DE OUDE MAN Alk Ld Een storm van twintig meter per seconde doet moderne circustent geen schade De mens en zijn stad HOE PARIJS DOOR ZIJN SCHILDERS WORDT BEKEKEN KONING WAS Film van Hitchcock aan de Rivièra Franse Festivals Kort verhaal j door ldo van Genk met tekening van Wim Steyn 4 die pannen van de daken slaat voor STORMPALEN EN TAARTPUNTEN In de meestè grote Franse steden en vo.cantiecent.ra worden dit jaar zomerfesti vals gehouden van toneel en muziek, met medewerking van balletten, toneelgezel schappen en orkesten, ook uit het buiten land. Het eerste in Dijon is reeds be gonnen en de reeks eindigt pas half Sep tember in Vichy. In verscheidene steden (behalve Dijon ook Beaune en Saulieu) worden Bourgon dische avonden gehouden. Medewerking verleent het Théatre National Populaire met „Ruy Bias" en ,.Le Cid" en verder wordt „Phèdre" van Racine vertoond, met "Marie Bell in de titelrol. Ook het ballet van Janine Charrat zal er optreden. Het genoemde gezelschap onder leiding van Jean Vilar, dat ook aan het Holland Festi val deelneemt, geeft eind Mei in het festi val van Rouaan opvoeringen van „Cinna" van Corneille. In Straatsburg komt de Russische com ponist Sjostakowitsj een uitvoering van zijn Tien de Symphonie dirigeren. Voorts zal men er half Juni met de Spaanse dirigent Ataulfo Argenta kunnen kennis maken. Te Aix-en-Provence worden in de maand Juli de première van de opera „Les Caprices de Marianne" van Henri Sauguet en een groots gemonteerde reprise van „Mireille" van Gounod gegeven. Beroemde décorontwerpers als Cassandre, Wakhe- vitch, Dupont en Derain zijn bij de voor bereidingen van dit grootscheeps festival ingeschakeld. Van 1220 Juni wordt in Angers de „Ilamlet"-bewerking van Marcel Pagnol opgeveerd, met Serge Reggiani in de hoofd rol. In Lyon komt van 18 Juni tot 8 Juli de Comédie Frangaise met onder meer „Pro- métheus" van Jean de Beer en „Geen oor log om Troje" van Jean Giraudoux. Als ik koning was dan zou ik het, wat de ridder-ordes aanging, nu eens ineens heel anders doen. In de eerste plaats om de verbijsterde honderd gezichten, die er wèl op gerekend hadden. In de tweede plaats om de even verbijsterde honderd, die daar nu helemaal niet aan gedacht had den. En tenslotte omdat het eigenlijk, eer lijk gezegd, ook veel leuker en billijker is hen, die in de schaduw der anonimiteit zulke voortreffelijke dingen doen, eens zo maar een pleziertje te doen. Als ik koning was dan had ik van die hele lijst iedereen geschrapt, behalve die brave journalist, die nu al een klein men senleven lang al-maar over mijn land schrijft, onverdroten en schier wekelijks, zonder dat iemand hem erom gevraagd heeft. Zoiets moet eindelijk door een fon kelende ster bestraald worden, daar ben ik het mee eens. Doch overigens Wat denkt u van een pet vol grootkrui sen voor de mannen, die 's nachts zand ge strooid hebben in de tramrails en voor de vrouwen, die al die mooie vlaggen hebben zitten naaien en stikken? Wat dunkt u van een doos commandeurs sterren voor zo maar wat verdienstelijke mensen, die weliswaur twoit voor het land, waarover ik regeer, iets gedaan heb ben, maar die, zomaar, nooit een medemens iets in de weg gelegd hebben een negativum weliswaar doch niettemin te uitzotiderlijk om niet eens erkend te mogen worden. Ik ken een nachtwaker, een broodbakker en een onderwijzer, van wie ik zeker weet dat zij nooit iemand een hak gezet hebben: vrolijke, zonnige mannetjes met wie het een genoegen is op een bank in de zon een babbeltje te maken. Waarom zou ik, si j'étais roi, dié nu niet eens een officiers- knoop op het jasje steken? Niet dat ik het de Reininks. de Kaas jagers en de Smits van Oyens niet hartelijk gun, maar die vinden zo-iets eigenlijk maar gewoon en hoe ongewoon heerlijk zou het niet zijn voor de Jansens, de Van Dams en de Smits-die-niet-van-Oyen-zijn om nu eens beloond te worden voor het feit dat zij goed voor hun arme oude tante zijn, dat zij ijverig zilverpapier en ge bruikte postzegels verzamelen voor de tbc- bestrijding en dat zij hun hond. die hon denziekte heeft gehad, zo liefderijk hebben verpleegd. Si j'étais roi zou ik er gewoon, domweg, lol in hebben de generaals en de Staats raden nu eens géén lekkers te geven, maar de bakker-op-de-hoek, die altijd het zui verste brood gebakken heeft, wèl. De generaals zouden tóch eerbiedig salue ren en de Staatsraden zouden toch in rok hun eerbiedige opwachting komen maken en ik zou mij 's nachts in bed, koning zijn de, liggen te verkneuteren over het plezier, dat ik Van Dam en Smit-sec had bezorgd. Maar jongens als ik lopen nooit met een kroon op de kruin. Op z'n hoogst met een aureooltje dat door niemand wordt opge merkt, behalve heel stiekem door ons zelf. ELIAS "1 .TET enige vertraging maar het kon ook zijn, dat ik de It A Jijd van aankomst verkeerd had onthouden arriveerde de trein in het stadje, waar ik gedurende een groot deel van de oorlog, dank zij gedeeltelijk zelf nagemaakte papieren, woonde. In die periode hadden wij onder meer een vervalsings centrale, gespecialiseerd op het gebied van stamkaarten voor de distributie en persoonsbewijzen. Later kwamen daar nog allerlei andere documenten, stempels en zegels bij en tenslotte vervaardigden wij vrijwel alleen nog maar, zij het in veel grotere hoeveelheden, gestencilde papiertjes ter doorgang en legitimatie op straat doch dit alles doet nu weinig ter zake. Ik vertel er slechts iets van, omdat dit hoort bij de herinneringen, die mij onderweg hadden bezig gehouden. Ten hoogste twee of drie keer was ik er sindsdien teruggeweest. Mijn nieuwe omgeving en werkkring hebben al mijn tijd en aandacht in beslag genomen. En trouwens: wat had ik er nog te zoeken? De meeste vrienden en medewerkers, voor zover zij de bezetting hebben overleefd, zijn intussen naar elders ver trokken. Op de één of andere manier is het bovendien bijzonder moeilijk het vroeger zo intense contact te herstellen, nu de ge meenschappelijke concentratie op een bepaald doel en de van buiten komende spanning ontbreken. Men groet elkaar, men lacht een beetje, men wisselt enige romantisch gekleurde er varingen uit, die men allang kent of tezamen beleefd heeft en dat is alles. Het heeft geen zin meer. Men sloeg immers onder benarde omstandigheden de handen ineen bij de strijd om het recht voor ieder om zijn eigen weg te gaan. TOCH was ük, dit bij vlagen overdenkende in het gedrang van zich zender respect voor anderen haastende reizigers, in zo'n lichtelijk geprikkelde stemming, waarin men bijvoor beeld zijn kinderen onrecht vaardig fel iets verbiedt op een marnier, waarvan men bijna op hetzelfde ogenblik spijt onder vindt maar de irritatie blijft en maakt dat men bij de ge ringste aamledidliing opnieuw opvliegt. Dit branderig gevoel van onbehagen werd nog ver sterkt, toen ik op het met vlag gen versierde stationsplein een rommelig ensemble van drie met feestmutsen getooide mu zikanten een Duiits liedje hoor de toeteren, waarmee enkele medereizigers, wellicht half onbewust, met gesloten mon den, maar toch hoorbaar, in stemden.Mede daardoor schrok ik van de vuist tegen mijn borst en de opdringerige stem: „Speldje, meneer? Voor de bevrijding. Zelfs onder andere omstan digheden zou ik zijn dbonge- lopen, ail ware het alleen maar omdat ik een hekel heb aan openbaar vertoon, ook van vaderlandsliefde. Nors mom pelde i'k iets afwijzends tegen de oude man, die met zijn rood-wit-blauwe koopwaar al lang een ander te lijf ging, om mij vervolgens in een taxi naar het restaurant te laten brengen, waar ik die morgen een zakelijke bespreking moest voeren. Op de afgesproken plaats was ik de eerste. Terwijl ik bij een kopje koffie zat te wach ten, zag ik plotseling, alsof er in een bioscoop een trillend projectiieplaatje werd vertoond, het gezicht voor me van de man met de bevrijdingsspeld jes, een dor, verweerd gelaat, waaraan ik in het voorbijgaan toch nauwelijks enige aandacht had besteed. Opeens wiet ik het zeker: hij was het, einde lijk had ik hem teruggevon den! Steeds sterker groeide in mij het besef, dat ik nu ge legenheid zou krijgen de man te bedanken hoe, dat wist ik nog niet, maar daar zou zich vanzelf wel een oplossing voor wijzen dlie in het voor jaar van 1944, ongeveer tien jaar geleden, mijn leven had gered. IK REED, naar zorgvuldig aangeleerde gewoonte behoed zaam en onopvallend naar mogelijk onraad speurend, de stille straat binnen,halverwege waarvan zich de villa bevond, waar mijn verzetscomman- dant zijn geheim hoofdkwar tier had opgeslagen. Als be zwarend materiaal, gevaarlijk ook voor anderen, had ik enige illegale nieuwsbulletins bij me en een nöeuwe lijst van onder duikers, die geholpen moesten worden met geld en levens middelen. Ik remde de toch al geringe vaart van mijn fiets enigszins, toen ik bij de twee de boom een oude man bezig zag, dlie zich moeite gaf de in druk te wekken dat hij iets zocht in het gras daaromheen. Bij ingeving wist ik, dot hij die houding aannam om mij iets te zeggen. En ik was dan ook helemaal niet verbaasd, toen ik zijn hese fluisterstem opving: „U kunt beter terug gaan. Er is huiszoeking ge weest Overvalwagen. Er zijn misschien moffen achtergeble ven. Groene politie." Zonder iets te zeggen of enig ander teken te geven, keerde ilk om, huiswaarts. Nog geen uur later kreeg ik be richt, dat een deel vain de ganisatie was opgerold, zoals dat toen heette. „Die man heeft mij natuur lijk i.n de gaten gekregen .door dat ik twee keer per week op steeds dezelfde tijd langs kwam", zei ik tegen mijn vrouw, die middag, toen wij voor alile veiligheid reeds een ander onderkomen hadden be trokken. Zij was er op uit ge weest met een stuk of wat bonnen voor brood en boter om hem alvast te bedanken, maar zij had geen spoor van hem kunnen ontdekken. Da genlang heeft zij ik donsi mij voorlopig niet in dós buurt te wagen naar hem gezocht, steeds tevergeefs. „Hét zal in tuïtie zijn geweest," consta teerde zij tenslotte. „Of ze hebben hem ook gepakt!" HAASTIG werkte ik mij door de bespreking heen om mij zo gauw mogelijk, hele stukken hollend, naar het sta tion te spoeden. Ik had er geen idee van, hoe ik hem bedan ken moest, maar dat deed niet ter zake. Zulke drogen vragen geen voorbereiding, dacht ik, gelukkig mei de kans eindelijk iets terug te kunnen doen, een hartelijk woord te zeggen, zijn hand te drukken. Doch dich terbij gekomen werd ik scep tisch. Écn straatventer? Mijn beschermer had, hoewel iik hem slechts vluchtig had waarge nomen, toch de indruk gewekt in die villawijk thuis te horen. Toen ik voor hem stond, be greep ik niet wat mij in zijn gezicht vertrouwd was voor gekomen. Zijn ogen stonden bepaald ongunstig boven een waterige snor, dlie ik de eersite keer, een uur geleden, niet eens had opgemerkt. „Speldje meneer.vroeg hy op de zelfde, half naar de volgende langskomer gerichte toon. „Voor de bevrijding...." Om voor alle zekerheid een gesprek te kunnen aanknopen, de nodige informaties zou kunnen opleveren, vroeg ik of hij al veel had verkocht, ter wijl ik mij een driekleurig strikje op mijn revers liet spel den. „Een rot stad, meneer!" antwoordde hij. „Slecht pu bliek. Het is de eerste keer van m'n leven dat ik hier ben, maar mij nooiit meer gezien!" IN mijn voortvarendheid om weg te komen had ik mijn tas in het café laten liggen. Tij dens de wandeling terug.waar- bij iik mij ruimschoots kon ver wonderen over de burgerlijke saaiheid van het toch nauwe lijks veranderde décor van mijn vroegere avonturen, ont moette i:k een oude bekende, dlie mij een plaats in zijn auto aanbood en nadat ik mijn eigendom had opgehaald voor de lunch uitnodigde. Toen ik verslag had uitgebracht van mijn zonderlinge vergissing, verzocht ik hem, temeer daar wij vlak in de buurt kwamen, door de straat te rijden waar de dood in een groen uniform met zwarte distinctieven voor mij op de loer had gelegen. Het was er vrij stil. Van sommige huizen wapperden vlaggen, op een van de trot toirs waren kleine meisjes met brokken kalk een hinkelbaan aan het krassen. Van de man was geen spoor te bekennen. Natuurlijk niet, diat zou wel heel toevallig zijn geweest. Maar vreemd genoeg zag ik hem nog geen minuut later wèl en d'it'keer was er geen misverstand mogelijk. Hij stond op een aangrenzend plein in een plantsoen, met zijn wandelstok figuren trekkend in het zarnd. „Dat is hem.daar!" Ik schreeuwde het bijna uit. Mijn metgezel liet de wagen stoppen. „Die?" vroeg hij on gelovig. „Die man woont hier inderdaad al zolang ik mij heugen kan. Maar hij is vol slagen kinds. Reedis jaren. Probeer het maar, je kunt geen verstandig woord uit hem krijgen TOEN ik voor hem stond, be merkte ik dat zajn gelaat geen spoor van overeenstemmiing met dat van de venter bij het station vretoondie. Berustte dit gezichtsbedrog op een voorge voel? Ik weet het niet. Met nietszeggende ogen, waarin alle beelden van het verleden sche nen te zijn uitgewist, keek hij naar mij op. Hij was rommelig gekleed, zonder das. Wat moest ik tegen hem zeggen? Terwijl hij zich bukte naar een glim mende kiezelsteen, aan mijn verschijning geen enkele aan dacht besisdiend, herkende ik hem duidelijker. Hij moest toen reeds, tien jaar geleden, boven de zeventig zijn geweest. Met bevende vingers raapte hij het kleinood van de grond om het vervolgens tegen het licht te houden. Hij zei geen woord, ofschoon zijn lippen vochtig bewogen. Het had geen zin om te pogen een gesprek te beginnen en hem mijn aanwezigheid, die hij trouwens ternauwernood opmerkte, te verklaren. Mijn gastheer gaf een ongeduldig signaal met de claxon. Mis schien kreeg ik daardoor düe ingeving het speldje van mijn revers op het zijne over te plaatsen. „Voor de bevrijding!" zei ik, ongewoon nadrukkelijk. Voor mijin bevrijding, had ik moeten zeggen, doch het zou geen enkel verschil! hebben ge maakt. Ik weet niet eens of hij blij was met zijn decoratie. De kapitale tent van Circus Mullens (zie het artikel op pagina 5) Op 16 April 1872 richtte de toen twintigjarige Lud- wig Stromeyer zoon van een staatsambtenaar tezamen met Julius Lan dauer aan het Bodenmeer een bedrijf op, dat zou uit groeien tot een firma met wereldnaam, de fabriek, waar alle grote circus ondernemingen uit de laat ste halve eeuw hun enorme linnen sprookjespaleizen lieten bouwen en waar men op dit gebied de grootst mogelijke vakkundigheid kon verwachten. Reeds in de middel eeuwen was de linnenhan del te Konstanz van we reldomvattende betekenis, zoals wij uit een ordonnan tie van de Raad van Kon stanz uit 1289 ervaren. In geheel Europa werd Kon- stanzer linnen gebruikt. In oude oorkonden vinden wij zowel in Italië als in Frankrijk de Konstanzer el als lengtemaat genoemd en aan het Bodenmeer wemel de het van vreemde koop lieden, die daar de „tela di Constanza" kwamen kopen. De linnenkoopman Luit- fried Muntprat was in die dagen de rijkste man van het gehele vaste land van Europa. In later eeuwen geraakte Konstanz zijn leidende po sitie op het gebied der lin nenhandel geheel kwijt en zag men onder meer St. Gallen op dit gebied op komen. Het ontbrak welis waar niet aan pogingen om de oude luister te herstel len. maar zelfs de verlichte Keizer Joseph II kon slechts een opbloei van voorbij gaande aard bewerken. Het zou Ludwig Stromeyer voorbehouden blijven de naam van Konstanz als linnenstad opnieuw be roemd te maken. Het kleine bedrijf van 1872 groeide uit tot een enorm complex van fa- briekshallen en laboratoria, thans algemeen bekend als wen van Italiaanse hennep versterkte tent- het „Stromeyerdorp". Hier linnen verbonden. Deze riemen en touwen was het dat men vindingen zijn met de hand aan de stof vastgenaaid, deed en verbeteringen aan- Het tentdak is uiteraard niet uit één stuk bracht, die alle grote cir- gesneden. De taartpuntvormige linnen cus-ondernemingen tct een banen kan men tijdens de opbouw, door zegen strekten. Wij denken slechts aan dc zogenaamde PilSSOpartOXltS Constanzia - Impregnering. r waardoor het linnen der tenten tegen alle verrotting en bederf beschermd werd. Men had tot op dat moment steeds de tenten uit ruw of geverfd linnen gemaakt en deze tenten werden pas, wanneer zij gestikt waren, geheel met de hand water dicht gemaakt, hetgeen tot vele ongewenste verrassin gen leidde. Stromeyer le verde nu het bewijs, dat uit een waterdichte stof, düe waterdicht genaaid werd. ook een waterdichte tent moest ontstaan. En het waren de grote circussen als Sarasani, Hagenbeek, Busch, Chipperfield en Mullens, die hiervan profi teerden. De directie van het circus Jos. Mul lens heeft een initiatief genomen, waar door beeldende kunstenaars in staat worden gesteld om de wonderlijke we reld van de piste tot onderwerp van hun werken te maken. In iedere plaats namelijk, waar het circus zijn reuzen- tent opslaat, zullen kunstenaars aan het circus passé-partouts kunnen verkrij gen, die hen zolang het circus in de stad vertoeft, voortdurend toegang tot de terreinen geven. De directie stelt als enige eis, dat de gegadigden zijn aange sloten bij erkende kunstenaarsorganisa ties. Het is de bedoeling van de directie om de aldus ontstane werken in het na jaar in Amsterdam ten toon te stellen onder de titel „Kunstenaars zien het circus". Als deze expositie in de smaak valt, zal zij ook in andere steden te be zichtigen zijn. Het circus Jos. Mullens is in Haarlem van 8 tot 12 Mei op het Phoenix terrein gevestigd. Kattebelletje. HOLLYWOOD (U.P.) In de loop van de volgende week zal de bekende Engelse regisseur Alfred Hitchcock, die voorname lijk zijn werkterrein gevonden heeft in Hollywood, naar Parijs vertrekken om twaalf Franse acteurs negen mannen en drie vrouwen uit te zoeken voor belang rijke rollen in een film, die zal worden op genomen aan de Rivièra tegen het eind van deze maand. De film zal getiteld zijn „Catch a thief' en handelt over een geveltoerist, die naar de Rivièra komt om een bedrieger te ont maskeren, die zich voor hem uitgeeft en zijn roem op zich laat afstralen. Cary Grant neemt de hoofdrol voor zijn rekening. Aanvankelijk, zo verklaarde In een der grote hallen van Stromeyer- voortraast en de pannen van de daken dorp hebben wij een gesprek gehad met slaat, kan aan deze tenten geen kwaad Peter Stromeyer, een der jongste loten van doen! Wanneer wij weten dat hier een deze beroemde stam van tentenfabrikanten, constructie ontstaan is, die een drievoudige Men was juist in koortsachtig tempo bezig veiligheid waarborgt, verwondert het ons de enorme tent van het Nationaal Reuzen- cok niet dat een zware storm, met wind- Circus Jos Mullens volgens een speciaal sterkte 11, het Circus Krone in Diisseldorf systeem opnieuw twaalf meter te vergro- niet kon deren en dat Circus Hagenbeek in ten, daar in het voorgaande seizoen is ge- Jüpan zelfs een orkaan met windsterkte 12 middel van speciaal versterkte knoopsga- bleken, dat een dergelijke uitbreiding wist te weerstaan! ten met touwen aaneen zien reven, enorm aan de technische vervolmaking van Een vijf centimeter strook linnen uit het „Er bestaan," zo vertelt Peter Stromeyer Hitchcock, was aan Dany Robin gedacht het programma ten goede zou komen. tentdak scheurt pas bij een belasting van ons, „geen speciale patenten voor circus- voor de vrouwelijke hoofdrol, maar nu is Peter Stromeyer vindt het bijzonder pret- 200 tot 250 kilogram De uit langvezelige tenten. Hun kwaliteit berust op langdurige besloten een volkomen onbekende deze tig om over grote circustenten te praten, Peruaanse boomwol bestaande stofbanen, ervaring, grote materialenkennis en een ge- kans te geven. Dat meisje moet een Ame- tenten, die veelal in weinig uren opge- zijn, constructief gezien, slechts vulmate- degen vakmanschap. Natuurlijk is de rikaanse voorstellen, die met haar moeder bouwd kunnen worden. riaal voor de ten hoogste enkele vier- levensduur van een tentdak niet zolang als met vacantie is aan de Rivièra. kante meters „mazen" van het daknet, dat die van een pannendak, maar een tent is Hitchcock, die bij wijze van handelsmerk „Even wonderlijk als het doel van een over (ie magten ligt, om de toeschouwers dan ook heel wat vlugger opgebouwd dan altijd even in zijn films op het doek ver circus is zyn opbouw, zegt hij. „Wie heeft {egen zon en regen te beschermen. Dit dak- een vast gebouw en tijd is bij een reizend schijnt, zal ditmaal zelf een klein rolletje er eigenlijk wel eens over nagedacht dat net js stevig met het, dooi- riemen en tou- circus geld." vervullen, namelijk als croupier, zulke tenten slechts alleen buitenom vast met de aarde verbonden zijn. Dat het eigen lijk slechts de vele honderden haringen of pennen zijn, die het enorme linnen gebouw bijeen houden, al zijn het dan ook heel wat grotere haringen, dan die welke bijvoor beeld bij een kampeertent gebruikt worden lange en dikke stalen pennen, die schuin van de tent af in de grond geslagen wor den. De vier stalen hoofdmasten in het midden rusten weliswaar op een vast fun dament, doch zij zijn daar niet mee verbon den, zij staan eigenlijk precies eender als somtijds de ladders bij een steigerwerk. Aan het boveneinde daarentegen zijn zij door ijzerdraden met elkaar en door schuin naar beneden lopende staalkabels niet de in de grond geslagen haringen ver bonden." „Binnen in de circustent staan nog andere polen, niet loodrecht, maar schuin. De vak man noemt dit „stormpalen" of „storm- masten". Evenals de hoofdmasten dragen zij het circusdak, doch zij zijn tevens een soort van veiligheidskleppen. Zij zijn namelijk alleen aan het dak bevestigd op de grond staan zij geheel los. Zij staan wel schuin op de grond, maar toch recht tegen het aflopende tentdak aan en zij ont lasten het latwerk en de rondeelstangen, waaromheen het zogenaamde „rondzeil" gespannen is. Wanneer nu onverhoopt een stormstoot het tentdak omhoog zou stoten, zouden zij meehelpen, dit weder naar be neden te drukken. Zij gaan automatisch stiller staan en verschuiven met de onder kant in de richting van het rondzeil, waar door zij het tentdak opspannen. Het zeil wordt zo voor wapperen behoed en er kun nen geen grote kuilen ontstaan, waaraan de wind een dankbare prooi zou hebben. Zonder schade aan te richten strijkt zelfs de zwaarste storm glad over het tentdak heen." Circusmensen weten uiteraard dat, wan neer de stormwind onverhoopt in de tent zou binnendringen, deze onder het tentdak komt, met zeer noodlottige uitwerking. Daarom moeten de ingangen van de tent, vooral bij stormweer, goed gesloten zijn. Grote circussen, zoals dat van Mullens, staan voortdurend met de weersinstituten in verbinding. Bij stormmelding zijn alle leden van het personeel op hun post om toe te zien dat alles in orde is en er ner gens een haring uit de grond genikt is. Peter Stromeyer vertelt ons, dat de dak constructie van zijn circussen berekend is op een winddruk van zestig kilogram per vierkante meter en boven de tien meter hoogte zelfs op negentig kilogram. Een storm, die met twintig meter per seconde BIJ alle salons en schildertentoonstellingen, die bijna da gelijks in Parijs geopend worden, neemt de jaarlijkse expositie van de groep „Peintres temoins de leur temps" de schilders die van hun tijd getuigen toch wel een spe ciale plaats in. Niet dat men hier nu niets dan gegarandeerde meesterwerken krijgt voorgezet, wat ook eigenlijk helemaal niet zo notfig hoeft te heten. Het aantrekkelijke van deze tentoonstelling is eerder dat alle exposanten zich hier met één be paald onderwerp hebben bezigge houden, dat hun tevoren werd op gegeven. Zo'n thema kiest men dan altijd wel zo uit, dat er ruimte blijft voor ieders eigen fantasie, terwijl de expositie al^lus toch een soort bindende of leidende draad wordt verzekerd. Zo werd vorig jaar het thema „Zondag" opgege ven en zag men hier dus aanschou welijk gemaakt hoe de Fransen hun vrije rustdag plegen te be steden. Dit jaar luidde het motief: „De mens en zijn stad" een nog wat vager onderwerp misschien, dat echter niettemin aanleiding tot een boeiende tentoonstelling is ge worden. De groep heeft bij deze gelegenheid ook een voortreffelijk verzorgde catalogus uitgegeven, waarvoor een tiental schrijvers onder wie Colette, hun gedach ten ook eens over datzelfde onderwerp de vrije loop hebbeif gelaten. Talloos zijn natuurlijk de aspec ten van het leven van de mens in de stad en Parijs uiteraard in het bijzonder die hier door deze schilders, onder wie beroemde kunstenaars als Picasso, Dufy, Van Dongen, Léger, worden uitgebeeld. De één zond eenvoudig een gracieus danseresje in, dat haar schoentje aanbindt en de ander een vette slager, die zich met voldaan gezicht wijdbeens tussen zijn 'hammen en zijn worsten heeft opgesteld. Paul Colin, de vermaarde affiche-tekenaar, voor wie de gangen van de Métro fungeren als permanente expositie- wanden, vatte het onderwerp eerder lichtelijk surrealistisch op. Op een lage muur met wat huizen op de achtergrond plaatste hij het hoofd van een jonge man, wiens ogen ge- In de Métro'' voelens van angst en beklemming verraden. De beklemming van hem die voor het eerst van zijn leven met de stad en haar razend geweld en vijandige eenzaamheid geconfron teerd wordt. Léger moest bij het begrip „stad" blijkbaar vooral aan de arbeiders denken, arbeiders uit het bouwbedrijf. Hij schil derde een figuratie van balken, ladders, steen en staal, waar tussen gespierde kerels tussen steigers hun zware werk verrich ten. Picasso dacht bij hetzelfde woord weer aan iets heel anders. Van hem hangt hier althans een (oud) portret van een zittende heer met een opgedraaide zwarte puntsnor en een sardonisch, bijna sadistisch trekje rond de lippen, die als een „kunstcriticus" wordt voorgesteld. Simon Segal, een der jongeren onder de Franse schil ders van vandaag, stuurde een groep Métro-reizigers in: drie mannen van verschillende leeftij den en uit verschillende milieu's afkomstig, drie vrouwen en een jongetje, enigszins la Charley Toorop naast en achter elkaar ge plaatst, met een verticale métro stang in het centrum. Achter zeven maskers gaan hier zeven levens met hun klamme noden, tragiek en geheimenissen schuil. Het merendeel der schilders heeft zich echter wel tot het ver tellen van één of andere anec dote bepaald straattafereeltjes uit Montmartre bij een bistrot of een publieke bank met verliefde paartjes met veel locale kleuren. Het aardigste voorbeeld in deze categorie vond ik nog wel dat Pa- rijse binnenhuisje van de jeugdige Baboulene, die de laatste tijd veel wordt genoemd als aspi rant-winnaar van een der grootste Parijse schilderprijzen. Voor hem was de mens in zijn stad: een mannetje dat de krant leest in zijn keuken, nadat hij zijn voeten gelukzalig heeft gestoken in een teil met warm water. Madame schrobt de vloer nog wat bij en om het beeld van volmaakte huiselijke veiligheid te voltooien zit rechts een poes te spinnen op een stoel. Het is overigens wel heel kennelijk Zaterdagavond, want de Parijzenaar vindt het een prettig idéé des Zondags morgens met schoongewassen voeten uit zijn bed te stappen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16