VLOTTE VLOOT
Leeszalen in de volkswijken van Aarhus
Hoe kieze men zijn hotel
of restaurant in Parijs?
Cornwall
Adviezen voor toeristen
Schotse expositie
Op de Vlooienmarkt
Onbekend werk van
Molière gevonden
Vier eeuwen boeken
met illustraties
Drie dirigenten in
benevens een opera
Engelse Paragraaf
DE HEREN DE BOOY EN DEN BOEFT, voor wie wij halt en front zouden
moeten maken wanneer wij bij de marine waren, hebben deze week aan
de Rotterdamse havenkant halt en front gemaakt voor ons. Ook al is
de een kapitein ter zee en de ander een commandeur en al zouden
wij het zelf bij de zeemacht nauwelijks tot sergeant-bottelier
brengen, zij zijn onze dienaren. Dat schenkt ons altijd weer een
grote genoegdoening als burger. Want hoe men het ook
wendt of keert tenslotte maken wij de dienst uit,
ook al gaat dat een beetje indirect via onze eigen
man in het parlement. Wanneer wij vinden dat
er nu eindelijk eens wat moet gebeuren bij
de Lakendieven of daaromtrent, dan heb
ben zij maar te gèèn. Ook al zouden zij zelf
andere inzichten hebben niets mee te
maken. Later, véél later, na hun pension
nering zouden zij kunnen uitroepen: zie je
wel, we hadden 't nooit moeten doen. Zo
als de heer Dürst Britt het gezegd heeft, in
burger.
Wij hebben het gewaardeerd, dat zij deze
week in Rotterdam rekening en verant
woording hebben gedaan van de middelen,
die Amerika en wij hen ter beschikking
hebben gesteld. Deze zijn gestadig uitge
groeid tot een vloot, bij het zien waarvan
wij overtuigd raakten van de betrekkelijk
heid van onze eigen botervloot thuis.
De heren De Booy en Den Boeft hebben
hun materieel gegroepeerd in de buurt
van de Maastunnel (een soort onderwater
doorgang voor het verkeer, die bij drukte
erg practisch is het zou ook wel iets
voor Velsen zijn). Temidden van vele Rot
terdammers, die bij de laatste lettergrepen
van hun zinnen nog altijd doen alsof zij in
ademnood komen, zijn wij aan boord van
de Evertsen gegaan. Wij werden plechtig
naar de voorplecht geleid en daar toonde
een dikke konstabel al dadelijk een „knon".
Hij vertelde er een paar treffende bijzon-
dit aangaat onbegrensd. Het was ook beter
alleen verder te gaan, dan verrast men het
scheepsvolk bij zijn arbeid. Een blik in de
kaartenkamer leerde ons, dat daar inder
daad druk gekaart werd. Wij stootten ons
hoofd, gingen een trapje op, stootten weer
ons hoofd en kwamen in de stuurhut, waar
twee matrozen met steeds grotere onder
brekingen de werking van een giroscopisch
kompas trachtten uit te leggen aan een
paar opgeschoten meisjes, die ongelovig
giechelend toeluisterden.
Wij wilden niet storen, stootten ons
derheden van en vroeg toen of wij het nog hoofd en daalden weer af, nu helemaal tot
in werking wüden zien. Ons vriendelijk, in de kombuis. In een nauw gangetje stuit-
doch besliste „ja" was een woord met
macht, want onmiddellijk klonken er luide
bevelen en aan het nu op en neer en heen
en weer zwiepende stuk hingen matrozen
om het zeerst aan vette handles te trekken.
Met dat heerserstrekje om de mondhoe-
ten wij op de kok, die als gevolg daarvan
een paar bloemkolen uit zijn handen liet
vallen. Hij haalde diep adem om er iets
van te zeggen maar toen hij zag dat wij
niet bij de marine waren beperkte hij zich
tot woorden „uitkijken, meneer", die er
ken. dat wij van een gips van Caesar hadden vreemd en onwennig uitkwamen,
afgekeken, hebben wij ons naar het korpo- Van de Kortenaer af zagen wij de marine
raalsverblijf laten brengen, waar een paar een van kaar eige schepen tot zinken bren-
manschappen dof zwijgend touwen in de gen en wy vonden dat onze vloot hiermee
knoop zaten te trekken. Een korporaal be- toch we] iets te vlot optrad. Tot onze ge
kende, dat er een paar kooien m het ver-
trek stonden, die er niet in hoorden, maar
wij hebben dat door de vingers gezien. „Daar
heeft de staf geslapen", zei hij, „toen moes
ten wij deruit. Daar zijn die kooien nog
van. Maar we sjouwen ze der nog wel uit.
Het zijn maar lichte kooien".
Hoe omvangrijker overigens de appara
tuur op de schepen wordt hoe kleiner de
ruimte, waarin de manschappen zitten,
slapen of hun rommel opbergen. „Je hebt
het hier het best als je maar een klein
mannetje bent", zei een klein mannetje,
dat zich voorstelde als baksmeester.
ruststelling vernamen wij later dat het de
onderzeeboot „Zwaardvis" was.
Op de voorplecht was de konstabel nog
bezig zijn „knon" toe te lichten. Toen een
magere, oude vrouw hem met twinkelende
ogen vroeg of er nu niet eens mee gescho
ten kon worden, schudde hij bedachtzaam
zijn hoofd. „Daar kunnen we niet aan be
ginnen", zei hij. „Daar wordt die loop van
binnen zo vuil van, dat je dagenlang werk
hebt om hem weer schoon te krijgen. Weet
u wel, dame, datter eigenlijk niks zo slecht
voor een knon is als dermee schieten?"
KO BRUGBIER
Vierendertig schilderijen van Neder
landse en Vlaamse meesters uit de zestien
de en zeventiende eeuw zijn tentoongesteld
op een expositie van de Vereniging van
beeldende kunsten van de Universiteit van
Edinburgh. De schilderijen zijn alle afkom
stig van particuliere verzamelingen in
Schotland. Slechts enkele ervan zijn te
voren voor het publiek te zien geweest.
Dr. Theo Henusse, een Belgische arts
en tevens doctor in de rechten en de philo-
logie,. die een nog onbekend werk van
Molière ontdekte, heeft over zijn opzien
barende vondst een boek het licht doen
zien. Dr. Henusse vertelt hierin hoe hij
het werk op de „vlooienmarkt" te Brussel
kocht voor dertig Belgische francs. Het
was een naamloos deeltje met gedichten
uit de zeventiende eeuw.
Aanvankelijk dacht dr. Henusse niet
aan Molière, het boek interesseerde hem
om heel andere redenen. Hij had namelijk
vastgesteld dat in het werkje was opge
nomen de reis van Chapelle en Bachau-
mon, een lang gedicht dat in 1663 voor
het eerst was uitgegeven. Het boekje ver
meldde echter het jaartal 1661. Gedurende
twee jaar onderzocht dr. Henusse te Brus
sel en Parijs de reden van dit verschil van
twee jaar. Tenslotte kwam hij tot de con
clusie, dat hij het enige exemplaar in
handen had van een allereerste uitgave in
1661, waarvan de overige exemplaren
waren vernietigd. Toen dit geheim opge
helderd was, meende dr. Henusse het boek
te kunnen wegleggen. Bij het doorbladeren
viel zijn oog evenwel op een tweetal
verzen, die hij herkende als gedichten van
Molière: beide verzen vindt men namelijk
in „De Misanthroop" terug. Dr. Henusse
nam toen 't stuk opnieuw door en kwam tot
de conclusie dat het hier een onbekend
werk van Molière betrof.
Het vermoeden is, dat het stuk, een
pastorale waarin twee herderinnen, Iris en
Philis en een herder Liris voorkomen, door
Molière geschreven werd voor opvoering
aan een of ander hof. Het werk werd ech
ter nimmer gespeeld. Vermoedelijk heeft
Molière daarom tal van fragmenten van
dit werk in later beroemd geworden wer
ken (zoals „De Misanthroop") gebruikt.
Het ontdekte werk draagt slechts het op
schrift „Herderszang" en het is opgedragen
aan een zekere Fouquet en uitgegeven „in
de naam van Jezus Christus".
Enkele Brusselse en Franse theaters
hebben reeds aangeboden het te spelen.
TOEN WAREN wij plotseling onze groep
kwijt. Waarschijnlijk was zij nog vlak bij
ons doch slechts door een gat gekropen,
dat wij niet dadelijk hadden gezien. De
mogelijkheden van deze schepen zijn wat
Van 18 Juni tot 10 Juli zal in het Stede
lijk Museum te Amsterdam de tentoon
stelling „Het geïllustreerde boek, 1450-
1850" worden gehouden. Deze expositie
is georganiseerd door de Nederlandse Ver
eniging van Antiquaren en komt voort
zoals een toelichting vermeldt uit de
zorg over een toenemende vervlakking, die
„het lezend verwerven van geestelijke
Waarden door film, televisie en beeld
romans wil vervangen". De organisatoren
zien in deze tentoonstelling een middel om
op te treden tegen de „verslapping van de
belangstelling" voor de belangrijke rol die
het boek te allen tijde in de Westerse be
schaving heeft gespeeld. Het is de eerste
boekententoonstelling na de oorlog, die
onder auspiciën van de genoemde vereni
ging wordt gehouden.
De tentoonstelling geeft een overzicht
van vier eeuwen boekkunst, waarbij tevens
de aandacht voor illustratie wordt ge
vraagd, welke met honderdtachtig boeken
uit het bezit van leden van de vereniging
aanschouwelijk wordt gemaakt. De ten
toonstelling zal chronologisch volgens de
ontwikkeling van de illustratietechniek,
van de houtsnede tot de staalgravure,
worden ingericht. Er zullen boeken over
costuums, vogels, de getijden en reizen
te vinden zijn en natuurlijk ook werken
van litteraire en historische aard.
Nederland neemt in de geschiedenis
van het oude boek een voorname plaats
in. In 1599 werd hier te lande de eerste
boekverkoping gehouden. De boekhandel
In ons land heeft zich altijd ook in bui
tenlandse belangstelling kunnen verheu
gen. Namen als Nijhoff, Van der Aa en
Luchtmans, Frederik Muller en Wetstein,
zeggen voldoende over de plaats die Ne
derland inneemt in de bibliophilie. In het
ere-comité van de tentoonstelling hebben
zitting mr. A. J. d'Ailly en prof. dr. W.
J. M. A. Asselberg.
(Speciale reportage)
Aarhus, een typisch commercieel centrum, is een stad vol grote
moderne gebouwen. De trots van Aarhuus, de universiteit, is
een dorp op zichzelf. Behalve de faculteitsgebouwen liggen hier
over een heuvelachtig terrein verspreid de woonhuizen van de
professoren, de woonflats van de studenten, alles vriendelijk,
licht en modern.
Ook het stadhuis is een modern bouwwerk van beton en glas,
van binnen met prachtige betimmering, gedurfde moderne
wandschilderingen en moderne, typisch Scandinavische stof
fering, waarbij de Deense kunstenaars ruimschoots gelegenheid
hebben gekregen hun kunnen te tonen. Men kan zich moeilijk
opgewonden debatten voorstellen als men van de publieke
tribune af op de voorname rust van deze raadszaal neerkijkt.
Uiteraard zouden wij haast zeggen, heeft Aarhuus een grote,
moderne bibliotheek, in het middelpunt van de stad in een
klein park gelegen. Daar het type van deze bibliotheek veel
overeenkomst vertoond met dat van Frederiksberg, zullen we
van Aarhuus speciaal de filialen van naderbij beschouwen.
Het eerste filiaal, dat we be
zochten, lag in de drukke
hoofdstraat van Aarhuus-
Noord. Het is twee jaar oud
en gevestigd op de eerste ver
dieping van een winkelpand.
Voor die tijd was dit filiaal on
dergebracht in een afgelegen
school en sinds de nieuwe lig
ging is de uitleen met veertig
percent omhoog gegaan. Op
kleinere schaal is alles aan
wezig, wat in een Deense bi
bliotheek aanwezig moet zijn.
De muren zijn licht en vrolijk
geverfd, het is een rustpunt in
het drukke verkeer van de
winkelstraat. Vooral in de
kleinere gebouwen bereikt
men in dit land zeer veel
met verschillend gekleurde
muurvlakken, hetgeen een
grotere ruimtewerking geeft.
Een ander filiaal ligt aan de
buitenkant van de stad en is
deel van een flatcomplex, spe
ciaal gebouwd voor kinder
rijke gezinnen. Een grote be-
nedenflat van een der gebou
wen was reeds bij de bouw
als bibliotheekfiliaal gepro
jecteerd en in deze ruimte kon
de bibliotheek naar eigen idéé
ingericht worden. Lichte meu
belen, mooie boekenkasten,
onberispelijk in prachtband
gebonden boeken en moderne
verlichting scheppen een sfeer
van rust.
In Aarhus hebben we ook een
schoolbibliotheek in de grote
Möllevangschool gezien, een
school met ongeveer tweedui
zend leerlingen, die in 1950 ge
bouwd is, met een moderne
bibliotheek. We bezochten
eveneens de schoolbibliotheek
van de streekschool van Has-
selager, een klein dorpje in de
buurt van Aarhus, die even
eens de bibliotheek voor vol
wassenen herbergde. Naar zo'n
streekschool gaan de kinderen
van alle kleine dorpjes en
alleenstaande boerderijen uit
de buurt, omdat de dorpjes te
klein zijn om een afzonderlijke
school te kunnen bekostigen.
De kleinste bibliotheek zagen
we in Harlev, waar de school
dateerde uit 1721 en alleen
een eerste, tweede en derde
klas had. De bibliotheek was
daar voor vijftig leerlingen
en nog evenveel van een an
dere school, maar bezat toch
nog twaalfhonderd boeken!
•Van het grote drukke Aarhus
ging de reis verder Zuid
waarts naar het kleine pro
vinciestadje Vejle, met dertig
duizend inwoners, dat op bi
bliotheekgebied op een grote
geschiedenis kan bogen. Vejle
had namelijk de eerste cen
trale bibliotheek van Scandi
navië en de grootste boeken
schat bij de oprichting
(twaalfduizend delen).
Hoewel cijfers nare, droge din
gen zijn en wij er gewoonlijk
een gruwelijke hekel aan heb
ben, is Vejle interessant en
merkwaardig genoeg om enkele
cijfers te geven: aantal inwo
ners 30.000,boekenbezit 100.000
delen, idem van kinderbiblio
theek 30.000 delen, uitleen per
jaar 300.000 delen, aantal in
geschreven leden 7700, uitge
trokken bedrag voor biblio
theek 211.000 gulden, dat is per
hoofd 6,91 gulden en per leer
ling (voor de kinderbibliotheek)
10,93 gulden. Het personeel telt
10 bibliothecarissen, 3 leerling
bibliothecarissen, 3 ongeschool
de helpers, 2 geschoolde assis
tenten voor de administratie, 2
leerling-assistenten voor de ad
ministratie en 5 onderwijzers
met bibliotheekdiploma voor de
kinderbibliotheken.
Voor we het stadje Vejle en
zijn district vaarwel zeggen,
willen we nog even de beste
dorpsbibliotheek van het dis
trict vermelden. In het dorpje
Törring is namelijk in twee
kamers een heel klein en toch
compleet bibliotheekje aan
wezig. Alles is er echt knus
en gezellig. We kregen er
zelfs een snoepje gepresen
teerd. Op de 2000 inwoners
van Törring waren 3500 boe
ken, de uitleen bedroeg 19.000
delen per jaar, het aantal in
geschreven lezers 550. Het
jaarlijkse leeszaalbezoek be
draagt ongeveer 4700 en de
bibliotheek bezit 232 naslag
werken. We vonden er de
zelfde goede verzorging en
mooie inbinding van de boe
ken als overal elders in Dene
marken.
Bibliotheek filiaal in een modern flatcomplex in een Deense
stad voor kinderrijke gezinnen.
(Van onze correspondent in Parijs)
DE STROOM VAN BUITENLANDSE TOERISTEN begint
in Parijs al weer leuk te druppen. En aleer die stroom, waarin
vanouds een respectabel aantal Nederlanders wordt mee
gevoerd, tot op volle kracht gewassen is, zou het misschien
niet onnuttig kunnen wezen hier een paar opmerkingen te
maken. Opmerkingen, die althans de debutant-toerist-in-
Parijs er voor behoeden kunnen dat hij zich temidden van
die stroom in deze millioenenstad, als een drenkeling zal
Eerste vraag, die ge me stellen wilt: Is Parijs duur en sedert
het vorige bezoek wéér duurder geworden? Mijn antwoord, ge
baseerd op dagelijks bronnenonderzoek, luidt: Voor de toerist
valt het eigenlijk best mee. De duurte van het Parijse leven,
welke helaas geen fabel is, wordt voornamelijk bepaald door
zaken, waarmee de toerist niet zo erg veel te maken hoeft te
hebben. Gebruiksvoorwerpen, meubelen, serviesgoed, zijn kost
baar. De huur kan hoog zijn en de arbeidslonen zijn het steeds.
Daarentegen vallen de hötelprijzen welbeschouwd bijzonder
mee. De restaurants zijn zojuist een actie begonnen ter bescher-
mnig van de buitenlandse toerist. Het gaat dus wel.
Goed u komt dus aan per auto of per trein en ge wilt dan
eerst wel eens een stukje gaan eten. De verleiding is dan groot
het eerste het beste restaurant binnen te stappen. Maar het ge
vaar is dan niet minder groot en denkbeeldig, dat u zich in uw
verwachtingen na afloop door de rekening, de kwaliteit der
spijzen of vooral door de atmosfeer van zo'n restaurant, wat
teleurgesteld zult voelen.
Ik mag wel aannemen dat u niet tot dat slag buitenlanders
behoort, die alles wat het oor of oog treft of het gehemelte be
roert, met een wat meelijdend of laatdunkend ondertoontje in
de stem zo nodig met „thuis" moeten vergelijken. U wilt na
tuurlijk we kennen elkaar daarvoor nu zo langzaam aan wel
goed genoeg Parijs en de Parijzenaars zelve leren kennen. En
daarom zoekt ge eerder die kleine tentjes op, waar ook nog wel
ereis Frans wordt gesproken en waar de buitenlander in zijn
volstrekte souvereiniteit niet alleen koning kraait. U doet er
daarom goed aan de onmiddellijke omgeving van de grote
stations waar de internationale treinen arriveren, wat te ver
mijden. Die wijken zijn bovendien in het algemeen de interes
santste niet. Ik ben er eveneens wel zeker van dat u nu uit on
dervinding ook wel eens die befaamde Franse keuken wilt leren
kennen en ge zult dus niet verbleken indien ge op uw bord de
aardappeltjes, de groente en het vlees nu eens niet in de Hol
lands-klassieke samenstelling verenigd ziet. Hoe dan ook, op
dit gebied smaken de eigen ontdekkingen dubbel zoet.
U kunt voor een vijf of zes gulden de franc gemakshalve
op één cent gesteld al heel best terecht. En voor dat bedrag
moogt ge dan ook nog wel rekenen op ten minste een half flesje
redelijke wijn. Het wordt u hier door niemand als een onbe
leefdheid aangerekend wanneer ge, aleer binnen te treden, eerst
de prijs en spijskaart nauwkeurig consulteert, die elk restau
rant voor het raam heeft opgehangen. Misschien kunt u die lijst
met vreemde namen zo met één oogopslag niet zo goed beoor
delen. Let u daarom maar weer op een paar détails. Wanneer
zo'n spijslijst met de schrijfmachine vervaardigd is, dan heeft u
in negen van de tien gevallen met een hogere categorie te ma
ken en dan komt ge er onder de tien guldens gemeenlijk niet
uit. Bij de billijker eethuisjes worden die menukaarten de vo
rige avond door de patroon in meer of minder leesbaar schoon
schrift met de eigen hand geschreven Wilt u zich economisch
daarna nog precieser oriënteren kijk dan eens naar de aange
geven prijs van de soep. Als op die kaart voor zo'n soep zestig of
meer francs wordt gevraagd, dan zit ge vermoedelijk al in een
hoge middenklasse. De meer populaire tentjes, die daarom hele
maal nog niet slecht behoeven te zijn, vragen dertig francs of
zelfs nog wel minder, zonder dat men dan onvermijdelijk een
bord warm aardappel-afgietwater voorgezet behoeft te krijgen.
Eenmaal binnen, waar het toch wel eens van komen moet,
kunt ge een keuze maken tussen la carte of „los". Het voor
deel van de eerste keuze is dat men dan ook financieel direct
weet waaraan men toe is. Maar de toerist met durf en culinaire
ontdekkingsgeest zou ik toch die andere mogelijkheid willen
aanbevelen. Is het nodig nog op te merken dat het in Parijs
gewoonte is, vooral bij de betere gelegenheden voor het gebruik
van een servet wat extra francs te vragen? Als u het ook met
uw zakdoek afkunt dan kan dus ook die uitgave worden be
spaard. In de populaire eethuisjes zult ge voor die kwellende
gewetensvraag niet eens worden gesteld. Verder komt er tien
procent op de rekening voor de service.
Tenzij ge een uitzonderlijk kenner der wijnen zijt, kunt ge
gemeenlijk gerust de eenvoudige en hartige Pinard bestellen.
Vraagt om te beginnen „une petite chopine" een half flesje.
Naast het gezonde genoegen van die populaire drank, zult ge u
dan bovendien nog de minder leuke verrassing van een gepe
perde eindrekening kunnen besparen want de goede merken
blijven ook in Frankrijk toch nog steeds wel wat- prijzig.
En nu de hótels. Ik zei al dat het raadzaam was niet te
dicht in de buurt van de grote stations te blijven. En zoekt u bij
voorkeur evenmin de nabijheid op van de beroemde monu
menten. Het Pantheon, gelegen in het hart van het Quartier
Latin, niet meegerekend, vindt men die bezienswaardigheden
Invalides, Etoile, Trocadéro, Opéra enzovoorts toevallig bijna
alle in de dure wijken.
Weest niet bang voor een wat verveloze of zelfs bepaald ver
vuilde pui. De duurste mensen wonen in Parijs vaak achter
gevels, waarachter het Nederlandse oog slechts onbewoonbaar
verklaarde woningen zou vermoeden. En met de hótels is dat
al heel vaak evenzo. Gaat u gerust naar binnen en vraag of er
nog een kamer vrij is en zo ja, wat de prijs dan wel mag wezen.
Wanneer dan de volgende ochtend echt mocht blijken dat u
werkelijk op iets onzuivers bent gestoten over het sanitair en
de W.C. spreek ik niet: die hebben hier zelden een voorbeeldige
hygiëne hebt dan de sportiviteit te erkennen dat ge enkel
wat pech hebt gehad.
Hotelkamers zijn in Parijs niet duur. En vooral met twee
personen is men naar verhouding billijk uit, omdat in tegen
stelling met andere landen voor een dubbel bed geen of
slechts een geringe toeslag wordt gevraagd. Voor vijf zes
gulden kan men meestal heel redelijk terecht, in welke prijs
het ontbijt dan echter niet begrepen is. Maar uw croissant en
i uw kop zwarte koffie gebruikt u natuurlijk, zoals zo vele Pa-
1 rij zenaars, veel liever in de bistro op de hoek.
Henri Tomasi leidt als plaatsvervanger van Ernest Ansermet
de uitvoeringen van het Vioolconcert van Hans Henkemans
door het Concertgebouw Orkest met Theo Olof als solist op
24 Juni in Amsterdam en een dag later in Scheveningen.
Eugene Ormandy brengt voor het eerst in ons land gedeelten
uit de muziek van „Wozzeck" van Alban Berg ten gehore.
Op de sluitingsdag van het Holland Festival treedt Leonard
Bernstein met het Residentie Orkest tegelijk als dirigent en
solist bij de vertolking van een pianoconcert van Mozart op.
De Nederlandse Opera geeft vier voorstellingen van „De
Toverfluit" van Mozart onder leiding van Josef Krips met
de Hongaarse Valerie Bak als de Koningin van de nacht. Op
de foto ziet men Adele Leigh en Chris Taverne in een scène
uit de door Georg Hartmann geregisseerde opvoering.
Mousehole, Juni Er bestaat inderdaad
een plaats van de naam Mousehole: het
graafschap Cornwall, aan het uiterste Zuid-
Westen van Engeland, verbreedt zich nog
even voor het uitloopt op Land's End en
daar is het. Een ommuurd haventje, dat bij
eb grotendeels droogvalt, de grijze huizen
opeengedrongen tegen de heuvel. De droge
bodem van de haven is bedekt met afval
van de zee. Overdag staan de zeemeeuwen
er vergeefs afwachtend bij de opening in
de kademuur, waar de plaatselijke beek
door uitmondt. Buiten de haven is de kust
beschermd door rotsen en rotsblokken; van
de heuvels boven de stad af ziet men de
donkere plekken in het water waar de rot
sen nog tot vlak onder het oppervlak
komen. Een paar honderd meter naar bui
ten ligt een hard bruin eiland. Gerieflijk
voor zwemmers is het niet, die moeten naar
de grote badplaatsen van deze omgeving,
Penzance en Saint-Ives. Daar is dan wat
zand, maar het zijn ook toonloze badplaat
sen, met souvenirwinkeltjes en snackbars.
Penzance heeft bovendien palmen, zo
mild is het klimaat van Zuid-West Enge
land, maar fraai zijn zij niet: klein en met
warhoofden van grotendeels verdorde bla
deren. Wel hebben de beide plaatsen hun
baai, de zwaai van zo'n baai zorgt altijd
voor een goed uitzicht, vooral van de rotsen
terzijde: dan ziet men ook vissersbootjes in
de haven, en de kustschepen, die in een
lichte nevel op de glinsterende zee varen.
Landinwaarts is het uiteinde van Corn
wall tamelijk bar: stompe heuvels, bezaaid
met keien, stugge, grauwe plaatsjes met ge
sloten huizen, de wegen ingesloten tussen
muren van steenblokken. Die wegen zijn
altijd effen geasfalteerd, maar zij kronkelen
onafgebroken, zoals overal in het Engelse
heuvelland: om iedere hoek kan achter de
muurtjes een tegenligger naderen. Soms
zijn het koeien, door een oud vrouwtje be
waakt; dan lijkt alles zeer landelijk, maar
de verkeersborden handhaven de orde en
bij Land's End zelf is een groot parkeerter
rein vol auto's en een geel restaurant dat
nog gesloten is. Nog dichter bij het uiteinde
van Engeland staat een wit theehuis, dat
zich The first and last house of England
noemt, een lelijk voorbeeld van het eten
van twee walletjes. Voor de kust liggen
drie rotsen met op één er van een vuur
toren. Daar voorbij is het werkelijk afge
lopen met Engeland: op de hoge kust
wemelt het van de mensen die deze merk
waardigheid zijn komen aanzien. Het lijkt
wel een park, met de zon, de vlakke zee en
het dikke zachte gras; het eigen weer voor
deze streek moet eerder stroef en regen-
winderig zijn, met 's avonds zwakke gele
lichtjes achter de ramen van de vierkante
huizen. Woest zal het hier anders wel niet
meer worden, daar zijn de dubbeldeks bus
sen tegen, en de grafsteen op het kerkhofje
van St. Paul, waarop in keurige bewoordin
gen de laatste vrouw herdacht wordt, die
de oude taal, het Cornish, spreken kon. Zij
is in 1778 gestorven, een extreem geval van
de eenzaamheid der ouderdom; de steen is
in 1860 opgericht en onthuld door prins
Lucien Bonaparte.
Iedereen is hier beleefd en vriendelijk,
zoals overal in Zuid-Engeland: de boer die
men tegenkomt op een landweg, de dorpe
lingen van Mousehole die bij het passeren
goedenmorgen roepen en de dronkeman in
het plaatselijke café. Dat café is het enige
van het dorp, 's avonds is het er tot de slui
ting om half elf een voortdurend gedrang.
Men staat daar te drinken, zoals het ge
bruik van de Engelse pub voorschrijft; in
een zijkamer zijn een paar banken en stoe
len, maar het is er niet prettig zitten, onge
rieflijk en opgeprikt. In de meeste pubs die
er de ruimte voor hebben, zijn twee ver
trekken als bar ingericht, de een voor de
arbeidersbevolking en de ander voor
de „betere kringen": de public bar en de
saloon bar. Die van Mousehole is daar te
klein voor, het onderscheid is hier gehand
haafd in de twee delen van de toog, die
haaks op elkaar staan.
Om half elf is het sluitingstijd, het is dan
nog niet helemaal donker, maar het dorp
is spoedig verlaten: de meeuwen zitten op
het rotseiland, de enkele vissers, die bijna
de hele dag bij de havenmuur staan, zijn
naar huis, en de gasten in de hótels. Het
weer is nog zacht, de maan staat hoog
boven de zee en als men ten Oosten van de
haven komt, kan men over de baai van
Penzance heen de lichtjes op de kust zien.
Alles is volmaakt vredig, behalve voor een
kat die voorbij komt snellen en plotseling
waakzaam stil houdt, gespitst op gebeurte
nissen die voor het blote menselijke oog
onzichtbaar blijven. Men klimt de straatjes
op naar het hotel, langs een uithangbord
zoals er in deze buurt verscheidene zijn:
The smugglers' cove, overgebleven uit de
tijd toen de brandy-smokkelaars hier met
omwikkelde riemen om de rotsen roeiden.
Morgen zullen de gasten in het hotel weer
het spannende ogenblik van de dag beleven
als het weerbericht over de radio komt:
zwijgend bijeen in de lounge, als opstande
lingen in een kelder, vernemen zij wat hen
te wachten staat.