Hotelkamers in een grot
Grepen uit de geschiedenis van het
SHAKESPEARE MEMORIAL THEATRE
in Stratford aan de Avon
Franse paragraaf
Onregelmaat
J. TADEMA SPÖRRY
I
Werken van Hollandse
meesters in Rome
Hotelkamers in
een grot
Vervolg van pagina 4
Hoogtepunten
Oude manuscripten uit Oostenrijk
PARIJS, Januari - - De congierge, die
tweemaal per week komt om het apparte
ment schoon te maken, is een opgewekte
maar onvoldoende kracht. Als zij een
schrijftafel heelt afgestoft, ligt er nog steeds
een randje stof en as rond de voorwerpen
en de stapels papier. Het is duidelijk dat
zij nooit iets optilt, maar wel is zij onbe
perkt toegankelijk voor verzoeken en aan
sporingen, zeker als die versterkt worden
met een verontschuldiging: „U weet hoe
Hollanders zijn: ziekelijk proper; men kan
zoiets niet ernstig opvatten, maar men kan
het ook niet makkelijk veranderen." Na
'n dergelijke inleiding kan men haar vragen
wat men wil, en er op rekenen dat zij het
uitvoert: de verwarring op de schrijftafel
is er al dadelijk het bewijs van. De volgen
de keer zijn er dan weer de raampjes van
stof en as, en het is niet makkelijk om het
zelfde verzoek nog eens in te dienen; men
heeft het gevoel dat dat nu ook niet rede
lijk zou zijn de stapels zijn immers
vorige keer al opgetild. Er is niet veel tegen
deze argumentatie in te brengen, vooral
omdat zij natuurlijk niet onder woorden
gebracht wordt. Voorlopig zijn er dan wel
nieuwe aansporingen en verzoeken te vin
den; pas na een maand of wat komt het
probleem van de schrijftafel weer ter
sprake, als iets geheel nieuws, dat daarna
weer enige tijd onbruikbaar is.
Men raakt daar al snel aan gewend, zoals
cok aan allerlei andere onregelmatigheden
in het Franse leven. Het grootste bezwaar
van een langdurig verblijf in een goedge
ordend gebied als Nederland is, dat men
bang wordt voor verschrikkingen van wan
orde, die bij nader inzien van niet veel
belang zijn. Zo de laatste staking van een
deel van het P.T.T.-personeel: eerst leek
het uitblijven van de post alleen ergernis te
voeden, maar later blijkt dat het integen
deel een verheugende afwisseling in de
dagelijkse routine geeft. Men tuurt vreed
zaam over zijn ontbijt naar buiten en mij
mert over de vermoedelijke inhoud van de
vermoedelijke brieven, die op enkele kilo
meters afstand van hun bestemming voor
onbepaalde termijn tot stilstand zijn ge
komen. Het is de vrijheid van een ware
vacantie; zelfs de plicht tot ontspanning
zoeken, die zoveel vacanties bederft, blijft
nu achterwege. Wie iets wil inbrengen
tegen stakingen, zal zich zorgvuldig moeten
beroepen op de schade aan de nationale
economie; het ongerief voor het publiek
wordt grotendeels goedgemaakt door de,
bij sommigen misschien onherkenbare, vol
doening over de verstoorde eenvormigheid
van alle dagen.
Hoe onuitstaanbaar vervelend wordt op
den duur niet het rijden in de métro, die
altijd hetzelfde is: men zou kunnen hun
keren naar een nieuwe staking, zoals die
in Augustus, toen op sommige lijnen niet
gereden werd en op andere af en toe, en
men bovendien de vreugde kon ondervin-
dev van gratis ritjes, wanneer ergens een
controleur niet verschenen was, of wat
vroeger naar huis gegaan. Het wordt ook
een sleur als men, behalve op de ene slui
tingsdag per week. steeds weer de bakker
in zijn winkel vindt: er kwam een nieuwe
frisheid in de lucht toen, een week of wat
geleden, de bakkers één dag staakten, met
op hun winkeldeur een verklarend bulletin,
veel te lang om te lezen. En dan het Gare
St. Charles van Marseille, deze zomer op
een stakingsdag: een rust als in de hal van
eer; handelskantoor op Zondag, hier en daar
een stuk trein dat op de rails stond alsof
het er evengoed naast had kunnen staan,
en het vergeefs wijzen van bordjes met
namen van steden die vroeger maar een
paar uur weg lagen.
Men zal zulke pauzes des te warmer
koesteren, als men denkt aan de dolle
dagen, waarop de normale loop van zaken
hersteld wordt: de overvolle treinen, de
ochtendpost die veel te haastig beantwoord
moet worden. Wie mocht denken dat de
fout bij de pauze ligt, niet bij hervatting,
zal toch merken dat hij in de practijk van
de herinnering geen kwaad wil horen van
de ongewone dagen. Het belang van een
Boepele maatschappelijke organisatie zon
der haperingen is in dit economisch gezinde
tijdvak moeilijk te ontkennen; maar wie
nooit een week lang 's ochtends de stof en
as van zijn schrijftafel heeft geblazen in-
plaats van de ochtendpost te lezen of de
trein te nemen, kan niet weten hoeveel hij
er voor moet missen.
vertelt over het leven in het vreemd land van de Aurez,
het oude Aurus. Een woest bergland met rode hoog
vlaktes en zwarte bergkammen, doorsneden met diepe,
steilwandige kloven, waarin honderden meters diep de
rivieren bruisen, die het leven schenken aan de wonder
mooie oases, die op de hoogvlaktes zonder water niet
kunnen bestaan. Een land waar alle kleuren rood, van
een teer schelprose tot een vorstelijk diep purper, het
land zijn karakter geven. Alleen op de bodems van de
dieprode ravijnen .geeft het helle groen van de oases
een ander kleurengamma.
S AHARA
Een wonderlijk land, deze Aurez! Het vormt een onderdeel van
het Atlasgebergte en het is maar heel dun bevolkt. Daarvoor
is het bebouwbaar oppervlak te klein. In vroegere tijden zorgden
de Berbers, die in deze onherbergzame streken hun zware stenen
huizen bewonen, er zelf wel voor dat hun aantal niet te groot
werd. De bloedvete was daartoe een heerlijk middel, maar onder
onze moderne beschaving is hiervoor geen plaats meer en daarom
komen er nu veel te veel Berbers en is er veel te weinig voedsel.
En dus lopen de Berbers in de steun.
Het allermooiste stukje van de Aurez, het neusje van de zalm,
is Rhouffi, een minimaal dorpje, dat als een stenen arendsnest
aan de loodrechte rotsmuren gekleefd hangt. Rhouffi bestaat uit
een handvol stenen huizen, een verwoeste acropolis op een berg
top en wat waarschijnlijk het allerzonderlingste hotel van de
wereld is.
Om Rhouffi te bereiken moet men zich toevertrouwen aan een
vrij gammele bus, bestuurd door een woeste maniak, die niet
liever wil dan zijn voertuig op twee wielen jankend door haar
speldbochten drijven langs afgronden, die
het hart doet bonzen in de keel inplaats
van op de plek waar het hoort. De bus zelf
is afgeladen met alle mogelijke mensen. Er
zijn waardig-rustige Arabieren, die zich ner
gens iets van aantrekken en keurig rechtop
zitten te slapen. Er zijn een paar gen
darmes, die met vacantie gaan naar Bis
kra, na een maandenlange zware d'ienst,
zodat ze wild-uitgelaten zijn van vrolijk
heid. En verder zijn er Berbers, de man
nen vrolijk maar niet luidruchtig, de
vrouwen volmaakt onzichtbaar onder door
hun mannen zorgzaam over hen uitgespreide bontgekleurde
tafelkleden. Daaronder zitten de dames zachtkens te smoren,
maar ze lijden in stilte. En het vreemde is dat de Berberdame
in het daagse leven met een ongesluierd en zeer zelfbewust ge
laat door het leven gaat! Maar de mannen vinden het contact in
de bus blijkbaar wat al te intiem. En de vrouwen geven hen
hierin (zeer verstandig!) hun zin, want verder heerst in de Aurez
het matriarchaat en de vrouwen hebben het in alles voor het
zeggen.
\V/"ie het in zijn hoofd haalt in Rhouffi te willen gaan logeren,
W doet wijs eerst even bij de Administrateur Civil aan te gaan,
die de scepter zwaait over dit grote land. Deze waarschuwt dan
via een ingewikkeld systeem van telefoontjes en ijlbodes de
Arabische manager van het hotel, zodat deze zich kan gaan pre
pareren op gasten. Met de bus geeft hij het eten mee, dat deze
gasten tijdens hun verblijf zullen consumeren. Want in Rhouffi
zelf is buiten koeskoes (in olie gebakken schapevlees) en dadels
niets te koop dat de vreemdeling kan bekoren, afgezien van
wondermooie tapijtjes en primitief aardewerk.
En zo wordt men dan op een alleronverwacht ogenblik ineens
uit de bus gezet met bagage en doos eten. Een gespierde hand
wijst vaag naar links dat daar Rhouffi ligt in de bergkloof. De
bus rijdt rommelend en zwaaiend weg. Men voelt zich lichtelijk
aan de heidenen overgeleverd en bekijkt met afgrijzen de zware
bagage, maar reeds komen er in de verte witte figuren aange
draafd. die vrolijk wuiven. Even later drukt men de handen van
een sfel vrolijke, knappe jongens, de bagage wordt op stoere
schouders geladen en daar gaat het op of liever neer naar
Rhouffi. Want voor men het weet staat men aan de rand van een
kloof, waarvan de wanden zo steil zijn dat ze naar binnen over-
kragen. Men hoort het geraas van veel snelstromend water, diep
beneden ruist de wind in frisse groene dadelkruinen en stralen
groene tuintjes en vruchtbomen van een juwelig groen.
De afdaling in de canon krijgt men niet cadeau. Er is niets
dan een geitenpad vol kronkels, glibbers en rollende stenen. Wel
zijn er als hulp een aantal allerliefste kleine meisjes in fel-
gebloemde jurkjes en rinkelend van zilveren sieraden, maar deze
lieverdjes houden aan het einde van de tocht allemaal een eisend
handje op voor „cinq francs, Madame" en barsten in liederlijke
taal uit als blijkt dat men over niet voldoende vijf-franc-stukken
beschikt. Een heerlijke herinnering uit de oorlog, toen er
nog al eens Amerikaanse soldaten hier kwamen met verlof. Als
overal ter wereld slaagden ze er in de bevolking tot geroutineerde
bedelaars te degraderen. Gelukkig weten de kinderen na een
paar dagen, dat we ondankbare buit zijn en ze laten ons dan ook
maar met rust, behalve dat bij tijd en wijle een welgemikte
kiezelsteen van de hoge rotswand met verbluffende juistheid de
schedel weet te vinden. Maar ook dat went.
Na de afdaling moet men waden door de oued (rivier) die na
overvloedige voorjaarsregens wild en woest tussen de rotsblok
ken doorbuldert. Het springen van steen op steen vereist nog wat
handigheid en helemaal droogvoets komt men er dan ook niet
doorheen. En na de rivier moeten we weer omhoog langs weer
een ander geitenpad, want daar in de hoogte 'ziet men tegen de
loodrechte rotswand, die bovenaan bedenkelijk overkraagt, rose-
gekalkte muren met ramen en deuren erin. Ons hotel. Een hotel
gebouwd in een grot!
De eerste indruk van het hotel is meer dan verbluffend. De grot is
reusachtig in de breedte en een meter of vijf diep. De zoldering
bestaat uit stalactieten. In deze grot zijn met scheidingsmuur!jes kamers
afgebakend. Er werd een gevelmuur voorgehangen en ziedaar het hótel.
Eenvoudiger kan het niet. De stalactielen zijn het plafond en mocht
er ergens een waterdrup zijn, die nieuwe stalactielen vormt, dan is er
in de cementen vloer een keurig gootje gemaakt dat dit water de kamer
uitvoert. 7.o'n kabbelend beekje onder liet bed is een geheel nieuwe
sensatie. Maar er zijn vaste wastafels in iedere kamer met een kraan
voor heet en voor koud. liet water komt uit een bronnetje dat uit de
rotswand ontspringt. Voor heet water zorgt een primitieve verwarming,
die echter niet wordt ontstoken voor twee gasien. Brandhout is goud
waard in de Aurez.
MIDDELLANDSE 2F.E
TRlPOLITAMlI
n de eetzaal zijn de stalactieten bij wijze van geraffineerde
decoratie witgekalkt. Op een plek, waar erg veel waterdrup
pels vallen zorgt een plaat golfijzer voor bescherming voor wie
aan het tafeltje eronder zit. Aan de stalactieten bungelt een rijtje
monsterlijk grote citroenen, grapefruits en sinaasappels uit de
tuin van de Caïd zoals de Arabische hotelhouder ons vertelt. De
Caïd is de rijkste man wijd en zijd uit de omtrek. Hij heeft zich
de weelde gepermitteerd een huis te bouwen midden in de
palmeraie, waar de grond kostbaarder is dan alle schatten uit
het Oosten. En daar teelt hij fruit dat zijns gelijke niet heeft in
heel Algerije. Bovendien is deze Caïd niet alleen een rijk, maar
ook een heilig man, weshalve hij de titel van Marabout voert.
Na een paar dagen voelen we ons al zo thuis als hebben we
nooit anders dan in een grot gewoond.
We eten ons rond aan de kostelijke spij
zen, die onze gastheer-kok tovert uit de
ingrediënten van de voedsel-rioos, die
we meebrachten. We krijgen linzensoep
voorgezet, dat zelfde gerecht waarvoor
Ezau- zijn eerstgeboorterecht verkocht en
we kunnen ons Ezaiu's gemoedstoestand
voorstellen. En we vinden het een mis
selijke streek van Jacob dat hij Ezau
niet zo maar voor niks van die soep gaf.
Wij zouden dat vast wel gedaan heb
ben
Om ons ligt het woeste, stille land te branden in de voorjaars
zon of we zien de bergruggen zich krommen onder geselende
stormvlagen en kletsende regen, die ijskoud de dorstige grond
doordringt. Van de hoger gelegen bergkommen stort dan het
water in donderende watervallen en beken naar omlaag van rots
op rots. Geel is het water van het meegevoerde slik. Hele bomen
sleept het mee en soms dode dieren, schapen en geiten, die niet
snel genoeg konden vluchten, toen de stortvloeden er aan kwa
men. Het klimaat is even woest en even grillig als het land zelf.
Binnen het uur wisselt het van lauw zomerweer tot een ijzige
natte koude, die tot in het merg doordringt. Soms is de hemel
stralend blauw, de lieve lange dag door. maar tussen de bergen
hangt een zwaar wolkendek, dat iedere zonnestraal weert en in
de vallei is het somber en koud. Dan klimt men de kloof uit en
zwerft over de einde oze hoogvlaktes, waar de kinderen hun
kuddes weiden. Daar brengen ze de dag door met rondzwerven,
met het bouwen van stenen huisjes, met fluiten op een rieten
fluitje, met slapen in de zon. En als een laaiende zonsondergang
de hemel in vlam zet van horizon tot horizon, tot alle bergen
rondom glanzen van een wondermooi gloeiend rozerood, als de
jakhalzen hun avondlied gaan zingen, dat door alle honden van
Rhouffi met woest geblaf wordt begroet, dan komen de kleine
zwarte silhouetjes van de kinderen met hun kudden langs de
steile hellingen omlaag en mengt het klagelijk gemekker van
jonge geitjes zich met het koor van jakhalzen en honden. Over
de palmen scheren de zwaluwen in duikelende vlucht. Hun buik
jes zijn topaasgeel en de ruggen kleurde Allah met hetzelfde
prille goudgroen van jong voorjaarsblad. Op vooruitspringende
rotsblokken staan kleine jongens met meterslange hengels en
proberen de snelle vogeltjes te verschalken, met wormen en
vliegen aan de haakjes. Uit de vlammende hemel valt een havik
als een steen omlaag. Zijn vleugels doorklieven de lucht met het
geluid van scheurende zijde. Vlak boven de dadelkruinen krijgt
hij een grijze duif te pakken en met een paar forse slagen werkt
hij zich weer omhoog. Daar heeft hij zijn nest vol hongerige
jongen en daar woont ook het paar reusachtige zwarte kraaien,
die zijn doodsvijanden zijn.
In de huizen worden één voor één de kleine vuurtjes ont
stoken voor de avondkoeskoes. Als een ijle dunne zuil stijgt de
lichtblauwe rook omhoog in de stille geurende lucht. En als alles
stil is in de oase verrijst een ronde zilverwitte maan boven de
zwartkartelige rotswand en drijft tussen de ontelbare koude
blauwwitte sterren. Uit de huizen komen de mannen in hun witte
burnoes en slenteren zachtpratend over de paadjes langs oued
en door de tuinen. Er zingt een vogel in een abrikozenboom. Een
nachtegaal? Het is een zilveren kralensnoer van geluidjes, die
langs een manestraal omlaag glijden en weer omhoog tot een
zuivere hoge toon bereikt wordt, die amper meer hoorbaar is.
(Lees verder op paigina 6).
In het „Palazzo dell' exposizione" te
Rome is een tentoonstelling geopend van
190 werken van Hollandse meesters uit
de zeventiende eeuw. Deze expositie, die
uitgaat van het Nederlandse ministerie van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen,
omvat onder meer werken van Rem
brandt, Vermeer en Ruysdael. De opening
geschiedde door de Nederlandse gezant.
Een scène uit de op Nieuwjaarsdag be
gonnen reeks voorstellingen door de
Haagse Comedie van „Deze vrouw mag
niet branden" van Christopher Fry in
de vertaling van Bert Voeten, rnet Myra
Ward als Jennet Jourdemayne en Paul
Steenbergen als Thomas Mendip tegen
het sublieme lentedécor van Wim
Vesseur.
Het leven is goed in Rhouffi, het is rustig
en weinig gecompliceerd. Gaandeweg
leren we via onze gastheer de mensen van
het dorp kennen. De zoon van de Caïd, lang
en mager, met een streng en hoekig bruin
gezicht in de kap van zijn smetteloos
blanke wollen burnoes. Hij beheert de tui
nen van zijn vader. De Imam van de kleine
witgepleisterde moskee. Het gezin van de
gastheer met de aardige kleine kindertjes,
de enige wie het bedelen streng verboden
is door een verstandige vader. Zijn mooie
oudste dochtertje met de haast te grote
nachtzwarte ogen in het zachte, ronde,
bruine toetje. Zijn vrouw, zelfbewust en
knap. Zijn broer met het vrolijke, brutale
gezicht, zich zeer bewust van zijn eigen-
'cmÈVÈk
Ben Houda Shadi uit Shassera
waarde. Maar zoals hij een geit aan het
spit kan roosteren boven een knappend
vuur, zo kam het geen ander.
Jjn niet te vergeten een statige oude dame,
gebogen over een stokje. Haar gelaat is
dat van een grande dame, heerszuchtig, mager
en aristocratisch. Haar kleren hangen in vod
den, maar ze draagt kilo's zilveren sieraden, de
erfstukken van haar familie. Ze is arm als de
mieren, maar geen vrouw wordt meer gerespec
teerd dan zij. Ze is een dubbele moordenares
en ze leeft t an de steun en geen die zich daar
iets van aantrekt. Ook de Fransen niet. Ze be
hoort tot een vooraanstaande familie en deze
leefde in de grootste onmin met een andere
vooraanstaande familie. De bloedvete floreerde
tussen de wederzijdse familieleden. Bij tijd en
wille vielen er slachtoffers en toen van haar
„clan" twee mannelijke leden waren gesneu
veld, waarvan de ene liaar verloofde was, toen
besloot de destijds nog mooie jonge vrouw in
wilde woede zich te wreken. Twee mannelijke
leden van de vijandige familie vielen onder
haar welgemikte kogels. Haar straf was niet al
te zwaar, de Fransen hielden rekening met de
omstandigheden en ze had zich een faam ver
worven, die door de hele Aurez werd erkend.
Z.e leeft als zeer gezien lid van haar eigen
kleine samenleving, al is ze zo arm dal ze iedere
week haar aandeel graan gaat halen bij de
bedeling.
Van de weinige dingen, die ons over het
leven van Shakespeare bekend zijn, moet
in de eerste plaats worden genoemd: de
aantekening in het register van de kerk
van Stratford aan de Avon, dat hij daar
op 26 April 1564 werd gedoopt. Verder we
ten wij dat hij in die zelfde plaats achttien
jaar later in het huwelijk trad met de boe
rendochter Anne of Agnes Hathaway, die
hem eerst een dochter en later een tweeling
schonk. Het is echter geenszins de bedoe
ling om hier een soort biografie te leveren
en daarom volstaan wij met de mededeling,
dat Shakespeare zich op het toppunt van
zijn in Londen verworven roem als acteur
en toneelschrijver en na met „De Storm"
afscheid van zijn bewonderaars te hebben
genomen, nog in de kracht van zijn leven,
terugtrok in zijn geboorteplaats om als een
welgesteld man zijn laatste jaren in rust
te slijten. Hij overleed op 23 April 1616 en
liet een vrouw en twee inmiddels getrouw
de dochters achter. Zijn zoon Hamnet was
al in 1596 gestorven.
Shakespeare werd dus geboren in Strat
ford, een klein stadje in het district War
wickshire, dat men gewoonlijk het hart van
Engeland noemt, omdat het overal even
ver van de zee ligt. De heuvelachtige en
gedeeltelijk bosrijke omgeving, doorsne
den door de rivier de Avon, vormt het
pastorale décor voor zovele van Shake
speare's blijspelen, die prachtige beschrij
vingen van natuurschoon bevatten, omdat
de dichter de landschappen van zijn ver
beelding, of die nu in Egypte of Grieken
land lagen, het liefst stoffeerde met kleu
rige en romantische herinneringen aan zijn
geboortestreek.
Ieder jaar maken tienduizenden Shake-
spearianen een soort pelgrimstocht naar
Stratford, dat dan ook langzamerhand een
complete vreemdelingenindustrie heeft op
gebouwd. Men wijst de bezoeker het huis
in Henley Street, waar de dichter het levens
licht zou hebben aanschouwd, thans inge
richt als museum. Men wijst de toeristen
verder naar zijn vermoedelijke school en
naar de kerk, waarin hij met zijn gezin
begraven werd. Het huis New Place, waar
hij van zijn welgestelde rust genoot, is af
gebroken omstreeks 1750, toen de waar
dering voor het werk van Shakespeare een
dieptepunt had bereikt, waaruit het pas
een eeuw later zou worden opgeheven. Ge
lukkig maar, zo verzuchtte de beroemde
dichter John Masefield, want dat maakt
dat er in ieder geval één museum minder
bestaat om de bezoekers voor apocriefe
souvenirs van hun geld te beroven
Overigens komen die toeristen natuurlijk
geenszins alleen om zich in al dan niet his
torische curiositeiten te vermeien, maar in
de eerste plaats voor de jaarlijkse reeks
Dan barst er op een goede dag een klein
bommetje in het goede Rhouffi, dat
de gemoederen in lichtelaaie zet. Met zware
kletterende laarzen arriveert er een gen
darme, een Franse gendarme. Hij nestelt
zich in het hótel en eet mee uit onze doos,
wat bedenkelijk is, want hij heeft de eet
lust van een hongerige wolf. Hij is ge
komen om een zaakje op te knappen dat
hem door de wind is toegefluisterd. In
Rhouffi blijkt een taleb (Mohammedaanse
leraar) te zitten, die een klandestien school
tje houdt. Waarom dit nu zo'n halsmisdaad
is, wordt ons niet helemaal klaar. Misschien
drukt hij de staat toekomende gelden
achterover. Diverse luidkeels jammerende
knaapjes worden als getuigen gehoord en
vegen naarstig hun ïieusjes aan hun vieze
gandouras af. Een ongelofelijk boevige
struikrover van een pa staat half te grienen.
De taleb zelf houdt zich hooghartig op de
achtergrond en snuift soms hoorbaar zijn
minachting over dergelijk gezanik uit. De
gendarme braakt vervloekingen uit,t de
hótelier glimlacht zoetsappig en honing
zoet. Zijn ziel is rein als die van een pas
geboren baby en hoe heerlijk is het zich
ver en hoog te weten boven dergelijke
kibbelarijen!
Als alle partijen vermoeid zijn wordt er
koffie aangedragen (uit onze doos) en de
zaak wordt minnelijk geschikt. De taleb
zal zich naar Arris begeven om daar de
Administrateur Civil kond te doen van zijn
te leveren. Dan zal de rest wel loslopen, er
euveldaden en zich aan diens genade over
zijn vaak stoute talcbs. De jankende jonge
tjes krijgen ieder een sigaret en gaan dan
send af. De struikroverpa verdwijnt met de
hótelbaas in de keuken en verkwikt zich
met onze restjes. De gendarme gaat naar
de volgende oase.
De rimpelingen door deze onverhoedse
steen in de rustige poel van onze berg-
samenleving geworpen effenen zich weer.
De stilte keert terug.
(De tekeningen bij deze rels-
kionitk zijn van AA. Tadema).
voorstellingen tussen Mei en October van
enige van Shakespeare's meesterwerken
in het te zijner nagedachtenis in het leven
geroepen theater. Lange tijd was dit zo
merseizoen artistiek gesproken een gebeur
tenis van de tweede rang, doch sinds een
jaar of twintig voltrekt zich daarin een
verbetering en thans is het zo, dat de op
voeringen de Londense vaak in betekenis
overtreffen. Door de
verzekerde toeloop
van voldoende be
langstellenden durft
men hier namelijk de
zo nodige kunstzin
nige experimenten
aan om verborgen
schoonheden uit deze
vanouds bekende
stukken op te diepen.
Bovendien stellen te
genwoordig de beste
acteurs en actrices er
prijs op hun mede
werking daaraan te
verlenen.
Stratford kreeg zijn
eerste Shakespear'e
Memorial Theatre in
1879, dank zij een
rijke inwoner van het
stadje, Charles Flo
wer geheten, die een
Gothisch gebouw ont
wierp en zelf met een
bedrag van duizend pond sterling als eerste
tekende op de lijst om de benodigde bouw
som van twintig keer dit bedrag bijeen te
brengen. Het enthousiasme voor deze
onderneming was echter niet groot en de
algemene houding ten opzichte van het
plan wordt misschien het beste geken
schetst door de volgende zin uit een Lon-
dens krantenartikel van die dagen: „Die
hele zaak van het Memorial Theatre in
Sh-atford aan de Avon is een plechtig soort
klucht, kennelijk bedoeld om een paar mis
plaatst besef van eigen belangrijkheid."
Maar desondanks zette Charles Flower
door. Hij betaalde de gehele instelling zelf,
ten koste van grote persoonlijke offers.
Daarmee stichtte hij één der belangrijkste
theatertradities van de laatste tijd, al ge
noot hij daarvoor geen enkele officiële
dankbetuiging. In 1892 werd hij als een
miskende grootheid ten grave gedragen.
Nu moet gezegd worden, dat dit schouw
burgje met zijn kleine achthonderd zit-
300000000000000000»
plaatsen geenszins aan het gestelde doel
beantwoordde. Bernard Shaw zei er later
eens van: „Het is een bewonderenswaardig
gebouw, geschikt voor bijna ieder denk
baar doel, behalve voor een toneelvoorstel
ling". Toch werden er enkele bijzonder
mooie en gedenkwaardige opvoeringen ge
geven, zodat in 1925 zelfs het predicaat Ko
ninklijk aan de instelling werd verleend.
theater aan
Een jaar nadien brandde het gebouw
tot de grond toe af en moest het Shake
speare Festival tijdelijk in een plaatselijke
bioscoop worden ondergebracht. Toen ont
waakte het Engelse chauvinisme. Met steun
van de leiders der drie grote politieke par
tijen werd een nieuwe inschrijving open
gesteld. In een minimum van tijd was het
benodigde bedrag bijeen om een ..eenvou
dig, mooi, doeltreffend en waardig monu
ment" op te richten. Er werd een wedstrijd
onder architecten gehouden, gewonnen
tot ieders verrassing door een 29-jarige
vrouw, Elisabeth Scott, die inderdaad een
prachtig modern theater ontwierp met een
zeer ruim toneel, een waaiervormige toe
schouwersruimte en een aan alle denkbare
eisen voldoende technische apparatuur.
De eerste steen werd gelegd in 1929. de
opening geschiedde door de toenmalige
Prins van Wales in 1932 en sedertdien vol
trekt zich daar jaar-in jaar-uit de glorieuze
cyclus van telkens vijf werken uit het
machtige oeuvre van de grootmeester uit de
dagen van welvaart, toen Elisabeth de Eer
ste koningin van Engeland was. D. K.
^-ooooooccooaxxxxxiooo&ccoooooooooooooooooooocccococK**
uit de geschiedenis van het Shakespeare Memorial Theatre in StratfoTd is s.< llig
de reeks vertoningen ter gelegenheid van het Festival of Britain in 1951 geweest.
Deze was namelijk niet alleen zeldzaayn vanwege de gedurfde keuze der stukken:
de volledige serie Koningsdrama's, welke cyclus sinds de dood van Shakespeare
slechts één keer eerder, te roeten in 1905, als episch geheel was opgevoerd. De
hoofdrollen werden door Anthony Quayle, Michael Redgrave en Harry Andrews
vertolkt. De voor de toneelgeschiedenis voornaamste betekenis school echter in
de enscenering, waarvoor men de medewerking van de internationaal vermaarde
décorontwerpster Tania Moseiwitsch had ingeroepen. Deze vervaardigde een
vaste toneelbouw voor alle vier de stukken, omdat grote verwisselingen van
décor de eenheid van de cyclus zouden verstoren. Nu was dat geen geringe
opgave, want het toneel moest onder meer voorstellen: een koninklijk paleis,
een kroeg, een landschap in Coventryde rede van Southampton, een schuur
voor de vergadering der opstandelingen, een slagveld en een sterfkamer
Het beroep op de verbeelding was te vergelijken met dat uit Shakespeare 9
tijd. Voor 1953 stonden De Koopman van Venetië (met Redgrave als Shylock),
Koning Lear. Richard de Derde, De getemde feeks (onder regie van George
Devine) en Antonius Cleopatra op het répertoire. De deze week in ons land
plaats gehad hebbende reprises van deze laatste voorstelling was aanleiding
tot bijgaande historische beschouwing.
Voor het eerst in Nederland wordt er een
overzichtsexpositie van het Oostenrijkse
boek gehouden en wel van 7 lot 21 Januari
in het gemeentemuseum te Den Haag en
van 28 Januari tot 9 Februari in het ge
bouw van de maatschappij Arti et Amicitia
te Amsterdam.
Deze expositie, die in nauwe samenwer
king met het ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen en de Neder
landse Vereniging ter bevordering van de
belangen des Boekhandelaars door het Oos
tenrijkse Boekhandelaarsverbond is geor
ganiseerd, staat onder auspiciën van de
Oostenrijkse gezant, de heer R. Seemann.
De tentoonstelling omvat een 1700-tal
titels van boeken in de Duitse taal en be
slaat de belangrijkste gebieden der heden
daagse Oostenrijkse publicaties, zoals
wetenschap, waaronder de belangrijkste
werken der befaamde Weense medische
school, geschiedenis, mode, architectuur,-
belletrie, muziek, theater, film, volken
kunde, alsmede partituren vaar muziek
werken. Bij deze expositie zal nog een zeer
belangrijke groep handschriften getoond
worden, die de Weense nationale biblio
theek voor deze gelegenheid in bruikleen
heeft afgestaan, waarbij men im het bijzon
der rekening heeft gehouden met manus
cripten, die in één of andëre relatie met
Nederland staan, zoals bijvoorbeeld een
Nederlands misboek, een boek uit de vijf
tiende eeuw, een auto-graaf van de beken
de Nederlandse lijfarts van keizerin Ma-Ha
Tberesia, baron van Swieten, die door haar
in de adelstand werd verheven en enkele
tekeningen ui-t de zeventiende eeuw van
Nederlandse landschappen. Voor de mu
ziekliefhebbers van bijzonder belang zijn
de hand-schriften van onder anderen Beet
hoven, Mozart, Haydn, Schubert, Bruckner
en de koning van de wal-s, Johann Strauss.
De Oostenrijkse Staatsdrukkerij, die in
1953 haar oprichting 250 jaar geleden
heeft herdacht, stelde tevens nog enkele
zeldzame drukken ter beschikking.