Nieuw licht op het leven van Hubert Korneliszoon Poot Over bedreigde informaties BETUWSE BLOSJES Bavo Valse meesters? Haagse theatertentoonstelling Kon-Tiki maakt school LAAT de stedeling niet denken, dat het voorjaar zich exclusief laat genieten op café-terrasjes met het uitzicht op de nieuwste mantelpakjes en automobielen. Hij zal daar noch geldelijk noch innerlijk veel rijker van worden en dat terwijl de lente haar rijkdommen voor hem uit schudt. Terrasjes brengen geen gewas voort, behalve dan op de berghellingen van Java, waar de z.g. terrasbouw een uitzondering vormt. De stedeling kan zich beter van zijn zitje verheffen na althans afgerekend te hebben en bijvoorbeeld eens naar het Land tussen Rijn en Waal gaan. Wanneer en door kindertjes met alomvattende rode schorten aan. Af en toe zoeft er steelsgewijs een auto voorbij, waarvan de inzittenden in kramp achtig halsreiken terzijde blikken. Zelfs de straaljagers van Soesterberg komen er op af: wij zagen zo'n ordinaire Donderjet vaart minderen en behoedzaam boven de witte weelde omlaagglijden om zijn turbine met de kostelijke lucht van de bloesems vol te zuigen en zich daarna weer langzaam en met kennelijke tegenzin optrekken. De autochtone bevolking vindt deze weelde heel gewoon. Er passeerde een boerenbrik met twee dikke mannen en een HET vaderlandse lied dat van de toren beiert is eeuwen lang over de daken uitgeschud, over de huizen in dezelfde straten, de mensen, levende in de geborgenheid van muur en deuren en van eigen maten en van hun waarden, die vergleden met de tijd. ER waren altijd handelaars en magistraten, zij kochten samen met de schilders hier hun brood en elke ochtend was een groet en 's avonds zaten zij in een koffiehuis of liepen in de straten of bleven ongezien, misschien alleen gelaten, het carillon blijft altijd speels, de toren groot. IN deze stille lentenacht heb ik gegroet de vrouwen, die in 1810 de markt bezochten, de voerman van een huifkar met zijn gekke hoed en dacht de klokken in de lange winternachten en wist voor elke pijn dit speels verzachten, de toren die welluidend is en daarom goed. A. W. HELLEMA Jr. CCOCCCCOCOC yX>XXXXXOOOCC>rx^CCO(X)OOOODOOOCC<X>OOCOOCOOOOOCCO(X)COCXX)OOCC 3CCXXXXXCC<XXX»COCOOCCCCCCCOOC dat gebied destijds voor de Bataven zoveel aantrekkelijkheid heeft gehad, dat zij zich er metterwoon vestigden, waarom zouden wij dan achterblijven? Bij het zien en be snuffelen van de bloeiende fruitbomen dringt de gedachte zich op dat de ruwe stammen bij deze aanblik het „afzakken" van de Rijn onmiddellijk hebben gestaakt en zich in verrukking landinwaarts be gaven, waar de actieve V.V.V. hun onge twijfeld alle faciliteiten heeft verleend. Zij zijn tenminste gebleven en wij kunnen ons hun gebaarde maar glunderende ge zichten voorstellen terwijl zij, nadat de be lofte van de bloesems was ingelost, de appels glimmend wreven op hun bever- vellen. De Betuwe heeft door de eeuwen heen bezoek van vreemdelingen gehad. Eerst zijn de Noormannen Tiel komen teisteren en later hebben Pruisen, Saksen, Spanjaarden en Kozakken zich meer toe gelegd op plunderingen. Daarom bewon deren wij de V.V.V., die vol vertrouwen het vreemdelingenverkeer blijft stimu leren. Het „Eiland der Bataven", zoals de Ro meinen het noemden, heeft overigens een lange ontwikkeling doorgemaakt, want waar wij zagen bierdrinken geschiedde dat niet uit schedels en er wordt niet meer gedobbeld maar geknobbeld, zonder vrou wen als inzet. Men kan zich uitstekend op zijn gemak voelen in zo'n bus van de Eerste Tielse Autobusonderneming of van de Velox, die vredig ronkend langs de lange Linge slingert. Wat de mogelijkheid van concurrentie met de Bollenstreek aangaat vestigen wij de aandacht op tuinmozaïeken van kleine, witte isolatoren van bovengrondse tele foonleidingen, die van een afstand even aan crocusjes doen denken. De Bollen streek, die er in Europa zo gekleurd op staat, dat zij tot in lengte van dagen de aandacht zal blijven trekken, behoeft zich om deze pogingen tot imitatie uiteraard weinig aan te trekken. Maar zij zal toch waakzaam moeten blijven, want nabij Ressen, dat eveneens in de Betuwe ge zocht moet worden, is bij opgravingen een middeleeuwse keukenhof blootgekomen MEN kan zich maar weinig liever wen sen, dan met een V.V.V.-wandelkaart in de hand te verdwalen temidden van de witte bossen bij Ommeren, Zoelen en Wa- denoijen of hoe het er ook allemaal heten moge, nagestaard door patriarchale geiten mager varken erin. De mannen hadden een luidruchtig meningsvexschil en het varken maakte door zijn gebler de indruk er óók in betrokken te zijn. Wij hebben ons weer tot de blozende bloesem van een formatie appelboompjes gewend en voelden ons opgelucht, dat wij de schoonheid daarvan niet meer onder woorden behoeven te brengen sinds onze dichteres Vasalis dat heeft gedaan: Op een recht, zwart kousebeen, dunne rokjes opgeheven, dansend in'de vroege regen.... Ook zonder de vroege regen hebben wij deel gehad aan dat visioen dat twee appel boompjes Vasalis reeds verschaften. Wij zagen daar een massale revue van deze danseressen op hun rechte zwarte kouse benen en bijna had ons applaus de lande lijke stilte verbroken. Wij hebben ook de pruimen, de vx-oege kersen en de peren in volle bloei zien staan, van vlakbij toen wij bij Kerk Ave- zaath verdwaald waren, en van verre, toen wij publiekelijk vervoerd werden via Op- heusden, Heteren en Driel langs de Zuide lijke Rijnoever, waar dit goede land in een wolk van witte tule opging. Om het afscheid geheel in stijl te houden zongen wij zacht voor ons heen een bekend lied van de grote pluk: „hou jij van mei"/ „hou jij van mei"/„hou jij van meiker sen?" en wat daar verder volgt totdat een kind op de scherpe knieën van een oud man ontwaakte en begon te schreeuwen. KO BRUGBIER In Frankfort is een onderzoek begonnen, ingesteld door kunstenaars en chemici, van zestien schilderijen waarvan geloofd wordt dat het vervalsingen zijn van Nederlandse en Franse meesters. Het onderzoek vloeit voort uit een poging van een man, Kurt Gans genaamd, die voorgeeft kunsthandelaar te zijn, om enige Duitse zakenlieden te bewegen vier schil derijen te aanvaarden als onderpand voor een lening van 25.000 Duitse marken. De man werd gearresteerd, toen enige deskundigen twijfel uitspraken over de echtheid van de aangeboden werken, vol gens Gans oorspronkelijk van Rembrandt, Pieter de Hoogh, Renoir, Gauguin en Cuyp. De schilderijen werden door de politie in Frankfort, Hannover, Bielefeld en Keu len in beslag genomen. Toen ruim een maand geleden de heer C. M. Geerars, leraar aan het R.K. Lyceum voor Meisjes te Amersfoort, aan de Rijks universiteit te Utrecht promoveerde tot doc tor in de letteren en wijsbegeerte, zeide zijn promotor, prof. dr. W. A, P. Smit, dat door het proefschrift „Hubert Korneliszoon Poot" een der pijnlijkste lacunes in de Ne derlandse litteratuurgeschiedenis rond de overgang van de zeventiende naar de acht tiende eeuw was opgeheven. Het proef schrift is van zodanige wetenschappelijke betekenis geacht, dat de Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en ook" het Thymgenootschap aanleiding vonden, om aan de uitgave van deze lijvige dissertatie de noodzakelijke financiële steun te ver lenen. Bovendien werd het als eerste deel opgenomen in de reeks „Neerlandica Traiectina" onder redactie van prof. dr. C. B. van Haeringen en prof. dr. W. A. P. Smit. Een redacteur van het ANP had naar aanleiding hiervan een onderhoud met dr. Geerars, die nog geheel onder de bekoring bleek te verkeren van de opmerkelijke figuur van Poot, die in brede kringen eige- 1 ijk alleen bekend is als de dichter van de bekende regels: „Hoe genoeglijk rolt het leven des gerusten lantmans heen. en door het grafschrift, dat „De Schoolmees ter" op hem maakte: „Hier ligt Poot, hij is dood." „Er zat toch zoveel meer in hem," zeide dr. Geerars. „Hij heeft zoveel belangrijkere gedichten gemaakt dan dat befaamde Ak kerleven, dat in wezen een navolging is van Horatius' Beatus Ille, dat door zovelen na- gedicht is. Persoonlijk vind ik het gedicht van Jan Luyken een veel mooiei-e, ja de mooiste Nederlandse bewerking van het zelfde motief. Het overtreft Poots' Akker leven verre." Zeer belangrijk vindt dr. Geerars, dat Poot de voorloper is van de Romantiek, die in Nederland eigenlijk pas omstreeks 1780 begon. Dirk Coster had er al de aandacht op gevestigd, dat de in 1733 gestorven Poot eigenlijk de eerste der moderne dichters is en Anton van Duinkerken vond hem „be langrijker door zijn voorgevoelens dan door zijn erfenis". Busken Huet echter zag in Poot nog een „volger" en „de laatste onzer klassieken". Dr. Geerars is van oordeel, dat Poot juist de dichter was, die zich al los maakte van de mythologie. „Was Poot nu werkelijk boer?" Het ant woord luidt bevestigend: „Hij was echt en boer, zij het dan van voorname afkomst. Want hij behoorde tot die groep van voor- namen, waaruit men „de welgeboren man nen" koos. Hij is zelf welgeboren „man schap" in de hoge vierschaar van Delf land geweest. Onder zijn voorouders komen schepenen en een „gezworene en ambachts bewaarder van het hof van Delft" voor. In zijn jeugd verkeerde hij onder de boeren- rederijkers, maar weldra keerde hij zich van de kamerbroeders af en koos hij zich Antonides van der Goes tot leermeester. Later volgde hij Vondel en Hooft, maar aan hel einde van zijn leven ging hij een vol komen eigen weg." In godsdienstig opzicht is Poot een zoe kende geweest. Hij groeide op in Calvinis tische omgeving, maar later ging hij meer aansluiting zoeken bij Doopsgezinden en Remonstranten, in wie zich de tradities en denkbeelden van de „Collegianten" hadden voortgezet. Daarna maakte hij grondiger kennis met het Katholicisme, maar hij is klaarblijkelijk ook daarin teleurgesteld. Tenslotte heeft Poot echter rust gevonden in een irenische geloofshouding met een persoonlijk geloof, zonder kerk, vol afkeer van de wereld, waarin hij naar de eeuwig heid verlangde. „Zonder twijfel was Poot een zeer zelf standig man. Hij is aldus dr. Geerars wellicht de eerste in Nederland geweest, die van de letterkunde zijn bestaan wilde voeren. Hij is ook nog opgetreden als pro zaschrijver." Terugkomend op zijn stelling, dat Poot in werkelijkheid een romanticus was, vervolgde hij: „In de eerste plaats blijkt Poot toch wel zeer natuurgevoelig te zijn geweest. In het bijzonder weid hij zeer getroffen door de nachtzijde der natuur. Verder onthield hij zich van alle epiek en dramatiek. En juist die dramatiek was in de achttiende eeuw zo belangrijk. Dan toonde hij een sterke neiging tot melan cholie, waardoor hij gemakkelijk tot wan hoop en twijfel verviel. Vaak voelde hij zich zeer onbevredigd ten opzichte van zijn omgeving en hij beklaagde zich dan over zijn onbegrepenheid. Ook zijn slingeren om het geloof wijst in de i-omantische richting, evenzeer zijn afkeer van de wereld en zijn Godsverlangen. Als hij zich in een deel van zijn leven aan dronkenschap overgaf (het geen uit zijn innerlijke gesteldheid is te verklaren) voelde hij in zich het gevecht tussen een engel en de duivel. Poot was een man, die behoefte had aan innerlijke be wegingsvrijheid, dat blijkt wel uit zijn hou ding tegenover het geloof, maar ook uit de strijd, die hij om het auteursrecht heeft gevoerd En dan valt dr. Geerars zich zelve in de rede: „Ja, dat is een heel interessante zijde in hem. Hij kwam wegens het nadrukken van één van zijn bundels in heftige strijd met zijn eerste uitgever. Bij onderzoek is gebleken, dat deze strijd kenmerkend is te noemen voor de zich in die tijd openbaren de wijzigingen, aangaande het auteursrecht. Poot was van oordeel, dat een schrijver het absolute eigendomsrecht op zijn werk bezit. Evenals Van Leeuwenhoek, Boer- haave, Pieter Langendijk en enige andere tijdgenoten, verzette hij zich tegen ver meende i-echten van de boekdrukkers en tegen de onrechtvaardigheid, dat zij alleen profijt trokken van de publicaties. Later heeft Poot zich teleurgesteld teruggetrok ken uit het maatschappelijke leven, maar uit alles is duidelijk komen vast te staan, dat hij in wezen een dualistische persoon- lijkheid was." Dr. Geerars vertelde tenslotte, dat hij in zijn boek een overzicht heeft gegeven van de waardering voor Poot bij tijdgenoot en nageslacht en dat hij uitvoerige genealo gische gegevens verzamelde over de in zijn dichtbundels voorkomende personen, onge veer tweehonderd, waarvan er velen zijn, die een belangrijke rol hebben gespeeld in het begin van de achttiende eeuw. Er zijn hieruit belangrijke gegevens te putten voor de geschiedenis van Zuidholland, in het bijzonder over Remonstrantse en Doopsge- a zinde families. Voor de microfoon DE VORIGE WEEK is uit Engeland een tijdsgewricht nu men de band tussen plotseling het bericht gekomen, dat er continent en Britse eilanden liefst verste- aandrang op de B.B.C. werd uitgeoefend vigd zou willen zien. Men heeft ons, van om de radio-uitzendingen voor sommige Londen uit, er op gewezen, dat juist arti- Europese landen, met name Portugal, Italië, kei 2 van het NAVO-verdirag de samen- Frankrijk, Nederland, Denemarken. Noor- bundeling van de Atlantische gemeenschap wegen en Zweden, te staken. op andere dan uitsluitend militaire weg De feiten zijn dat het rapport van de wil bevorderen en Commissie-Drogheda, waarin deze inder- een Atlantische cul- daad op het stopzetten van de genoemde tuurgemeenschap in uitzendingen aandringt, reeds zeer lang in het vooruitzicht stelt, het bezit van de Engelse regering was en Vervolgens betekent pas nu openbaar is gemaakt. het advies van de Kennelijk heeft de regering zelf de aan- Commissie-Drogheda bevelingen van de commissie niet zo ver- een miskenning van schrikkelijk urgent geacht, maar vindt zij de betekenis van de B.B.C.-uitzendingen nu wellicht de tijd gekomen om de open- als aanzienlijk objectiever comminnicatie- bare mening eens te toetsen. Ingewijden in middel dan die vain de Stem van Amerika het serail van de B.B.C. geloven, dat men en van radio-Moskou, best al veel eerder een dergelijke maat- Ook al is het waarschijnlijk, dat niet regel in uitzicht had kunnen stellen, bij- meer dan tienduizend Nederlandse luiste- voorbeeld bij de behandeling van de post- raars de uitzendingen van 2222.30 op begroting en zien een zekere samenhang 224 meter volgen, dan nog is deze kern tussen het verzet, ook in de eigen kringen belangrijk genoeg om behouden te blijven, van de conservatieve partij, tegen som- nog afgezien van het feit, dat de internatio- mige uitgaven zoals voor eventuele com- nale situatie dit aantal op eens belangrijk mex-ciële televisie-uitzendingen. zou kunnen doen aangroeien. En het is ook Aan de andere kant zouden de door op- zo, dat een programma dat er altijd al is Tot 5 Juli vordt in het Haagse Gemeente- ziet men langs de wanden fel verlichte ma- Programma's voor de West- geweest, meer effect sorteert dan een museum ter gelegenheid van het honderd- quettes van décors voor opera, toneel en Ianden "Romende gelden be- dienst die in een bepaalde veelal critieke vijftigjarig bestaan van de Koninklijke ballet, waaraan de beide inrichters van de I3" situatie opnieuw moet worden opgebouwd. Schouwburg een theatertentoonstelling ge- tentoonstelling, zelf ontwerpers, alle aan- *7 e rwf"™3 Zuid~Amerdca' het Intussen zal het zeker niet alleen van e houden, welke daarna eerst naar Indonesië dacht hebben kunnen besteden. Ve"n Gemenebest. reacties Engeland, maar vooral or en dan naar Suriname en de Nederlandse Dan komen de afbeeldingen over het uö?aaf k°,m n°,f ets. a"de^S ÏV de.tluieteraars Europa afhangen Antillen zal gaan. De opdracht tot samen- Haagse theaterleven en tenslotte over het ï-n' n l g£Z'-" ^gei?n« d<: fenswyze van de t stelling is aan de décorontwerpers Hans toneel in de twintigste eeuw. Engeland zijn voorlichtende taak jegens missie-Drogheda tot de hare zal maken. Directeur van de Koninklijke Schouwburg, Bob van Leersum, bij een maquette van Nörden en Nico Wijnberg dan ook door de Sticusa gegeven. Ter ere van het jubileum is er echter een speciale Haagse afdeling tijdelijk aan toegevoegd, waarvoor de beide inrichters de medewerking van Ben Albach genoten. Het karakter van de tentoonstelling is als volgt omschreven: „Beoogd is de ontwikke ling van het Europese toneel in zeer grote trekken weer te geven, waarbij is gezocht naar de meest typerende aspecten, met ver mijding van teveel détails, zulks in verband met de feitelijke bestemming van de ten toonstelling, namelijk een Indonesisch pu bliek, dat uiteraard aanmerkelijk minder vertrouwd is met deze materie dan de Europeanen." De bezoeker betreedt, langs de affiches, zelf de planken. Op het toneel staande, tus sen de zetstukken en de rondhorizon, leest hij het motto van deze tentoonstelling, ont leend aan Jacques Copeau: „Er is sprake van theater wanneer de mens in de zaal de woorden van de mens op het toneel mee- fluistert op hetzelfde ogenblik en met het zelfde gevoel." Men krijgt dan door foto's en afbeeldin gen van andere aard een indruk van het antieke, het middeleeuwse, het Eliza bethaanse, het Hollandse theater, het toneel ten tijde van Renaissance, de commedia West-Europa zou gaan verzaken juist in J. H. B. „Mag ik een ons schuimpjes", vroeg de man. „Weet u dat wel zeker?" vroeg de juffrouw achter de toon bank. „Ja", zei de man, „heel zeker". „Mag ik dan uw vergunning zien?" vroeg de juffrouw en ze stak haar hand uit. „Vergunning?" zei de man, „waarom moet ik voor een ons schuimpjes een vergunning hebben?" „Weet u dat dan niet?" vroeg de juffrouw. „Nee", zei de man, „ik weet van niks". „Schuim mag niet meer gemaakt worden", legde de juffrouw uit. „We mogen maar een paar ons verkopen voor speciale ge vallen, en dan nog alleen rose schuimpjes". „Ik had ook rose schuimpjes willen hebben", bekende de man, „maar ja, als u ze mij niet geven kunt. „Och", zei de juffrouw, „als u er helemaal op gerekend heeft, wil ik u wel van onder de toonbank een ons verkopen. Maar houdt u ze dan goed weg". „Graag", zei de man. „Ik heb een tas bij me". DE JUFFROUW bukte zich en verdween achter de toon bank. Hij hoorde haar in een trommel scharrelen. Toen ze dell arte, de barokperiode, de Franse revo- weer recht stond duwde ze nefent,fnd® eCUW^ Daarb,U hem snel een zakje in de hand. wordt telkens iets getoond van de sociale veranderingen, die in een bepaald tijdperk invloed op de dramatische kunst hebben gehad. In de maquettezaal is het of men bij een bezoek aan een dierentuin in de donkere zaal van de aquaria komt. In het duister „Twee vijftig", zei ze. „Wat", riep hij geschrokken, „heb ik het goed verstaan dat ze twee gulden vijftig per ons kosten?" „Zeker, meneer, wat dacht u anders?" zei de juffrouw. „U heeft toch geen vergun ning? Ik moest ze immers voor u van onder de toonbank halen?" „Ach", zuchtte hij en pakte zijn portemonnaie, „vooruit dan maar". Hij betaalde en verliet de winkel. Haastig be gaf hij zich naar de tram halte. Het was er zeer druk. Hij voelde zich weinig op zijn gemak. Het was of iedereen Een Amerikaanse schrijver, W. Willis genaamd, is van plan de prestatie van Thor Heyerdahl, da Noorse anthropoloog die van Peru uit in 1947 de Stille Oceaan over is gestoken op een -dot van balsa-hout, „kon- tiki" geheten, na te volgen. Willis wil de oversteek echter in tegenstelling tot zijn voorganger, die ge zelschap had helemaal alleen volbren- speciaal naar hem keek. Alsof gen. men wist wat hij in zijn las Het vlot van balsa-hout zou reeds in aan- had. Vanvde overkant van de bouw zijn in Ecuador. Over de vertrek- straat kwam een agent lang- datum is nog niets bekend. zaam op de halte toe. Geluk kig schoof op dat moment de tram langs de vluchtheuvel en nu moest hij zorgen dat hij uit het gedrang bleef. Zijn tas boven zijn hoofd houdend hing hij aan de stang van het achterbalcon. Halverwege de straat sprong er een contro leur op en dat vond de man een slecht teken. „Nu moeten we onze tassen open maken", dacht hij en nog voor de tram bij de volgende halte stil hield, sprong hij er af en ren de een zijstraat in. Toen hij bemerkte dat hij niet gevolgd werd, liep hij rustig verder. Even overwoog hij of hij egn taxi naar Franciena zou ne men, maar hij besloot te gaan lopen. De schuimpjes waren al duur genoeg geweest. Hij zou dan wel wat later bij haar zijn, maar dat zou ze hem in dit geval niet kwalijk nemen. Het bevreemde hem dat hij niets over het verbod van schuimpjes gelezen had. Als Franciena niet gezegd had dat ze er zo dol op was. zou hii er ongetwijfeld nooit iets van ge weten hebben. Hij verheugde zich er op dat ze hem straks vertederd om de hals zou vlie gen als hij met het zakje rose zoetigheid binnen kwam. „Ze is een lieve meid", dacht hij glimlachend. PLOTSELING werd zijn aandacht getrokken door een aanplakbiljet dat tegen de étalageruit van een banket bakkerij hing. VERBOD VAN SCHUIMPJES stond er met grote letters op. Hij bleef staan en las dat het de bur gerij van de stad ten strengste verboden was schuimpjes te kopen of te eten. De zwaarste straffen stonden op over treding van dit verbod. Hij klemde zijn tas stevig onder zijn arm, er op lettend dal het gedeelte waar het zakje zat niet bekneld raakte, en wilde verder lopen, toen iemand hem riep. Het was een man die uit de banketbakkers winkel kwam en naar hem wenkte. Hij droeg een platte pet met een rood randje er om heen. „Meneer", zei deze, „mag ik uw paspoort even zien?" „Waarom wilt u mijn pas poort zien?" vroeg de man. „Ik ben controleur van het schuimverbod", zei hij en hij toonde de man een insigne. „Alstublieft", zei de man, die gelukkig zijn pas bij zich had. „Dank u", zei de controleur. „Wat zit er in uw tas?" „Brood", zei de man. „Goed", zei de controleur, „gaat u maar door". „Dank u wel", zei de man en hij liep verder. „Hé, wacht u nog even", riep de controleur hem na. De man draaide zich om. „Wat wilt u?" vroeg hij. „Waar gaat u naar toe?" „ben je daar eindelijk?" „Ja", zei hij, „hier ben ik. Ik ben. wat opgehouden". „Heb je voor me meege bracht wat je me beloofd hebt?" vroeg ze, en ze gluurde naar zijn tas. „Tuurlijk", zei hij, „kijk maar". ,,'t Zijn toch wel rose", vroeg ze, voor ze het zakje open maakte. Hij knikte. „Fijn", zei ze, „kom maar gauw". Hij volgde haar naar binnen. Ze legde het zakje in een grote doos, die midden op tafel stond. „Wat moet je met die doos?" vroeg hij. Er lagen een hele boel soortgelijke zakjes in. „Zitten daar", vroeg hij ont steld, „zitten daar soms ook schuimpjes in?" „Wat dacht je anders, lie verd", zei Franciena lachend. „Maar wat moet je daar mee?" „O", riep Franciena uit. Ze begon de zakjes in de doos leeg te schudden en wierp de lege onder de tafel. „Ik kan er nu iedere dag naar kijken", zei ze, „ver rukkelijk". Ze maakte een vreugdedans door de kamer en viel lachend op de divan. „Franciena", zei hij ernstig, „je weet toch dat schuimpjes verboden zijn?" „Héérlijk", riep ze uit, „:k ben er dól op en ik wil er nog véél meer hebben". „Maar hoe kom je er aan?" vroeg hij. „Nou", zei ze, „van jou en de anderen". Op dat moment ging de bel. „Dat zullen er weer wat zijn", zei ze. Ver heugd klapte ze in haar han den. Maar het was de controleur. Dezelfde die de man even te voren op straat had aange houden. Voor ze het wisten stond hij in de kamer, wierp -•m blik in de doos en zei: vroeg de controleur. „Naar een kennis", zei de man. „In welke wijk woont die?" „In wijk C". zei de man. „Precies", zei de controleur, „Dat is de wijk waar de meeste overtredingen geconstateerd zijn". „O ja?" zei de man. „U denkt er zeker wel aan?" zei de controleur. „Zeker", zei de man, „in ieder geval". Toen hij bij Franciena aan belde duurde het even voor ze hem open deed; ze keek eerst door het luikje. „O, lieverd", riep ze uit, „Meneer, u bent gearresteerd". „Zoals u wilt", zei de man. Hij trok zijn jas weer aan en ging met de controleur mee. Franciena huilde. „Liefste", zei ze en nog iets wat hij niet verstond. Ze bleef hem in de deuropening nakijken tot hij in de auto zat. „Ze is lief", dacht hij, „en ze kan er niets aan doen". Hij zwaaide naar haar. De doos met schuimpjes stond naast hem op de bank. De controleur sprak door een mobilofoon met het hoofd bureau en meldde zijn laatste arrestatie. Iemand antwoordde en het klonk of hij daarbij zijn neus dichtkneep. Het her innerde de man aan zijn jeugd, hoe hij zijn neus dicht kneep als hij levertraan moest slikken. ZE REDEN nu door de nauwe straten van de binnen stad. Er waren veel mensen op de been. Hij meende zelfs meer dan gewoonlijk. Ook merkte hij overal grote groe pen op, die stonden te beraad slagen of iets wilden zingen, leek het hem. De chauffeur had moeite zich door deze drukte een weg te banen. Hoe verder ze reden, hoe drukker het werd. En ergens wilden een aantal mensen, die midden op straat stonden, niet voor de auto wijken. „Gaan jullie eens opzij", riep de controleur. In- plaats daarvan renden ze op de auto af, rukten de portieren open, sleurden de chauffeur en de controleur uit de wagen en grepen naar de doos. Onder gejuich van de toesnellende menigte werden de schuimpjes over de straat gestrooid. Als een rose bloesemregen dwar relden ze over de hoofden van de mensen naar het plaveisel. De man was nu ook maar uit de auto gestapt. „Ze zijn van Franciena", zei hij tegen iemand. Maar men verstond hem niet. Iedereen raapte schuimpjes. Hij besloot onmiddellijk naar Franciena terug te gaan. Ze zou niet weten wat ze zag. Overal voelde hij de schuimp jes onder zijn schoenen kra ken. Hij probeerde er zoveel mogelijk op te trappen. Even verder moest hij wachten voor een optocht, die over de hele breedte van de straat voorbij marcheerde. Hij keek naar de mensen die ernstig zingend met vlaggen en spandoeken langs hem heen trokken. „Schuimmarcheerders", dacht hij en met de punt van zijn schoen wipte hij een schuimp je weg. Het kwam op de hoed van een zingende vrouw te recht, en b'eef er liggen als een garnering die er op hoor de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16