HET VERKEERDE BOEK
Theodor Storms zwaeezanig
Ter dood veroordeelde schreef
potentiële best-seller
AAFIE AAN DE RIJN
2).e PieïdeM&iuLt in
der muzikale opvoeding
Muziek kent geen grenzen
Litteraire
Kanttekeningen
„Der Schimmelreiter" in
Nederlandse vertaling
Frankrijk op zoek
naar „Onsterfelijken"
Bloemlezing uit werk van
Brabantse dichters
IN „DE GRIJZE STAD AAN ZEE" in Husum, aan de Sleeswijk-Holsteinse kust
van Noord-Friesland werd Theodor Storm geboren en niet ver vandaar, in Hade-
marschen, overleed hij, zeventig jaar oud. Husum dat was Noordzee en polder en
heide. Landelijke stilte, bruisen van golven en, landinwaarts, nevel, grauwe mist
boven dromende vennen. Husum was natuur: oergeweld en geheimzinnig-verlokkende
betovering, eenzaamheid en verbondenheid met wolken en wind. Theodor Storm had
zijn geboortestreek vurig lief. Ze was het oord van zijn heimwee, van zijn zwaar
moedige beschouwelijkheid, van zijn jeugd en zijn liefde. Alle innigheid van zijn
lyriek, van zijn in eenvoud zingende hart, al zijn „Husumerei" was ervan doortrokken,
zo goed als zijn uiterlijk het stempel droeg van het Noord-Friese boeren- en zeevolk.
En als Husumer heeft hij zijn dorp-aan-
zee in een monument van taal en vertel
kunst vereeuwigd: in „Der Schimmel
reiter". Het was zijn laatste werk. Ook zijn
gaafste, zijn krachtigste. Een werk, op de
dood veroverd. Had men hem, met een leu
gen om bestwil, niet aangepraat, dat zijn
Voor het eerst, meen ik, is deze zwane-
zang, is dit meesterwerk, dat de kunst van
de novelle „van de zuster van het
drama", zoals Storm zich uitdrukte tot
op deze dag ten voorbeeld strekt, in een
vertaling verschenen. Men had zich een
betere kunnen wensen, één die wat minder
vrij omgesprongen was met de oorspronke
lijke tekst, met de typisch-„Stormse" zins
melodie en syntaxis, met de in de broze
geledingen van dit proza verscholen poëti-
dodelijke ziekte niets om het lijf had, Storm sche „finesse" met onze moedertaal ten-
zou de moed niet meer hebben gevonden
om zijn schriftuur, dat hij bij het eerste
fatale teken van zijn kwaal had moeten
onderbreken, te voltooien. Een jaar nog
bleef hem vergund om zijn novellistische
kunst, waarin hij een meester was, tot dit
hoogtepunt van zij-n creatief vermogen cp
te voeren. De drang daartoe genade van
een zo volbloedig kunstenaarschap als het
zijne was sterker dan de kwelling der
pijnen die hij te doorstaan had, sterker ook
d3n de twijfel van een zeventigjarige, of hij
een zo veeleisend waagstuk, een zo manne
lijk zich meten met de oerkracht van de
natuur, niet tien jaar eerder had moeten
ondernemen. Toen hij enkele maanden
later afscheid nam van „het leven waarvan
hij zo grenzeloos veel had gehouden", was
„Der Schimmelreiter" in druk verschenen.
Husum, waddenkusl, strand van storm
wind, van zeegeweld, dit Thule van de
volkslegenden, door spookgestalten bevolkt,
door geheimzinnige natuurmachten in de
ban gehouden van het ondoorgrondelijk-
eeuwige, was tot litteratuur van de eerste
rang geworden. Tot een stemmingskunst,
die in een zo gave gestalte haar weerga niet
heeft gevonden.
Want dat is „Der Schimmelreiter" aller -
slotte. Maar ook in deze onbevredigende
bewerking nog blijft „Der Schimmelreiter"
een werk van zelden geëvenaarde bezwe
rende kracht. Een werk der wereldlittera
tuur. C. J. E. DINAUX
Theodor Storm: „De man op de schimmel",
vertaald door Cor Bruijn. (Uitgeverij Ploegsma,
Amsterdam).
NEW YORK (U.P.) Amerikaanse litteraire critici hebben enthousiaste ver
slagen geschreven over de zojuist verschenen autobiografie van Caryl Chessman,
getiteld „Cell 2455, Death Row" (Dodencel 2455). De man een „misdadige
psychopaath" werd uitgeroepen tot de „veelbelovende" auteur van een boek,
dat de mogelijkheden in zich draagt een „best seller" te worden.
De 32-jarige Chessman verblijft in de gevangenis van San Quentin in Californië
en heeft nog slechts enkele dagen te leven, daar hij tot de dood in de gaskamer
werd veroordeeld. Hij zou in Zuid-Californië herhaaldelijk minnende paartjes
met een revolver bedreigd en vrouwen en meisjes hebben aangerand. Chessman,
die zijn eigen verdediging voerde, is twee keer in hoger beroep gegaan en
heeft steeds zijn onschuld volgehouden. Er is een verzoek om gratie hangende,
waarop waarschijnlijk in de komende dagen een beslissing zal vallen.
De critici zijn het er over eens dat „Cell 2455, Death Row" een klasse op
zichzelf vormt als de gedétailleerde weergave van de zestien jaren, die de
„loopbaan" van Chessman als misdadiger telde. De „Saturday Review" was van
mening, dat het een verrassing zou betekenen, indien er dit jaar een nog ver
bazingwekkender boek zou worden uitgegeven. Het blad beschrijft het werk
als een onderzoek naar Chessmans beweegredenen en feilen, maar dat de
maatschappij veroordeelt inplaats van de misdadiger.
Martha MacGregor, schrijvend in de week-end uitgave van de New York Post,
zei: „Het ziet er naar uit, dat hij een best-seller heeft geschreven en wij hopén
dat zijn leven gespaard moge blijven, opdat hij er genoegen van zal beleven".
Zijn zaakwaarnemer heeft meegedeeld, dat Chessman tevens een roman had
geschreven over de misdaad in Hollywood en thans een boek is begonnen
over de mannen, die hij heeft meegemaakt in Death Row, het rijtje cellen,
waarin ter dood veroordeelden op hun terechtstelling wachten. Chessman hoopt,
dat zijn autobiografie het eerste deel zal kunnen vormen van een trilogie
maar dat moet de gouverneur van Californië beslissen.
TOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOCWCOOX
eerst: stemmingskunst, bezweringskunst.
Kunst die zich zó met de natuur, met haar
ontembaarheid, haar blinde woestheid, met
haar lieflijkheid ook, heeft vereenzelvigd,
dat ze zélve natuur lijkt; dat de mens, deze
dijkgraaf Hauke Haien, wiens hoogste
streven het was om met de aanleg van een
onaantastbare zeewering het oergeweld te
keren, tot een samengebundelde kracht van
oer-natuurlijke onvervaardheid wordt.
Er woeden en dat is het grootse, het
overweldigende van deze novelle „ele
menten" in dit verhaal van de „Schimmel
reiter."
Van een elementaire onstuimigheid is
de schimmel het spookpaard in de ver
beelding van de bijgelovige bevolking
die met zijn ruiter, de dijkgraaf, over de
onverwoestbare „Hauke Haiendijk" jaagt
bij vliegende storm, bij heilloos ontij, waar
in de oude dijk, die door het onverstand, de
afgunst en het bijgeloof van het volk niét
werd vernieuwd, zal bezwijken. Elementair
is de dood van paard en ruiter, de sprong
in de afgrond van water en zand, waarmee
de tragiek van een grootscheeps levend
man wordt voltrokken. Zelfs de trouw van
Hauke's vrouw Elke de schoonste,
sterkste vrouwengestalte, die Storm heeft
gecreëerd is van een dusdanige elemen
taire onverbrekelijkheid, dat het het effect
van een romantisch accent stukken te
boven gaat als zij in het holst van de storm
nacht, op zoek naar de geliefde echtgenoot,
voor diens ogen de dood vindt in het woe
dende water.
Romantiek? Natuurlijk, Storm was een
romanticus en wel één van het zuiverste
gehalte, tot in zijn verborgenste zieleweef-
sels doortrokken van een heimwee naar
„elders", naar lieflijker oorden, één van
geest met zijn jeugd, met het Husum van
zijn kinderjaren, waarvan hij dichtte dat
hij „het eens had bezeten" en niet wist
waar het was „kommen hin". Romantiek,
die aan het beste en edelste van zijn lyriek
die onvervalste romance-klank verleende,
met haar diepklinkende celiotonen van
verfijnde nostalgie. Gevoelswarmte was
dat, hartsaangelegenheid van de eerste
orde: het begenadigd vermogen om de din
gen des levens in zich op te nemen, te
koesteren, te bezielen met zijn liefde, die,
alle melancholie ten spijt, levensliefde was,
liefdesliefde. Zijn leven lang bleef hij
het „rozenrood der passie" trouw, lyrisch
trouw, met een verskunst die eens en voor
goed heeft bewezen, hoe sterk de tederheid
kan zijn: hoe onvergankelijk de vrucht van
het verlangen, van de „husumerei", die in
„Der Schimmelreiter" een zo tragisch-man-
nelijk slotaccoord vond.
ER ZIJN REÉDS VELE DENKERS ge
weest, die meenden, dat de dieren tegen
ons samenzweren. Wij hebben dat gevoel
ook wel eens, bijvoorbeeld wanneer wij
uitglijden op een trottoir of onszelf een
tijdlang op de benen zitten te slaan, omdat
er voortdurend insecten op plaatsnemen.
Maar vooral bij boswandelingen kunnen
wij de indruk niet van ons afzetten, dat er
via een dicht netwerk van gevederde zen
dertjes en ontvangertjes een menigte docu
mentatie over ons wordt doorgegeven,
wéér wij ook gaan. Men moet dan eens
plotseling stilstaan en bruusk het hoofd op
richten naar het bladerdak dan wordt
het net zo stil als wanneer bij ons de Jans-
sens komen binnenvallen op een moment
dat de Vreekens juist op bezoek zijn.
Ten tijde van het faillissement van Avi
fauna hebben wij ons afgevraagd of er met
vogels de kippen niet te na gesproken
ooit wel een betrouwbare zaak is op te
zetten. Wij achtten malversaties onder de
eksters en het gaaien-gajus geenszins
denkbeeldig. Ook in Avifauna dat wij
door Amsterdammers familiaar „Aafie aan
de Rijn" hoorden noemen hebben wij
van stonde af aan enige nattigheid gevoeld.
Aan de ingang kwam al dadelijk een pak
kende reclame voor een levensverzeke
ringsmaatschappij ons in een ongemakke
lijke tweestrijd werpen en toen onze blik
rust zocht bij een kolibrietje, waarvan wij
meenden, dat het opgezet was. begon dit
diertje zich razend snel met een pootje op
zijn koppetje te krabben. Wij liepen door
naar de grote tropische volière. De bewo
ners daarvan zijn er blijkbaar achtergeko
men, dat de mensen eerst op de bordjes
kijken om hun portretten in zich op te
nemen en hun namen te leren uitspreken
en vervolgens nagaan of zij er inderdaad
zitten. Het interessante „Leben und Trei-
ben unserer gefiederten Freunde" zoals
dat heet in een woordje voor de Duitse
bezoekers lijkt er nu geheel op te zijn
gericht om verwarring te stichten. Zodra
de poorten opengaan schijnt het parool te
zijn: „Boompje verwisselen!"
vreemd meisje woedend naar ons omkeek,
ofschoon wij haar in het geheel niet geflo
ten hadden maar kennelijk een of andet
vogelbeest achter ons. Toen wij haar naar
de boom verwezen, waar het fluitje van
daan kwam, verhaastte zij haar tred
wellicht menend, dat wij het bankje vóór
de boom bedoelden.
De pinguins hebben weer wat anders af
gesproken. Zij waren alle op één na te
water gegaan en gaven dus de vele toe
schouwers reden te verwachten, dat dié
éne weldra haar voorbeeld zou volgen. En
daar een te water gaande pinguin zulk een
aardige aanblik verschaft, keek iedereen
vol spanning naar die éne. De kleinste be
weging van de vetgans leidde tot hoopvolle
uitroepen als „nou gaat-ie derin" of „kijk-
kijk-daar kómt-ie" en ouders wendden met
geweld hun kindertjes er heen, hen be
zwerend nu toch vooral goed op te letten.
De pinguin was tot de rand van het bassin
gekuierd, vouwde toen de zwarte vlerkjes
voor de kolossale witte buik en begaf zich
weer landinwaarts.
Ach neen, laten wij niet menen, dat wij
de natuur beheersen. Toen wij voor de
struisvogelzöne verschenen, was er niet één,
die er over piekerde zijn kop in het zand te
steken. Zij kwamen stampend naderbij ten»-
einde bij gebrek aan ander groen eens van
onze jas te proeven.
Op het gezellige terrasje voor de grote
vijver, waarin een smaldeel pelikanen met
schuin omhooggerichte snavels voorbijdreef
en een paar flamingo's vlak voor ons tafel
tje luid stonden te bekvechten, hebben wij
een ogenblik gedroomd van een volledig
herstel van het menselijk gezag over de
beesten. Zou het leven er niet saaier op
worden?
Men moet zich in de situatie schikken.
Ook als men zich na het bezoek over de
Oude Rijn wil laten zetten, maar bij aan
komst op het steigertje ziet, dat de roei»-
boot juist moeizaam is afgeduwd.
En als men dan een meeuw van vlakbij
schaterlachend ziet wegvliegen.
KO BRUGBIER
ACTRICE SYBILLE BINDER
KOMT NAAR ONS LAND
Onder auspiciën van het Gemootschaj)
NederlandDuitsland zal de Duitse to
neelspeelster en voordrachtkunstenares
Sybille Binder in ons land optreden en
wel op 11 Mei te Den Haag (in Pulchrl
Studio), op 12 Mei te Amsterdam (in hot
(in het
Wij zagen een roodkopvink huichelachtig
voor zich uitstaren bij het bordje van de
zilveroor-nachtegaal uit de Himalaya en
een blauwe vliegenvanger kalm plaats
nemen op de zetel van een rode kardinaal.
Wij tikten tegen de ruit om hem tot de orde
te roepen maar hij keek ons uitdagend aan,
vermoedelijk in de hoop, dat wij de ruit
zouden verbrijzelen en voor de schade zou
den moeten opdraaien.
Tot ons genoegen zagen wij echter, dat
het in de tegenoverliggende papegaaien-
kooi ordelijk toeging. Wij meenden een
blauwe ara, die zich geheel volgens de
richtlijnen aan de tralies vastklampte, zelfs
plichtmatig „Lorre" te horen roepen en
vestigden de aandacht van andere bezoe
kers er op. Er kwamen verscheidene men
sen toelopen en wij stonden allen met de
handen achter de oorschelpen. „Lorre". LC.C.V'en'op"l3 Meite Utrecht
klonk het weer, nu een beetje vermoeid. Kunsthistorisch Instituut).
Toen kwam er van achter een strowand
aan de andere zijde van de kooi een mis
moedig mannetje te voorschijn. „Hij ver
tikt het", zei hij. Wij zeiden de man, dat
wij duidelijk „Lorre" hadden horen roepen.
„Ja. hoe kènnet", lachte hij schamper, „dat
was ik...." De ara keek hoog, als een fatale
Lorrelei, op dit alles neer.
VOOR DE VOGELS, die het te bont ma
ken, is een strafkolonie ingericht, die naar
buiten wordt voorgesteld als de „Magische
volière". Men treedt een duistere ruimte
binnen, die onderbroken wordt door hel
verlichte diorama's, waarin men allerlei
vogeltjes in zenuwachtige opwinding
bijeenziet in het hun door de verfkwast van
Henk B. Poesiat te Woerden opgedrongen
landschap. Een bordje vermeldt zakelijk:
„Al deze vogels worden om de twee dagen
vervangen". Het is ons gebleken, dat ver
scheidene toeschouwers er over in zitten
in welke toestand de vogeltjes zich na de
tweede dag wel zullen bevinden.
Wij hebben geen resultaat van deze dis
ciplinaire maatregel bespeurd. Integen
deel: onze ogen waren nog maar nauwe
lijks aan het daglicht gewend, toen een ons
Laat anderen werken, sandalen maken of
kerken, Wankja heeft genoeg aan zijn
schalmei'. In deze slotregels van een be
kend gedichtje van Slauerhoff is iets ge
vangen van de aloude vreugde om het
geheim der melodie. Te allen tijde zijn het
in de eerste plaats blaasinstrumenten ge
weest fluiten en hobo's die de mens
het gevoel gaven te kunnen beschikken
over de stem van de natuur. Komt het door
de overeenkomst met de roep der vogels
of omdat de toon slechts leeft door wat ons
doet leven, de ademhaling? Of omdat Pan,
heerser over da natuur, de iwar hem ge
noemde fluit sneed uit het riet, waarin de
vluchtende nimf Syrinx door de gunst der
goden veranderd was? In ieder geval bezweert men een slang niet met een harp
en is de fluit het lievelingsinstrument van dichters, die de muziek verheerlijken.
De „kleine romans" vam Gerald Kersh lijk grenzeloos begaafds pianist, is nauwe-
MISSCHIEN VERKLAART dit alles ook
het succes van een pretentieloos blaas-
instrumentje, dat aan tienduizenden muzi
kaal genoegen geschonken heeft, sinds een
Engelse sociale werkster en musicienne,
miss Margaret Tames, in 1926 de eerste
moderne bamboefluiten vervaardigde. Voor
een volksschool in London zocht zij naar
een goedkoop, eenvoudig instrument, waar
op de kinderen hun liedjes konden spelen
en de beginselen der muziek leren. Ge
kochte fluitjes bevredigden niet, zij waren
schril van toon en dikwijls onzuiver. Een
kennis had haar eens uit Sicilië een fluit
gezonden, door een herder aan de kant van
de weg gesneden uit wit bamboe en van
een houten mondstuk voorzien. Miss Tames
liet de kinderen dit model namaken. Het
enthousiasme voor het vervaardigen van
een eigen speeltuig was groot en er volgden
diverse verbeteringen. Het mondstuk werd
vervangen door een kurk in de opening en
ble dat hij zich in zijn vrije tijd aan het
bouwen van deze instrumenten wijdde.
Sinds 1938 kent ook Nederland zijn
Pijpersgilde, dat thans zevenhonderd leden
telt. Door het organiseren van cursussen in
maken en bespelen van het instrument en
het musiceren onder leiding van een „ge
zel" handhaaft men een verantwoord peil
in de geest van de initiatiefneemster.
HOEWEL DE SAMENKLANK der vier
„stemmen" charmerend kan zijn men
denkt aan de draagbare orgeltjes van Mid
deleeuwse engelenconcerten is de bam
boefluit geen concertinstrument. Een Lieve
Heersbeestje in het bos kan ons echter
evenzeer met ontzag voor de natuur ver
vullen als een koningstijger in Artis. In
ieder mens schuilt iets van de handwerks
man en iets van een muzikant maar
daarom is nog niet iedereen ingenieur or
componist.
V: V"
via een bamboegordijnroe ontdekte men de
voordelen van een wijde boring.
HET INSTRUMENT verbreidde zich nu
snel over geheel Engeland als een belang
rijk hulpmiddel voor de muzikale opvoe
ding op de scholen. Welk een mogelijkheid
om handwerk en kunst te combineren en
nu weer borend en vijlend, dan weer musi
cerend de toonladder op te bouwen! Ook
aan het decoreren werd van het begin af
veel aandacht besteed waarbij men gebruik
maakte van Afrikaanse en Aziatische voor
beelden uit het Brits Museum.
Om het werk op een musisch niveau te
houden en dilettantisme te weren, stichtte
Mis Tames „The Pipers' Guild" en als
basis van het gilde koos zij de beproefde
geleding in drie klassen: meester, gezel en
leerling. Wie van het gilde lid wordt, ver
plicht zich geen fluiten te verkopen en het
werk slechts door te geven, indien men de
graad van gezel bereikt heeft. Ongetwijfeld
is dit goed gezien, daar het klakkeloos na
maken uit een beschrijving het instrument
zou doen degenereren tot het peil van
Japans speelgoed.
Door de zorgen van het „Pipers' Guild"
zijn honderden bewerkingen en oorspron
kelijke stukken voor twee, drie of vier in
strumenten verschenen. Evenals de blok
fluiten, waarvan zij zich onderscheiden
door een zachtere, ronde toon, kunnen 'de
bamboefluiten een koor van sopraan, alt,
tenor en bas vormen. Niemand minder dan
de „grand old man" der Engelse componis
ten, Vaughan Williams, heeft een kwartet
voor deze instrumenten geschreven. En ook
de pianist Horowitz raakte zo gefascineerd
J door de klank van een bamboefluit-ensem-
zijn in de meeste opzichten van de tweede
rang of van een nog Lagere, dat hangt
af van de overwegingen waarop men zijn
indeling maakt, maar in ieder geval niet
van de eerste. De beste reden om er toch
iets over te zeggen, is dat hun karakte-
lijks goed genoeg voor een plaatjestijd
schrift. In het laatste echter, waar de ver
zameling terecht naar genoemd is, komt
hij met tientallen verrassende wendingen
en invallen voor den dag en krijgt hij zelfs
de muziek onder de knie. De impresario
ristieken van een soort zijn, die deze lit te- Pifferari, die op een onzuivere manier wat
ra tuur over het algemeen kenmerken: de
robuuste, fris-verhalende litteratuur, zon-
geld heeft gewonnen, verontschuldigt zich
als volgt: „Het is goed, Kersh, ik heb het
der problemen en rij'k aan duidelijke ge- geld aan B'.edd geleend, die bezig was met
beurtenissen het genre is niet in alge- een symphonisch gedicht over de slag bij
mene termen te beschrijven zonder woor- Omdoerman. Het moest iets geweldigs wor
den die ontleend zijn aan een welbekende den: het ratelen van de Maxlm-geweren,
romanwaardering van de het schreeuwen van de
Zondagmiddag. „De mo- Engelse Litteratuur Ierse fuseliers, het gillen
derne litteratuur is moe-van de Guards, het krij-
deloos, bloedarm, zenuw- sen van de derwisjen, het
zwak en eentonig" is on- Over CjCrald KcrSn stuiven van de oorlogs-
geveer de gelijkte formule
correspondenten Win-
en het werk van Kersh zou daartegenover ston Churchill en alle anderen. Bledd nam
wel gebruikt kunnen worden als een voor
beeld van de ware, gezonde soort.
„Guttersnipe" en de andere verhalen in
de onlangs bij Heinemann te Londen ver
schenen verzameling zijn overigens van een
moderne gezonde soort: cynischer dan de
minder-frisse litteratuur ooit wordt. Men
kan zeggen: veel te cynisch om ontmoedigd
te kunnen worden. De personen zijn van
twee soorten: niet-aardig en wei-aardig, in
zijn geld aan, kocht veertig flessen grappa,
kreeg delirium tremens en stierf.
Wie kan de bedoelingen der Voorzienigheid
peilen?" Als alle verhalen dit tempo en
deze soort grapjes volhielden, zou er wel
wat van terecht zijn gekomen, rqaar ook
Pifferari moet van tijd tot tijd aantonen
dat hij aan de aardige kant staat
Deze impresario treedt in verschillende
verhalen op als verteller, onder het oude
de intensieve maatschappelijke zin, die die systeem dat Kersh toepast: om te beginnen
twee begrippen kunnen aannemen, zodat in een omgeving waar hij een verteller
zij overeenkomen met goed en niet-goed ontmoet, die na de eerste pagina's aan het
slecht zou een te sterk woord zijn, omdat
het een te positieve inhoud aan het kwaad
toekent. Het is een indeling in kasten: wie
eenmaal aardig is, illustreert zijn aardig
heid ook met zijn streken, wie het niet is
kan zijn mond niet openen zonder zich
een mispunt te tonen. Maar zijn zoetsappige
wreedheid krijgt het systeem doordat de
goed- en afkeuring gemeenschappelijk,
groepsgewijs gehanteerd moeten worden:
het is het lijnrecht tegenovergestelde van
persoonlijke waarderingen.
Als men deze morele indeling eenmaal
onderscheiden heeft, wordt het werk van
eigenlijke verhaal begint. Dat is op het
eerste gezicht ook alweer verfrissend, zo
verkrijgt men een ouderwets goed verhaaL
Het resultaat is niettemin alleen geschikt
om te herinneren aan wat er allemaal no
dig is, voordat in het eenvoudigste verhaal
de betekenissen behoorlijk op hun plaats
komen. Het is natuurlijk waar, dat men
een uitstekend moreel gestel kan hebben
en niettemin ongelukkige verhaaltjes pro
duceren. Het is bovendien waar, dat men
met een veel zwakker moreel gestel dan
de heer Kersh waarschijnlijk heeft, veel
betere kan maken. Zodat het tenslotte toch
Gerald Kersh er voornamelijk een toepas- louter een gebrek aan litteraire kwaliteit
sing van. De schrijver heeft enige lieve-
lings-zwakheden, die bij zijn type passen:
is, waaraan dit boek lijdt. Het is evenwel
niet het soort litteraire gebrek, dat eigenlijk
een voorkeur voor Midtden-Europese vor- zo'n beetje buiten het leven staat: de schrij-
stenhuizen op het punt van uitsterven, voor
internationale gezelschappen en voor mu-
ver mikt nauwkeurig op de lezers die alles
van hun leesstof kunnen slikken, behalve
ziek de laatste voorkeur is misschien de die ene essentiële eigenschap, dat zij hun
ergste van alle: zodra de muziek in de voorstelling van menselijke zaken verruimt
romankunst optreedt, is het diepste wan- en daardoor noodzakelijkerwijs onzekerder
trouwen gepast, want in negen van de tien
gevallen komen er dan hoge woorden over
roepingen en schoonheden en enthousiaste
maakt. Men kan een verhaal als „Thicker
than water" (met de ruwe maar gouden
oom die zijn melige neefje uitbrult) niet
zalen, zonder dat men nog enige mense- lezen zonder de overtuiging op te doen dat
lijke beweegreden of emotie kan vinden. Gerald Kersh precies weet hoe hij een grote
Men ergert zich des te meer aan de ge- groep lezers onder de kin moet strijken,
makzuchtige en botte noties waarmee Het is zelfs buiten Enigeland d© moeite
Kereh te werk gaat, omdat hij ziiin ver- waard een enkele keer zo'n bock uit de
halen wel handig en puntig kan schrijven, kring der lezenswaardige te wij-zen, al zou
Zelfs in deze capaciteit raakt hij het spoor het voornamelijk zijn om te disputeren met
kwijt als de muziek hem overmant: zijn hen die er plezier in hebben.
eerste verhaal, over een jonge en na-tuur-
S. M.
Een instrument, dat appelleert aan beide,
is ideaal om de kinderen zelf de elementen
der muziek te laten ontdekken. Juist aan
directe expressie in een eenvoudige vorm
heeft onze tijd grote behoefte, getuige de
animo bij kinderen voor balletlessen, het
opkomen van een „vrijer" tekenonderwijs,
het toenemende succes der volksmuziek
scholen. Een instrument als de bamboefluit
kan voor veel kinderen een prettiger intro
ductie tot Caecilia's rijk zijn dan vele boe
ken met pianistische „oefeningen voor
eerstbeginnenden". En het kan het zijne
bijdragen tot de vorming van een generatie
die met de Muzen op goede voet staat zon
der onkunde of snobisme. SAS BUNGE
Dezer dagen zijn de negenendertig leden
van de Académie Frangaise in vergadering
bijeengekomen om te trachten het getal van
veertig vol te maken door via een stem
ming een opvolger van de overleden ro
manschrijver Jérome Tharaud te benoe-
men.
Ditkeer waren er zeven candidaten. Na
vijf stemmingen had geen van hen een
voldoende meerderheid op zich weten te
verenigen. Alle keren leidde de 81-jarige
historicus en romancier Daniel Halévy
vóór La Varende, eveneens een schrijver
van grote vermaardheid. De andere candi
daten bleven ver achter.
Nog steeds is het 319 jaar oude instituut
der „onsterfelijken" dus niet op de volle,
gereglementeerde sterkte. Deze onvolledig
heid bestaat al sinds 1939.
Voor de
microfoon
EIGENLIJK had ik deze keer iets vrien
delijks willen schrijven over Harriet
Freezer en haar rommeltafel van gevraagde
gramofoonplaten, die nu van de Zondag
avond naar de Vrijdag-vooravond verhuist.
Op Vrijdag 21 Mei zullen we die voortref
felijke microfoon-
stem en die quasi-
nonchalante confé
rence. welke de on-
benulligste muziek
jes verteerbaar kan
maken, weer kunnen
horen.
Maar nu werd Maandagavond mijn aan
dacht weer eens getrokken door het muzi
kale raadselprogramma „De qui est-ce?"
(Van wie is dat?) van Brussel (Franse uit
zendingen). Daarbij merkte ik, dat de reeks
namen van goede oplossers heel wat Ne
derlandse klanken bevatten en dat de prijs
uiteindelijk naar een Haarlemmer ging.
Dat blijkt een normaal verschijnsel te zijn
bij de correspondentierubrieken van bui
tenlandse stations, vooral van de Frans
talige. Men luistere maar eens naar „Bon-
soir l'Europe, ici Paris" elke Zaterdag
avond van 22 uur tot middernacht via de
krachtzender Allouis op 1829 meter en
ook naar „Le tribune du discophile", iedere
Zondagmorgen om 11 uur via Brussel-
Frans.
Wonderlijk genoeg blijven dergelijke
muzikale discussieprogramma's, ondanks
hun succes in het buitenland, bij de Neder
landse omroepverenigingen tot de uitzon
deringen behoren. Slechts „Ad libitum" en
„Spontane reacties" van Rutger Schouten
vallen enigszins met de Belgische methode
van interpretatie-vergelijking in de ge
noemde „Tribune" of met het speurwerk
naar muzikale verwantschappen als in „De
qui est-ce?" te vergelijken.
Ook Paris-Inter (Allouis 1829 meter)
kent een programma van beredeneerde
vergelijkingen op gramofoonplaten, dat
iedere Zondagmiddag van 14.45 tot 15.45
uur wordt uitgezonden.
Uit de correspondentie kan men afleiden,
dat er bij de Nederlandse luisteraars grote
belangstelling voor dergelijke programma's
bestaat. Niet alleen in Nederland trouwens,
want de correspondentenlijst van „De qui
est-ce?" bevatte de laatste keer ook nog de
namen van een luisteraar uit Norwich
(Engeland) en van iemand uit Gladbach
Zelf geloof ik sterk aan de vormende
waarde van dit genre uitzendingen; de toe
hoorder blijft hierbij immers niet passief,
maar er wordt een beroep op zijn mede
leven, op zijn activiteit gedaan.
Juist waar op school en in huis nog lang
niet genoeg aan de artistieke en inzonder
heid aan de muzikale vorming van de
mens gedaan wordt, bieden deze uitzendin
gen een waardevolle gids tot het muzikaal
genot, om met deze zinspeling op het pro
gramma „Plaisir de la musique" (Frank
rijk Nationaal, 347 en 235 meter, Zondag
1112 uur) te eindigen. J.H.B.
FOTO-PORTRETTEN
In het Prentenkabinet der Rijksuniver
siteit te Leiden wordt van 10 Mei tot 13
Juni een foto-tentoonstelling gehouden, ge
titeld: Het portret in de twintigste eeuw.
Het bestuur van de stichting voor litte
raire publicaties „De Beuk" te Amsterdam
heeft Frans Babyion opdracht gegeven een
bloemlezing uit het werk van de na-oor-
logse dichters in Noord-Brabant samen to
stellen. De bedoeling hiervan is het letter
kundige leven in deze provincie te stimu
leren. De bloemlezing zal gevolgd worden
door een serie publicaties van jonge Bra
bantse letterkundigen.