), de doel matige vestiaire, de licht-ornamentiek en het lijnenverloop der flauw-gebogen wan den van deze zaal: kortom een samengaan van aesthetische en acoustische kwalitei ten, waarin oog en oor ruimschoots beha gen kunnen scheppen. De buitenstaander overweegt slechts of in dit dichtbevolkte centrum van het Roer gebied de achthonderd zitplaatsen dezer zaal nog wel toereikend zijn en de toeloop niet veel groter is dan men verwerken kan. Hij wordt in dit idéé gesterkt door de jongste prestaties van het ensemble, die hem na de „Lulu" van de afgelopen zomer opnieuw van de eigen stijl, die men hier doorvoert, kon overtuigen. Men gaat in Essen niet alleen moeilijk opvoerbare werken niet uit de weg, men stelt ze bovendien de moderne mens zo voor, dat deze de waarden, die de tijd te boven gaan, er onmiddellijk in kan aan voelen. Na „Elektra" van Strauss was in de opera-sector (men geeft te zelfder plaat se ook klassiek toneel) nu de beurt aan de „Macbeth" van Verdi, een werk, dat, hoe wel in 1847 ontstaan, door de omwerking achttien jaar daarna toch ook van de com ponist uit zijn latere tijd een beeld geeft. Men liet niet na er de grote lijn in te spe len van het Shakespeariaanse drama,waar in Verdi zijn diichter, die hij hier voor de Décor van Strenger voor „Macbeth" eerste maal durft aanpakken, zo goed ver stond. Er waren vele gelukkige factoren, die deze uitvoering begunstigden: Mario Rossi als dirigent, de man die in 1952 door zijn vervanging van de ziek geworden Furt- wangler bij de „Oteilo"-opvoeringen te Salzburg opeens vermaard werd en hier het slagvaardige orkest volledig naar zijn hand kon zetten, een hand, de meester waardig; de beproefde regie van de ook in Nederland thans bekende Hartleb. aan wiens onfeilbaar opera-oog wij in ons land nu juist zo'n dringende behoefte hebben: een over de hele linie voortreffelijk zan gersteam, waarvan men op de Lady van Paula Brivkalne slechts de paradoxale aanmerking kon hebben, dat zij niet meer uit het ensemble viel en dat haar zang „te mooi" was (Verdi wenste immers voor deze partij een zangeres, die deto neerde!). Tenslotte moet gewezen worden op net treffende, alle scènes omvattende symbo lische décor van Strenger, met zijn be klemmende, slechts door nauwe spleten onderbroken wanden, waaruit telkens speerpunten opflitsen als messteken, waar aan in de voortdurende misdaden dezer handeling het bloed nog leek te kleven. Verneemt men van het aan de „nieuw bouw" voorafgegane ooeraieven in deze industriestad na de oorlog, dat zich sedert September 1945 moest afspelen in een hötelzaaltje van een voorstad, dan ligt de noodzaak van een concentratie op de we zenlijke inhoud der uit te voeren werken in feite reeds hierin besloten, alsook het zich gemakkelijk losmaken van een niet meer in alle opzichten verantwoorde traditie, dat Een schillenboer uit Zoeterwoude begon zo van zijn waar te houden, dat hij niet langer wilde weten van het gebruikelijke eten. In plaats daarvan verteerde hij elk uur een portie schillenbrij, maar het gevolg was dat zijn koeien vergeefs om schillen bleven loeien. Daarom staat nu zijn vee in huis, terwijl hij zelve, zonder buis of broek, dus als een koe verkleed, braaf in de stal zijn schillen eet. Piet Zoethout wij allen van deze instelling thans kennen. Reeds in die tijd van materiële ontbering en technische beperking vonden in het zaaltje van Essen-Werden de eerste opvoe ringen in Duitsland plaats van .Cardillac" van Hindemifeh, van „Jeanne d'Arc an Bücher" van Honegger en van „Vin Herbé" of „Turandot"', waarin de scènische pro blemen opgestapeld liggen. Geen festival was hier nodig om een „Lulu" te jyagen en wil men een voorbeeld uit het nu lopende seizoen: na de „Mac beth" zijn het „Antigone" van Honegger en „II Prigioniero" van Dallapiccola, die op hun premières wachten. Zo is de bezoeker, die dit duistere Roergebied passeert, bij voorbaat reeds verzekerd van een artistieke avond „op het hoogste niveau". M. v. D. NU kortgeleden weer het concours te Brussel gehouden werd, waarvan in dertijd de kunstzinnige koningin Elisabeth van Belië de initiatiefneemster is geweest, moge ik enkele herinneringen ophalen aan het laatste concours voor piano, dat van Mei 1952. De jury voor de eindwedstrijden de „épreuves définitives" bestond uit dertien toonkunste naars van verschil lende nationaliteit, waaronder schrijver dezes ais Nederlan der. Voordat de deel nemers tot de eind- wedstrijd werden toe gelaten, hadden zij twee voorkeuringen te doorstaan, waarbij van de 86 candidaten er slechts 12 waardig werden bevonden om in de definitieve wedstrijd mee te dingen. Er waren twaalf prijzen, zodat de uitverkorenen allen een prijs konden verkrijgen en het er eigenlijk alleen op aankwam de rangorde der prij zen vast te stellen naar gelang der pres taties. Helaas brachten de zes ingeschreven jonge Nederlanders het gezamenlijk niet verder dan de tweede voorproef. Het zou interessant zijn, de oorzaken hiervan nader te bestuderen. De leeftijdsgrenzen waren tussen 15 en 30 jaar. De eindwedstrijden werden gehouden in de grote zaal van het Paleis voor Schone Kunsten, waar voor de jury de eerste rij van het balcon was gereserveerd. Er wer den ons drie verzoeken gedaan ver zoeken, die eigenlijk verplichtingen be tekenden. Ten eerste: om vóór de uitslag met niemand uit het publiek, maar ook niet met mede-juryleden van gedachten te wisselen over de candidaten. Zeer be grijpelijk en bovendien prettig om aan te voldoen. Ten tweede: om tijdens de aan wezigheid op onze plaatsen door geen enkele gelaatsuitdrukking, beweging of welke uiting dan ook, blijk van instem ming of afkeuring te geven. En ten slotte: om niet te applaudisseren. Deze laatste twee voorschriften waren iets moeilijker in practijk te brengen, want het is niet zo eenvoudig om, als een pianiste er vol komen uitraakt in een concert met orkest, de hele zaal met de situatie meeleeft en tal van meewarige hoofden naar het bal con kijken, een gezicht te trekken of men eigenlijk niet weet wat er aan de hand is. Arthur Rubinstein gelukte dat niet en hij liet zich plotseling de woorden: „Ah, pauvre fille" ontvallen. Bij een uitstekend geslaagde vertolking van het Eerste Con cert van Brahms begon deze spontane kun stenaar te klappen, maar toen hij zag, dat wij dat geen van allen deden, herinnerde hij zich de afspraak, en zei berouwvol: „O, mon Dieu. De voordrachten waren over enige dagen verdeeld. Aan het orkest van de Nationale Belgische Radio-Omroep onder zijn diri gent Franz-André was het begeleiden der solisten opgedragen. Iedere candidaat moest namelijk twee werken met orkest- spelen en wel het verplichte pianoconcert en een concert naar keuze. Men had onder de Belgische componisten een prijsvraag uitgeschreven voor een pianoconcert, waarbij hét bekroonde opus als verplicht stuk werd aangewezen. Het was een compositie van Raymond Che- vreuille, een gematigd modern werk, tech nisch zeer moeilijk, maar goed voor het solo-instrument en het orkest geschreven. Voor het zelfgekozen concert hadd'en vier van die deelnemers zich met mannen moed geworpen op het Eerste van Brahms, een voor keur die te merk waardiger was, om dat diit opUS f5 in verhouding tot de zware technische eisen die het sitelt, niet bijzonder dank baar is. Overigens was dilt ook het werk, dat door de eerste prijswinnaar, Leon Fleisher (Amerika) op imposante en overtuigende wijze ton gehore werd ge bracht. Verder hoorde men dc volgende werken elk éénmaal: Beethovens Vierde en Vijfde Concert, Schumann, het Vijfde van Saint-Saëns, het Tweede van Chopin, het Tweede van Rachmaninof en het Concert van Ravel. Zoals bij concoursen altijd het geval is, nam de spanning in de zaal toe, naarmate de laatste zitting naderde. Handtekeningen van de favoriete candidaten werden in de corridors al ijverig door enthousiaste be wonderaars en bewonderaarsters ver zameld. Ik zag een jong Frans pianistje van achttien jaar met een stoer gezicht kwistig zijn naam uitdelen. Toen de twaalf jonge mensen ten slotte allen tegelijk op het podium stonden om de uitslag te ver nemen en de jeugdige Fransman hoorde, dat hij maar de elfde prijs had veroverd, was hij zo teleurgesteld, dat de water landers te voorschijn kwamen. De jury had de opdracht, na de laatste zitting haar puntenlijsten in te leveren. Er werd ni^t over de prestaties gediscussieerd een systeem, dat natuurlijk zeer ver dedigbaar is en volkomen eerlijk. Toch meen ik dat men even goed tot een zuiver oordeel kan komen als in twijfelgevallen overleg zou worden gepleegd. Bij de bekendmaking van de prijzen bracht de voorzitter, Marcel Cuvelier, hulde aan Koningin Elisabeth, die alle voordrachten had bijgewoond en hare be langstelling voor de kunst zoveel jaren op intense wijze had betoond. Het werd een hartelijke ovatie, die buiten het gebouw nog werd voortgezet toen de Koningin wil de wegrijden. „Merci, merci, vive la Reine!" klonk het onder een geweldig ge juich rond de auto, die maar met moeite uit de menigte kon worden vrijgemaakt. Ik hoop later op het voor en tegen van dergelijke wedstrijden, de vraaig naar de artistieke betekenis ervan en de verschillen tussen de binnen- en buitenlandse vor ming der toonkunstenaars terug te komen. Daar zijn meer problemen aan verbonden, dan het zo uiterlijk lijkt. WILLEM ANDRIESSEN Signor Antonio Marcolini is trots op zijn fonkelnieuwe flat. Drie maanden geleden nog bewoonde hij een ca- tapecchia, zoals hij het noemt, een krotwoning wel ke hij tengevolge van de oorlogsbombardementen noodgedwongen had moeten betrekken. Er wordt ge bouwd in Verona. Snel breiden de fraai aangelegde buitenwijken, die enigszins aan Ovcrveen doen denken, zich uit. Het ene palazzo wordt naast het andere uit de grond gestampt enor me flatwoningen waarin tien tot twintig families een gerieflijk onderkomen vin den. „Het is een mooi gebaar van de staat", zegt Antonio met overtuiging. Wij vor men een huisraad uit ver tegenwoordigers van gezin nen die aan de bouw van een palazzo willen deelne men, de slaat schenkt ons een lening welke slechts gedeeltelijk terug betaald behoeft te worden in de vorm van kleine maande lijkse aflossingen en na een bepaald aantal jaren bezit ieder zijn eigen woning. Als ik een appartamento moest huren, zou ik per maand veel duurder uit zijn èn je wordt nooit je -eigen baas. Trouwens, ook de staat vaart er wel bij, want op die manier kunnen de werklozen aan het werk ge zet worden. En als je het goed nagaat, betalen we het overige gedeelte van de le ning zelf. Alle Italianen moeten per jaar namelijk dertig cent betalen, waar mee de woningbouw gefi nancierd en gestimuleerd wordt. Wij zijn met zoveel millioenen, dat er in één jaar een enorm bedrag bij elkaar komt". Het flatgebouw, waarin Antonio zijn appartemento heeft, is nog niet geheel af gewerkt. Het is kaal en koud in het trappenhuis: de ruiten en de marmerbe kleding ontbreken. De om muurde tuin wordt zo spoe dig mogelijk aangelegd. Als men hier te lang mee wacht, riskeert men een boete van de gemeente, want men moet zich nu eenmaal bij het stadsplan aanpassen. De flats zelf zijn echter geheel gereed en in gebruik genomen. Ze bevatten een huiskamer, een eetkamer, drie ruime slaapkamers, een van alle gemakken voorziene badkamer en een keukentje. De huiskamer zou in Nederland wellicht de naam keukenkamer dra gen. De vloer bestaat uit ingelegd marmer. Vloer kleed, behang en gemakke lijke stoelen ontbreken. Een Nederlandse huiskamer doet hierbij vergeleken weelde rig aan. De eetkamer is een salonachtig geval, waarin slechts op hoogtijdagen de maaltijden worden genoten in een sfeer van bijna Ne derlandse gezelligheid. De badkamer bevat ook toilet en de enige wastafel van het huis. Het amphitheater van de arena in Verona. Er is wel eens meer zo'n-vereenvoudiging voorgekomen, toen men een publieke fi guur wilde huldigen. Voor jaar en dag is er een gedenkbord van Van Heu'.sz ver vaardigd, waarop de naam van de geëerde vermeld stond als Van Heutz. Een klei nigheid, ongetwijfeld. Niet iedereen kent de juiste gegevens en niet iedereen, die cr v:el van op de hoogte is, is schoolmeester achtig genoeg om over zo'n vergissing te vallen. Misschien echter is een dergelijke vergissing niet volkomen onschuldig. Mis schien behoort zij wel tot het genre, waar over Freud zulke onthullende mededelin gen heeft gedaan. Men zou dan kunnen vermoeden, dat het gebrek aan exactheid, ten toon gespreid door de lieden, die deze herdenkingsstukken vervaardigen, een ze ker gebrek aan eerbied verraadt voor de figuur, die zij juist zo nadrukkelijk willen huldigen. Dat zij zich meer bekommeren cm het gebaar, dat hen immers zelf ook eert. En als men er een heel scherpe bril bij opzet, zou men misschien niets anders ontdekken dan gewone menselijke ijdel- heid. zonder een zweem van die eerbied, die het, onder vele andere eigenschappen, niet zonder exactheid kan stellen. Een jaar of vijf geleden heeft een zekere regering aan de schooljeugd een rijmprent laten uitreiken, ter gelegenheid van het jubileum der landsvorstin. De naam van de vorstin luidde volgens deze prent Wihel- mina. Dat was ook maar een kleine ver gissing, en de liefde en de achting voor de gehuldigde hebben er niet onder geleden. Laten we hopen, dat ook aan de liefde voor Henriëtte Roland Holst, die in 1869 is geboren, geen afbreuk zal worden ge daan door de vermelding van een foutief geboortejaar. En vooral, dat men haar werk zal blijven lezen. Want dat Is ten slotte de enige werkelijke hulde, die men haar kan bewijzen. M. MOK In dit wereldje voelt Antonio zich heer en meester. Hij gebiedt er over zijn rustige, steeds zorgende vrouw, kibbelt er met Gianna, de babbelziekte dochter, redeneert er met zijn kalme 25-jarige zoon en ver zorgt er zijn kanariepietjes en plantjes op het lange balcon. Dat wil zeggen, voor zo ver hij er de gelegenheid toe heeft, want van October tot half Juni onderwijst hij 's morgens de schooljeugd, 's Middags en 's avonds geeft hij bijlessen aan de vele kinderen, die moeilijk mee kunnen komen en toch over moeten gaan of voor een toe latingsexamen moeten slagen. Ook de va- cantietijd is grotendeels gevuld met het geven van bijlessen en het afnemen van examens. Slechts door deze „bijverdienste" kan hij een behoorlijk bestaan leiden. Met een zekere voldoening toont hij de kostbare serviezen en ander fraai huisraad, die hem door dankbare ouders geschonken werden, nadat hun kind het er goed had afgebracht. „Eigenlijk is het bedrog", zegt Antonio eer lijk. „In drieënhalve maand vacantie voe ren ze niets uit. Maar je strijkt eens over je goede hart en laat ze toch slagen". Italianen houden van babbelen. Daarin juist schuilt voor hen een groot deel van de gezelligheid, welke wij Nederlanders bin nenskamers zoeken, 's Avonds na een uur of negen en 's Zondags na de kerkdienst wandelen vrijwel alle inwoners door' de straatjes en over de pleinen van hun oude stad. Voor zover ze niet verloofd zijn, lo pen jongens bij jongens en meisjes bij meisjes. Het klinkt misschien ongelooflijk, maar ze kijken nauwelijks naar elkaar. Geen plaatsje op de terrasjes voor cafés en restaurants blijft onbezet. De Italianen drinken er een espresso of cappuccino, een glas spuitwater of vermouth en lezen ver der hun krantje of babbelen gezellig met elkaar over alles wat ze maar te vertellen hebben. En dat is niet zo'n klein beetje! Als het over politiek gaat en dat ge beurt nog al eens, teveel misschien ra ken de gemoederen spoedig verhit. Ieder heeft zijn eigen mening en er ontwikkelen zich hooglopende twistgesprekken, die plotseling beëindigd worden met een kwinkslag of een dronk op eikaars gezond heid. Verona is een prachtige stad van onge veer 200.000 inwoners. De Adige, een van de brede, snelstromende zijrivieren van de Po, stroomt er met een grote lus doorheen. In deze lus is het oudste deel van de stad gelegen. Signor Antonio Marcolini kent het Italië in het klein, zoals hij Verona noemt om aan te duiden dat het alles vertegenwoor digt wat zijn vaderland te bieden heeft, op zijn duimpje. Hij neemt mij mee naar Piazza delle Erbe, het Groentenplein, waar een slanke, bijna honderd meter hoge to ren zich verheft. Op een losstaande zuil ziet men de gevleugelde leeuw, het sym bool van Venetië, dat hier eens de over heerser was. Antonio loopt verder en we komen uit op Piazza dei Signori (het He renplein) en opeens vraag ik mij af, of ik mij werkelijk in Verona bevind. Alles doet aan Venetië denken, alleen het grote beeld van de peinzende Dante valt enigszins uit de toon. Door het ontbreken van gemotori seerd verkeer heerst er een Venetiaanse rust, welke echter nu en dan op afschuwe lijke wijze verstoord wordt door het ge knetter van een verdwaalde scooter. Het plaveisel bestaat, evenals op het Sint Mar- cusplein van de eens zo rijke koopmans stad in de Adriatische Zee, uit grote, ge zellig aandoende tegels. Boven op de muren van de in Venetiaanse stijl opge trokken paleisgebouwen met de forse burchttoren, zitten honderden en honder den duiven naast elkaar te koekeloeren. Zodra zij echter in de gaten krijgen, dat er lekkers voor hen wordt neergestrooid, komen zij klapwiekend omlaag gevlogen Dit is het huis van de familie Capulet met het balcon van de dank zij Shakespeare onsterfelijke Julia. Een Nederlandse schilder en zijn Zwitserse echtgenote Bruno en Susana Mertens hebben hun woningprobleem opgelost door in een zelfgebouwde caravan door Europa te trekken. Hun wagen staat thans aan de oever van de Seine, want het echtpaar hoopt binnenkort een tentoonstelling in een der Parijse kunstzalen te kunnen houden. Bruno Mertens, te Arnhem geboren, heeft gedurende tien jaar de architectuur beoe fend, alvorens zich geheel te wijden aan de schilderktinst. Hij beschouwt Pablo Picasso en Salvador Dali als zijn grote voorgangers. Zijn echtgenote, die thans ook schildert, genoot aanvankelijk een opleiding voor concertpianiste. Zij wonen zeer ge riefelijk, maar als zij hun ezels willen uit zetten moeten zij eerst de eettafel onder de bedden schuiven. en trippen en pikken in grote aantallen door elkaar. Antonio brengt mij naar Piazza Bra, waar een vervallen arena herinneringen aan het Colosseum te Rome oproept. Ieder jaar worden in dit stadion der oudheid van eind Juli tot half Augustus beroemde opera's opgevoerd. Van heinde en verre stromen de aanvragen binnen en reeds lang tevoren zijn alle plaatsen uitverkocht. De goedkoopste plaats kost 400 lire (f 2.50) en de duurste 3500 lire (f 21). Op een Zondagmiddag klimmen we naar het hoogstgelegen deel van de nog gro tendeels in tact gebleven stadsmuur, om naar een wielerwedstrijd voor amateurs te gaan zien, die de ronde van Verona rijden. Langs een bochtige, snel stijgende grint weg zien we de coureurs moeizaam klim men. Boven krijgen ze rust, want daar volgt een gerieflijke autoweg, waarlangs ze zich zonder inspanning in pijlsnelle vaart omlaag kunnen storten, om dan na enkele scherpe bochten het vlakke deel van de ronde te bereiken. „Maar jullie Wanest mag er ook zijn", zegt Antonio. Hij wijst op enkele palmen en olijfbomen. „We hebben hier altijd lente", zegt hij. „De stad ligt in de luwte van de heuvels en de koude winden strij ken er juist overheen, 's Winters kan de temperatuur wel eens om het vriespunt schommelen, maar dan alleen 's nachts. Soms ligt er 's morgens een heel dun laagje sneeuw, doch de zonnewarmte doet dat spoedig wegsmelten". „En de bergen?" vraag ik met een wijde zwaai naar het Noorden. „Die zijn de hele winter met sneeuw bedekt en dan wordt er veel aan skiën gedaan". „Maar 's zomers zal het hier wel ver schrikkelijk heet zijn", zeg ik. „Ik heb wel eens gehoord, dat Milaan dan een hel ge noemd wordt". „Dat is zo, maar ook in dit opzicht zijn we hier zeer goed bedeeld. De temperatuur stijgt gewoonlijk niet al te hoog". Verona heeft een mild klimaat. H 7 A H

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15