HET VERKEERDE BOEK Theodor Storms zwaeezanig Ter dood veroordeelde schreef potentiële best-seller AAFIE AAN DE RIJN 2).e PieïdeM&iuLt in der muzikale opvoeding Muziek kent geen grenzen Litteraire Kanttekeningen „Der Schimmelreiter" in Nederlandse vertaling Frankrijk op zoek naar „Onsterfelijken" Bloemlezing uit werk van Brabantse dichters IN „DE GRIJZE STAD AAN ZEE" in Husum, aan de Sleeswijk-Holsteinse kust van Noord-Friesland werd Theodor Storm geboren en niet ver vandaar, in Hade- marschen, overleed hij, zeventig jaar oud. Husum dat was Noordzee en polder en heide. Landelijke stilte, bruisen van golven en, landinwaarts, nevel, grauwe mist boven dromende vennen. Husum was natuur: oergeweld en geheimzinnig-verlokkende betovering, eenzaamheid en verbondenheid met wolken en wind. Theodor Storm had zijn geboortestreek vurig lief. Ze was het oord van zijn heimwee, van zijn zwaar moedige beschouwelijkheid, van zijn jeugd en zijn liefde. Alle innigheid van zijn lyriek, van zijn in eenvoud zingende hart, al zijn „Husumerei" was ervan doortrokken, zo goed als zijn uiterlijk het stempel droeg van het Noord-Friese boeren- en zeevolk. En als Husumer heeft hij zijn dorp-aan- zee in een monument van taal en vertel kunst vereeuwigd: in „Der Schimmel reiter". Het was zijn laatste werk. Ook zijn gaafste, zijn krachtigste. Een werk, op de dood veroverd. Had men hem, met een leu gen om bestwil, niet aangepraat, dat zijn Voor het eerst, meen ik, is deze zwane- zang, is dit meesterwerk, dat de kunst van de novelle „van de zuster van het drama", zoals Storm zich uitdrukte tot op deze dag ten voorbeeld strekt, in een vertaling verschenen. Men had zich een betere kunnen wensen, één die wat minder vrij omgesprongen was met de oorspronke lijke tekst, met de typisch-„Stormse" zins melodie en syntaxis, met de in de broze geledingen van dit proza verscholen poëti- dodelijke ziekte niets om het lijf had, Storm sche „finesse" met onze moedertaal ten- zou de moed niet meer hebben gevonden om zijn schriftuur, dat hij bij het eerste fatale teken van zijn kwaal had moeten onderbreken, te voltooien. Een jaar nog bleef hem vergund om zijn novellistische kunst, waarin hij een meester was, tot dit hoogtepunt van zij-n creatief vermogen cp te voeren. De drang daartoe genade van een zo volbloedig kunstenaarschap als het zijne was sterker dan de kwelling der pijnen die hij te doorstaan had, sterker ook d3n de twijfel van een zeventigjarige, of hij een zo veeleisend waagstuk, een zo manne lijk zich meten met de oerkracht van de natuur, niet tien jaar eerder had moeten ondernemen. Toen hij enkele maanden later afscheid nam van „het leven waarvan hij zo grenzeloos veel had gehouden", was „Der Schimmelreiter" in druk verschenen. Husum, waddenkusl, strand van storm wind, van zeegeweld, dit Thule van de volkslegenden, door spookgestalten bevolkt, door geheimzinnige natuurmachten in de ban gehouden van het ondoorgrondelijk- eeuwige, was tot litteratuur van de eerste rang geworden. Tot een stemmingskunst, die in een zo gave gestalte haar weerga niet heeft gevonden. Want dat is „Der Schimmelreiter" aller - slotte. Maar ook in deze onbevredigende bewerking nog blijft „Der Schimmelreiter" een werk van zelden geëvenaarde bezwe rende kracht. Een werk der wereldlittera tuur. C. J. E. DINAUX Theodor Storm: „De man op de schimmel", vertaald door Cor Bruijn. (Uitgeverij Ploegsma, Amsterdam). NEW YORK (U.P.) Amerikaanse litteraire critici hebben enthousiaste ver slagen geschreven over de zojuist verschenen autobiografie van Caryl Chessman, getiteld „Cell 2455, Death Row" (Dodencel 2455). De man een „misdadige psychopaath" werd uitgeroepen tot de „veelbelovende" auteur van een boek, dat de mogelijkheden in zich draagt een „best seller" te worden. De 32-jarige Chessman verblijft in de gevangenis van San Quentin in Californië en heeft nog slechts enkele dagen te leven, daar hij tot de dood in de gaskamer werd veroordeeld. Hij zou in Zuid-Californië herhaaldelijk minnende paartjes met een revolver bedreigd en vrouwen en meisjes hebben aangerand. Chessman, die zijn eigen verdediging voerde, is twee keer in hoger beroep gegaan en heeft steeds zijn onschuld volgehouden. Er is een verzoek om gratie hangende, waarop waarschijnlijk in de komende dagen een beslissing zal vallen. De critici zijn het er over eens dat „Cell 2455, Death Row" een klasse op zichzelf vormt als de gedétailleerde weergave van de zestien jaren, die de „loopbaan" van Chessman als misdadiger telde. De „Saturday Review" was van mening, dat het een verrassing zou betekenen, indien er dit jaar een nog ver bazingwekkender boek zou worden uitgegeven. Het blad beschrijft het werk als een onderzoek naar Chessmans beweegredenen en feilen, maar dat de maatschappij veroordeelt inplaats van de misdadiger. Martha MacGregor, schrijvend in de week-end uitgave van de New York Post, zei: „Het ziet er naar uit, dat hij een best-seller heeft geschreven en wij hopén dat zijn leven gespaard moge blijven, opdat hij er genoegen van zal beleven". Zijn zaakwaarnemer heeft meegedeeld, dat Chessman tevens een roman had geschreven over de misdaad in Hollywood en thans een boek is begonnen over de mannen, die hij heeft meegemaakt in Death Row, het rijtje cellen, waarin ter dood veroordeelden op hun terechtstelling wachten. Chessman hoopt, dat zijn autobiografie het eerste deel zal kunnen vormen van een trilogie maar dat moet de gouverneur van Californië beslissen. TOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOCWCOOX eerst: stemmingskunst, bezweringskunst. Kunst die zich zó met de natuur, met haar ontembaarheid, haar blinde woestheid, met haar lieflijkheid ook, heeft vereenzelvigd, dat ze zélve natuur lijkt; dat de mens, deze dijkgraaf Hauke Haien, wiens hoogste streven het was om met de aanleg van een onaantastbare zeewering het oergeweld te keren, tot een samengebundelde kracht van oer-natuurlijke onvervaardheid wordt. Er woeden en dat is het grootse, het overweldigende van deze novelle „ele menten" in dit verhaal van de „Schimmel reiter." Van een elementaire onstuimigheid is de schimmel het spookpaard in de ver beelding van de bijgelovige bevolking die met zijn ruiter, de dijkgraaf, over de onverwoestbare „Hauke Haiendijk" jaagt bij vliegende storm, bij heilloos ontij, waar in de oude dijk, die door het onverstand, de afgunst en het bijgeloof van het volk niét werd vernieuwd, zal bezwijken. Elementair is de dood van paard en ruiter, de sprong in de afgrond van water en zand, waarmee de tragiek van een grootscheeps levend man wordt voltrokken. Zelfs de trouw van Hauke's vrouw Elke de schoonste, sterkste vrouwengestalte, die Storm heeft gecreëerd is van een dusdanige elemen taire onverbrekelijkheid, dat het het effect van een romantisch accent stukken te boven gaat als zij in het holst van de storm nacht, op zoek naar de geliefde echtgenoot, voor diens ogen de dood vindt in het woe dende water. Romantiek? Natuurlijk, Storm was een romanticus en wel één van het zuiverste gehalte, tot in zijn verborgenste zieleweef- sels doortrokken van een heimwee naar „elders", naar lieflijker oorden, één van geest met zijn jeugd, met het Husum van zijn kinderjaren, waarvan hij dichtte dat hij „het eens had bezeten" en niet wist waar het was „kommen hin". Romantiek, die aan het beste en edelste van zijn lyriek die onvervalste romance-klank verleende, met haar diepklinkende celiotonen van verfijnde nostalgie. Gevoelswarmte was dat, hartsaangelegenheid van de eerste orde: het begenadigd vermogen om de din gen des levens in zich op te nemen, te koesteren, te bezielen met zijn liefde, die, alle melancholie ten spijt, levensliefde was, liefdesliefde. Zijn leven lang bleef hij het „rozenrood der passie" trouw, lyrisch trouw, met een verskunst die eens en voor goed heeft bewezen, hoe sterk de tederheid kan zijn: hoe onvergankelijk de vrucht van het verlangen, van de „husumerei", die in „Der Schimmelreiter" een zo tragisch-man- nelijk slotaccoord vond. ER ZIJN REÉDS VELE DENKERS ge weest, die meenden, dat de dieren tegen ons samenzweren. Wij hebben dat gevoel ook wel eens, bijvoorbeeld wanneer wij uitglijden op een trottoir of onszelf een tijdlang op de benen zitten te slaan, omdat er voortdurend insecten op plaatsnemen. Maar vooral bij boswandelingen kunnen wij de indruk niet van ons afzetten, dat er via een dicht netwerk van gevederde zen dertjes en ontvangertjes een menigte docu mentatie over ons wordt doorgegeven, wéér wij ook gaan. Men moet dan eens plotseling stilstaan en bruusk het hoofd op richten naar het bladerdak dan wordt het net zo stil als wanneer bij ons de Jans- sens komen binnenvallen op een moment dat de Vreekens juist op bezoek zijn. Ten tijde van het faillissement van Avi fauna hebben wij ons afgevraagd of er met vogels de kippen niet te na gesproken ooit wel een betrouwbare zaak is op te zetten. Wij achtten malversaties onder de eksters en het gaaien-gajus geenszins denkbeeldig. Ook in Avifauna dat wij door Amsterdammers familiaar „Aafie aan de Rijn" hoorden noemen hebben wij van stonde af aan enige nattigheid gevoeld. Aan de ingang kwam al dadelijk een pak kende reclame voor een levensverzeke ringsmaatschappij ons in een ongemakke lijke tweestrijd werpen en toen onze blik rust zocht bij een kolibrietje, waarvan wij meenden, dat het opgezet was. begon dit diertje zich razend snel met een pootje op zijn koppetje te krabben. Wij liepen door naar de grote tropische volière. De bewo ners daarvan zijn er blijkbaar achtergeko men, dat de mensen eerst op de bordjes kijken om hun portretten in zich op te nemen en hun namen te leren uitspreken en vervolgens nagaan of zij er inderdaad zitten. Het interessante „Leben und Trei- ben unserer gefiederten Freunde" zoals dat heet in een woordje voor de Duitse bezoekers lijkt er nu geheel op te zijn gericht om verwarring te stichten. Zodra de poorten opengaan schijnt het parool te zijn: „Boompje verwisselen!" vreemd meisje woedend naar ons omkeek, ofschoon wij haar in het geheel niet geflo ten hadden maar kennelijk een of andet vogelbeest achter ons. Toen wij haar naar de boom verwezen, waar het fluitje van daan kwam, verhaastte zij haar tred wellicht menend, dat wij het bankje vóór de boom bedoelden. De pinguins hebben weer wat anders af gesproken. Zij waren alle op één na te water gegaan en gaven dus de vele toe schouwers reden te verwachten, dat dié éne weldra haar voorbeeld zou volgen. En daar een te water gaande pinguin zulk een aardige aanblik verschaft, keek iedereen vol spanning naar die éne. De kleinste be weging van de vetgans leidde tot hoopvolle uitroepen als „nou gaat-ie derin" of „kijk- kijk-daar kómt-ie" en ouders wendden met geweld hun kindertjes er heen, hen be zwerend nu toch vooral goed op te letten. De pinguin was tot de rand van het bassin gekuierd, vouwde toen de zwarte vlerkjes voor de kolossale witte buik en begaf zich weer landinwaarts. Ach neen, laten wij niet menen, dat wij de natuur beheersen. Toen wij voor de struisvogelzöne verschenen, was er niet één, die er over piekerde zijn kop in het zand te steken. Zij kwamen stampend naderbij ten»- einde bij gebrek aan ander groen eens van onze jas te proeven. Op het gezellige terrasje voor de grote vijver, waarin een smaldeel pelikanen met schuin omhooggerichte snavels voorbijdreef en een paar flamingo's vlak voor ons tafel tje luid stonden te bekvechten, hebben wij een ogenblik gedroomd van een volledig herstel van het menselijk gezag over de beesten. Zou het leven er niet saaier op worden? Men moet zich in de situatie schikken. Ook als men zich na het bezoek over de Oude Rijn wil laten zetten, maar bij aan komst op het steigertje ziet, dat de roei»- boot juist moeizaam is afgeduwd. En als men dan een meeuw van vlakbij schaterlachend ziet wegvliegen. KO BRUGBIER ACTRICE SYBILLE BINDER KOMT NAAR ONS LAND Onder auspiciën van het Gemootschaj) NederlandDuitsland zal de Duitse to neelspeelster en voordrachtkunstenares Sybille Binder in ons land optreden en wel op 11 Mei te Den Haag (in Pulchrl Studio), op 12 Mei te Amsterdam (in hot (in het Wij zagen een roodkopvink huichelachtig voor zich uitstaren bij het bordje van de zilveroor-nachtegaal uit de Himalaya en een blauwe vliegenvanger kalm plaats nemen op de zetel van een rode kardinaal. Wij tikten tegen de ruit om hem tot de orde te roepen maar hij keek ons uitdagend aan, vermoedelijk in de hoop, dat wij de ruit zouden verbrijzelen en voor de schade zou den moeten opdraaien. Tot ons genoegen zagen wij echter, dat het in de tegenoverliggende papegaaien- kooi ordelijk toeging. Wij meenden een blauwe ara, die zich geheel volgens de richtlijnen aan de tralies vastklampte, zelfs plichtmatig „Lorre" te horen roepen en vestigden de aandacht van andere bezoe kers er op. Er kwamen verscheidene men sen toelopen en wij stonden allen met de handen achter de oorschelpen. „Lorre". LC.C.V'en'op"l3 Meite Utrecht klonk het weer, nu een beetje vermoeid. Kunsthistorisch Instituut). Toen kwam er van achter een strowand aan de andere zijde van de kooi een mis moedig mannetje te voorschijn. „Hij ver tikt het", zei hij. Wij zeiden de man, dat wij duidelijk „Lorre" hadden horen roepen. „Ja. hoe kènnet", lachte hij schamper, „dat was ik...." De ara keek hoog, als een fatale Lorrelei, op dit alles neer. VOOR DE VOGELS, die het te bont ma ken, is een strafkolonie ingericht, die naar buiten wordt voorgesteld als de „Magische volière". Men treedt een duistere ruimte binnen, die onderbroken wordt door hel verlichte diorama's, waarin men allerlei vogeltjes in zenuwachtige opwinding bijeenziet in het hun door de verfkwast van Henk B. Poesiat te Woerden opgedrongen landschap. Een bordje vermeldt zakelijk: „Al deze vogels worden om de twee dagen vervangen". Het is ons gebleken, dat ver scheidene toeschouwers er over in zitten in welke toestand de vogeltjes zich na de tweede dag wel zullen bevinden. Wij hebben geen resultaat van deze dis ciplinaire maatregel bespeurd. Integen deel: onze ogen waren nog maar nauwe lijks aan het daglicht gewend, toen een ons Laat anderen werken, sandalen maken of kerken, Wankja heeft genoeg aan zijn schalmei'. In deze slotregels van een be kend gedichtje van Slauerhoff is iets ge vangen van de aloude vreugde om het geheim der melodie. Te allen tijde zijn het in de eerste plaats blaasinstrumenten ge weest fluiten en hobo's die de mens het gevoel gaven te kunnen beschikken over de stem van de natuur. Komt het door de overeenkomst met de roep der vogels of omdat de toon slechts leeft door wat ons doet leven, de ademhaling? Of omdat Pan, heerser over da natuur, de iwar hem ge noemde fluit sneed uit het riet, waarin de vluchtende nimf Syrinx door de gunst der goden veranderd was? In ieder geval bezweert men een slang niet met een harp en is de fluit het lievelingsinstrument van dichters, die de muziek verheerlijken. De „kleine romans" vam Gerald Kersh lijk grenzeloos begaafds pianist, is nauwe- MISSCHIEN VERKLAART dit alles ook het succes van een pretentieloos blaas- instrumentje, dat aan tienduizenden muzi kaal genoegen geschonken heeft, sinds een Engelse sociale werkster en musicienne, miss Margaret Tames, in 1926 de eerste moderne bamboefluiten vervaardigde. Voor een volksschool in London zocht zij naar een goedkoop, eenvoudig instrument, waar op de kinderen hun liedjes konden spelen en de beginselen der muziek leren. Ge kochte fluitjes bevredigden niet, zij waren schril van toon en dikwijls onzuiver. Een kennis had haar eens uit Sicilië een fluit gezonden, door een herder aan de kant van de weg gesneden uit wit bamboe en van een houten mondstuk voorzien. Miss Tames liet de kinderen dit model namaken. Het enthousiasme voor het vervaardigen van een eigen speeltuig was groot en er volgden diverse verbeteringen. Het mondstuk werd vervangen door een kurk in de opening en ble dat hij zich in zijn vrije tijd aan het bouwen van deze instrumenten wijdde. Sinds 1938 kent ook Nederland zijn Pijpersgilde, dat thans zevenhonderd leden telt. Door het organiseren van cursussen in maken en bespelen van het instrument en het musiceren onder leiding van een „ge zel" handhaaft men een verantwoord peil in de geest van de initiatiefneemster. HOEWEL DE SAMENKLANK der vier „stemmen" charmerend kan zijn men denkt aan de draagbare orgeltjes van Mid deleeuwse engelenconcerten is de bam boefluit geen concertinstrument. Een Lieve Heersbeestje in het bos kan ons echter evenzeer met ontzag voor de natuur ver vullen als een koningstijger in Artis. In ieder mens schuilt iets van de handwerks man en iets van een muzikant maar daarom is nog niet iedereen ingenieur or componist. V: V" via een bamboegordijnroe ontdekte men de voordelen van een wijde boring. HET INSTRUMENT verbreidde zich nu snel over geheel Engeland als een belang rijk hulpmiddel voor de muzikale opvoe ding op de scholen. Welk een mogelijkheid om handwerk en kunst te combineren en nu weer borend en vijlend, dan weer musi cerend de toonladder op te bouwen! Ook aan het decoreren werd van het begin af veel aandacht besteed waarbij men gebruik maakte van Afrikaanse en Aziatische voor beelden uit het Brits Museum. Om het werk op een musisch niveau te houden en dilettantisme te weren, stichtte Mis Tames „The Pipers' Guild" en als basis van het gilde koos zij de beproefde geleding in drie klassen: meester, gezel en leerling. Wie van het gilde lid wordt, ver plicht zich geen fluiten te verkopen en het werk slechts door te geven, indien men de graad van gezel bereikt heeft. Ongetwijfeld is dit goed gezien, daar het klakkeloos na maken uit een beschrijving het instrument zou doen degenereren tot het peil van Japans speelgoed. Door de zorgen van het „Pipers' Guild" zijn honderden bewerkingen en oorspron kelijke stukken voor twee, drie of vier in strumenten verschenen. Evenals de blok fluiten, waarvan zij zich onderscheiden door een zachtere, ronde toon, kunnen 'de bamboefluiten een koor van sopraan, alt, tenor en bas vormen. Niemand minder dan de „grand old man" der Engelse componis ten, Vaughan Williams, heeft een kwartet voor deze instrumenten geschreven. En ook de pianist Horowitz raakte zo gefascineerd J door de klank van een bamboefluit-ensem- zijn in de meeste opzichten van de tweede rang of van een nog Lagere, dat hangt af van de overwegingen waarop men zijn indeling maakt, maar in ieder geval niet van de eerste. De beste reden om er toch iets over te zeggen, is dat hun karakte- lijks goed genoeg voor een plaatjestijd schrift. In het laatste echter, waar de ver zameling terecht naar genoemd is, komt hij met tientallen verrassende wendingen en invallen voor den dag en krijgt hij zelfs de muziek onder de knie. De impresario ristieken van een soort zijn, die deze lit te- Pifferari, die op een onzuivere manier wat ra tuur over het algemeen kenmerken: de robuuste, fris-verhalende litteratuur, zon- geld heeft gewonnen, verontschuldigt zich als volgt: „Het is goed, Kersh, ik heb het der problemen en rij'k aan duidelijke ge- geld aan B'.edd geleend, die bezig was met beurtenissen het genre is niet in alge- een symphonisch gedicht over de slag bij mene termen te beschrijven zonder woor- Omdoerman. Het moest iets geweldigs wor den die ontleend zijn aan een welbekende den: het ratelen van de Maxlm-geweren, romanwaardering van de het schreeuwen van de Zondagmiddag. „De mo- Engelse Litteratuur Ierse fuseliers, het gillen derne litteratuur is moe-van de Guards, het krij- deloos, bloedarm, zenuw- sen van de derwisjen, het zwak en eentonig" is on- Over CjCrald KcrSn stuiven van de oorlogs- geveer de gelijkte formule correspondenten Win- en het werk van Kersh zou daartegenover ston Churchill en alle anderen. Bledd nam wel gebruikt kunnen worden als een voor beeld van de ware, gezonde soort. „Guttersnipe" en de andere verhalen in de onlangs bij Heinemann te Londen ver schenen verzameling zijn overigens van een moderne gezonde soort: cynischer dan de minder-frisse litteratuur ooit wordt. Men kan zeggen: veel te cynisch om ontmoedigd te kunnen worden. De personen zijn van twee soorten: niet-aardig en wei-aardig, in zijn geld aan, kocht veertig flessen grappa, kreeg delirium tremens en stierf. Wie kan de bedoelingen der Voorzienigheid peilen?" Als alle verhalen dit tempo en deze soort grapjes volhielden, zou er wel wat van terecht zijn gekomen, rqaar ook Pifferari moet van tijd tot tijd aantonen dat hij aan de aardige kant staat Deze impresario treedt in verschillende verhalen op als verteller, onder het oude de intensieve maatschappelijke zin, die die systeem dat Kersh toepast: om te beginnen twee begrippen kunnen aannemen, zodat in een omgeving waar hij een verteller zij overeenkomen met goed en niet-goed ontmoet, die na de eerste pagina's aan het slecht zou een te sterk woord zijn, omdat het een te positieve inhoud aan het kwaad toekent. Het is een indeling in kasten: wie eenmaal aardig is, illustreert zijn aardig heid ook met zijn streken, wie het niet is kan zijn mond niet openen zonder zich een mispunt te tonen. Maar zijn zoetsappige wreedheid krijgt het systeem doordat de goed- en afkeuring gemeenschappelijk, groepsgewijs gehanteerd moeten worden: het is het lijnrecht tegenovergestelde van persoonlijke waarderingen. Als men deze morele indeling eenmaal onderscheiden heeft, wordt het werk van eigenlijke verhaal begint. Dat is op het eerste gezicht ook alweer verfrissend, zo verkrijgt men een ouderwets goed verhaaL Het resultaat is niettemin alleen geschikt om te herinneren aan wat er allemaal no dig is, voordat in het eenvoudigste verhaal de betekenissen behoorlijk op hun plaats komen. Het is natuurlijk waar, dat men een uitstekend moreel gestel kan hebben en niettemin ongelukkige verhaaltjes pro duceren. Het is bovendien waar, dat men met een veel zwakker moreel gestel dan de heer Kersh waarschijnlijk heeft, veel betere kan maken. Zodat het tenslotte toch Gerald Kersh er voornamelijk een toepas- louter een gebrek aan litteraire kwaliteit sing van. De schrijver heeft enige lieve- lings-zwakheden, die bij zijn type passen: is, waaraan dit boek lijdt. Het is evenwel niet het soort litteraire gebrek, dat eigenlijk een voorkeur voor Midtden-Europese vor- zo'n beetje buiten het leven staat: de schrij- stenhuizen op het punt van uitsterven, voor internationale gezelschappen en voor mu- ver mikt nauwkeurig op de lezers die alles van hun leesstof kunnen slikken, behalve ziek de laatste voorkeur is misschien de die ene essentiële eigenschap, dat zij hun ergste van alle: zodra de muziek in de voorstelling van menselijke zaken verruimt romankunst optreedt, is het diepste wan- en daardoor noodzakelijkerwijs onzekerder trouwen gepast, want in negen van de tien gevallen komen er dan hoge woorden over roepingen en schoonheden en enthousiaste maakt. Men kan een verhaal als „Thicker than water" (met de ruwe maar gouden oom die zijn melige neefje uitbrult) niet zalen, zonder dat men nog enige mense- lezen zonder de overtuiging op te doen dat lijke beweegreden of emotie kan vinden. Gerald Kersh precies weet hoe hij een grote Men ergert zich des te meer aan de ge- groep lezers onder de kin moet strijken, makzuchtige en botte noties waarmee Het is zelfs buiten Enigeland d© moeite Kereh te werk gaat, omdat hij ziiin ver- waard een enkele keer zo'n bock uit de halen wel handig en puntig kan schrijven, kring der lezenswaardige te wij-zen, al zou Zelfs in deze capaciteit raakt hij het spoor het voornamelijk zijn om te disputeren met kwijt als de muziek hem overmant: zijn hen die er plezier in hebben. eerste verhaal, over een jonge en na-tuur- S. M. Een instrument, dat appelleert aan beide, is ideaal om de kinderen zelf de elementen der muziek te laten ontdekken. Juist aan directe expressie in een eenvoudige vorm heeft onze tijd grote behoefte, getuige de animo bij kinderen voor balletlessen, het opkomen van een „vrijer" tekenonderwijs, het toenemende succes der volksmuziek scholen. Een instrument als de bamboefluit kan voor veel kinderen een prettiger intro ductie tot Caecilia's rijk zijn dan vele boe ken met pianistische „oefeningen voor eerstbeginnenden". En het kan het zijne bijdragen tot de vorming van een generatie die met de Muzen op goede voet staat zon der onkunde of snobisme. SAS BUNGE Dezer dagen zijn de negenendertig leden van de Académie Frangaise in vergadering bijeengekomen om te trachten het getal van veertig vol te maken door via een stem ming een opvolger van de overleden ro manschrijver Jérome Tharaud te benoe- men. Ditkeer waren er zeven candidaten. Na vijf stemmingen had geen van hen een voldoende meerderheid op zich weten te verenigen. Alle keren leidde de 81-jarige historicus en romancier Daniel Halévy vóór La Varende, eveneens een schrijver van grote vermaardheid. De andere candi daten bleven ver achter. Nog steeds is het 319 jaar oude instituut der „onsterfelijken" dus niet op de volle, gereglementeerde sterkte. Deze onvolledig heid bestaat al sinds 1939. Voor de microfoon EIGENLIJK had ik deze keer iets vrien delijks willen schrijven over Harriet Freezer en haar rommeltafel van gevraagde gramofoonplaten, die nu van de Zondag avond naar de Vrijdag-vooravond verhuist. Op Vrijdag 21 Mei zullen we die voortref felijke microfoon- stem en die quasi- nonchalante confé rence. welke de on- benulligste muziek jes verteerbaar kan maken, weer kunnen horen. Maar nu werd Maandagavond mijn aan dacht weer eens getrokken door het muzi kale raadselprogramma „De qui est-ce?" (Van wie is dat?) van Brussel (Franse uit zendingen). Daarbij merkte ik, dat de reeks namen van goede oplossers heel wat Ne derlandse klanken bevatten en dat de prijs uiteindelijk naar een Haarlemmer ging. Dat blijkt een normaal verschijnsel te zijn bij de correspondentierubrieken van bui tenlandse stations, vooral van de Frans talige. Men luistere maar eens naar „Bon- soir l'Europe, ici Paris" elke Zaterdag avond van 22 uur tot middernacht via de krachtzender Allouis op 1829 meter en ook naar „Le tribune du discophile", iedere Zondagmorgen om 11 uur via Brussel- Frans. Wonderlijk genoeg blijven dergelijke muzikale discussieprogramma's, ondanks hun succes in het buitenland, bij de Neder landse omroepverenigingen tot de uitzon deringen behoren. Slechts „Ad libitum" en „Spontane reacties" van Rutger Schouten vallen enigszins met de Belgische methode van interpretatie-vergelijking in de ge noemde „Tribune" of met het speurwerk naar muzikale verwantschappen als in „De qui est-ce?" te vergelijken. Ook Paris-Inter (Allouis 1829 meter) kent een programma van beredeneerde vergelijkingen op gramofoonplaten, dat iedere Zondagmiddag van 14.45 tot 15.45 uur wordt uitgezonden. Uit de correspondentie kan men afleiden, dat er bij de Nederlandse luisteraars grote belangstelling voor dergelijke programma's bestaat. Niet alleen in Nederland trouwens, want de correspondentenlijst van „De qui est-ce?" bevatte de laatste keer ook nog de namen van een luisteraar uit Norwich (Engeland) en van iemand uit Gladbach Zelf geloof ik sterk aan de vormende waarde van dit genre uitzendingen; de toe hoorder blijft hierbij immers niet passief, maar er wordt een beroep op zijn mede leven, op zijn activiteit gedaan. Juist waar op school en in huis nog lang niet genoeg aan de artistieke en inzonder heid aan de muzikale vorming van de mens gedaan wordt, bieden deze uitzendin gen een waardevolle gids tot het muzikaal genot, om met deze zinspeling op het pro gramma „Plaisir de la musique" (Frank rijk Nationaal, 347 en 235 meter, Zondag 1112 uur) te eindigen. J.H.B. FOTO-PORTRETTEN In het Prentenkabinet der Rijksuniver siteit te Leiden wordt van 10 Mei tot 13 Juni een foto-tentoonstelling gehouden, ge titeld: Het portret in de twintigste eeuw. Het bestuur van de stichting voor litte raire publicaties „De Beuk" te Amsterdam heeft Frans Babyion opdracht gegeven een bloemlezing uit het werk van de na-oor- logse dichters in Noord-Brabant samen to stellen. De bedoeling hiervan is het letter kundige leven in deze provincie te stimu leren. De bloemlezing zal gevolgd worden door een serie publicaties van jonge Bra bantse letterkundigen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15