Franse paragraaf
William Olschansky
TUNIS LIJKT OP ZATERDAGMIDDAG
EEN FRANSE PROVINCIESTAD
De middag
CLOWN EN AVONTURIER
Over een circusartist, die roem en rijkdom
vergaarde, maar in armoe eindigde
Beelden op het Valkhof
Enorme groei der
Parijs, Juni - Op een hoek van de
Boulevard de Port-Royal een auto'tje met
twee vrouwen, een ander met een dikke
man in tegenovergestelde richting. De
vrouwen willen linksaf en dringen door.
De dikke man, die rechtuit rijdt, vindt dat
hij voorrang heeft en botst bijna tegen haar
op: beide partijen zijn verontwaardigd,
maar het is veel te druk om er iets aan te
doen. Hun enige mogelijkheid is ieder twee
keer om te zien, om beurten, zodat zij el
kaar niet kunnen aankijken maar dat
maakt geen verschil, de blikken zijn toch
te kort om een uitdrukking te kunnen aan
nemen. Het is de voorbeeldige situatie voor
een grappige tekening: de hoofden met
neutrale gezichten, die even verkeerd om
op de romp staan. In tien seconden is het
incident voorbij.
Verder is de Boulevard de Port-Royal
geen broedplaats van incidenten: een brede
straat met brede trottoirs onder de plata
nen, ter weerszijden grotendeels begrensd
door de muren van ziekenhuizen, die ach
ter tuinen en verbindingslanen liggen. Daar
voorbij is de bebouwing grotendeels laag
gebleven. Er zijn kleine winkeltjes van de
soort die altijd leeg is ais men binnen komt
en daar men de oren spitst om het eerste
gerommel in het achterhuis op te vangen.
Verder kleine cafés, met aan iedere kant
van de brede opengeslagen glazen deuren
twee stoelen aan een rond tafeltje, hoog en
wankel op een zware ijzeren poot. Dan is
er weer achter een poort een groot leeg
exercitie-terrein voor een kazerne een
enkele soldaat steekt het veld over met
losse heupen en ellebogen en een uri
noir van een hoog verouderd type, met in
plaats van de gewone St. Rafael-reclame
de aanbeveling van een luchtreiniger: een
vrouwenkopje met een wasknijper op de
neus. Daartegenover een ongewoon
schouwspel in Frankrijk: een huis dat voor
een deel gesloopt is en dat nu versterkt
en opnieuw opgebouwd wordt. Op de straat
rept het verkeer zich voorbij, buiten de
spitsuren is het niet opvallend druk. Er is
geen enkele reden waarom het hier Parijs
zou zijn, men denkt aan een buitenwijk van
Bordeaux of Orléans en raakt in de on
gewone stemming van een vacantie, die
men op een bewolkte werkmiddag in zo'n
buitenwijk zou gaan doorbrengen.
Maar even verder, op de hoek van de
Avenue des Gobelins, zijn de huizenblok
ken weer aan alle zijden vijf verdiepingen
hoog en staan er rijen tafels en stoelen op
de caféterrassen. Het is zo typisch Parijs,
dat men zich voor kan stellen, dat men dit
op een film zou zien en zich af zou vragen
waar het was: bij de Champs Elysées mis
schien, in Auteuil of bij de Boulevard St.
Germain. Op de Oostelijke hoek is de be
bouwing hoger dan op de andere en daar
boven zijn blauwe openingen in de wolken,
zo helder als boven een winderig strand.
Een ogenblik heeft men de ondervinding
dat Parijs in een puur geografische zin het
centrum van de wereld is, dat de andere
plaatsen niet op een afstand liggen, maar
alleen in verschillende windstreken,samen
gevat zoals de torens en hoge gebouwen
van een omgeving op de balustrade van
een uitkijktoren.
Er is tegen zo'n ondervinding niets in te
brengen als de lucht zo helder is, dat zij
geen geluid en geen kleur vervormt. In
een van de kleine straten achter de boule
vard slentert een politie-agent: bij het pas
seren krijgt men een scherpe blik van hem
en daarna bladert hij in een zeer klein
boekje men staat er niet in, of misschien
toch wel, maar is de tijd nog niet rijp. In
een deuropening staan twee lelijke vrou
wen met de armen over elkaar geslagen,
pratend met een man; van de speelplaats
van een school klinkt het gezamenlijke
geschreeuw van de kinderen zo luid en
geconcentreerd alsof het een overdekt
zwembad is; een kind op de stoep duwt een
speelgoedauto'tje van zich af, het rijdt een
eind en draait achterstevoren voordat het
stilstaat; men komt een vrouw in een man
telpak tegen, waarvan men de blik zo goed
kent alsof men jaren met haar in een koele
maar onherroepelijke verhouding had ge
leefd. Tegen al deze ondervindingen is
niets in te brengen, maar als men er een
straat mee inslaat, waar de huizen en de
hoeken al te bekend zijn, doet men voor
lopig geen nieuwe meer op.
Op initiatief van de culturele dienst te
Nijmegen zullen deze zomer op het Valk
hof werken worden geplaatst van Neder
landse beeldhouwers. Reeds zijn de eerste
beelden van Jacques Maris tentoongesteld.
Voorts worden op initiatief van „Vivat No-
viomagum" in de hallen van een der oude
vestingtorens de zogenaamde rondelen
van het Kronenburgerpark historische
taferelen in bijzondere belichting uit de
oude geschiedenis van Nijmegen vertoond.
DE NAAM VAN DE CLOWN William Olschansky is in Nederland nog nauwelijks bekend.
En toch hoort hij thuis in de galerij der groten van circus en variété, kon hij zich meten met
een Fratellini, een Grock. Er is bijna geen land ter wereld, waar hij het uitgaand publiek niet
tot enthousiasme heeft gebracht; regerende vorsten hebben hem met eerbewijzen overladen.
Hij heeft toppen van roem en rijkdom bereikt, is terechtgekomen in de afgrond van de diep
ste armoede. In een vreemd mengelmoes van vele talen heeft hij, kort voor zijn overlijden in
1921, zijn leven te boek gesteld, nauwgezet en onbewogen, in de derde persoon. Een
van zijn kleinzoons, woonachtig in Den Haag, stelde ons het verhaal ter beschikking. Het
kleurrijke verhaal van clown William Olschansky.
Op 1 Mei 1861 werd hij in Kopenhagen
geboren als zoon van de acrobaat Carl
Alexander Olschansky, een man met op
vattingen, die zelfs de oude Spartanen
zouden hebben doen verbleken. William
kreeg eenvoudig de kans niet om te zeggen,
dat hij tramconducteur of zeeman wilde
worden zoals andere jongens. „Artist zal
hij worden en daarmee basta" dat was
de onwrikbare opvatting van de oude Ol
schansky en als het moest dan onderstreep
te hij deze stelling met een Spaans rietje
of een keiharde vadervuist.
Toen William drie hele jaren oud was,
begon zijn loopbaan in de piste. Vader
Olschansky had al lang gezien, dat William
talent had en leidde hem op als „grond-
springer", een vreemdsoortige bezigheid,
waarbij hij op de omhoog gestoken voet
zolen van zijn vader moest springen, ter
wijl deze op zijn rug lag. Het nummer
werd aangevuld met allerhande salto's en
toen William vijf jaar was, gaf hij met zijn
vader een eerste openbare voorstelling in
Kopenhagen. Het lukte en het publiek
jubelde en gooide honderden sinaasappe
len en andere consumpties het podium op
genoeg om William's angsttranen en
plankenkoorts te doen verdwijnen en een
glimlach op het jonge gezicht te brengen.
Na een tournée door de provincie kreeg
vader Olschansky de kans in Moskou een
beestenspel over te nemen. Hii engageerde
het destijds beroemde koorddanserspaar
Kost. Alfonsine Kost was de eerste vrouw,
die zich ooit op het slappe touw had voort
bewogen en collega's waren zo jaloers op
haar, dat zij op een avond het koord half
doorsneden, zodat Alfonsine ten aanschou-
we van een ontzet publiek een dodelijke
val uit de nok maakte. Mevrouw Leontine
Olschansky, de vrouw van Carl, moest toen
er aan geloven. Vanwege de veiligheid zou
William als „ondergewicht" dienst moeten
doen en met zijn kleine knuistjes hing hij
doodsbang aan het koord, totdat ook dit
nummer geen geheimen meer voor hem
had. Toen de familie enkele jaren later
naar St. Petersburg (het latere Leningrad)
vertrok, was William met dit optreden en
zijn bijzonder moeilijke salto's een bijna
even grote attractie als zijn vader.
NIET ALTIJD LIEPEN die nummers
goed af. William zelf schrijft in zijn mé
moires dat behalve zijn hals bijna geen
botje in zijn lichaam niet minstens een keer
gebroken of beschadigd is. Het begon al in
het Berlijnse Walhalla Theater, in 1896.
Op een dag voelde hij zich ziek, maar des
ondanks moest en zou het trapéze-nummer
dat hij daar met zijn vader deed. doorgang
vinden. Hij miste de trapéze en kwam met
een smak in het valnet terecht, bewuste
loos en met twee gebroken knieën. Pas na
anderhalf jaar kon William weer aan het
repeteren gaan. Nog tweemaal zou hij
sindsdien zijn knieën breken, driemaal een
of beide armen en een keer zijn neus, en
kele ribfracturen maar niet meegerekend.
Tijdens een tocht, die de Olschansky's
door vrijwel de eehele wereld voerde, over
leed mevrouw Olschansky. Vader en zoon
keerden naar Kopenhagen terug, maar in
1878 werd het gezelschap Carl Olschansky
ontbonden en William kwam op eigen
benen en alleen te staan. Zijn vader
gaf hem geen cent mee. Geholpen door
enkele collega's kreeg hij een engagement
als eerste clown en eerste grondspringer in
het circus Fernando in Parijs, waar hij
nieuwe roem verzamelde.
In 1880 trad hij op in St. Petersburg en
daar trouwde hij met een jeugdvriendin,
de 17-jarige Catarina Harder. Zij schonk
hem de twee voleende iaren twee dochters.
maar de oudste overleed, toen hij met veel
succes een voorstelling in zijn geboortestad
gafWeer in Rusland, in de trein, niet
ver van de stad Toela, bracht mevrouw
Olschansky later een derde kind, een zoon,
ter wereld. De trein werd tot stilstand ge
bracht. William moest 200 roebel betalen
voor de verlossing en de familie werd in
de sneeuw van het Russische landschap
achtergelaten. „Dat is het schone artisten-
leven", schrijft William in zijn mémoires,
„geen vaderland en geen thuis".
De kleine Paul Billy werd naar St. Pe
tersburg gebracht en het echtpaar Ol
schansky trad op in Kiew en Moskou met
een reeks dressuurnummers, die het pu
bliek met stomme verbazing sloegen. Deze
dressuur en de kommervolle tocht, die hij
met zijn gezin en zijn dieren dwars door
Siberië maakte, vormen hoogtepunten van
zijn mémoires.
DIE TOCHT BEGON IN 1885. Een Rus
sisch circus-directeur in Irkutsk, Dobra-
schinsky, bood de populaire Europese clown
een zeer hoge gage en gaf hem een voor
schot van 5000 roebel met het verzoek zo
snel mogelijk naar Irkutsk te komen, dwars
door de Siberische steppen. In November
vertrok de clown met zijn vrouw, die in
verwachting was en zijn oudste dochtertje,
drie jaar oud, per slee uit Nisjni Nowgorod
om met de postpaarden de tocht door het
ijzige koude Siberië te ondernemen. Tot
Tomsk ging alles goed, maar daarna brak
een felle sneeuwstorm los. De paarden,
bijna uitgeput, worstelden tegen de gie
rende wind in. Tegen de avond liet zich
het langgerekte, klagende gehuil van de
steppenwolven achter de slede horen. Nu
begon de strijd op leven en dood. De paar
den steigerden en spanden iedere zenuw en
iedere spier voor de wedloop met de aan
stormende dood. De angst gaf de vermoeide
dieren dubbele kracht, maar een der wol
ven wilde zijn prooi al bespringen. Ol
schansky slaakte een kreet, een revolver
schot klonk en de wolf rolde levenloos in
de sneeuw. De rest van de meute stortte
zich op het dode dier en terwijl de slede
voortraasde, openden William en zijn
vrouw het vuur op de krioelende massa.
Verschillende wolven werden dodelijk ge
troffen en daardoor kon de slee een veilige
voorsprong verkrijgen.
De weg tussen Krasnojarsk en Nisjneu-
dinsk ging over bergen en langs afgronden
en telkens sloeg de slede om en kwam de
familie in de sneeuw terecht. Op een ge
geven ogenblik bleek het dochtertje ver
dwenen te zijn. Terwijl vader en moeder
zochten, werd het gehuil der wolven weer
hoorbaar. Een der dieren naderde het echt
paar tot op enkele passen en stak toen zijn
kop in de sneeuw. „Daar ligt de kleine",
gilde de moeder en onmiddellijk richtte zij
haar revolver en schoot het dier neer. On
der de doodgeschoten wolf lag de kleine
Lonny, hevig geschrokken en totaal be
duusd.
Tenslotte kwam na weken het einde van
de tocht in zicht en hield de slede stil voor
het circus Dobra in Irkutsk. De directeur
had de clownsfamilie afgeschreven: 1
maand en 27 dagen waren er nodig geweest
om de tocht door de steppen te volbrengen.
Vele steden bezocht Olschansky en tegen
het einde van 1886 begon hij een eigen
klein variété in Aziatisch Rusland.
MAAR ZIJN RUSTELOZE NATUUR
dreef hem verder, naar Port Arthur en
vervolgens naar China. In Peking trof hem
de slag van zijn leven. Daar overleed het
dochtertje, dat zijn vrouw in Irkutsk na de
barre tocht door Siberië het leven had ge
schonken. Maar hoe groot ook zijn ver
driet was, het leven van een artist kent
geen stilstand. Verder ging de reis, naar
Japan. Voor- en Achter-Indië, Australië,
Amerika, waar hij in vroeger jaren al grote
roem had vergaard. Daarna terug naar
Scandinavië en naar Duitsland, waar hij
in Hamburg voor de Deense koninklijke
familie optrad, een voorstelling die Koning
Christiaan IX met waardevolle geschenken
honoreerde.
In datzelfde jaar werden in Wiesbaden
al zijn bezittingen uit het circus gestolen,
ter waarde van 10.900 mark. Van deze
schatten, waaronder vele persoonlijke
herinneringen, is nooit iets teruggevonden.
Twee jaar later was hij verbonden aan het
circa Politiamo te Rome. Ter ere van zijn
eerste optreden in de eeuwige stad woonde
de koninklijke familie de voorstelling bij
en Umberto II overhandigde de wereldbe
roemde clown en dresseur na afloop de
gouden medaille „Al Merito".
Al stond hij op het hoogtepunt van zijn
(Zie verder pagina 5)
Het echtpaar Ol
schansky in 1889
in Kopenhagen,
enkele jaren na
de avontuurlijke
tocht door Siberië,
met de kinderen
Lonny en Billy
(rechts)
Een prentbrief
kaart met William
Olschansky met
zijn paard Dodges
Deze kaarten wer
den tijdens de
voorstellingen van
z{jn circus verkocht
(hieronder).
V'.
Als een grote eenzame vogel zoemde
het vliegtuig over de Middellandse Zee.
fortabel, maar gloeiend heet autobusje
bracht ons naar het centrum van Tunis.
Het was kalm in de cabine, de meeste pas- Onderweg suisden ons glanzende Ameri-
sagiers deden een dutje. Over een kwar
tier zouden we in Tunis landen. Tezamen
kaanse automobielen voorbij. Het stof woei
op naar de palmbomen, naar de haveloos
met Algiers en Marokko vormt Tunesië het geklede Arabische boeren, naar de tiental-
Westelijk deel van Noord-Afrika, waar len kudden schapen, die we tegenkwamen,
twee beschavingen een dramatisch hoog- In Tunis zelf stond de bus amper stil
tepunt hebben bereikt in hun wederzijdse of een groepje Arabieren kwam als school-
betrekkingen. Hier leven 22 millioen men
sen: Arabieren, Bedoeïnen, Arabische Be-
kinderen met vacantie naar binnen gerold
en greep zich vast aan alles, dat maar
doeïnen, Joden en Europeanen, waarvan enigszins op passagier of bagage leek. Ik
sommigen hardnekkig vasthouden aan de
gewoonten en wetten van hun voorouders.
kreeg een zekere Mohammed als koffer
drager. Hij bracht me een hotel binnen
Direct bij aankomst al viel die botsing dat volkomen Europees aandeed.
Even later stonden we weer buiten en
eigenlijk voelde ik me een beetje teleur
gesteld, omdat alles precies op een Franse
provinciestad leek. Dit waren dezelfde
straten en boulevards van Toulouse of van
Lyon of Nancy. De tram had een Arabier
Het circus Olschansky, dat zijn eigenaar me* een r°de ^ez a's bestuurder en achter
voorspoed èn armoede bracht. - -
m i m m
tussen twee werelden op. Even buiten het
vliegveld, met dezelfde gebruiken en ge
makken van Schiphol, zaten Arabieren in
de schaduw van een palmboom eten klaar
te maken op een houtvuurtje. Een com-
de open ramen zag ik de in witte sluiers
gehulde Arabische vrouwen zitten, maar
de tram was volkomen Europees. De
Citroëns en Renaults en Peugeots reden
in dezelfde krankzinnige vaart kris-kras
door elkaar als in Parijs (er staan in dit
land van drie en een half millioen mensen
een veertigduizend auto's geregistreerd).
Het was Zaterdagmiddag. De caféterras
sen liepen vol. Huisgezinnen met kinder
wagen en al verscholen zich achter hun
krant en hun kopje koffie, grepen luid
ruchtig de hand van passerende kennissen,
bespraken gretig de laatste schandaaltjes.
Dit alles was zo zo volkomen Europees,
dat ik steeds de Arabieren bleef nastaren
om me te realiseren dat Tunis toch wer
kelijk in Noord-Afrika ligt. En Arabie
ren waren er genoeg! Zij kwamen als
schoenpoetsers, krantenjongens, venters
met zoete lekkernijen en als bedelaars. Zij
kwamen ook als deftige dames en heren
uit een auto gestapt om ergens een apéritif
te gaan drinken. Want vergis u niet, dit
is geen land met louter rijke „kolonisa
toren" en een arme inheemse bevolking.
(Vervolg van pagina 4)
roem, Olschansky wist dat hij telkens op
nieuw zijn pöbliek met stomheid zou moe
ten slaan, om zijn faam te handhaven. Zo
kwam hij er toe zich te wijden aan de
dressuur van dieren, die tot die tijd voor
ontembaar waren gehouden: ratten en kat
ten, hanen en duiven.
Twee jaren lang duurden de dresssuur-
proeven, maar toen waren de ratten ook
volkomen „hanteerbaar". Ademloos keek
het publiek toe, toen op een avond het
gloednieuwe nummer werd aangekondigd.
Op de muziek die Olschansky op een
dwarsfluit blies, zette een dichte haag van
ratten zich als op commando in beweging.
En volstrekt sprakeloos van bewondering
waren de toeschouwers, toen tijdens het
nummer enkele katten in de piste ver
schenen en rustig een rat in hun bek na
men om daarmee rond te wandelen, zonder
dat de geboren doodsvijanden elkaar een
haar krenkten. Een der katten, een prach
tige Angora met een rood strikje, boog
toen er een ovatie losbrak. De ratten wer
den weer in hun manden gezet en poes
klauterde langs een touw naar boven en
nam plaats in een mand, die in de nok van
het circus was aangebracht. Op een bevel
van Olschansky losgetrokken en de kat
suisde naar beneden met boven zich een
kleine parachute, die zich dadelijk uit het
rode'bandje geopend had
De „rattenkoning" zoals Olschansky wel
dra werd genoemd, kreeg in Amerika de
kapitale som van 350 dollar per week ge
boden en in de Deutsche Zeitung verscheen
een gedicht.dat de schone titel droeg „Hoch
William Olschansky!" De clown-dresseur-
grondspringer had het hoogtepunt van zijn
roem bereikt.
ZIJN FINANCIëLE POSITIE hij was
geruime tijd millionnair zette hij in de
waagschaal, toen hij na enkele succesvolle
wereldtournée's een eigen circus begon.
Het eerste seizoen, in 1907 in Berlijn en
Charlottenburg, leverde ruime baten op,
maar de lange winter die er op volgde,
deed hem interen en het seizoen van 1908
verliep aanzienlijk minder gunstig door de
krachtige concurrentie, waarmede hij in
Duitsland te kampen had. En toen door een
orkaan het Circus Olschansky geheel werd
vernield, keerden de artisten zich tegen
hun broodheer bij wie zij steeds een ver
zorgd bestaan hadden gehad en verlangden
op hoge toon hun gage en liepen daarna
weg.
Dolblij was Olschansky, toen hij er het
bijltje bij kon neerleggen en in zijn oude
vak van clown bij Carl Hagenbeek kon
gaan optreden. Later ging hij over naar
het Belgische circus Royal en in Augustus
1914 kwam hij bij Verviers in het geweld
van de Eerste Wereldoorlog terecht. Hij
kreeg vergunning om naar Berlijn te rei
zen, trok vandaar naar Kiew in Rusland
en werd vervolgens, toen hij in Moskou
werkzaam was, als spion gegrepen. Geluk
kig was Olschansky ook in Rusland bekend
genoeg om de vergissing tijdig aan het
licht te brengen. De sensaties zijn hem
trouwens ook verder niet bespaard geble
ven. Van nabij aanschouwde hij de moord
partijen, waarmee de eerste dagen der Rus
sische revolutie in Petrogad gepaard gin
gen en hij kon zelf ternauwernood het
leven er af brengen. Opnieuw berooid ar
riveerde Olschansky met zijn gezin in
Stockholm, waar hij zijn geluk als caba
retier ging beproeven. Spoedig had hij zo
de smaak van dit werk te pakken, dat hij
het waagde opnieuw voor eigen risico een
cabarettournée door geheel Zweden te on
dernemen. De onderneming verliep beter
dan zijn vroegere experimenten: financieel
zonder zorgen kon hij in 1916 in Kopen
hagen, zijn geboortestad, voor een uitver
kocht huis een voorstelling geven bij zijn
50-jarig jubileum als artist.
De tranen schoten het publiek in de ogen.
toen het zag dat de 55-jarige globetrotter
en avonturier nog niets van zijn vaardig
heden had ingeboet. Afgestampt vol was
Tivoli, toen William Olschansky daar zijn
moeilijke neksprongen en salto's feilloos
verrichtte.
NIEUWE OMZWERVINGEN door Scan
dinavië, alleen en met zijn dochter Lizzie,
die hij tot „karakterdanseres" had opge
leid, volgden. Maar de jaren schreden
voort, de engagementen werden minder
talrijk, de gages geringer. De tragiek, zo
kenmerkend voor het leven van vele ar
tisten, die hun eigen teruggang beleven,
bleef ook William Olschansky niet be
spaard.
„Ik zal wel weer iets vinden, moeder",
zo zei hij tegen zijn echtgenote, die al die
jaren met hem had gedeeld en hem tien
kinderen had geschonken. En hij vond wel
iets. De clown Olschansky kreeg een baan
tje als dagloner in een fabriek van
scheepsonderdelen te Kopenhagen. Daar
ploeterde hij van 5 uur 's ochtends tot in
de middag en de man, die gewend was ge
weest met duizenden kronen aan gage naar
huis te gaan, hield nu zijn hand op voor
een dagloon van 14 a 15 kronen. Zelf zegt
hij in zijn mémoires, dat hij er zijn vrolijk
heid nooit onder verloren heeft.
Nog éénmaal was zijn naam op aller lip
pen toen de Deense bladen eind 1921 de
dood van de clown aankondigden en in een
Van de 3.500.000 inwoners zijn er een
250.000 buitenlanders, voor het merendeel
Fransen, op de voet gevolgd door de
Italianen. Sinds de Fransen hier in 1881
zijn binnen gekomen, heeft de inheemse
bevolking zich meer dan verdubbeld. Deze
neemt thans met 65.000 zielen per jaar
toe. Omstreeks de eeuwwisseling was dit
aantal nog geen 10.000 per jaar. Grote
steden als Tunis, Sfax en Gabes hebben
onder deze fantastische groei te lijden, om
dat velen van het platteland naar de ste
den zijn getrokken, waarschijnlijk met het
idee dat er meer te verdienen zou zijn met
minder inspanning. In de steden is echter
even weinig kans op werk als elders en
die opeenhoping in de steden geeft alleen
maar narigheid. De Fransen doen dan ook
hun uiterste best om de trek naar de stad
de kop in te drukken. Om u een voorbeeld
te geven van de grote verschillen in be
volkingsdichtheid: in het district Tunis
wonen er 211 mensen op een vierkante
kilometer, in een Zuidelijk district als
Gafsa slechts 12.
Tunis dan, op die Zaterdagmiddag, leek
het meest op een Franse provinciestad.
Ook al omdat zoveel mensen er Frans
spreken. Later heb ik gemerkt dat er
slechts weinig „authentieke" Fransen rond
lopen, maar dat alle daar wonende Itali
anen. Spanjaarden, enzovoorts zich ook van
de Franse taal bedienen. Zelfs Moham
med, mijn Arabische kofferdrager, sprak
een aardig mondje Frans. Hij kwam voor
bijgelopen, toen ik 's avonds ergens op
een terras zat, ging naast me zitten en
nam een kop koffie. De lichten waren
overal aan. Neonreclames flikkerden tegen
de zwartblauwe hemel. Ik had urenlang
door allerlei straten geslenterd en ik kon
moeilijk mijn teleurstelling onderdrukken,
dat alles zo Europees leek.
Mohammed glimlachte. „Kom mee", zei
hij. „Dan zal ik U de Arabische stad laten
zien". Met gemengde gevoelens liep ik mee,
zag de laatste lichten en brede straten van
de Europese wijk achter ons verdwijnen,
totdat we plotseling in de smalle, donkere
Arabische straatjes („souks") stonden. De
winkels waren nog open. Huis aan huis.
bijna lagen de tapijten, de bonte shawls,
de prachtig beslagen zilveren voorwerpen
in de open lucht. Wolken van kokende
olie, waarin zachte koeken werden gebak
ken, dreven door het steegje. Arabische
muziek jengelde uit de stampvolle café's,
waarin mensen kaart of domino speelden.
Een enkele late Arabische vrouw, zwaar
in sluiers gehuld, haastte zich naar huis.
Soms moesten we plattegen een muur gaan
staan om een ezel en zijn voerman door te
laten.
Geen half uur tevoren had ik een Frans
aandoende stad anno 1954 verlaten. Het
was alsof iemand mij had meegenomen op
een tovertapijt en wij 1954 jaren waren
teruggevlogen. Dergelijke verschillen zijn
alleen mogelijk in een land, waarin de
Middeleeuwen hebben voortgeduurd tot het
begin van dé 20e eeuw. Maar juist deze
tegenstelling, die op het eerste gezicht zo
romantisch aandoet, vormt de grondtoon
van alle rumoerige problemen in Noord-
Afrika. GERTH VAN ZANTEN
„In Memoriam" voor de laatste maal de
grote verdiensten en verrichtingen van
deze door het circus gegrepene belichtten.
Het enige wat er van hem rest zijn en
kele bezitingen in het circusmuseum te
Hamburg, enkele medailles in het bezit van
een kleinzoon in Den Haag. Deze bewaart
ook, als een kostbare schat, een bundel
foliovellen, beschreven met een vaste hand.
Men leest daaruit het verhaal van 's levens
opgang en neergang, het verhaal van de
clown William Olschansky.
xxxx Vier eeuwen
boeken met platen
Voor wie gewend is naar een museum
te gaan om schilderijen of beeldhouw
werken te zien, lijkt het boek op het
eerste gezicht een moeilijk voorwerp
voor een tentoonstelling. De expositie,
die de Nederlandse antiquaren in het
Stedelijk Museum te Amsterdam hebben
ingericht, logenstraft elk dergelijk voor-
oordeel.
Zou men het anders kunnen betreuren
elk boek slechts op de platas waar het
opengeslagen ligt te kunnen zien, hier
vormen al die opengeslagen bladzijden
tesamen een organisch geheel, als het
ware één boek: de geschiedenis der boek
illustratie van houtsnede tot staalgra
vure.
Wij moeten deze tentoonstelling een
cuturele daad van het grootste belang
noemen. Op overzichtelijke en overtui
gende wijze wordt getoond, dat het ge-
illustreerde boek ontstaan uit de sa
menwerking van schrijver, drukker en
artist als kunstuiting een gelijkge
rechtigde plaats heeft naast alle andere
artistieke verschijningsvormen.
Het is onmogelijk in zo kort bestek
de tentoonstelling te beschrijven. Wij
beperken ons tot enkele voorbeelden:
Onder de acht wiegedrukken vindt men
de kleinste Nederlandse en waarschijn
lijk de kleinste geïllustreerde incunabel
uit de vijftiende eeuw met 73 houtsne
den (Jordanus de Quedlinburg. Medita-
tiones de vita et passione Ihesu Christi
uit 1491).
Voor geografen interessant is naast de
atlas van Ptolemaeus uit 1525 (met vijf-
Kopergravure nuur U. Ferro ter illus-
g tratie van een bekend Spaans gedicht
3 op de muziek (1779).
c tig in hout gesneden kaarten) de eerste
„moderne" Copernicaanse atlas van Or-
telius uit 1571, die 93 dubbele kaarten
bevat, alle met de hand gekleurd. Voor
de leek zijn bijzonder fascinerend de
c talrijke werken met gekleurde platen,
x Uitgaven over bloemen en dieren, cos-
tuumwerken en niet te vergeten enkele
boeken met in kleuren gedrukte gra
vures. Er ligt een der zeldzaamste vogel
boeken, namelijk van Catesby: The Na
tural History of Carolina, Florida and
the Bahama Islands. Het bestaat uit twee
grote delen, verschenen te Londen in
1752, bijzonder fraaie exemplaren. Ver
der een compleet exemplaar van het
grote werk over insecten van Sepp, dat
honderdvijftig jaar nodig had voor het
compleet was (17621928), het fraaiste
Engelse costuumboek: Heideloff's Gal
lery of fashion (negen delen met ruim
tweehonderd platen) en het mooiste
boek met Nederlandse klederdrach
ten: het resultaat van een reis, die de
o Engelse Miss Semple in het begin der
3 negentiende eeuw met haar schetsboek
8 in haar hand door ons land maakte.
3 Tenslotte noemen wij nog de „kabou
ters" de miniatuurboekjes, waarvan
het kleinste door een dubbeltje bedekt
kan worden. De tentoonstelling is opge
luisterd met fotografieën en enkele vi
trines van het Museum Enschedé te
Haarlem, die de techniek van de illu
stratie demonstreren.
Veel verzamelaars zullen het betreu
ren, dat niet alles wat tentoongesteld is
ook te koop is. De tentoonstelling is
echter niet slechts interessant voor die
genen, die toch reeds boeken verza
melen. Integendeel, iedereen, die belang
stelling voor kunst of cultuurgeschiede
nis heeft, vooral ook de jeugd, zal met
gewin deze tentoonstelling verlaten. Er
is een goed ingeleide en geïllustreerde
c catalogus verkrijgbaar en bovendien zijn
i- steeds leden der organiserende vereni-
8 £ing aanwezig voor deskundige inlich-
ting. De expositie duur tot 10 Juli.
ft
COOOCOOOOOOOOOOOCCCOOOOOOOOCÖOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOO