KOLFJE NAAR UW HAND
LELIJKE MAN
Henk Broer
OVER MUZIEK-EXAMENS EN
MUZIEKOPLEIDING
Chopiivtraditie in Polen
Meisjesboeken
Paleis van Rubens bij
Brussel verkocht
in acht moderne talen
„De laatste tocht"
Walschap weer bekroond
Kort verhaal door
Marga Mioco
Zwart en Wit
A cl verten tie-woo rei en boek
In Groot-Brittannië is een Woorden
boek voor het Advertentiewezen in acht
talen gepubliceerd. Bij iedere Engelse
term is het equivalent in het Frans,
Duits, Spaans, Italiaans, Nederlands,
Portugees en Zweeds gedrukt. Hez
woordenboek bevat meer dan 20.000
woorden op alle gebieden van het ad
vertentiewezen en bevat ook nieuwe
termen op het terrein van radio, tele
visie, bioscoop enzovoorts.
Bij de uitgeverij „Het Spectrum" te
Utrecht is in de bekende Prisma-reeks de
tweede druk van de roman „De laatste
tocht" (The last frontier) door Howard
Fast in een uitstekende vertaling van
Theun de Vries verschenen.
Het is het epos van een uit driehonderd
man bestaande Indianenstam, welke zich
in het toegewezen reservaat niet al te best
thuis voelt. Na rijp beraad besluiten de
Indianen te vluchten naar hun vroegere
woonplaats. Legerafdelingen en burgers
stellen alles in het werk om de vluchten
den de pas af te snijden, echter zonder
resultaat.Wanneer de stam zich later splitst
vecht de groep onder leiding van „Botmes"
zich dood, maar de anderen bereiken
aangevoerd door „Kleine Wolf" na een
schier eindeloze tocht van bijna tweedui
zend kilometer de Canadese grens. Hun
verlangen naar persoonlijke vrijheid wordt
beloond en zij krijgen toestemming om in
het Noorden te blijven wonen.
Een boeiend verhaal, wars van elke sen
satie, eerlijk en recht op de man af ge
schreven. Een boek, dat velen de somber
heid van een verregende vacantiedag zal
doen vergeten. H. de Gr.
Gerard Walschap, die dezer dagen de
driejaarlijkse Belgische staatsprijs voor
Vlaamse Letterkunde heeft gekregen, is
opnieuw onderscheiden, thans met de drie
jaarlijkse Stastsprijs voor koloniale letter
kunde. Hij heeft deze prijs verworven met
zijn werk „Oproer in Congo".
EEN VAN DE SPORTEN, die aan de aan
dacht ontsnappen omdat zij in stille afzon
dering van het maatschappelijk gewoel
beoefend worden, is zeker golf. De enige
aanwijzing, dat deze sport beoefend wordt,
zijn de borden „GOLF LINKS", die men op
eenvoudige landwegen wel eens ziet. Maar
als men dan onmiddellijk links kijkt, is er
meestal niets bijzonders aan het landschap
op te merken. Een aanbeveling in de zin
van „golf méér links, dat gaat veel beter
dan met uw rechterhand" is het ook niet.
Pas later heb ik beseft, dat het ongeveer
zoveel wil zeggen als golflengten het
geen ook alweer niets met radiozaken te
maken heeft. Indien het zulke golflengten
waren, waarop men kon overschakelen, dan
zou iedereen trouwens toch het idee krijgen
op Engeland te hebben afgestemd, gehoord
de vele Angelsaksische uitroepen, die erbij
worden geslaakt. De geruchten, als zou men
alleen op grond van zijn slechte uitspraak
gediskwalificeerd kunnen worden, laat ik
voor wat zij zijn.
Toen een vriend, van wie ik helemaal
niet verwachtte, dat hij zelfs maar aan
lichaamsbeweging deed, mij spontaan uit
daagde op een partijtje golf, heb ik eerst
gevraagd of er geen „caddy" bij was. Caddies
zijn mensen, die een bijna feodale onder
horigheid in zich verenigen met een tech
nisch overwicht, dat zij voortdurend laten
nierken. Enerzijds dragen zij de clubs
(onderscheidene soorten golfstokken) ach
ter de speler aan in een soort antieke para-
p'uiebak op hun rug. Anderzijds doen zij
hem tussen de regels van het spel voort
durend een stille hoon gevoelen, die zo erg
kan gaan irriteren, dat de speler neiging
voelt niet meer in de eerste plaats naar het
balletje te slaan dat op de voorgeschre
ven wijze tóch veel moeilijker te raken is
dan hun enkels.
De vriend gaf een geruststellend beeld
van de partij, die wij zouden gaan spelen:
zij zou zich voltrekken op de miniatuur
golfbaan in het Vondelpark te Amsterdam
en het was allemaal ten bate van het Emma
Kinderziekenhuis. Nu lijken miniatuur en
golfbaan moeilijk verenigbare begrippen.
De heuse golflinks beslaan een groot deel
van de aarde. Men slaat het balletje naar
de horizon, waarin ergens een putje is uit
gespaard een „hole".
Maar in het Vondelpark was alles veel
overzichtelijker, vandaar wellicht de aan
beveling „Een kolfje naar uw hand". Ten
eerste kreeg ik maar één club mee, dus ook
geen caddy om de andere te dragen. Ten
tweede was de vriend minder goed dan ik
vreesde. Hij begon met de bal „in the
rough" te slaan, dat is in de niet speciaal
voor de bal bestemde woeste grond buiten
het banencomplex. Daardoor kon ik mij
veroorloven nu en dan ook eens wat in het
ruwe weg te slaan. Men zag allerlei deel
nemers op zoek naar het balletje met hun
achterkant uit het lover steken provo
cerend genoeg voor iemand, die een stevige
club in de handen zwaait.
UITEINDELIJK heeft het balletje, dat ik
langs velerlei omwegen voortjoeg naar de
overwinning, steeds de hole bereikt ook
al was het vaak de hole van een andere
baan, dan die waarop ik mij inzette.
Alleen kwam af en toe een dame met
caddy-neigingen mijn concentratie ver
storen met de opmerking, dat iets in ons
gedrag tegen de regels (against the rules)
was. Wat precies heb ik slechts in een van de
DAAR IK voor het verkrijgen van mijn rijbewijs niet alleen
veel rijvaardigheid en theoretische verkeerskennis, maar ook
enige pasfoto's nodig heb, stapte ik een dezer dagen bij een foto
graaf binnen. Nu moet u weten dat ik iets heb tegen geposeerde
foto's. En daar ik het resultaat van een noodzakelijke pasfoto
ook nooit heb kunnen bewonderen, begrijpt u dat ik met weinig
enthousiasme de winkel betrad.
Omdat de zaken in de binnenstad, die u met hun schreeuwe
rige opschriften laten weten hóe snel zij u kunnen bedienen,
mij niet lokten, bepaalde ik, na lang zoeken, mijn keuze tot een
onopvallende winkel in een stille buurt. Een enkele foto was
hier en daar bescheiden in de étalage neergezet. Ik keek er even
naar voor ik naar binnen ging. Een vriendelijke dame met een
bont om steunde achteloos haar kin in de hand, een bruidspaar
stond fier tussen bloemenmanden op een verhoginkje en een
jong meisje, zich nauwelijks bewust dat ze poseerde, staarde
dromerig voor zich uit.
Binnen was het vrij donker. Na enkele seconden zag ik pas
dat er iemand achter de toonbank stond, wiens gelaat ik nau
welijks kon onderscheiden.
„Kijk", zei de man, nadat ik hem mijn wens had kenbaar ge-
maakt, „ik maak twee soorten pasfoto's. Deze kosten f 3,75 en
die f 1,75 de zes stuks". Hij wees op enkele foto's die onder een
glazen plaat op de toonbank lagen.
Ik zag het verschil. Voor de duurdere foto's dienden twee
knappe jongemeisjes en twee eveneens bijzonder mooie jonge
mannen als voorbeeld, terwijl op de goedkopere uitvoering een
sombere veertiger met een uilebril stond afgebeeld.
„Ach," kon ik niet laten uit te roepen, „daar heeft u voor die
duurdere foto's vier knappe jonge mensen uitgezocht en voor
de goedkope een uitgesproken lelijke man!"
„Lelijke man?" zei de fotograaf. „Die man is niet lelijk. Hij
heeft een gaaf gezicht."
„Nou ja," zei ik, „dat kunt nou zo wel zien, maar ik vind
hem lelijk. Vooral met die foto vormt hij een schrijnend con
trast." Ik wees een van de jongemannen aan, die mij sterk aan
Daniel Gélin deed denken.
„Een kwestie van smaak," zei de fotograaf. „Trouwens, u laat
zich misleiden door de afwerking. De duurdere zijn beter afge
werkt."
„Dat kan wel zijn," zei ik, „maar dan komt het me tóch nog
voor, dat het een psychologisch stuntje is. U bereikt er mee
dat geen mens de soort kiest, waar zo'n vervelende man voor
geposeerd heeft."
„U heeft totaal geen mensenkennis," zei.de fotograaf. „Het
kan best een heel aardige man zijn."
„Onmogelijk," riep ik uit. De fotograaf zweeg even. Toen
vroeg hij afgemeten: „Welke wenst u?"
„Die van f 3,75 maar," zei ik.
Ik volgde hem naar het atelier achter de winkel, waar hij mij
een kapstok en een spiegel wees. Terwijl ik mijn haar kamde,
zette hij een stoeltje gereed en morrelde wat aan het toestel.
„Gaat u maar zitten," zei hij toen ik klaar was. Hij ontstak
enige felle lampen en verdween achter het apparaat. Ik zag nu
alleen zijn benen. Ik trachtte zo aardig mogelijk te kijken en
te blijven kijken.
„U moet uw voeten wat naar rechts verplaatsen," riep hij,
„en uw linker schouder iets naar voren draaien."
Ik ging verzitten en hield mijn gezicht zoveel mogelijk in
dezelfde plooi.
„Juist, nu even deze kant uitkijken." De stem van de foto
graaf klonk nu niet gesmoord meer. Hij had zijn hoofd om de
hoek van het apparaat gestoken.
„Hierheen," zei hij, tegen zijn bril tikkend.
Ik keek hem aan. In het felle licht zag ik nu pas zijn gezicht.
Terwijl hij knipte, verstijfde ik van schrik. Hij was de lelijke
man van het goedkope voorbeeld.
„Dank u," zei hij en hij deed de lampen uit. Ik trok mijn jas
aan en telde in de winkel f 3,75 neer. Hij gaf me een bonnetje.
„Morgenmiddag zijn ze klaar," zei hij.
Ik keek nog even naar de voorbeelden onder het glas. „Och,"
zei ik, „zo slecht zijn ze eigenlijk niet, ik had misschien net zo
goed die van f 1,75 kunnen nemen." Hij stond weer stil en nau
welijks zichtbaar achter de toonbank.
„Het is natuurlijk duidelijk te zien," zei ik, talmend met het
opbergen van het bonnetje in mijn tas, „dat die duurdere beter
zijn afgewerkt. Ik bedoel ze flatteren meer. Op zo'n goedkope
foto toon je gauwer lelijk."
„Zeker," zei hij.
„Trouwens," zei ik, „op een pas komt er toch een stempel
overheen."
„Zo is het," zei hij.
Aarzelend liep ik naar de deur, alsof ik nog iets wilde zeggen.
Met de knop in de hand draaide ik me naar hem om en groette.
Toen haastte ik me de winkel uit.
De foto's heb ik nooit afgehaald. Ik heb een goedkope serie
laten maken in zo'n kermistent in de binnenstad, waar duizend
voorbeelden in de étalage hangen.
tien gevallen begrepen, toen mijn club be
halve de bal ook een grote hoeveelheid
gruis (gravel) deed opspringen. Nadat mijn
vriend haar eenmaal had uitgelegd, dat wij
hier in de eerste plaats ten bate van een
goed doel vertoefden, liet zij af.
Een merkwaardige eigenschap van het
golfballetje blijft, dat het zo gemakkelijk
genoegen neemt met een plaatsje bezijden
de hole, die het toch een zeer passend
onderkomen biedt. Het probeert er zoveel
mogelijk overheen te lopen en omheen te
draaien.
Ik behaalde veel meer punten dan mijn
tegenstander, hetgeen mij vrolijk stemde
totdat hij mij terzijde toevoegde, dat het
om het geringste aantal punten ging. Toen
heb ik de omzwervingen met het balletje
gestaakt en is dat grote verlangen in mij
gaan sudderen, dat zoveel rechtgeaarde
golfspelers een dromerige oogopslag kan
geven: een all-in-one te maken. Dat is een
uiterst zeldzame prestatie, waarbij men het
balletje met een snaarstrakke zwieper op
een holletje zijn holletje indrijft.
Achter de gazen afrastering had zich veel
publiek verzameld. Ik wist dat de mensen
mij en het balletje met enige verwachting
gadesloegen. Langzaam hief ik de club
ergens achter mijn rechteroor. Over mijn
linkerschoudervulling zag ik het balletje
liggen. Ik kwam in de bekende wiegel-
trance, waarbij ik mij niet langer realiseer
de, dat het balletje toch drie keer rechtsaf
moest om de hole te bereiken. Ik wilde ook
naar de horizon. Toen schoten alle remmen
los.
HET IS toch maar goed, dat het een slag
in de lucht is geworden. Want in het ver
lengde van de lijn tussen mijn schoudervul
ling en het balletje zo zag ik later zat
een dameskransje rondom heel veel porce-
lein koffie te nuttigen. Tegenover haar zou
het minder gemakkelijk uit te leggen zijn
geweest, dat dit alles voor een goed doel
was. KO BRUGBIER
MARGREET BRUYN schreef „De Won-
derketting" een verhaal vol avonturen,
dat met aardige illustraties van Alie Evers
werd uitgegeven bij de Uitgeverij Ploegsma
te Amsterdam. Inderdaad een boek vol
avonturen. Voor kinderen met veel fanta
sie tussen zeven en tien jaar is het een
kostelijk verhaal. Bijzonder geschikt ook
om te worden voorgelezen. Zonder twijfel
zullen ook de ouderen er van genieten. Jan-
neke van Dalen (het dochtertje van de
tuinman) en Rudolf van het kasteel bele
ven de wonderlijkste dingen. Met behulp
van een wonderketeltje dat vooral nooit
gepoetst mag worden horen ze dingen
die voor grote mensen verborgen blijven.
Ze vliegen op een zwaan en rijden op de
stenen leeuwen, die voor het hek van het
kasteel staan. Een kostelijk boek.
BIJ BOOM RUYGROK te Haarlem ver
scheen „Zo zie je, Christa!" door Mach-
teld den Hertog. Een Amsterdamse familie
verhuist om de zwakke gezondheid van de
jongste zoon naar de Vcluwe en de vader
van Christa, Annelou en Jan hoopt in Els-
peet een tandartsen-practijk te kunnen op
bouwen. Annelou vindt het heerlijk, maar
Christa, een echt stadskind, kan zich maar
heel moeilijk aanpassen. Jans gezondheid
gaat inderdaad vooruit, hij geniet van een
eigen hond en een jong zwijntje, Piggeltje
genaamd. Langzamerhand leert Christa het
buitenleven waarderen. Op een dag, als Pig
is weggelopen en aangevallen wordt door
een paar honden, blijkt Jan, die zijn vriend
je wil redden, opeens te kunnen lopen. Als
vader dan met het plan komt om naar Am
sterdam terug te gaan, komen de heftigste
protesten van Christa. Een fris geschreven
boek voor meisjes van elf tot zestien jaar.
C. P.
Het is niet verwonderlijk, dat Henk
Broer deel van de redactie van „Zwart
en Wit" uitmaakt. Zijn tekeningen ver
tolken bijzonder helder de beginselen
van dit tekentijdschrift. Zij zijn duide
lijk, geven direct een indruk van zijn ta
lent en van zijn persoon.
Broer is allerminst een broeier. Hij
houdt zich niet bezig met dingen die hij
niet weet, maar met dat wat hij kent
omdat hij het gezien heeft. Men kan
hem een realist noemen iemand die
eerst zijn onderwerp laat spreken en
dan zichzelf. Hjj heeft niet veel theo
rieën nodig om zyn werkwijze op te ba
seren. Slechts één en die betreft de
ruimte. Hij kan alleen werken als hij de
ruimte als uitgangspunt neemt. Daarna
kan hjj zijn onderwerp realiseren en de
waarde ervan voor zichzelf vaststellen.
Geen revolutionnaire theorie dus, maar
voor Broer van bijzonder grote beteke
nis.
„Ik zorg eerst de ruimte in mijn hoofd
te hebben, daarna projecteer ik in ge
dachten de centrale plaatsen, die de te
kening ruimte moeten geven, dan pas
ga ik werken".
Een heel andere man dus dan byvoor-
beeld Ger Langeweg, over wie ik on
langs schreef. Broer en Langeweg zyn
in „Zwart en Wit" naaste medewerkers,
maar zij staan in hun opvattingen lyn-
recht tegenover elkaar. Om in deze klei
ne ruimte een zo duidelijk mogelijk
beeld te kunnen geven van Broer is een
vergelijking met Langeweg zeer aan
trekkelijk.
Langeweg tekent uit verweer, overal
in zijn werk is hij volledig aanwezig,
zijn aggressiviteit heeft zijn techniek
vervormd tot een. die een loopje neemt
met de werkelijkheid. Technische pro
blemen heeft hy daarom niet. Zijn vrij-
5COOOOCOCXXXXXX)C<X<COCOCC<XX)OOCXDOOOCOCCOCOCOCCOCCCOOO
<J<XXXXXXXOCXXJ3COO3CCCO3CCCODCCOCCCOOCO0COCOCC0<XXXCC
heid bij de behandeling van zyn onder
werpen is technisch beschouwd onbe
perkt. Geen wonder, dat zijn werk qua
structuur zo grillig en uiteenlopend is.
By Broer zien we iets heel anders. We
leggen tien van zijn tekeningen uit ver
schillende perioden naast elkaar en we
zien dat steeds de techniek iets ver
schilt, nauwelijks opvallend, omdat zij
alle met dezelfde gedachte tot stand
zijn gekomen: hoe kan ik het dichtst
de werkelijkheid benaderen? Tien teke-
DE VORIGE WEEK heeft Polen de be
vrijding van de Duitse terreur, welke tien
jaar geleden begon, feestelijk herdacht en
uiteraard heeft ook de Poolse omroep zijn
aandeel daarin gehad.
Die omroep had trouwens zelf ook wel
aanleiding voor een joyeuze herdenking: in
de afgelopen tien jaar heeft hij meer tot
stand gebracht dan in de periode voor 1939
het geval was. In het laatste nummer van
het maandblad van de vereniging „Neder
land-Polen" kan men daar het een en an
der over vinden. Voor de Duitse overval
had het zenderpark een sterkte van nog
geen 450 kilowatt, thans komt men alleen
al voor de zenders op de lange en midden
golven voor de
korte golfzenders ont
breken ons nauwkeu
rige gegevens tot
een sterkte van meer
dan 700 kilowatt. De
voornaamste zender is
nog steeds het lange
golfstation van Warschau, evenals voor de
oorlog op de golflengteschaal trouw en wat
hinderlijk vergezeld van Radio-Luxem
burg. Warschau I straalt het zogenaamde
„centrale programma" uit, dat een alge
meen, voor het gehele land bestemd karak
ter draagt. Warschau II, een eveneens
krachtig en goed te ontvangen station op
de middengolven, maakt deel uit van een
zendernet, dat alle belangrijke stations
voor de provincies omvat, zoals Krakow,
Lodz, Poznan, Gdènsk, Sczecin en Wro
claw. Maar naar gelang de belangrijkheid
van het district zenden deze stations een
(Uit het zomernummer van „Punch")
Voor de
microfoon
eigen, lokaal georiënteerd programma uit,
dat, al naar de behoefte, anderhalf tot vijf
uur per dag duurt. De studio's in de ge
noemde steden hebben zelf kleinere of
grotere programmastaven, waartoe in de
meeste gevallen ook een orkest behoort.
Die orkesten geven regelmatig concerten
welke ook voor het centrale programma
bestemd zijn: in dat opzicht gelijkt de
structuur van de Poolse omroep zeer veel
op die van de BBC, waar immers de regio
nale diensten ook opgenomen zijn in het
totale programmapatroon.
Wat de Poolse omroep te bieden had en
heeft, droeg en draagt een overwegend se
rieus karakter, zelfs al is de laatste tijd
het aandeel van de lichte muze niet on
belangrijk toegenomen en bijvoorbeeld het
inderdaad nogal dVervloedige gesproken
woord dienovereenkomstig verminderd.
Wie enkele jaren geleden een Pools pro
grammablad opsloeg moest onmiddellijk
getroffen worden door de talrijke uitzen
dingen ook op de „gunstige" zendtijden
van de Radiovolkshogeschool, welke be
halve het genre causerieën zoals wij dat
ook in ons land van de Radio-Volksuniver
siteit kennen, ook discussies met en tussen
luisteraars verzorgt, adviezen geeft en
examens afneemt.
Dat deze Radio-Volkshogeschool voor
het heersende politieke régime een instru
ment van betekenis in zijn propaganda-
arsenaal vormt, zal iedereen wel begrijpen.
Daarnaast had en heeft men natuurlijk ook
de talloze rechtstreeks politieke uitzendin
gen van de communistische partij, de com
mentaren op het nieuws, voor zover het
nieuws zelf al niet commentaar wordt ver
vormd.
Dit zijn dan helaas de schaduwzijden van
een radiobestel, dat overigens om zijn cul
turele prestaties slechts valt te loven.Voor-
al op muziekgebied.of het nu symphonieën,
opera's, kamermuziek of volksdansen zijn,
kan men veel genieten. De huidige om-
roepleiding heeft de Chopintraditie van
haar vooroorlogse voorgangsters overgeno
men: elke week een half uur werken van
deze componist. Onnodig te zeggen, dat ook
de hedendaagse Poolse toondichter ruim
schoots aan zijn trekken komt. Wie daar
van iets wil horen, stemme eens af op 1322
of 367 meter.
J. H. B.
Gisteren werd te Brussel op de huizen
veiling een kasteel van Pieter Paul Rubens
verkocht aan een Vlaamse textiel-indu-
strieel, de heer Jean Verbeke, uit Sint Ni-
colaas voor een bedrag van 8.8 millioen
francs, iets meer dan 670.000 gulden. Het
kasteel ligt in een groot domein van 95
hectaren op twintig kilometer van Brussel,
tussen de hoofdstad en Mechelen. Het
staat op de monumentenlijst. Het was een
der buitenverblijven van
de grote Brabantse
schilder, tevens ambas
sadeur van de Spaanse
aartshertog Albert en
zijn gemalin Isabella, die
over de Zuidelijke Ne
derlanden regeerden.
Men vermoedt dat het
voor de Vlaamse in
dustrieel om een geld
belegging gaat. Onder
de candidaat-kopers be
vond zich ook het Brus
selse Paleis voor Schone
Kunsten. Verder toonde
Antwerpen belangstellin.
tj
Hl
f
ningen van Langeweg eveneens uit ver
schillende perioden tonen zes, of mis
schien wel tien keer een volslagen an
dere techniek. Want Langeweg maakt
de techniek ondergeschikt aan zyn per
soon („schilderen gaat me niet snel ge
noeg"). Broer maakt zijn persoon onder
geschikt aan zijn techniek, om zyn on
derwerp zoveel mogelijk echtheid te
kunnen verlenen. Technisch beschouwd
is Broers vrijheid dus beperkt. Boven
dien ondergaat hij gemakkelyk de in
vloed van anderen.
Als hij een methode toegepast ziet,
die hem dichter bij zijn doel kan bren
gen, zal hij héér beproeven, althans ele
menten ervan gebruiken. Hij tracht dus
min of meer zyn persoonlijkheid uit te
schakelen (dat is niet verbergen). Zijn
persoonlijkheid krygt alleen een accent
in de keuze van zijn onderwerpen. Zijn
aard en opvatting worden tevens duide-
lyk geïllustreerd door het feit, dat hy
niet alleen tekenaar is maar ook schil
der.
Opvallend is, dat hy volledig tekenaar
is als hij tekent en volledig schilder als
hij schildert. Dit is alleen mogelijk by
een man, die streeft naar de vervol
making van een techniek, die hem zo
dicht mogelijk by het realisme brengt.
Broer was van 1920 tot 1922 in Pa
rijs. Voor de rest van zyn leven woonde
hy in Amsterdam. J. V.
HET IS eind Juli nu ik dit schrijf en het
is weer zo ver: de muziek-examens zijn
voorbij. De geslaagden hebben met vol
doening hun diploma bekeken, de teleur-
gestelden zullen met September opnieuw
een offensief tegen hun tegenpartij, de
examinatoren, gaan voorbereiden, om dit
in Juni en Juli van
het volgend jaar weer
te doen losbranden.
Ik geloof althans,
dat sommige jonge
mensen het zo voelen:
het examen is een
strijdperk. In werke
lijkheid is het natuur
lijk heel wat anders
en in het algemeen
zijn de examinatoren
in ons land mensen,
die met bezorgdheid
zien hoevelen het moeilijke beroep kiezen
en hoe klein de minderheid is, die hiertoe
werkelijk geroepen is. Zij vragen zich af,
of het verantwoord zou zijn, dit of dat
zwakke geval op de muzikale jeugd los te
laten, maar ze zouden eigenlijk iedereen
graag met een verheugd gezicht en opge
lucht de examenkamer-zien uitgaan. Dat
kan nu eenmaal niet. Reeds het grote aan
tal candidaten dwingt tot selectie.
Hoe is in ons land het verkrijgen van
de bevoegdheid tot het geven van muziek
onderwijs geregeld? En worden door twee
instanties diploma's uitgegeven en wel
door de conservatoria en door de staat.
Sedert enige jaren heeft de regering vier
conservatoria officieel erkend. De eind
examens daarvan worden door een rijks
gecommitteerde gecontroleerd en de eind
diploma's worden van een rijksstempel
voorzien. Deze vier instituten zijn het Ko
ninklijk Conservatorium in Den Haag en
de conservatoria te Amsterdam, Rotterdam
en Utrecht. Aangezien de einddiploma's
dezer instellingen alleen voor de leerlin
gen daarvan zijn bestemd, heeft de staat
daarnaast staats-examens voor muziek in
gesteld. Hiervoor kan iedereen zich aan
melden, die meent in staat te zijn een di
ploma als muziekleraar te kunnen behalen.
Hoewel deze Staatsexamens, die in twee
graden zijn onderscheiden: A lager en
B middelbaar onderwijs, officieel als
gemakkelijker gelden dan de eindexamens
der conservatoria, komt dit in de practijk
lang niet altijd uit. Vooral doordat de can
didaten voor de staatsexamens voor een
commissie komen, die hun onbekend is.-De
vragen, die gesteld worden, zijn soms enigs
zins anders geformuleerd dan ze gewend
zijn en zo ontstaat vaak een gevoel van on
zekerheid, dat de onvermijdelijke nervosi
teit nog verhoogt. Op de conservatoria
vinden zij de bekende gezichten van hun
docenten tegenover zich. Bij twijfelgeval
len kan de schaal daar iets eerder ten voor
dele van de candidaat doorslaan, bij voor
beeld als de leraren weten, dat deze altijd
serieus werkte en het diploma krachtens
zijn kunnen en kennen verdient.
De resultaten van de examens zijn ver
reweg het gunstigst aan de conservatoria.
Volkomen begrijpelijk, want men wordt
aan een conservatorium niet toegelaten
zonder een toelatingsexamen, dat waarborg
biedt voor geschiktheid voor de studie,
om van talent nog niet te spreken. Bo
vendien is de oplei
ding aan deze in
stellingen in len
van docentei die
precies weten, waar
heen zij hun dis
cipelen te leiden heb
ben.
Met de staatsexamens
is het anders gesteld.
De ervaring leert, dat
veel te velen me
nen klaar te zijn, als
zij nog niet de helft
weten en kunnen van wat geëist wordt. Er
zijn daarvan tal van oorzaken. Sommige
ouders willen, dat hun zoon of dochter zo
vroeg mogelijk een diploma behaalt, meest
al uit financiële overwegingen. De leraar
zou het examen nog liever wat uistellen,
maar vreest soms het verwijt, dat hi5 b-ïtr-
mee overal zijn eigen financieel belang
zou dienen. In vredesnaam dan maar. De
candidaat wordt afgewezen. Teleurstelling.
Ander geval: de leraar is zelf niet vol
doende vertrouwd met de eisen die ge
steld worden. Candidaat afgewezen. Te
leurstelling. Nog een ander geval: de alge
mene ontwikkeling van de candidaat is zo
onvoldoende, dat hij doodeenvoudig geen
inzicht heeft verkregen in zaken, die met
eruditie en cultuur samenhangen. Wat in
het muziekonderwijs te beginnen met
mensen, die zoals op examen voorgeko
men is „Jardins sous la pluie" vertaal
den door: De tuinman zonder parapluie,
of „La cathédrale engloutie" door De Ka
thedraal in volle glorie! Ik heb zelf be
leefd, dat op de vraag naar de betekenis
van het woord dynamiek de candidate ver
legen antwoordde: ik geloof, dat het oor
spronkelijk buskruit betekende
Wanneer de musicus erkenning van zijn
stand begeert in de maatschappij, dan moet
hij behalve over muzikale capaciteiten ook
over zodanige algemene ontwikkeling en
beschaving beschikken, dat zijn eis gerech-
vaardigd is. Bij de jaarlijkse examens
blijkt, dat daar echter nog lang niet alge
meen aan wordt voldaan.
Indertijd behoorde tot de toelatings
eisen voor het Amsterdams Conservato
rium: einddiplomta Gymnasium of 3-jarige
H.B.S. Later is dit bij de uniformering der
toelatingseisen voor conservatoria niet
meer gehandhaafd. Ik heb dit altijd be
treurd, want de toonkunstenaar die les
geeft, begeeft zich op het gebied dat
Mahler bedoelde, toen hij schreef, dat het
voornaamste niet in, maar achter de noten
WILLEM ANDRIESSEN