Franse paragraaf William Olschansky TUNIS LIJKT OP ZATERDAGMIDDAG EEN FRANSE PROVINCIESTAD De middag CLOWN EN AVONTURIER Over een circusartist, die roem en rijkdom vergaarde, maar in armoe eindigde Beelden op het Valkhof Enorme groei der Parijs, Juni - Op een hoek van de Boulevard de Port-Royal een auto'tje met twee vrouwen, een ander met een dikke man in tegenovergestelde richting. De vrouwen willen linksaf en dringen door. De dikke man, die rechtuit rijdt, vindt dat hij voorrang heeft en botst bijna tegen haar op: beide partijen zijn verontwaardigd, maar het is veel te druk om er iets aan te doen. Hun enige mogelijkheid is ieder twee keer om te zien, om beurten, zodat zij el kaar niet kunnen aankijken maar dat maakt geen verschil, de blikken zijn toch te kort om een uitdrukking te kunnen aan nemen. Het is de voorbeeldige situatie voor een grappige tekening: de hoofden met neutrale gezichten, die even verkeerd om op de romp staan. In tien seconden is het incident voorbij. Verder is de Boulevard de Port-Royal geen broedplaats van incidenten: een brede straat met brede trottoirs onder de plata nen, ter weerszijden grotendeels begrensd door de muren van ziekenhuizen, die ach ter tuinen en verbindingslanen liggen. Daar voorbij is de bebouwing grotendeels laag gebleven. Er zijn kleine winkeltjes van de soort die altijd leeg is ais men binnen komt en daar men de oren spitst om het eerste gerommel in het achterhuis op te vangen. Verder kleine cafés, met aan iedere kant van de brede opengeslagen glazen deuren twee stoelen aan een rond tafeltje, hoog en wankel op een zware ijzeren poot. Dan is er weer achter een poort een groot leeg exercitie-terrein voor een kazerne een enkele soldaat steekt het veld over met losse heupen en ellebogen en een uri noir van een hoog verouderd type, met in plaats van de gewone St. Rafael-reclame de aanbeveling van een luchtreiniger: een vrouwenkopje met een wasknijper op de neus. Daartegenover een ongewoon schouwspel in Frankrijk: een huis dat voor een deel gesloopt is en dat nu versterkt en opnieuw opgebouwd wordt. Op de straat rept het verkeer zich voorbij, buiten de spitsuren is het niet opvallend druk. Er is geen enkele reden waarom het hier Parijs zou zijn, men denkt aan een buitenwijk van Bordeaux of Orléans en raakt in de on gewone stemming van een vacantie, die men op een bewolkte werkmiddag in zo'n buitenwijk zou gaan doorbrengen. Maar even verder, op de hoek van de Avenue des Gobelins, zijn de huizenblok ken weer aan alle zijden vijf verdiepingen hoog en staan er rijen tafels en stoelen op de caféterrassen. Het is zo typisch Parijs, dat men zich voor kan stellen, dat men dit op een film zou zien en zich af zou vragen waar het was: bij de Champs Elysées mis schien, in Auteuil of bij de Boulevard St. Germain. Op de Oostelijke hoek is de be bouwing hoger dan op de andere en daar boven zijn blauwe openingen in de wolken, zo helder als boven een winderig strand. Een ogenblik heeft men de ondervinding dat Parijs in een puur geografische zin het centrum van de wereld is, dat de andere plaatsen niet op een afstand liggen, maar alleen in verschillende windstreken,samen gevat zoals de torens en hoge gebouwen van een omgeving op de balustrade van een uitkijktoren. Er is tegen zo'n ondervinding niets in te brengen als de lucht zo helder is, dat zij geen geluid en geen kleur vervormt. In een van de kleine straten achter de boule vard slentert een politie-agent: bij het pas seren krijgt men een scherpe blik van hem en daarna bladert hij in een zeer klein boekje men staat er niet in, of misschien toch wel, maar is de tijd nog niet rijp. In een deuropening staan twee lelijke vrou wen met de armen over elkaar geslagen, pratend met een man; van de speelplaats van een school klinkt het gezamenlijke geschreeuw van de kinderen zo luid en geconcentreerd alsof het een overdekt zwembad is; een kind op de stoep duwt een speelgoedauto'tje van zich af, het rijdt een eind en draait achterstevoren voordat het stilstaat; men komt een vrouw in een man telpak tegen, waarvan men de blik zo goed kent alsof men jaren met haar in een koele maar onherroepelijke verhouding had ge leefd. Tegen al deze ondervindingen is niets in te brengen, maar als men er een straat mee inslaat, waar de huizen en de hoeken al te bekend zijn, doet men voor lopig geen nieuwe meer op. Op initiatief van de culturele dienst te Nijmegen zullen deze zomer op het Valk hof werken worden geplaatst van Neder landse beeldhouwers. Reeds zijn de eerste beelden van Jacques Maris tentoongesteld. Voorts worden op initiatief van „Vivat No- viomagum" in de hallen van een der oude vestingtorens de zogenaamde rondelen van het Kronenburgerpark historische taferelen in bijzondere belichting uit de oude geschiedenis van Nijmegen vertoond. DE NAAM VAN DE CLOWN William Olschansky is in Nederland nog nauwelijks bekend. En toch hoort hij thuis in de galerij der groten van circus en variété, kon hij zich meten met een Fratellini, een Grock. Er is bijna geen land ter wereld, waar hij het uitgaand publiek niet tot enthousiasme heeft gebracht; regerende vorsten hebben hem met eerbewijzen overladen. Hij heeft toppen van roem en rijkdom bereikt, is terechtgekomen in de afgrond van de diep ste armoede. In een vreemd mengelmoes van vele talen heeft hij, kort voor zijn overlijden in 1921, zijn leven te boek gesteld, nauwgezet en onbewogen, in de derde persoon. Een van zijn kleinzoons, woonachtig in Den Haag, stelde ons het verhaal ter beschikking. Het kleurrijke verhaal van clown William Olschansky. Op 1 Mei 1861 werd hij in Kopenhagen geboren als zoon van de acrobaat Carl Alexander Olschansky, een man met op vattingen, die zelfs de oude Spartanen zouden hebben doen verbleken. William kreeg eenvoudig de kans niet om te zeggen, dat hij tramconducteur of zeeman wilde worden zoals andere jongens. „Artist zal hij worden en daarmee basta" dat was de onwrikbare opvatting van de oude Ol schansky en als het moest dan onderstreep te hij deze stelling met een Spaans rietje of een keiharde vadervuist. Toen William drie hele jaren oud was, begon zijn loopbaan in de piste. Vader Olschansky had al lang gezien, dat William talent had en leidde hem op als „grond- springer", een vreemdsoortige bezigheid, waarbij hij op de omhoog gestoken voet zolen van zijn vader moest springen, ter wijl deze op zijn rug lag. Het nummer werd aangevuld met allerhande salto's en toen William vijf jaar was, gaf hij met zijn vader een eerste openbare voorstelling in Kopenhagen. Het lukte en het publiek jubelde en gooide honderden sinaasappe len en andere consumpties het podium op genoeg om William's angsttranen en plankenkoorts te doen verdwijnen en een glimlach op het jonge gezicht te brengen. Na een tournée door de provincie kreeg vader Olschansky de kans in Moskou een beestenspel over te nemen. Hii engageerde het destijds beroemde koorddanserspaar Kost. Alfonsine Kost was de eerste vrouw, die zich ooit op het slappe touw had voort bewogen en collega's waren zo jaloers op haar, dat zij op een avond het koord half doorsneden, zodat Alfonsine ten aanschou- we van een ontzet publiek een dodelijke val uit de nok maakte. Mevrouw Leontine Olschansky, de vrouw van Carl, moest toen er aan geloven. Vanwege de veiligheid zou William als „ondergewicht" dienst moeten doen en met zijn kleine knuistjes hing hij doodsbang aan het koord, totdat ook dit nummer geen geheimen meer voor hem had. Toen de familie enkele jaren later naar St. Petersburg (het latere Leningrad) vertrok, was William met dit optreden en zijn bijzonder moeilijke salto's een bijna even grote attractie als zijn vader. NIET ALTIJD LIEPEN die nummers goed af. William zelf schrijft in zijn mé moires dat behalve zijn hals bijna geen botje in zijn lichaam niet minstens een keer gebroken of beschadigd is. Het begon al in het Berlijnse Walhalla Theater, in 1896. Op een dag voelde hij zich ziek, maar des ondanks moest en zou het trapéze-nummer dat hij daar met zijn vader deed. doorgang vinden. Hij miste de trapéze en kwam met een smak in het valnet terecht, bewuste loos en met twee gebroken knieën. Pas na anderhalf jaar kon William weer aan het repeteren gaan. Nog tweemaal zou hij sindsdien zijn knieën breken, driemaal een of beide armen en een keer zijn neus, en kele ribfracturen maar niet meegerekend. Tijdens een tocht, die de Olschansky's door vrijwel de eehele wereld voerde, over leed mevrouw Olschansky. Vader en zoon keerden naar Kopenhagen terug, maar in 1878 werd het gezelschap Carl Olschansky ontbonden en William kwam op eigen benen en alleen te staan. Zijn vader gaf hem geen cent mee. Geholpen door enkele collega's kreeg hij een engagement als eerste clown en eerste grondspringer in het circus Fernando in Parijs, waar hij nieuwe roem verzamelde. In 1880 trad hij op in St. Petersburg en daar trouwde hij met een jeugdvriendin, de 17-jarige Catarina Harder. Zij schonk hem de twee voleende iaren twee dochters. maar de oudste overleed, toen hij met veel succes een voorstelling in zijn geboortestad gafWeer in Rusland, in de trein, niet ver van de stad Toela, bracht mevrouw Olschansky later een derde kind, een zoon, ter wereld. De trein werd tot stilstand ge bracht. William moest 200 roebel betalen voor de verlossing en de familie werd in de sneeuw van het Russische landschap achtergelaten. „Dat is het schone artisten- leven", schrijft William in zijn mémoires, „geen vaderland en geen thuis". De kleine Paul Billy werd naar St. Pe tersburg gebracht en het echtpaar Ol schansky trad op in Kiew en Moskou met een reeks dressuurnummers, die het pu bliek met stomme verbazing sloegen. Deze dressuur en de kommervolle tocht, die hij met zijn gezin en zijn dieren dwars door Siberië maakte, vormen hoogtepunten van zijn mémoires. DIE TOCHT BEGON IN 1885. Een Rus sisch circus-directeur in Irkutsk, Dobra- schinsky, bood de populaire Europese clown een zeer hoge gage en gaf hem een voor schot van 5000 roebel met het verzoek zo snel mogelijk naar Irkutsk te komen, dwars door de Siberische steppen. In November vertrok de clown met zijn vrouw, die in verwachting was en zijn oudste dochtertje, drie jaar oud, per slee uit Nisjni Nowgorod om met de postpaarden de tocht door het ijzige koude Siberië te ondernemen. Tot Tomsk ging alles goed, maar daarna brak een felle sneeuwstorm los. De paarden, bijna uitgeput, worstelden tegen de gie rende wind in. Tegen de avond liet zich het langgerekte, klagende gehuil van de steppenwolven achter de slede horen. Nu begon de strijd op leven en dood. De paar den steigerden en spanden iedere zenuw en iedere spier voor de wedloop met de aan stormende dood. De angst gaf de vermoeide dieren dubbele kracht, maar een der wol ven wilde zijn prooi al bespringen. Ol schansky slaakte een kreet, een revolver schot klonk en de wolf rolde levenloos in de sneeuw. De rest van de meute stortte zich op het dode dier en terwijl de slede voortraasde, openden William en zijn vrouw het vuur op de krioelende massa. Verschillende wolven werden dodelijk ge troffen en daardoor kon de slee een veilige voorsprong verkrijgen. De weg tussen Krasnojarsk en Nisjneu- dinsk ging over bergen en langs afgronden en telkens sloeg de slede om en kwam de familie in de sneeuw terecht. Op een ge geven ogenblik bleek het dochtertje ver dwenen te zijn. Terwijl vader en moeder zochten, werd het gehuil der wolven weer hoorbaar. Een der dieren naderde het echt paar tot op enkele passen en stak toen zijn kop in de sneeuw. „Daar ligt de kleine", gilde de moeder en onmiddellijk richtte zij haar revolver en schoot het dier neer. On der de doodgeschoten wolf lag de kleine Lonny, hevig geschrokken en totaal be duusd. Tenslotte kwam na weken het einde van de tocht in zicht en hield de slede stil voor het circus Dobra in Irkutsk. De directeur had de clownsfamilie afgeschreven: 1 maand en 27 dagen waren er nodig geweest om de tocht door de steppen te volbrengen. Vele steden bezocht Olschansky en tegen het einde van 1886 begon hij een eigen klein variété in Aziatisch Rusland. MAAR ZIJN RUSTELOZE NATUUR dreef hem verder, naar Port Arthur en vervolgens naar China. In Peking trof hem de slag van zijn leven. Daar overleed het dochtertje, dat zijn vrouw in Irkutsk na de barre tocht door Siberië het leven had ge schonken. Maar hoe groot ook zijn ver driet was, het leven van een artist kent geen stilstand. Verder ging de reis, naar Japan. Voor- en Achter-Indië, Australië, Amerika, waar hij in vroeger jaren al grote roem had vergaard. Daarna terug naar Scandinavië en naar Duitsland, waar hij in Hamburg voor de Deense koninklijke familie optrad, een voorstelling die Koning Christiaan IX met waardevolle geschenken honoreerde. In datzelfde jaar werden in Wiesbaden al zijn bezittingen uit het circus gestolen, ter waarde van 10.900 mark. Van deze schatten, waaronder vele persoonlijke herinneringen, is nooit iets teruggevonden. Twee jaar later was hij verbonden aan het circa Politiamo te Rome. Ter ere van zijn eerste optreden in de eeuwige stad woonde de koninklijke familie de voorstelling bij en Umberto II overhandigde de wereldbe roemde clown en dresseur na afloop de gouden medaille „Al Merito". Al stond hij op het hoogtepunt van zijn (Zie verder pagina 5) Het echtpaar Ol schansky in 1889 in Kopenhagen, enkele jaren na de avontuurlijke tocht door Siberië, met de kinderen Lonny en Billy (rechts) Een prentbrief kaart met William Olschansky met zijn paard Dodges Deze kaarten wer den tijdens de voorstellingen van z{jn circus verkocht (hieronder). V'. Als een grote eenzame vogel zoemde het vliegtuig over de Middellandse Zee. fortabel, maar gloeiend heet autobusje bracht ons naar het centrum van Tunis. Het was kalm in de cabine, de meeste pas- Onderweg suisden ons glanzende Ameri- sagiers deden een dutje. Over een kwar tier zouden we in Tunis landen. Tezamen kaanse automobielen voorbij. Het stof woei op naar de palmbomen, naar de haveloos met Algiers en Marokko vormt Tunesië het geklede Arabische boeren, naar de tiental- Westelijk deel van Noord-Afrika, waar len kudden schapen, die we tegenkwamen, twee beschavingen een dramatisch hoog- In Tunis zelf stond de bus amper stil tepunt hebben bereikt in hun wederzijdse of een groepje Arabieren kwam als school- betrekkingen. Hier leven 22 millioen men sen: Arabieren, Bedoeïnen, Arabische Be- kinderen met vacantie naar binnen gerold en greep zich vast aan alles, dat maar doeïnen, Joden en Europeanen, waarvan enigszins op passagier of bagage leek. Ik sommigen hardnekkig vasthouden aan de gewoonten en wetten van hun voorouders. kreeg een zekere Mohammed als koffer drager. Hij bracht me een hotel binnen Direct bij aankomst al viel die botsing dat volkomen Europees aandeed. Even later stonden we weer buiten en eigenlijk voelde ik me een beetje teleur gesteld, omdat alles precies op een Franse provinciestad leek. Dit waren dezelfde straten en boulevards van Toulouse of van Lyon of Nancy. De tram had een Arabier Het circus Olschansky, dat zijn eigenaar me* een r°de ^ez a's bestuurder en achter voorspoed èn armoede bracht. - - m i m m tussen twee werelden op. Even buiten het vliegveld, met dezelfde gebruiken en ge makken van Schiphol, zaten Arabieren in de schaduw van een palmboom eten klaar te maken op een houtvuurtje. Een com- de open ramen zag ik de in witte sluiers gehulde Arabische vrouwen zitten, maar de tram was volkomen Europees. De Citroëns en Renaults en Peugeots reden in dezelfde krankzinnige vaart kris-kras door elkaar als in Parijs (er staan in dit land van drie en een half millioen mensen een veertigduizend auto's geregistreerd). Het was Zaterdagmiddag. De caféterras sen liepen vol. Huisgezinnen met kinder wagen en al verscholen zich achter hun krant en hun kopje koffie, grepen luid ruchtig de hand van passerende kennissen, bespraken gretig de laatste schandaaltjes. Dit alles was zo zo volkomen Europees, dat ik steeds de Arabieren bleef nastaren om me te realiseren dat Tunis toch wer kelijk in Noord-Afrika ligt. En Arabie ren waren er genoeg! Zij kwamen als schoenpoetsers, krantenjongens, venters met zoete lekkernijen en als bedelaars. Zij kwamen ook als deftige dames en heren uit een auto gestapt om ergens een apéritif te gaan drinken. Want vergis u niet, dit is geen land met louter rijke „kolonisa toren" en een arme inheemse bevolking. (Vervolg van pagina 4) roem, Olschansky wist dat hij telkens op nieuw zijn pöbliek met stomheid zou moe ten slaan, om zijn faam te handhaven. Zo kwam hij er toe zich te wijden aan de dressuur van dieren, die tot die tijd voor ontembaar waren gehouden: ratten en kat ten, hanen en duiven. Twee jaren lang duurden de dresssuur- proeven, maar toen waren de ratten ook volkomen „hanteerbaar". Ademloos keek het publiek toe, toen op een avond het gloednieuwe nummer werd aangekondigd. Op de muziek die Olschansky op een dwarsfluit blies, zette een dichte haag van ratten zich als op commando in beweging. En volstrekt sprakeloos van bewondering waren de toeschouwers, toen tijdens het nummer enkele katten in de piste ver schenen en rustig een rat in hun bek na men om daarmee rond te wandelen, zonder dat de geboren doodsvijanden elkaar een haar krenkten. Een der katten, een prach tige Angora met een rood strikje, boog toen er een ovatie losbrak. De ratten wer den weer in hun manden gezet en poes klauterde langs een touw naar boven en nam plaats in een mand, die in de nok van het circus was aangebracht. Op een bevel van Olschansky losgetrokken en de kat suisde naar beneden met boven zich een kleine parachute, die zich dadelijk uit het rode'bandje geopend had De „rattenkoning" zoals Olschansky wel dra werd genoemd, kreeg in Amerika de kapitale som van 350 dollar per week ge boden en in de Deutsche Zeitung verscheen een gedicht.dat de schone titel droeg „Hoch William Olschansky!" De clown-dresseur- grondspringer had het hoogtepunt van zijn roem bereikt. ZIJN FINANCIëLE POSITIE hij was geruime tijd millionnair zette hij in de waagschaal, toen hij na enkele succesvolle wereldtournée's een eigen circus begon. Het eerste seizoen, in 1907 in Berlijn en Charlottenburg, leverde ruime baten op, maar de lange winter die er op volgde, deed hem interen en het seizoen van 1908 verliep aanzienlijk minder gunstig door de krachtige concurrentie, waarmede hij in Duitsland te kampen had. En toen door een orkaan het Circus Olschansky geheel werd vernield, keerden de artisten zich tegen hun broodheer bij wie zij steeds een ver zorgd bestaan hadden gehad en verlangden op hoge toon hun gage en liepen daarna weg. Dolblij was Olschansky, toen hij er het bijltje bij kon neerleggen en in zijn oude vak van clown bij Carl Hagenbeek kon gaan optreden. Later ging hij over naar het Belgische circus Royal en in Augustus 1914 kwam hij bij Verviers in het geweld van de Eerste Wereldoorlog terecht. Hij kreeg vergunning om naar Berlijn te rei zen, trok vandaar naar Kiew in Rusland en werd vervolgens, toen hij in Moskou werkzaam was, als spion gegrepen. Geluk kig was Olschansky ook in Rusland bekend genoeg om de vergissing tijdig aan het licht te brengen. De sensaties zijn hem trouwens ook verder niet bespaard geble ven. Van nabij aanschouwde hij de moord partijen, waarmee de eerste dagen der Rus sische revolutie in Petrogad gepaard gin gen en hij kon zelf ternauwernood het leven er af brengen. Opnieuw berooid ar riveerde Olschansky met zijn gezin in Stockholm, waar hij zijn geluk als caba retier ging beproeven. Spoedig had hij zo de smaak van dit werk te pakken, dat hij het waagde opnieuw voor eigen risico een cabarettournée door geheel Zweden te on dernemen. De onderneming verliep beter dan zijn vroegere experimenten: financieel zonder zorgen kon hij in 1916 in Kopen hagen, zijn geboortestad, voor een uitver kocht huis een voorstelling geven bij zijn 50-jarig jubileum als artist. De tranen schoten het publiek in de ogen. toen het zag dat de 55-jarige globetrotter en avonturier nog niets van zijn vaardig heden had ingeboet. Afgestampt vol was Tivoli, toen William Olschansky daar zijn moeilijke neksprongen en salto's feilloos verrichtte. NIEUWE OMZWERVINGEN door Scan dinavië, alleen en met zijn dochter Lizzie, die hij tot „karakterdanseres" had opge leid, volgden. Maar de jaren schreden voort, de engagementen werden minder talrijk, de gages geringer. De tragiek, zo kenmerkend voor het leven van vele ar tisten, die hun eigen teruggang beleven, bleef ook William Olschansky niet be spaard. „Ik zal wel weer iets vinden, moeder", zo zei hij tegen zijn echtgenote, die al die jaren met hem had gedeeld en hem tien kinderen had geschonken. En hij vond wel iets. De clown Olschansky kreeg een baan tje als dagloner in een fabriek van scheepsonderdelen te Kopenhagen. Daar ploeterde hij van 5 uur 's ochtends tot in de middag en de man, die gewend was ge weest met duizenden kronen aan gage naar huis te gaan, hield nu zijn hand op voor een dagloon van 14 a 15 kronen. Zelf zegt hij in zijn mémoires, dat hij er zijn vrolijk heid nooit onder verloren heeft. Nog éénmaal was zijn naam op aller lip pen toen de Deense bladen eind 1921 de dood van de clown aankondigden en in een Van de 3.500.000 inwoners zijn er een 250.000 buitenlanders, voor het merendeel Fransen, op de voet gevolgd door de Italianen. Sinds de Fransen hier in 1881 zijn binnen gekomen, heeft de inheemse bevolking zich meer dan verdubbeld. Deze neemt thans met 65.000 zielen per jaar toe. Omstreeks de eeuwwisseling was dit aantal nog geen 10.000 per jaar. Grote steden als Tunis, Sfax en Gabes hebben onder deze fantastische groei te lijden, om dat velen van het platteland naar de ste den zijn getrokken, waarschijnlijk met het idee dat er meer te verdienen zou zijn met minder inspanning. In de steden is echter even weinig kans op werk als elders en die opeenhoping in de steden geeft alleen maar narigheid. De Fransen doen dan ook hun uiterste best om de trek naar de stad de kop in te drukken. Om u een voorbeeld te geven van de grote verschillen in be volkingsdichtheid: in het district Tunis wonen er 211 mensen op een vierkante kilometer, in een Zuidelijk district als Gafsa slechts 12. Tunis dan, op die Zaterdagmiddag, leek het meest op een Franse provinciestad. Ook al omdat zoveel mensen er Frans spreken. Later heb ik gemerkt dat er slechts weinig „authentieke" Fransen rond lopen, maar dat alle daar wonende Itali anen. Spanjaarden, enzovoorts zich ook van de Franse taal bedienen. Zelfs Moham med, mijn Arabische kofferdrager, sprak een aardig mondje Frans. Hij kwam voor bijgelopen, toen ik 's avonds ergens op een terras zat, ging naast me zitten en nam een kop koffie. De lichten waren overal aan. Neonreclames flikkerden tegen de zwartblauwe hemel. Ik had urenlang door allerlei straten geslenterd en ik kon moeilijk mijn teleurstelling onderdrukken, dat alles zo Europees leek. Mohammed glimlachte. „Kom mee", zei hij. „Dan zal ik U de Arabische stad laten zien". Met gemengde gevoelens liep ik mee, zag de laatste lichten en brede straten van de Europese wijk achter ons verdwijnen, totdat we plotseling in de smalle, donkere Arabische straatjes („souks") stonden. De winkels waren nog open. Huis aan huis. bijna lagen de tapijten, de bonte shawls, de prachtig beslagen zilveren voorwerpen in de open lucht. Wolken van kokende olie, waarin zachte koeken werden gebak ken, dreven door het steegje. Arabische muziek jengelde uit de stampvolle café's, waarin mensen kaart of domino speelden. Een enkele late Arabische vrouw, zwaar in sluiers gehuld, haastte zich naar huis. Soms moesten we plattegen een muur gaan staan om een ezel en zijn voerman door te laten. Geen half uur tevoren had ik een Frans aandoende stad anno 1954 verlaten. Het was alsof iemand mij had meegenomen op een tovertapijt en wij 1954 jaren waren teruggevlogen. Dergelijke verschillen zijn alleen mogelijk in een land, waarin de Middeleeuwen hebben voortgeduurd tot het begin van dé 20e eeuw. Maar juist deze tegenstelling, die op het eerste gezicht zo romantisch aandoet, vormt de grondtoon van alle rumoerige problemen in Noord- Afrika. GERTH VAN ZANTEN „In Memoriam" voor de laatste maal de grote verdiensten en verrichtingen van deze door het circus gegrepene belichtten. Het enige wat er van hem rest zijn en kele bezitingen in het circusmuseum te Hamburg, enkele medailles in het bezit van een kleinzoon in Den Haag. Deze bewaart ook, als een kostbare schat, een bundel foliovellen, beschreven met een vaste hand. Men leest daaruit het verhaal van 's levens opgang en neergang, het verhaal van de clown William Olschansky. xxxx Vier eeuwen boeken met platen Voor wie gewend is naar een museum te gaan om schilderijen of beeldhouw werken te zien, lijkt het boek op het eerste gezicht een moeilijk voorwerp voor een tentoonstelling. De expositie, die de Nederlandse antiquaren in het Stedelijk Museum te Amsterdam hebben ingericht, logenstraft elk dergelijk voor- oordeel. Zou men het anders kunnen betreuren elk boek slechts op de platas waar het opengeslagen ligt te kunnen zien, hier vormen al die opengeslagen bladzijden tesamen een organisch geheel, als het ware één boek: de geschiedenis der boek illustratie van houtsnede tot staalgra vure. Wij moeten deze tentoonstelling een cuturele daad van het grootste belang noemen. Op overzichtelijke en overtui gende wijze wordt getoond, dat het ge- illustreerde boek ontstaan uit de sa menwerking van schrijver, drukker en artist als kunstuiting een gelijkge rechtigde plaats heeft naast alle andere artistieke verschijningsvormen. Het is onmogelijk in zo kort bestek de tentoonstelling te beschrijven. Wij beperken ons tot enkele voorbeelden: Onder de acht wiegedrukken vindt men de kleinste Nederlandse en waarschijn lijk de kleinste geïllustreerde incunabel uit de vijftiende eeuw met 73 houtsne den (Jordanus de Quedlinburg. Medita- tiones de vita et passione Ihesu Christi uit 1491). Voor geografen interessant is naast de atlas van Ptolemaeus uit 1525 (met vijf- Kopergravure nuur U. Ferro ter illus- g tratie van een bekend Spaans gedicht 3 op de muziek (1779). c tig in hout gesneden kaarten) de eerste „moderne" Copernicaanse atlas van Or- telius uit 1571, die 93 dubbele kaarten bevat, alle met de hand gekleurd. Voor de leek zijn bijzonder fascinerend de c talrijke werken met gekleurde platen, x Uitgaven over bloemen en dieren, cos- tuumwerken en niet te vergeten enkele boeken met in kleuren gedrukte gra vures. Er ligt een der zeldzaamste vogel boeken, namelijk van Catesby: The Na tural History of Carolina, Florida and the Bahama Islands. Het bestaat uit twee grote delen, verschenen te Londen in 1752, bijzonder fraaie exemplaren. Ver der een compleet exemplaar van het grote werk over insecten van Sepp, dat honderdvijftig jaar nodig had voor het compleet was (17621928), het fraaiste Engelse costuumboek: Heideloff's Gal lery of fashion (negen delen met ruim tweehonderd platen) en het mooiste boek met Nederlandse klederdrach ten: het resultaat van een reis, die de o Engelse Miss Semple in het begin der 3 negentiende eeuw met haar schetsboek 8 in haar hand door ons land maakte. 3 Tenslotte noemen wij nog de „kabou ters" de miniatuurboekjes, waarvan het kleinste door een dubbeltje bedekt kan worden. De tentoonstelling is opge luisterd met fotografieën en enkele vi trines van het Museum Enschedé te Haarlem, die de techniek van de illu stratie demonstreren. Veel verzamelaars zullen het betreu ren, dat niet alles wat tentoongesteld is ook te koop is. De tentoonstelling is echter niet slechts interessant voor die genen, die toch reeds boeken verza melen. Integendeel, iedereen, die belang stelling voor kunst of cultuurgeschiede nis heeft, vooral ook de jeugd, zal met gewin deze tentoonstelling verlaten. Er is een goed ingeleide en geïllustreerde c catalogus verkrijgbaar en bovendien zijn i- steeds leden der organiserende vereni- 8 £ing aanwezig voor deskundige inlich- ting. De expositie duur tot 10 Juli. ft COOOCOOOOOOOOOOOCCCOOOOOOOOCÖOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOO

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16