ft,
BEKLEMMENDE ZAAK
VERLEDEN week zijn er in Amsterdam
weer enkele tentoonstellingen geopend.
Daar is om te beginnen de expositie bij De
Boer, Keizersgracht 542: tekeningen van
Paul Citroen en beeldhouwwerk van Ma<ri
Andriessen.
Het genieten verbeterd
Haarlemse droge harten en
Amsterdamse nathalzen
M
Tentoonstellingen
in Amsterdamse
kunsthandel
Een eigen wereld
van geluk"
Naar hoger inzicht
door mescaline
In de gouden eeuw
Judoka
Dierbare vrienden
Engelse litteratuur
-W-ei ,de ,P?ëtiSche, ?5^d!nheid_TinnL" Academie0 van de heer J. Nauwelaerts de wij"hebben die uitdaging gaarne aangeno-
Bronzen kop van Erasmus
naar Djakarta
BETREFFENDE de kunsthandel zijn de
laatste tijd heel wat pessimistisch ge
kleurde artikelen geschreven. Aangenomen
dat deze stukken zijn ingegeven door op
rechte bezorgdheid over de critieke situa
tie, waarin de Hollandse kunsthandel
dreigt te geraken, staat het te bezien of
men deze een dienst bewijst door een
alarmtoestand op te roepen. Bij al deze
verontrustende berichten doet men ver
standig eens rustig de stand op te maken
en daarbij een blik in het verleden en in
de toekomst te slaan.
Welke feiten hebben zich nu voorge
daan? De kunsthandels Buff a en Van Lier
hebben opgehouden te bestaan. Aan de
trouwe lezer van deze rubriek behoeft niet
verteld te worden, hoezeer ondergeteken
de dit betreurt. In vele artikelen heeft hij
zijn waardering, over hetgeen in deze
kunsthandels getoond werd, neergeschre
ven. Dit behoeft echter geen reden te zijn
om aan het heengaan van deze zaken een
direct teken van verval ten aanzien van
het kunstleven in het algemeen te zien.
Degenen die dat doen verliezen uit het
oog, dat de ware kunsthandelaar een indi
vidualist bij uitstek is, die men gerust een
witte raaf mag noemen.
Degenen onder mijn lezers, die de Haar
lemse kunsthandelaar J. H. de Bois ge
kend hebben, zullen dit wel beamen. De
echte kunsthandelaar is een man met
vooruitziende blik en een sterke intuïtie
voor het waardevolle. Hij bezit de zeld
zame combinatie van kunstgevoeligheid
en begrip voor de ontvankelijkheid van
het publiek. Iedereen, die in zijn leven
contact heeft gehad met kunsthandelaars,
heeft ondervonden dat zij zich steeds één
grote zorg maakten: „wie moet later mijn
plaats innemen?" Een opvolger voor Van
Lier, die in de oorlog op zo tragische wijze
Mcri Andriessen: buste van Lodewijk van
Deyssel (brons).
aan zijn einde is gekomen, was moeilijk
denkbaar. En wie had de plaats van De
Bois moeten innemen? Dezelfde eigen
schappen, die hen als kunsthandelaar deden
slagen, bleken een onoverkomelijk obsta
kel zo gauw er sprake was van opvolging.
Het feit dat de kunsthandel Van Dier
onlangs definitief gesloten is, vormt het
beste bewijs voor deze stelling. Men heeft
alles in het werk gesteld deze kunsthandel
voort te zetten, om tenslotte te ondervin
den, dat noch het gunstig gelegen pand,
noch een commissie van toezicht, het ver
lies van de persoonlijkheid van d!ie éne
man: Carel van Lier, kon compenseren.
Laten wij echter niet vergeten, dat on
danks het heengaan van enkele kunsthan
dels er nog enige zeer actieve overblijven
en er bovendien nieuwe bijkomen.
De keuze die Citroen ditmaal gemaakt
heeft, geeft een sterker gevoel van saam
horigheid dan het onlangs in Haarlem ge
toonde. De nadruk ligt nu voornamelijk op
de portretten (waaronder dlie van de teke
naar Charles Roelofs en de beeldhouwers
Radecker en Andriessen) en de Floren
tijnse stadsgezichten, waaronder zich en
kele zeer mooie exemplaren bevinden. Het
portret, dat Citroen van zijn vrouw teken
de (het hangt ten onrechte in de gang) is
misschien wel het meest bewogene wat hij
ooit maakte.
Van Andiriessen, d:ie vooral sinds de laat
ste oorlog, evenals veel van zijn collega's,
geheel in beslag genomen wordt door op
drachten, kan men op een tentoonstelling
als deze geen inzending verwachten, die
een goed inzicht van zijn kunnen geeft.
Naast enkele instructieve en dikwijls zeer
rake voorstudies voor monumenten in En-
schedé (concentratiekamp) en Amsterdaim
(de dokwerker) laat Andiriessen een in
brons uitgevoerd zittend vrouwfiguurtje
zien, dat in het levendig en hoekiige mo-
delé aan plastieken van de zo begaafde
beeldhouwer Zij-Li herinnert.
De waarde van de monumentale kop van
Lodewijk van Deyssel wordt niet bepaald
door het in fijne nuancering geven van een
karakter-analyse zoals in het bekende,
door Verwey geschilderde portret. In de
grote volumen heeft Andriessen de macht
van de grandioze „tachtiger" dwingend sa
mengevat. Nu het portret van Verwey, tot
veler spijt, niet in openbaar Haarlems be
zit is gekomen, zal men dienen te over
wegen of deze prachtige kop, die Andiries
sen naar Van Deyssel maakte, niet aange
kocht kan worden.
DE tekeningen en schilderijen van de
nog jonge,'uit Drente afkomstige schil
der Jan Meyer laten een vergelijking met
de gouaches van H. M. van der Spoel, wel
ke laatste bij Martinet, O. Z. Voorburgwal
100 exposeert, wel toe. Geen van beiden
zijn abstracte schilders, maar voelen zich
niet ger<M#d bij het doorvoeren van radi
cale deformaties, ter wille van de expressie.
Jan Meyer laat zich vooral kennen als
een boeiend tekenaar. Zijn landschappen,
merendeels ontstaan aan de Franse en
Italiaanse kust, zijn in fors formaat met
een houtje of penseel in Oost-Indiische inkt
neergeschreven. Het is Meyer kennelijk
meer om de structuur van de rotsige kusit,
de huizen en de boten te doen dan om het
atmosferische of de locale kleur.
De schilderijen ontkomen in hun over
moedige brutaliteit niet altijd aan een
zekere ruwheid. Er zijn echter ook vol
doende voorbeelden van meer bezonken
heid, die vertrouwen geven in de verdere
ontwikkeling van deze schilder. Zijn werk
is te zien iin gebouw Mak van Waay aan
het Rok in.
Na de soms nog al wilde en wel eens te
snel losgelaten landschappen van Jan
Meyer, treft ons de delicate en bedacht
zame kleur van Van der Spoel's stillevens.
Binnen een, uit zware zwarte lijnen samen
gesteld schema werd een evenwichtig kleu
renspel opgebouwd, waarin wit en grijs,
geel en groen, een enkel rose en een nog
zeldzamer blauw, hun taal spreken. Er
gaat een grote distinctie van deze compo
sities uit, die men wel een smaakvolle ver
taling van het cubisme van Braque zou
willen noemen. OTTO B. DE KAT.
Landschap door Jan Meyer
De Velser arts A. J. van Leusen heeft in
zijn boekje „Een eigen wereld van geluk"
(uitgegeven door G. J. A. Ruys te Amster
dam) getracht zijn lezers (en lezeressen
uiteraard) iets te vertellen over zijn onge
twijfeld rijke ervaringen als huisdokter.
Hij behandelt in de eerste plaats de pro
blemen, die zeer sterk met de opvoeding
van de kinderen samenhangen en natuur
lijk komen daarbij ook de eventueel aan
wezige moeilijkheden in het gehele gezin
ter sprake.
Dokter Van Leusen heeft kennelijk ge
probeerd het boekje voor zoveel mensen
begrijpelijk te maken en daarin is hij zeker
geslaagd, hoewel het misschien af en toe
ten koste is gegaan van een soms gewenste
uitgebreidere behandeling van enkele
vraagstukken.
H. d. G.
Aldous Huxley heeft al eerder laten mer
ken in zijn ploemlezing uit de mystieke
litteratuur „The Perennial Philosophy" en
in zijn roman „Time must have a 9top"
dat hij gefascineerd wordt door de onge
cultiveerde gebieden van de menselijke
ervaringswereld. „The doors of perception"
(Chatto and Wiixdus, London), is daar een
nieuw blijk van, wijsgerig gezien beschei
dener maar op sociaal gebied nogal ambi
tieus. De kern van het kleine boekje is een
beschrijving van de ondervindingen van de
auteur in een periode van ongeveer acht
uur nadat hij 0,4 gram mescaline had in
genomen. Mescaline is het werkzame be
standdeel van de peyotl-wortel, d'ie van
ouds een vriend „en meer dan een vriend"
is van de Mexicaanse Indianen. De ver
dienste ervan is dat het de toevoer van
glucose naar de hersenen tijdelijk ver
stoort, met het gevolg dat de intensiteit van
gezichtsindrukken sterk toeneemt en de
wil tegelijkertijd vrijwel buiten werking
gesteld wordt. Het denkvermogen blijft
intact en het middel heeft, voorzover men
heeft kunnen zien, geen schadelijke uit
werking. Het mooie ervan is, dat de con-
sument zolang het duurt in een intense en
geheel bevredigende staat van beschouwe
lijkheid verkeert. Huxley werd bijna ge
biologeerd door de aanblik van een vaasje
met een roos, een anjer en een iris, dat hij
tevoren niet eens had opgemerkt. Niette
min is er geen gevaar voor verslaving: hij
had geen last van de behoefte die opium
schuivers bedreigt.
Wat het spel is, kan men het best be
grijpen als men in navolging van HuxJey
de hersenen ziet als een inlaatklep. Als de
klep er niet was, zouden alle waarnemin
gen, die een mens doet, gelijkelijk geregi
streerd worden, maar in een volslagen ver
warring; nu zij er wel is, kan men ervoor
zorgen dat alleen indrukken, d'ie wel eens
nuttig zouden kunnen zijn, tot het bewust
zijn doordringen. „De meeste mensen we
ten meestal alleen wat door de klep komt
en wat door de plaatselijke taal erkend
wordt als werkelijk reëel. Bepaalde mensen
evenwel lijken geboren te zijn met een
We komen er wel overheen
extra-kien die buiten de gewone om loopt.
Anderen kunnen wel eens tijdelijke extra-
kleppen verwerven hetzij dat die spontaan
verschijnen of als resultaat van geestelijke
oefeningen, of door hypnose, of door ver-r
dovende middelen".
Huxley's verslag vam zijn gedrag en uit
latingen zolang hij onder de invloed stond
is hier en daar wel grappig: hij diende als
proefpersoon voor een wetenschappelijke
onderzoeker en al zijn woorden werden op
een geluidsband vastgelegd; de enkele an
dere aanwezigen in de kamer 9tondien om
hen heen en hoorden zijn mededelingen
aan zoals aanbiddels naar een verwende
erfgename zouden luisteren. Maar verder
is hij natuurlijk vervuld van de overeen
komst tussen zijn ondervindingen en de
mystieke ervaring: wat Meister Eckhart
„Istigkeit" noemde, is-heid, moet hetzelfde
zijin als wat hij in het vaasje bloemen her
kende. Later vindt hij iin een boek met Van
Gogh-reprod'ucties dr. Stoel en herkent hij
dadelijk een poging om dezelfde essentie
uit te drukken, die toch niet verder is ge
komen dan tot het scheppen van een sym
bool voor de ervaring.
Er is ook een andere overeenkomst, na
melijk met de heldere perioden, diie bij
lijders aan schizophrenic optreden: Huxley
vertelt van een vriend van hem, diie zijn
vrouw ging opzoeken toen zij nog in een
vroege phase van schizophrenic ven-keerde;
zij vroeg hem op te houden met over de
kinderen te praten, want het enige wat
haar interesseerde waren de prachtige fi
guren, die hij met zijn armen in de lucht
maakte.
Intussen zijn deze paratellen met religie
en ziekte, maar terzijde. Het welbehagen,
dat hij in zijn experiment met mescoline
heeft gevonden, en de onschuldigheid er
van, brengen Huxley op de gedachte dat
wij hier misschien het meest wenselijke
genotmiddel van de toekomst hebben. „De
meeste mensen leiden tevens die op hun
slechtst zo pijnlijk zijn, op hun best zo een
tonig, armzalig en beperkt, dat de drang
om te ontsnappen, het verlangen om al is
het maar voor enkele ogenblikken aan zich
zelf te ontstijgen, altijd een van de voor
naamste behoeften van de ziel is geweest
en zal zijn." Op het ogenblik zijn de mid
delen daartoe, behalve de verboden heer
lijkheden, alleen alcohol en tabak,dlie beide
een slechte uitwerking hebben, terwijl
peyotl, als de verwachtingen niet teleur
gesteld worden, geheel onschadelijk zal
blijken te zijn. Daarbij komt nog dat het
nieuwe middel synthetisch zal kunnen wor
den samengesteld en niet, zoals alcohol en
tabak, uitgestrekte landbouwgronden zal
opeisen. Maar bovendien is de uitwerking
op het bewustzijn niet zo onbenullig: een
nieuw uitzicht op het teven, in plaats van
alleen sufheid of dromerigheid. Huxley
verklaart zorgvuldig dat hij „niet zo dwaas"
is dat hij de gevolgen van mexaline gelijk
stelt aan het hoogste inzicht; maar wel zal
de mens die de ervaring eenmaal gehad
heeft „wijzer zijn en minder pedant, ge
lukkiger maar niet zo zelf-ingenomen, be
scheidener in de herkenning van zijn on
wetendheid, maar beter uitgerust om de
verhouding tussen woorden en dingen te
begrijpen
Misschien komt er wel iets vain Huxley's
plan, waarom eigenlijk niet. Op het ogen
blik is het middel nog een beetje kaal in
vergelijking met het fonkelende of schui
mende glas, maar het is niet de grootste
kunst om het een aantrekkelijke vorm te
geven. Voorlopig blijft het in handen van
de wetenschap, die moet uitmaken of Hux
ley's ervaring algemeen geldig is. Het ia
dus mogelijk dat er een verschrikkelijk na
deel ontdekt wordt, al is daar bij de Mexi
caanse Indianen niets van gebleken; in
ieder geval leveren peyotl en Huxley's be
drijvige veelzijdigheid bij het bespreken
ervan, nu ai stof voor ongewone overwe
gingen van de lezer. S. M.
IN EEN VORIG ARTIKEL heb ik trachten aan te tonen hoe de liederendichtende
Hollanders uit de Gouden Eeuw, in niet mindere mate dan de schilders, ons een docu
mentatie aan de hand gedaan hebben, die het ons mogelijk maakt hun volksgebruiken
en de sfeer van tijd weer klinkend op te roepen. Hetgeen ik geprobeerd heb te doen
met mijn „Keur van oud-Hollandse Refereynen in: Zo zong de Gouden Eeuw". Frans
Hals schilderde zijn Rommelpotspeler, maar de Haarlemse rhetrosijnen gaven daarvan
een pendant in het liedje „Jeugdig volkje ras, ras, ras, binnen Haarlems muren", waar
in het duchtig toegaat van „rommelt op de pot, pot, pot". Hals vereeuwigde onze
pronkerige schutters, maar dank zij de oude liederboekjes weten wij hoe vrolijk het er
toeging aan „de opgediste dis" die de fameuze schuttersstukken ons tonen. Meer nog:
wij kunnen die feestvreugde delen wanneer wij hun „Doelenlied" uit „Sparens Vreugh-
denbron" op onze beurt aanheffen. Niet aan te bevelen zou het echter zijn deze dappere
schutters, die op hun tijd wisten van de mond een doel te maken, na te volgen in hun
drinklust. Want als inwoners van een stad, waar wel bier gebrouwen werd, schijnen
zij als helden van de kan een stevige reputatie gehad te hebben. Wat aanleiding gaf
tot rivaliteit met de Amsterdamse schutters, die meenden dat zij er nog meer verstand
van hadden met de bierstoop om te gaan.
der of Fries was. Maar zijn „Rondedans om
11 loen Gerbrand Adriaenszoon Bredero in de Bruydt te bedde te dansen" heeft toch
1613 de eer genoot tot vaandrig te de typering van een nationaal volksdans-
worden benoemd van de Amsterdamse lied, dat volkomen in het folkloristisch
WAANNEER wij in het openbaar een
W meningsv
meningsverschil hebben, trachten wij
dichtte hij zijn bekend „Nieu beeld van de Gouden Eeuw past. Het heeft altijd de drang te beheersen om er op los
schutterij,
Liedeken" in zijn BoertLgh Liedboek, waar
in hij de kannMen-capaciteiten van zijn
bentgenoten met bravour uiteenzette. Over
zichzelf dichtte hij:
Dacr hij soo brots wil an de kan,
Hij vat die met zijn tanden an
En houter oock zijn handen van
En slingert's over 't hoofd.
Hij stofte er dus op, dat hij het drinken
met vrij wat acrobatie verstond. Maar in
alle rangen van het schutterskorps, van
„Cornel" tot adelborsten en soldaten, vond
hij virtuozen van de dronk, die aan hem
gewaagd waren. Stelt u zich voor de Capi-
tein, die een half vat voor zijn rekening
dorst te nemen!
Het was er Brero met zijn brani-achtig
liedje eigenlijk maar om te doen de „Dro
gisten" uit Haarlem te overbluffen. Doch
al schold hij hen voor Drogisten en Haar
lemse droge harten, er sprak uit enkele
versregels toch tevens een erkenning, dat
die van de stad aan het Spaarne toch ook
•wat mans waren, wanneer er een vat ge
ledigd moest worden. Alleen die van IJ en
Amstel wilden hun minderen niet zijn.
Ghij bent het niet alleen,
W' hebben hier oock kannislen hoogh,
Die 't oock konnen, soo 'k meen.
te timmeren, want wij timmeren niet graag
aan de weg. Wij hebben inmiddels nog veel
meer reden gekregen om bij een conflict
de kracht van argumenten te verkiezen
boven de lichaamskracht. Men kan de men
sen niet meer schatten, zoals vroeger. Het
is mogelijk geworden, dat men zich vol zelf
vertrouwen op een vrij tenger mensje met
lusteloos neerhangende armen werpt om
tot zijn pijnlijke verbazing door zulk een
manneke in een goot gezwiept te worden.
Met de komst van Jiu Jitsu (speek uit Juu
Juutsie) en Judo heeft zich een van de
men niet met een medemens te doen had.
Een muis immers kan door met met zijn
pootje op de grond te slaan de beklem
ming niet opheffen, maar wij gelukkig
wel. Jiu Jitsu berust vooral op verstoring
van de balans en het gebruik maken van
„hefbomen" door bijvoorbeeld een
bovenarm een richting in te dwingen, die
zij krachtens gewricht of spieren niet be-r
reid is te gaan.
AAR of deze knapen nu het aan- en
toepasten of de elleboogruk met schouder-
ïu fa jïlf.S),)',u>
.t"n lo.ufz^tu
geheimen van een oude Oosterse civilisatie klem op de rug, het geruststellende was,
aan onze moderne samenleving medege- ciat zich tussen hen dezelfde bijzondere
deeld. Men kan niet voorzichtig genoeg vriendschap manifesteerde, die wij nog
meer zijn. Het geheim dringt in steeds meer altijd gevoelen voor jongetjes met wie wij
lagen van ons volk door en tegelijkertijd vroeger op veel primitiever wijze hebben
verdiepen de autoriteiten zich er in omdat gevochten. Wij hebben kort daarna de
zij in deze technieken uiteraard gaarne een Judotraining waargenomen, waarin deze
stapje vóór blijven. Verzet tegen ambtena- uit het feodale tijdperk in Japan stammen-
ren in functie moet ook hen, die het opwin- de oefeningen de vorm van een geregle-
dend genoeg vinden om over de gerechte- menteerd spel hebben aangenomen. En de
lijke gevolgen ervan heen te stappen, meer judoka (de beoefenaren van dit spel) in
en meer worden afgeraden. Stel dat men hun judoki (de kleding, die zij daarbij
kans heeft gezien zijn arrestant ten val te dragen) hebben ons geïmponeerd. Aanvan-
brengen, laat nien zich daar dan niet op kelijk bewegen zij zich tegenover elkander
verheffen, want het kan voorkomen, dat voort als houterige dansparen bij het in-
men dan eensklaps door hém verheven
wordt, en zo krachtig, dat men even de
aarde in vogelvlucht ziet en vervolgens
lange tijd een verward sterrenbeeld. Dan
studeren van een foxtrot, maar even later
brandt een opwindende strijd los, waarbij
krachttermen als „sssssssssss", „kjai!",
..brrrrwwww" en „wioeioeioeioe" er toe
En zo wordt het liedje dan een uitdaging tmw d- overleefd. En zo sluit heeft de ambtenaar in functie zich een bijgedragen de partners van hun stuk te
tot een krachtmeting: SriT^ op g^deiyk wiS aan soutemi'tje veroorloofd ofwel: een opoffe- brengen. Het ligt ons nog zó goed in het
ST.™?. Z ringsworp. Daarbij onderwerpt h.j z.ch gehoori dat wij in deze voorjaarsnachten
Haerlemsche drooge harten nu,
Komt toont hier wie ghy zijt,
Wij Amsterdammers tarten u
Te drinken eens om strijt.
nn\7l eerst werpt zich althans onder ten wel eens half slapend naar het raam snel-
bontheid van het leven, ook ja ooi al ginde een nóg doeltreffender worp met zijn ien in de mening, dat er in de tuin zoiets
in die tijd, staat zulks toe.
Het brutale geweld van Breero's uitda
ging aan de „Haarlemse droge harten" en
prooi te kunnen uitvoeren. gaande is.
Wij hebben daar overtuigende voorbeel- De heer Nauwelaerts de Agé heeft ons
den van gezien in de Jiu Jitsu en Judo- uitgenodigd voor een persoonlijk treffen en
erekwestie van wil maken. Zelfvérzekerd ]ied komen bij deze confrontatie des te
zong hij:
Komt, maackt onse Bierkannen moe,
En brengt elkaer met vanen toe,
Ghy verliest na mijn wanen vroe,
Ons Drinckers zijn te wis.
reus en aandachtig maakt van zijn werk
een zeldzaam spiegelbeeld van de Gouden
Eeuw, gezien door een temperament. En
Naar het antwoord van de „Haerlemse een evocatie van de Gouden Eeuw zonder
drooge harten" op deze uitdaging hebben temperamentsontlading zou een leugen of
wij slechts te gissen. Maar ook zonder dat een paskwil zijn. Frans Hals en Bredero
is het gegeven al typerend genoeg en bij wisten het wel. JOS. DE KLERK
een muzikale evocatie van de Gouden Eeuw
mocht het niet ontbreken.
Bovendien zou het beeld van het toen
malige cultuurleven, in liederen uitge
drukt, niet volledig zijn zonder één of meer
bijdragen van Bredero, die met zijn raak van Erasmus, bestemd voor het gebouw
Agé, die verscholen ligt achter de bossages men. Onverhoopt bleek hij zich aan deze
sterker uit. En dat mag wel, want de in- ,jangs de Bloemendaalse weg. Het duizelde afspraak te houden en hij verstrekte ons
tensiteit waarmee deze stichter in drieerlei Qng min of meer hij de aanblik van de een judoki, waar wij vol tegenstrijdige
toonaard gezongen heen^boertig.^amou- aanvaiiende en verdedigende partners. Zij voorgevoelens in zijn gestapt. Het gevecht
raken vaak in elkaar verstrengeld op een Werd beiderzijds zo gretig aangebonden,
wijze, die aan de Laokoon-beeldengroep dat wij geen gelegenheid meer hadden hem
doet denken. Onze anatomische kennis te waarschuwen in de trant van „het zijn
faalde herhaaldelijk, wanneer wij trachtten niet allen judoka, die judoki dragen". Maar
vast te stellen tot welke van de twee rom- dat zou ook overbodig zijn geweest. Hij
pen een bepaald been wel mocht behoren, heeft van alles op ons toegepast, doch
of wanneer wij plotseling een ledemaat pijnloos. Hij slingerde ons niet tegen de
zagen uitschieten op een plaats, waar wij gr0nd maar „deponeerde" ons. „Dat is een
dat onmogelijk hadden kunnen verwach- Wet bij deze sport: nétjes afleveren", zei
ten. Af en toe sloeg er ergens een vlakke hij.
hand op de grond ten teken dat het weer gn daar zat voor ons nu juist het verne-
heel ergens anders pijn ging doen, zodat derende in. Een kneusje, een beentje uit
de tegenstander afliet. „Het lijkt voor een een kommetje of zoiets, dat kan nog eer
toeschouwer erg ingewikkeld", zei de heer voj zjjn> maar wij werden als een zak met
Een meer dan levensgrote bronzen buste
realisme en zijn kleurige, van de vertegenwoordiging der SfeMini ^Twelaërts tot ênK gêrusistéiHng. ..maar »ke«d of «e-
zelf meedoet wordt het overzichtelii- wend, en geplaatst, zoals hêm dat uit-
ste en schilderachtigste liederendichter was. za\ binnenkort vermoedelijk de 14e
Men vangt zo'n figuur en meteen de April met de Willem Ruys naar Indo-
geest van zijn tijd echter niet in één brani- nesië worden gestuurd. Dit beeld is ver-
ker". Nittemin handhaafden wij de vrees, kwam.
dat wij, in zulk een strijd gewikkeld, wel wij kregen wel de gelegenheid om ook
eens een eigen lichaamsdeel op de proef hem tot de overgave te dwingen, maar niet
lied, al is het dan nog zo kenschetsend. Er vaardigd naar een volledig, m steen gehakt den kunnen stellen, in de mening dat nadat deze ons zelf had uiteengezet, hoe wij
is ook de Bredero van de prachtige „Aen- standbeeld vóór het Vossius Gymnasium te t van de tegenstander was. dat het beste konden aanleggen. Maar wij
dachtige liederen en van de amoureuze Amsterdam. „Randori", werd er konden ons niet anders uit zijn klemmen
gezangen uit zijn „Grote Bron der Minne
En zo vormt het wel een groot contrast na
de dolle uitgelatenheid van het „Haerlem
sche drooge harten" ook een ingetogen lied
van hem te horen:
Wat wenscli kan ick u doen,
Wat goed kunt ghy verwachten
Van die niets goeds en heeft,
Dan van u milde hand?
en dit dan gezongen op een melodie, die de
dichter blijkbaar zeer dierbaar was om
haar innig gevoel. Want talloze malen
heeft hij haar aangewend voor zijn liefdes
confidenties in liedvorm.
Starters „Friesche Lusthof beplant met
verscheyden stichtelijke Minneliede-
kens" is van een bezadigder gehalte dan
hetgeen Bredero ons zo overvloedig in zijn
liedboeken nagelaten heeft. Men proeft er
uit dat deze populaire liederendichter uit
o „De Gouden Eeuw" geen geboren Hollan-
2728 29
geroepen (aanvanke- bevrijden dan met klem van redenen,
lijk verstonden wij Als een gebroken man en bplaa3
„Jandori"), hetgeen slechts in figuurlijke zin hebben wij zijn
zeer vrij vertaald academie verlaten.
neerkomt op onafge- Maar in ons is de prikkeling tot verzet,
broken, soepel werk, die steeds krachtiger wordt. Er is een har
waarbij de ene aan- de trek om onze mond gekomen,
slag op de ander Misschien zullen wij eens vol innerlijke
volgt om als boome- rust tot de heer Nauwelaerts kunnen zeg-
rang in het tegendeel gen: „kom, laten wij het nog eens herha-
te verkeren. Jiu Jitsu len"....
werkt als een mui- Maar niet voordat wij een verdediging
zenklem. Men hoeft tegen deze verdediging hebb®n
slechts in lichte aan- KO BRUGBIER
raking met zijn me-
demens te komen om
onmiddellijk een Graaf Carl von Scheven, indertijd een
uiterst gespannen- opmerkelijke figuur in littei'aire kringen
mechanisme te doen te Stockholm, is deze week op 82-jarige
afgaan, dat dezelfde leeftijd gestorven. Zijn buiten, vlak bij de
gevolgen zou heb- Zweedse hoofdstad op een der vele eiland
ben als de klem voor jes gelegen, was jarenlang plaats van sa-
de muis, wanneer menkomst van schrijvers en musici.