DE OUDE MAN
Alk Ld
Een storm van twintig meter per seconde
doet moderne circustent geen schade
De mens en zijn stad
HOE PARIJS DOOR ZIJN SCHILDERS WORDT BEKEKEN
KONING WAS
Film van Hitchcock
aan de Rivièra
Franse Festivals
Kort verhaal j
door ldo van Genk
met tekening van Wim Steyn
4
die pannen van de daken slaat
voor
STORMPALEN EN TAARTPUNTEN
In de meestè grote Franse steden en
vo.cantiecent.ra worden dit jaar zomerfesti
vals gehouden van toneel en muziek, met
medewerking van balletten, toneelgezel
schappen en orkesten, ook uit het buiten
land. Het eerste in Dijon is reeds be
gonnen en de reeks eindigt pas half Sep
tember in Vichy.
In verscheidene steden (behalve Dijon
ook Beaune en Saulieu) worden Bourgon
dische avonden gehouden. Medewerking
verleent het Théatre National Populaire
met „Ruy Bias" en ,.Le Cid" en verder
wordt „Phèdre" van Racine vertoond, met
"Marie Bell in de titelrol. Ook het ballet
van Janine Charrat zal er optreden. Het
genoemde gezelschap onder leiding van
Jean Vilar, dat ook aan het Holland Festi
val deelneemt, geeft eind Mei in het festi
val van Rouaan opvoeringen van „Cinna"
van Corneille.
In Straatsburg komt de Russische com
ponist Sjostakowitsj een uitvoering van
zijn Tien de Symphonie dirigeren. Voorts
zal men er half Juni met de Spaanse
dirigent Ataulfo Argenta kunnen kennis
maken. Te Aix-en-Provence worden in de
maand Juli de première van de opera „Les
Caprices de Marianne" van Henri Sauguet
en een groots gemonteerde reprise van
„Mireille" van Gounod gegeven. Beroemde
décorontwerpers als Cassandre, Wakhe-
vitch, Dupont en Derain zijn bij de voor
bereidingen van dit grootscheeps festival
ingeschakeld.
Van 1220 Juni wordt in Angers de
„Ilamlet"-bewerking van Marcel Pagnol
opgeveerd, met Serge Reggiani in de hoofd
rol. In Lyon komt van 18 Juni tot 8 Juli de
Comédie Frangaise met onder meer „Pro-
métheus" van Jean de Beer en „Geen oor
log om Troje" van Jean Giraudoux.
Als ik koning was dan zou ik het, wat
de ridder-ordes aanging, nu eens ineens
heel anders doen. In de eerste plaats om
de verbijsterde honderd gezichten, die er
wèl op gerekend hadden. In de tweede
plaats om de even verbijsterde honderd,
die daar nu helemaal niet aan gedacht had
den. En tenslotte omdat het eigenlijk, eer
lijk gezegd, ook veel leuker en billijker is
hen, die in de schaduw der anonimiteit
zulke voortreffelijke dingen doen, eens zo
maar een pleziertje te doen.
Als ik koning was dan had ik van die
hele lijst iedereen geschrapt, behalve die
brave journalist, die nu al een klein men
senleven lang al-maar over mijn land
schrijft, onverdroten en schier wekelijks,
zonder dat iemand hem erom gevraagd
heeft. Zoiets moet eindelijk door een fon
kelende ster bestraald worden, daar ben
ik het mee eens.
Doch overigens
Wat denkt u van een pet vol grootkrui
sen voor de mannen, die 's nachts zand ge
strooid hebben in de tramrails en voor de
vrouwen, die al die mooie vlaggen hebben
zitten naaien en stikken?
Wat dunkt u van een doos commandeurs
sterren voor zo maar wat verdienstelijke
mensen, die weliswaur twoit voor het land,
waarover ik regeer, iets gedaan heb ben,
maar die, zomaar, nooit een medemens iets
in de weg gelegd hebben een negativum
weliswaar doch niettemin te uitzotiderlijk
om niet eens erkend te mogen worden. Ik
ken een nachtwaker, een broodbakker en
een onderwijzer, van wie ik zeker weet
dat zij nooit iemand een hak gezet hebben:
vrolijke, zonnige mannetjes met wie het
een genoegen is op een bank in de zon een
babbeltje te maken. Waarom zou ik, si
j'étais roi, dié nu niet eens een officiers-
knoop op het jasje steken?
Niet dat ik het de Reininks. de Kaas
jagers en de Smits van Oyens niet hartelijk
gun, maar die vinden zo-iets eigenlijk maar
gewoon en hoe ongewoon heerlijk zou het
niet zijn voor de Jansens, de Van Dams
en de Smits-die-niet-van-Oyen-zijn om
nu eens beloond te worden voor het
feit dat zij goed voor hun arme oude tante
zijn, dat zij ijverig zilverpapier en ge
bruikte postzegels verzamelen voor de tbc-
bestrijding en dat zij hun hond. die hon
denziekte heeft gehad, zo liefderijk hebben
verpleegd.
Si j'étais roi zou ik er gewoon, domweg,
lol in hebben de generaals en de Staats
raden nu eens géén lekkers te geven, maar
de bakker-op-de-hoek, die altijd het zui
verste brood gebakken heeft, wèl.
De generaals zouden tóch eerbiedig salue
ren en de Staatsraden zouden toch in rok
hun eerbiedige opwachting komen maken
en ik zou mij 's nachts in bed, koning zijn
de, liggen te verkneuteren over het plezier,
dat ik Van Dam en Smit-sec had bezorgd.
Maar jongens als ik lopen nooit met een
kroon op de kruin. Op z'n hoogst met een
aureooltje dat door niemand wordt opge
merkt, behalve heel stiekem door ons
zelf. ELIAS
"1 .TET enige vertraging maar het kon ook zijn, dat ik de
It A Jijd van aankomst verkeerd had onthouden arriveerde
de trein in het stadje, waar ik gedurende een groot deel van
de oorlog, dank zij gedeeltelijk zelf nagemaakte papieren,
woonde. In die periode hadden wij onder meer een vervalsings
centrale, gespecialiseerd op het gebied van stamkaarten voor
de distributie en persoonsbewijzen. Later kwamen daar nog
allerlei andere documenten, stempels en zegels bij en tenslotte
vervaardigden wij vrijwel alleen nog maar, zij het in veel
grotere hoeveelheden, gestencilde papiertjes ter doorgang en
legitimatie op straat doch dit alles doet nu weinig ter zake.
Ik vertel er slechts iets van, omdat dit hoort bij de herinneringen,
die mij onderweg hadden bezig gehouden.
Ten hoogste twee of drie keer was ik er sindsdien teruggeweest.
Mijn nieuwe omgeving en werkkring hebben al mijn tijd en
aandacht in beslag genomen. En trouwens: wat had ik er nog
te zoeken? De meeste vrienden en medewerkers, voor zover zij
de bezetting hebben overleefd, zijn intussen naar elders ver
trokken. Op de één of andere manier is het bovendien bijzonder
moeilijk het vroeger zo intense contact te herstellen, nu de ge
meenschappelijke concentratie op een bepaald doel en de van
buiten komende spanning ontbreken. Men groet elkaar, men
lacht een beetje, men wisselt enige romantisch gekleurde er
varingen uit, die men allang kent of tezamen beleefd heeft
en dat is alles. Het heeft geen zin meer. Men sloeg immers
onder benarde omstandigheden de handen ineen bij de strijd
om het recht voor ieder om zijn eigen weg te gaan.
TOCH was ük, dit bij vlagen
overdenkende in het gedrang
van zich zender respect voor
anderen haastende reizigers, in
zo'n lichtelijk geprikkelde
stemming, waarin men bijvoor
beeld zijn kinderen onrecht
vaardig fel iets verbiedt op een
marnier, waarvan men bijna op
hetzelfde ogenblik spijt onder
vindt maar de irritatie blijft
en maakt dat men bij de ge
ringste aamledidliing opnieuw
opvliegt. Dit branderig gevoel
van onbehagen werd nog ver
sterkt, toen ik op het met vlag
gen versierde stationsplein een
rommelig ensemble van drie
met feestmutsen getooide mu
zikanten een Duiits liedje hoor
de toeteren, waarmee enkele
medereizigers, wellicht half
onbewust, met gesloten mon
den, maar toch hoorbaar, in
stemden.Mede daardoor schrok
ik van de vuist tegen mijn
borst en de opdringerige stem:
„Speldje, meneer? Voor de
bevrijding.
Zelfs onder andere omstan
digheden zou ik zijn dbonge-
lopen, ail ware het alleen maar
omdat ik een hekel heb aan
openbaar vertoon, ook van
vaderlandsliefde. Nors mom
pelde i'k iets afwijzends tegen
de oude man, die met zijn
rood-wit-blauwe koopwaar al
lang een ander te lijf ging, om
mij vervolgens in een taxi
naar het restaurant te laten
brengen, waar ik die morgen
een zakelijke bespreking moest
voeren.
Op de afgesproken plaats
was ik de eerste. Terwijl ik bij
een kopje koffie zat te wach
ten, zag ik plotseling, alsof er
in een bioscoop een trillend
projectiieplaatje werd vertoond,
het gezicht voor me van de
man met de bevrijdingsspeld
jes, een dor, verweerd gelaat,
waaraan ik in het voorbijgaan
toch nauwelijks enige aandacht
had besteed. Opeens wiet ik
het zeker: hij was het, einde
lijk had ik hem teruggevon
den! Steeds sterker groeide in
mij het besef, dat ik nu ge
legenheid zou krijgen de man
te bedanken hoe, dat wist
ik nog niet, maar daar zou
zich vanzelf wel een oplossing
voor wijzen dlie in het voor
jaar van 1944, ongeveer tien
jaar geleden, mijn leven had
gered.
IK REED, naar zorgvuldig
aangeleerde gewoonte behoed
zaam en onopvallend naar
mogelijk onraad speurend, de
stille straat binnen,halverwege
waarvan zich de villa bevond,
waar mijn verzetscomman-
dant zijn geheim hoofdkwar
tier had opgeslagen. Als be
zwarend materiaal, gevaarlijk
ook voor anderen, had ik enige
illegale nieuwsbulletins bij me
en een nöeuwe lijst van onder
duikers, die geholpen moesten
worden met geld en levens
middelen. Ik remde de toch al
geringe vaart van mijn fiets
enigszins, toen ik bij de twee
de boom een oude man bezig
zag, dlie zich moeite gaf de in
druk te wekken dat hij iets
zocht in het gras daaromheen.
Bij ingeving wist ik, dot hij
die houding aannam om mij
iets te zeggen. En ik was dan
ook helemaal niet verbaasd,
toen ik zijn hese fluisterstem
opving: „U kunt beter terug
gaan. Er is huiszoeking ge
weest Overvalwagen. Er zijn
misschien moffen achtergeble
ven. Groene politie."
Zonder iets te zeggen of
enig ander teken te geven,
keerde ilk om, huiswaarts. Nog
geen uur later kreeg ik be
richt, dat een deel vain de
ganisatie was opgerold, zoals
dat toen heette.
„Die man heeft mij natuur
lijk i.n de gaten gekregen .door
dat ik twee keer per week op
steeds dezelfde tijd langs
kwam", zei ik tegen mijn
vrouw, die middag, toen wij
voor alile veiligheid reeds een
ander onderkomen hadden be
trokken. Zij was er op uit ge
weest met een stuk of wat
bonnen voor brood en boter
om hem alvast te bedanken,
maar zij had geen spoor van
hem kunnen ontdekken. Da
genlang heeft zij ik donsi
mij voorlopig niet in dós buurt
te wagen naar hem gezocht,
steeds tevergeefs. „Hét zal in
tuïtie zijn geweest," consta
teerde zij tenslotte. „Of ze
hebben hem ook gepakt!"
HAASTIG werkte ik mij
door de bespreking heen om
mij zo gauw mogelijk, hele
stukken hollend, naar het sta
tion te spoeden. Ik had er geen
idee van, hoe ik hem bedan
ken moest, maar dat deed niet
ter zake. Zulke drogen vragen
geen voorbereiding, dacht ik,
gelukkig mei de kans eindelijk
iets terug te kunnen doen, een
hartelijk woord te zeggen, zijn
hand te drukken. Doch dich
terbij gekomen werd ik scep
tisch. Écn straatventer? Mijn
beschermer had, hoewel iik hem
slechts vluchtig had waarge
nomen, toch de indruk gewekt
in die villawijk thuis te horen.
Toen ik voor hem stond, be
greep ik niet wat mij in zijn
gezicht vertrouwd was voor
gekomen. Zijn ogen stonden
bepaald ongunstig boven een
waterige snor, dlie ik de eersite
keer, een uur geleden, niet
eens had opgemerkt. „Speldje
meneer.vroeg hy op de
zelfde, half naar de volgende
langskomer gerichte toon.
„Voor de bevrijding...."
Om voor alle zekerheid een
gesprek te kunnen aanknopen,
de nodige informaties zou
kunnen opleveren, vroeg ik of
hij al veel had verkocht, ter
wijl ik mij een driekleurig
strikje op mijn revers liet spel
den. „Een rot stad, meneer!"
antwoordde hij. „Slecht pu
bliek. Het is de eerste keer
van m'n leven dat ik hier ben,
maar mij nooiit meer gezien!"
IN mijn voortvarendheid om
weg te komen had ik mijn tas
in het café laten liggen. Tij
dens de wandeling terug.waar-
bij iik mij ruimschoots kon ver
wonderen over de burgerlijke
saaiheid van het toch nauwe
lijks veranderde décor van
mijn vroegere avonturen, ont
moette i:k een oude bekende,
dlie mij een plaats in zijn auto
aanbood en nadat ik mijn
eigendom had opgehaald
voor de lunch uitnodigde. Toen
ik verslag had uitgebracht van
mijn zonderlinge vergissing,
verzocht ik hem, temeer daar
wij vlak in de buurt kwamen,
door de straat te rijden waar
de dood in een groen uniform
met zwarte distinctieven voor
mij op de loer had gelegen.
Het was er vrij stil. Van
sommige huizen wapperden
vlaggen, op een van de trot
toirs waren kleine meisjes met
brokken kalk een hinkelbaan
aan het krassen. Van de man
was geen spoor te bekennen.
Natuurlijk niet, diat zou wel
heel toevallig zijn geweest.
Maar vreemd genoeg zag ik
hem nog geen minuut later
wèl en d'it'keer was er geen
misverstand mogelijk. Hij
stond op een aangrenzend plein
in een plantsoen, met zijn
wandelstok figuren trekkend
in het zarnd. „Dat is hem.daar!"
Ik schreeuwde het bijna uit.
Mijn metgezel liet de wagen
stoppen. „Die?" vroeg hij on
gelovig. „Die man woont hier
inderdaad al zolang ik mij
heugen kan. Maar hij is vol
slagen kinds. Reedis jaren.
Probeer het maar, je kunt geen
verstandig woord uit hem
krijgen
TOEN ik voor hem stond, be
merkte ik dat zajn gelaat geen
spoor van overeenstemmiing
met dat van de venter bij het
station vretoondie. Berustte dit
gezichtsbedrog op een voorge
voel? Ik weet het niet. Met
nietszeggende ogen, waarin alle
beelden van het verleden sche
nen te zijn uitgewist, keek hij
naar mij op. Hij was rommelig
gekleed, zonder das. Wat moest
ik tegen hem zeggen? Terwijl
hij zich bukte naar een glim
mende kiezelsteen, aan mijn
verschijning geen enkele aan
dacht besisdiend, herkende ik
hem duidelijker. Hij moest
toen reeds, tien jaar geleden,
boven de zeventig zijn geweest.
Met bevende vingers raapte
hij het kleinood van de grond
om het vervolgens tegen het
licht te houden. Hij zei geen
woord, ofschoon zijn lippen
vochtig bewogen.
Het had geen zin om te pogen
een gesprek te beginnen en
hem mijn aanwezigheid, die
hij trouwens ternauwernood
opmerkte, te verklaren. Mijn
gastheer gaf een ongeduldig
signaal met de claxon. Mis
schien kreeg ik daardoor düe
ingeving het speldje van mijn
revers op het zijne over te
plaatsen. „Voor de bevrijding!"
zei ik, ongewoon nadrukkelijk.
Voor mijin bevrijding, had ik
moeten zeggen, doch het zou
geen enkel verschil! hebben ge
maakt. Ik weet niet eens of
hij blij was met zijn decoratie.
De kapitale tent van Circus Mullens (zie het artikel op pagina 5)
Op 16 April 1872 richtte
de toen twintigjarige Lud-
wig Stromeyer zoon van
een staatsambtenaar
tezamen met Julius Lan
dauer aan het Bodenmeer
een bedrijf op, dat zou uit
groeien tot een firma met
wereldnaam, de fabriek,
waar alle grote circus
ondernemingen uit de laat
ste halve eeuw hun enorme
linnen sprookjespaleizen
lieten bouwen en waar men
op dit gebied de grootst
mogelijke vakkundigheid
kon verwachten.
Reeds in de middel
eeuwen was de linnenhan
del te Konstanz van we
reldomvattende betekenis,
zoals wij uit een ordonnan
tie van de Raad van Kon
stanz uit 1289 ervaren. In
geheel Europa werd Kon-
stanzer linnen gebruikt. In
oude oorkonden vinden wij
zowel in Italië als in
Frankrijk de Konstanzer el
als lengtemaat genoemd en
aan het Bodenmeer wemel
de het van vreemde koop
lieden, die daar de „tela di
Constanza" kwamen kopen.
De linnenkoopman Luit-
fried Muntprat was in die
dagen de rijkste man van
het gehele vaste land van
Europa.
In later eeuwen geraakte
Konstanz zijn leidende po
sitie op het gebied der lin
nenhandel geheel kwijt en
zag men onder meer St.
Gallen op dit gebied op
komen. Het ontbrak welis
waar niet aan pogingen om
de oude luister te herstel
len. maar zelfs de verlichte
Keizer Joseph II kon slechts
een opbloei van voorbij
gaande aard bewerken. Het
zou Ludwig Stromeyer
voorbehouden blijven de
naam van Konstanz als
linnenstad opnieuw be
roemd te maken.
Het kleine bedrijf van
1872 groeide uit tot een
enorm complex van fa-
briekshallen en laboratoria,
thans algemeen bekend als wen van Italiaanse hennep versterkte tent-
het „Stromeyerdorp". Hier linnen verbonden. Deze riemen en touwen
was het dat men vindingen zijn met de hand aan de stof vastgenaaid,
deed en verbeteringen aan- Het tentdak is uiteraard niet uit één stuk
bracht, die alle grote cir- gesneden. De taartpuntvormige linnen
cus-ondernemingen tct een banen kan men tijdens de opbouw, door
zegen strekten. Wij denken
slechts aan dc zogenaamde PilSSOpartOXltS
Constanzia - Impregnering. r
waardoor het linnen der
tenten tegen alle verrotting
en bederf beschermd werd.
Men had tot op dat moment
steeds de tenten uit ruw of
geverfd linnen gemaakt en
deze tenten werden pas,
wanneer zij gestikt waren,
geheel met de hand water
dicht gemaakt, hetgeen tot
vele ongewenste verrassin
gen leidde. Stromeyer le
verde nu het bewijs, dat uit
een waterdichte stof, düe
waterdicht genaaid werd.
ook een waterdichte tent
moest ontstaan. En het
waren de grote circussen
als Sarasani, Hagenbeek,
Busch, Chipperfield en
Mullens, die hiervan profi
teerden.
De directie van het circus Jos. Mul
lens heeft een initiatief genomen, waar
door beeldende kunstenaars in staat
worden gesteld om de wonderlijke we
reld van de piste tot onderwerp van
hun werken te maken. In iedere plaats
namelijk, waar het circus zijn reuzen-
tent opslaat, zullen kunstenaars aan het
circus passé-partouts kunnen verkrij
gen, die hen zolang het circus in de stad
vertoeft, voortdurend toegang tot de
terreinen geven. De directie stelt als
enige eis, dat de gegadigden zijn aange
sloten bij erkende kunstenaarsorganisa
ties. Het is de bedoeling van de directie
om de aldus ontstane werken in het na
jaar in Amsterdam ten toon te stellen
onder de titel „Kunstenaars zien het
circus". Als deze expositie in de smaak
valt, zal zij ook in andere steden te be
zichtigen zijn. Het circus Jos. Mullens
is in Haarlem van 8 tot 12 Mei op het
Phoenix terrein gevestigd.
Kattebelletje.
HOLLYWOOD (U.P.) In de loop van
de volgende week zal de bekende Engelse
regisseur Alfred Hitchcock, die voorname
lijk zijn werkterrein gevonden heeft in
Hollywood, naar Parijs vertrekken om
twaalf Franse acteurs negen mannen en
drie vrouwen uit te zoeken voor belang
rijke rollen in een film, die zal worden op
genomen aan de Rivièra tegen het eind van
deze maand.
De film zal getiteld zijn „Catch a thief'
en handelt over een geveltoerist, die naar
de Rivièra komt om een bedrieger te ont
maskeren, die zich voor hem uitgeeft en
zijn roem op zich laat afstralen.
Cary Grant neemt de hoofdrol voor zijn
rekening. Aanvankelijk, zo verklaarde
In een der grote hallen van Stromeyer- voortraast en de pannen van de daken
dorp hebben wij een gesprek gehad met slaat, kan aan deze tenten geen kwaad
Peter Stromeyer, een der jongste loten van doen! Wanneer wij weten dat hier een
deze beroemde stam van tentenfabrikanten, constructie ontstaan is, die een drievoudige
Men was juist in koortsachtig tempo bezig veiligheid waarborgt, verwondert het ons
de enorme tent van het Nationaal Reuzen- cok niet dat een zware storm, met wind-
Circus Jos Mullens volgens een speciaal sterkte 11, het Circus Krone in Diisseldorf
systeem opnieuw twaalf meter te vergro- niet kon deren en dat Circus Hagenbeek in
ten, daar in het voorgaande seizoen is ge- Jüpan zelfs een orkaan met windsterkte 12 middel van speciaal versterkte knoopsga-
bleken, dat een dergelijke uitbreiding wist te weerstaan! ten met touwen aaneen zien reven,
enorm aan de technische vervolmaking van Een vijf centimeter strook linnen uit het „Er bestaan," zo vertelt Peter Stromeyer Hitchcock, was aan Dany Robin gedacht
het programma ten goede zou komen. tentdak scheurt pas bij een belasting van ons, „geen speciale patenten voor circus- voor de vrouwelijke hoofdrol, maar nu is
Peter Stromeyer vindt het bijzonder pret- 200 tot 250 kilogram De uit langvezelige tenten. Hun kwaliteit berust op langdurige besloten een volkomen onbekende deze
tig om over grote circustenten te praten, Peruaanse boomwol bestaande stofbanen, ervaring, grote materialenkennis en een ge- kans te geven. Dat meisje moet een Ame-
tenten, die veelal in weinig uren opge- zijn, constructief gezien, slechts vulmate- degen vakmanschap. Natuurlijk is de rikaanse voorstellen, die met haar moeder
bouwd kunnen worden. riaal voor de ten hoogste enkele vier- levensduur van een tentdak niet zolang als met vacantie is aan de Rivièra.
kante meters „mazen" van het daknet, dat die van een pannendak, maar een tent is Hitchcock, die bij wijze van handelsmerk
„Even wonderlijk als het doel van een over (ie magten ligt, om de toeschouwers dan ook heel wat vlugger opgebouwd dan altijd even in zijn films op het doek ver
circus is zyn opbouw, zegt hij. „Wie heeft {egen zon en regen te beschermen. Dit dak- een vast gebouw en tijd is bij een reizend schijnt, zal ditmaal zelf een klein rolletje
er eigenlijk wel eens over nagedacht dat net js stevig met het, dooi- riemen en tou- circus geld." vervullen, namelijk als croupier,
zulke tenten slechts alleen buitenom vast
met de aarde verbonden zijn. Dat het eigen
lijk slechts de vele honderden haringen of
pennen zijn, die het enorme linnen gebouw
bijeen houden, al zijn het dan ook heel wat
grotere haringen, dan die welke bijvoor
beeld bij een kampeertent gebruikt worden
lange en dikke stalen pennen, die schuin
van de tent af in de grond geslagen wor
den. De vier stalen hoofdmasten in het
midden rusten weliswaar op een vast fun
dament, doch zij zijn daar niet mee verbon
den, zij staan eigenlijk precies eender als
somtijds de ladders bij een steigerwerk.
Aan het boveneinde daarentegen zijn zij
door ijzerdraden met elkaar en door
schuin naar beneden lopende staalkabels
niet de in de grond geslagen haringen ver
bonden."
„Binnen in de circustent staan nog andere
polen, niet loodrecht, maar schuin. De vak
man noemt dit „stormpalen" of „storm-
masten". Evenals de hoofdmasten dragen
zij het circusdak, doch zij zijn tevens een
soort van veiligheidskleppen. Zij zijn
namelijk alleen aan het dak bevestigd
op de grond staan zij geheel los. Zij staan
wel schuin op de grond, maar toch recht
tegen het aflopende tentdak aan en zij ont
lasten het latwerk en de rondeelstangen,
waaromheen het zogenaamde „rondzeil"
gespannen is. Wanneer nu onverhoopt een
stormstoot het tentdak omhoog zou stoten,
zouden zij meehelpen, dit weder naar be
neden te drukken. Zij gaan automatisch
stiller staan en verschuiven met de onder
kant in de richting van het rondzeil, waar
door zij het tentdak opspannen. Het zeil
wordt zo voor wapperen behoed en er kun
nen geen grote kuilen ontstaan, waaraan
de wind een dankbare prooi zou hebben.
Zonder schade aan te richten strijkt zelfs
de zwaarste storm glad over het tentdak
heen."
Circusmensen weten uiteraard dat, wan
neer de stormwind onverhoopt in de tent
zou binnendringen, deze onder het tentdak
komt, met zeer noodlottige uitwerking.
Daarom moeten de ingangen van de tent,
vooral bij stormweer, goed gesloten zijn.
Grote circussen, zoals dat van Mullens,
staan voortdurend met de weersinstituten
in verbinding. Bij stormmelding zijn alle
leden van het personeel op hun post om
toe te zien dat alles in orde is en er ner
gens een haring uit de grond genikt is.
Peter Stromeyer vertelt ons, dat de dak
constructie van zijn circussen berekend is
op een winddruk van zestig kilogram per
vierkante meter en boven de tien meter
hoogte zelfs op negentig kilogram. Een
storm, die met twintig meter per seconde
BIJ alle salons en schildertentoonstellingen, die bijna da
gelijks in Parijs geopend worden, neemt de jaarlijkse
expositie van de groep „Peintres temoins de leur temps"
de schilders die van hun tijd getuigen toch wel een spe
ciale plaats in. Niet dat men hier nu niets dan gegarandeerde
meesterwerken krijgt voorgezet, wat ook eigenlijk helemaal
niet zo notfig hoeft te heten. Het aantrekkelijke van deze
tentoonstelling is eerder dat alle
exposanten zich hier met één be
paald onderwerp hebben bezigge
houden, dat hun tevoren werd op
gegeven. Zo'n thema kiest men dan
altijd wel zo uit, dat er ruimte
blijft voor ieders eigen fantasie,
terwijl de expositie al^lus toch een
soort bindende of leidende draad
wordt verzekerd. Zo werd vorig
jaar het thema „Zondag" opgege
ven en zag men hier dus aanschou
welijk gemaakt hoe de Fransen
hun vrije rustdag plegen te be
steden. Dit jaar luidde het motief:
„De mens en zijn stad" een nog
wat vager onderwerp misschien,
dat echter niettemin aanleiding tot
een boeiende tentoonstelling is ge
worden. De groep heeft bij deze
gelegenheid ook een voortreffelijk
verzorgde catalogus uitgegeven,
waarvoor een tiental schrijvers
onder wie Colette, hun gedach
ten ook eens over datzelfde
onderwerp de vrije loop hebbeif
gelaten.
Talloos zijn natuurlijk de aspec
ten van het leven van de mens in
de stad en Parijs uiteraard in
het bijzonder die hier door deze
schilders, onder wie beroemde
kunstenaars als Picasso, Dufy, Van
Dongen, Léger, worden uitgebeeld.
De één zond eenvoudig een gracieus danseresje in, dat haar
schoentje aanbindt en de ander een vette slager, die zich met
voldaan gezicht wijdbeens tussen zijn 'hammen en zijn
worsten heeft opgesteld.
Paul Colin, de vermaarde affiche-tekenaar, voor wie de
gangen van de Métro fungeren als permanente expositie-
wanden, vatte het onderwerp eerder lichtelijk surrealistisch
op. Op een lage muur met wat huizen op de achtergrond
plaatste hij het hoofd van een jonge man, wiens ogen ge-
In de Métro''
voelens van angst en beklemming verraden. De beklemming
van hem die voor het eerst van zijn leven met de stad en
haar razend geweld en vijandige eenzaamheid geconfron
teerd wordt.
Léger moest bij het begrip „stad" blijkbaar vooral aan de
arbeiders denken, arbeiders uit het bouwbedrijf. Hij schil
derde een figuratie van balken, ladders, steen en staal, waar
tussen gespierde kerels tussen
steigers hun zware werk verrich
ten. Picasso dacht bij hetzelfde
woord weer aan iets heel anders.
Van hem hangt hier althans een
(oud) portret van een zittende
heer met een opgedraaide zwarte
puntsnor en een sardonisch, bijna
sadistisch trekje rond de lippen,
die als een „kunstcriticus" wordt
voorgesteld. Simon Segal, een der
jongeren onder de Franse schil
ders van vandaag, stuurde een
groep Métro-reizigers in: drie
mannen van verschillende leeftij
den en uit verschillende milieu's
afkomstig, drie vrouwen en een
jongetje, enigszins la Charley
Toorop naast en achter elkaar ge
plaatst, met een verticale métro
stang in het centrum. Achter zeven
maskers gaan hier zeven levens
met hun klamme noden, tragiek
en geheimenissen schuil.
Het merendeel der schilders
heeft zich echter wel tot het ver
tellen van één of andere anec
dote bepaald straattafereeltjes
uit Montmartre bij een bistrot of
een publieke bank met verliefde
paartjes met veel locale kleuren.
Het aardigste voorbeeld in deze
categorie vond ik nog wel dat Pa-
rijse binnenhuisje van de jeugdige
Baboulene, die de laatste tijd veel wordt genoemd als aspi
rant-winnaar van een der grootste Parijse schilderprijzen.
Voor hem was de mens in zijn stad: een mannetje dat de
krant leest in zijn keuken, nadat hij zijn voeten gelukzalig
heeft gestoken in een teil met warm water. Madame schrobt
de vloer nog wat bij en om het beeld van volmaakte huiselijke
veiligheid te voltooien zit rechts een poes te spinnen op een
stoel. Het is overigens wel heel kennelijk Zaterdagavond,
want de Parijzenaar vindt het een prettig idéé des Zondags
morgens met schoongewassen voeten uit zijn bed te stappen.