ïloaCd Jfanunclleri Van Noorse muziek en musici Henrik Ibsen Bedwinger en slachtoffer van de Witte Hel Edvard Munch (1863-1944) Eeuwig zlmgee de zenders Voornamelijk over Edvard Grieg Triomfen en tragedie van een Poolvorser v.J ZOWEL DE NOREN als wij zijn bij reputatie stille, gesloten lieden, die wel hard werken, maar nuchter en stug in de „om gang" zijn en wier bloed traag stroomt. Beide ook zijn wij volken van zeevaarders en ontdekkingsreizigers en op dit punt stroomt het Noorse bloed zowel als het onze zo rap als het maar kan. De geschiedenis vermeldt reeksen van namen, die getuigenis afleggen van deze gezamenlijke passie namen als Nansen en de Nordenskjölds aan hun kant, Houtman, Barendsz en de Indiëvaarders aan de onze, om er maar enkele te noemen. Het begon al bij de Noormannen, die in hun Viking schepen Amerika bevoeren, eeuwen voordat Columbus daar voet aan wal zetten en het duurt eigenlijk nog voort tot op de huidige dag. Want al kent de wereldkaart nu geen „witte plekken" meer, in het diepst van zijn hart is de Noor èn de Hollander nog altijd een potentiële ontdekkingsreiziger, dromend van verre horizonten en vreemde landen. Vandaar misschien, dat beide volken zulke prima emigranten leveren Een sprekend voorbeeld van die pioniersgeest is het leven van Roald Amundsen, de befaamde Noorse onderzoeker, die in 872 in Borje bij Oslo toen nog Christiania gehetenhet levens licht zag. Van zijn prilste jeugd af stond het voor hem vast, dat hij ontdekkingsreiziger zou worden en omdat er al in zijn tijd weinig meer te ontdekken viel behalve de ijsvlakten rond de uiteinden der aardas, besloot hij kort en goed Poolvorser te worden. Met de koele zakelijkheid die hem eigen was. be reidde hij zich jarenlang systematisch op die zelf-gestelde levenstaak voor. Hij las wat er te lezen viel over natuurkunde, oceanografie en andere in aanmerking komende wetenschappen en trainde tezelfdertijd zijn lichaam op een langdurig verblijf ln de koude van het hoge Noorden. Als 22-jarige doorkruiste hij hartje winter een duizend meter hoog plateau ten Westen van Oslo, dat alleen 's zomers begaanbaar was, maar waar 's winters niemand ooit een voet gezet had. Acht dagen lang wor stelden hij en zijn metgezel met het ijs en de felle kou, totdat hij, half bevroren, door zijn vriend op het nippertje aan de dood ontrukt moest worden. Een foto van de „Fram" in de Wal visbocht. DAARNA DIENDE HIJ twee jaar als ma troos op een zeilschip om kennis van de zee en de navigatie op te doen en in 897 monsterde hij als eerste stuurman voor de Belgische Zuidpool-expeditie van De Gerlache. In de buurt van Grahamland raakte het schip in de greep van het ijs en meer dan een jaar dreef het rond, zon der winteruitrusting en met veel te weinig proviand aan boord, terwijl de bemanning geteisterd werd door scheurbuik. Spring ladingen baanden tenslotte een weg naar het open water en na twee jaar keerden zij in Eurooa terug. Enige tijd studeerde Amundsen zee vaartkunde aan de befaamde Hamburger Seewarte, verwierf er de bevoegdheid om als gezagvoerder te varen en keerde naar Oslo terug, waar Fridtjof Nansens voor spraak hem de middelen verschafte om een eigen expeditie uit te rusten. Hij kocht een oude haringkotter van '47 ton de „Giöa" maakte met dit zeilschip twee reizen naar het Noordelijk deel van de Atlan tische Oceaan. Terug in Oslo dre'"den een paar crediteuren de ,.OjÖa" te zullen ver kopen, als hun vordering niet betaald werd, maar Amundsen was hen te vlug af. In Juni 1903, de dag dat het schip aan de ketting gelegd zou worden, ging hij on verwacht onder zeil en daarna begon dan zijn merkwaardige reis om de mag netische NoordDool en zo mogelijk ook de Noord-Westelijke doorvaart te vinden. Hij slaagde in beide opzichten. Bemand met zeven koppen drong de kleine Gjöa via Baffinsbaai en Lancaster Sound in de Amerikaanse Poolarchipel door, waar overwinterd werd on King William Land. Vandaar trok Amundsen met twee gezellen naar de magnetische Pool, waar hij negen tien maanden bleef en belangrijke waar nemingen verrichtte. In 1905 lichtte de Gjöa eindelijk het anker om door de nauwe zeestraten de Noordwestelijke doorvaart te voltooien, maar bij King Point voor de delta van de Mackenzie-rivier werd hij tot een nieuwe overwintering ge dwongen. Pas op 30 Augustus 1905 ruim 3 jaar na het vertrek uit Oslo zeilde het schin eindelijk langs Kaap York de Bering Straat binnen: het was volbracht! ..Tk had gehoopt dit feit een feestelijk tintje te kunnen geven", zo schreef Amundsen zelf in zijn boek over de Gjöa-expeditie (The Northwest Passage), „maar het weer was te slecht. We konden zelfs niet de vlag hijsen, omdat de felle storm die in een oogwenk tot flarden ge scheurd zou hebben". Twee jaar lang hield Amundsen lezingen over ziin tocht in Amerika en Europa. Van het celd dat hij daarmee verdiende kocht hij Nansens schin de Fram, waarmee 'hij zich wilde laten invriezen en Noordwaarts driiven om de NoordDool te ontdekken. Alles was voor het vertrek gereed toen het bericht kwam, dat Peary hem voor ge weest was en dat de Britse vlag al aan de Noordpool wapperde. Amundsen zag in, er.. "u e'^ers meer eer te behalen was en wijzigde zijn nlannen, zond'"" 'e^-urd iets te zeggen. Pas toen de „Fram" in Madeira ravitailleerde, lichtte hij zijn tochtgenoten in: „Naar de Zuidpool". ER IS VEEL te doen geweest over deze plotselinge koerswijziging en vaak is Amundsen verweten, dat hij slechts uit eerzucht handelde. Een feit is, dat ook Robert Scott zich op dat moment op weg naar de Zuidpool bevond. Dat Amundsen hem de loef wilde afsteken, heeft hij zelf toegegeven in zijn boek „De verovering van de Zuidpool" (Miinchen, 1912). Op 13 Januari 1911 liet de Fram het anker vallen in de Walvisbaai, de Zuide lijke bocht in de geweldige üsbarrière in Antarctica. Hier, op 78 graden Zuider breedte, werd het winterkwartier „Fram- heim" opgeslagen en van hieruit begon Amundsen, na maanden van koele en systematische voorbereidingen, zijn ver metele sprong over de woeste ijs- gebergten naar de Zuidpool. Vier leden van zijn expeditie vergezelden hem in vier sleden, getrokken door 52 honden. Er was voor vier maanden proviand meegenomen. zijn wangen en al was meer dan de helft van zijn sledehonden bezweken. Zegevierend keerde hij met zijn gezellen reeds op 12 Januari in Framheim en van daar naar de bewoonde wereld terug, waar hem overal grootse ontvangsten be reid werden. Scott stierf in het ijs en Amundsen werd gefêteerd: een wrede gril van het noodlot? Misschien niet geheel en al, wantode Noorse vorser had de beslissende fase van zijn tocht veel beter georganiseerd. NOORWEGEN overlaadde zijn beroemde zoon met eerbewijzen en bood hem ver scheidene erefuncties aan. Amundsen wei gerde. Het fanatisme van de vorser en zucht naar avontuur eisten opnieuw hun rechten op. In 1914 kocht hij een Farman- tweedeker om een vlucht over de Noord pool te proberen, maar de oorlog maakte een eind aan zijn plannen. Pas in 1925 kon hij met hulp van Elsworth een ge- Amundsen (links) met zijn tochtgenoten Hansen en Ristvedt in de kajuit. Bovendien kon men altijd nog terugvallen op een van de drie voedsel-dépöts, die Amundsen had laten inrichten op de 80ste, 81ste en 82ste breedtegraad, maar dit zou niet nodig blijken. Zonder andere moeilijk heden dan de oversteek van het Maud- gebergte, met zijn toppen van 4500 meter en zijn verraderlijke gletschers, bereikte Amundsen op 16 December twee maan den na het vertrek uit „Framheim" zijn doel: Hij plantte er de Noorse vlag en liet er, in een tent, een brief voor Scott achter. Een maand later vond de Engelsman die boodschap en diep teleurgesteld aanvaard den hij en zijn vier gezellen de terugtocht, die hun dood zou worden.De een na de ander vielen zij ten offer aan de storm, de felle kou en de uitputting. Acht maanden later vond men hun lijken. AMUNDSEN DAARENTEGEN had niets dan veine. Zijn terugtocht verliep zonder een incident en in vrij redelijk weer, al beten kou en zon ook etterende wonden in fortuneerde Amerikaan een poging wa gen, maar hun Dornier-vliegboot kwam niet verder dan 87° 44' Noorderbreedte. Met steun van Elsworth kocht hij dan van de Italianen het halfstijve luchtschip „N 1". Constructeur was oversie Nobile, die ook het commando over het lucht schip voerde. De koopprijs bedroeg 240.000 gulden en Nobile zou als piloot fungeren tegen een beloning van 45000 Kronen. De dag na ondertekening van het contract vroeg de Italiaan 15.000 Kronen „opslag". Hij kreeg zijn zin. Van dat ogenblik af stelde Nobile bijna dagelijks nieuwe eisen. Hij we.nste dat de expeditie de naam Amundsen-Elsworth-Nobile kreeg, eiste een „eed van trouw" van alle deelnemers en probeerde op allerlei manieren de lei ding van de expeditie in handen te krijgen. Amundsen, zijn chicanes moe, behandelde hem tenslotte, koel en uit de hoogte, als een ondergeschikte. De verhouding tussen beide mannen was uiterst gespannen. Ondanks alles werd de tocht tot een goed einde gebracht. Tweeënveertig uur na het vertrek van Spitsbergen werd de Pool gepasseerd en weer negenentwintig uur later daalde men behouden in het plaatsje Teller in Alaska. Terwijl Larsen de Norge neerzette, verkleedde Nobile zich in pa rade-uniform de anderen had hij ver boden, extra kleding mee te nemen en in Teller gedroeg hij zich als een zege vierende veldheer. Amundsen had alleen een medelijdend lachje voor deze operette figuur en ging zo snel mogelijk naar Oslo terug. „Met Nobile heb ik voorgoed ge broken", vertelde hij zijn vrienden in het vaderland. MAAR HET LOT had anders beschikt. Nobile, terug in Italië, werd daar jubelend verwelkomd en de Duce bevorderde hem tot generaal. Daarmee niet tevreden, ont wierp hij een plan voor een nieuwe Pool- vlucht, waarbij hij ditmaal als onbestreden leider zou optreden. Zijn jammerlijk falen op de eerste vlucht was voor de Italianen verzwegen en Mussolini voelde wel iets voor een tweede poging onder auspiciën van het fascisme. En dus werd de Norge teruggekocht, herdoopt tot „Italia" en aan grondige re visie onderworpen, waarna de ijdele No bile zich een bemanning van Italiaanse luchtmacht-officieren uitkoos en alles in gereedheid bracht voor zijn glorieuze revanche. Want dat was de achtergrond van zijn drijven: opnieuw de Pool over vliegen en daarmee wraak nemen voor alle vernederingen die Amundsen hem liet on dergaan. Lang, veel te lang duurde hem de voorbereidingen, maar eindelijk, begin 1928. was alles gereed. In de morgen van 23 Mei steeg de Italia van Kings Bay op Spitsbergen op. Om half twee de volgende nacht wordt de Noordpool bereikt, een Italiaanse vlag en een crucifix weiden neergelaten en langzaam cirkelde het luchtschip om de top van de wereld, terwijl zijn commandant wild van vreugd „Evviva Italia" brulde. De bemanning antwoordde met een plichtmatige „Evviva Nobile". Een fles advocaat deed de ronde en de gramafoon speelde de „Giovinezza" Een uur later wendde men het roer voor de thuisvlucht, maar de mist werd steeds dikker en het luchtschip vorderde slechts langzaam door ijsafzetting. Om nepen uur 's morgen begon de Italia hoogte te ver liezen, om elf uur ontweek door onbekende oorzaak gas, zo snel, dat de marconist niet eens meer een S.O.S. kon uitzenden. Se conden later viel de trotse Zeppelin te pletter op de witte ijsvlakte. De zestien man aan boord, ten dele ernstig gewond, konden alle uit de ver wrongen gondels gered worden, maar hun toestand was precair genoeg: zij zaten op een ijsschol duizenden kilometers van de bewoonde wereld, hun radio werkte niet meer en de voorraad voedsel was klein. Dagen duurde het voor marconist Biagi zijn zender hersteld had en dan no« eens weken, voordat een Duitse radio-amateur zijn zwakke noodseinen opving. Inm'ddels waren reeds vele hulpexpedities onderweg naar de vermisten. Franse, Italiaanse en Amerikaanse vliegtuigen en schepen speurden de IJszee af maar allen moesten onverrichterzake terugkeren. Toen bood ook Amundsen ridderlijk zijn diensten aan en op 18 Juni startte hij met de Franse tweedekker „Latham" om aan het reddingswerk deel te nemen. Zo groot was het vertrouwen in de Noor, dat zich reeds de volgende dag het gerucht verspreidde, dat Amundsen bij Nobile geland was en niemand die eraan twijfelde, ook niet toen er op 20 en 21 Juni nog steeds geen officiële bevestiging, ja, zelfs geen enkel bericht van de „Latham" ontvangen werd. Amundsen hield van verrassingen, zo stelde men elkaar gerust, hij zou zich pas melden, als het volbracht was. Maar Amundsen meldde zich niet en op 22 Juni juist de dag, dat een andere vlieger contact maakte met de overlevenden van de Italia was er welhaast geen twijfel meer mogelijk. In allerijl mobiliseerde de Noorse regering vliegtuigen en oorlogs schepen om de nationale held te gaan zoe ken, maar het was vruchteloos: nooit heeft men een spoor van Amundsen en zijn Franse metgezellen gevonden. DE SCHIPBREUKELINGEN van de Italia waren gelukkiger. Negen van hen werden op 11 Juli door de Russische ijsbreker Krassingered. Nobile zelf was al eerder door een Zweeds Fokker-vliegtuig opge pikt, dat slechtèèn passagier kon vervoe ren en natuurlijk had de generaal die ene plaats voor zichzelf opgeëist, hoewel elk van zijn lotgenoten op de ijsscho's er erger aan toe ivas dan hij. En tenvijl deze „held" onder schallende fanfares in Rome gehul digd werd, beierden in Noorwegen de kerk klokken een laatste groet aan Roald Amundsen, die Nobile's triomf met zijn le ven betaald had. H. C. 2 WIE NOORWEGEN ZEGT, zegt: Grieg. Grieg is ongetwijfeld de man geweest, die zijn vaderland zó liefhad, dat die liefde zijn kunst deed opbloeien tot één grote hymne op Noorwegen. Maar een hymne, die weerklank vond ook buiten zijn vader land en diet tot heden voor de kennis van wat daar aan floklore leeft en voor het be grip van de schoonheid der Noorse natuur waarschijnlijk meer gedaan heeft dan alle reisbureaux te zamen Want deze muziek ging de gehele wereld door. Ze laat indrukken na als die van een reis door het grootse en soms sombere zwaarmoedige land. Deze muziek doet ons de volkswijzen horen, eeuwenlang gezon gen op de lange, lange winteravonden in het schaars bevolkte land van vissers en boeren. En wie, die het hoorde, zag niet de houten boerenwoningen, des avonds maar schemerig verlicht, vóór zich en wie droomde niet de droom mee van de oude liederen van liefde, van vrijheid en strijd, zoals die in hun zuivere eenvoud de Noor se winter verlichten? Totdat de zomer komt en Griegs muziek ons verplaatst naar de bergweiden en naar de dorpen, waar gedanst wordt en waar de vreugde om het zonlicht groter is dan waar ook. Het zijn de Hardangers, de Hallings en de springdansen en hoe ze meer mogen heten, die ver buiten Noorwegen iets deden vermoeden omtrent het leven van een volk, innig verbonden met de natuur, een volks karakter, waarin de grootheid en de een zaamheid van het landschap zich weerspie gelt. TocH zou dit alles niet voldoende zijn geweest, om Griegs levenswerk gewaar deerd en bemind te maken waar maar ge speeld en gezongen wordt indien niet de toondichter zelf een persoonlijkheid zou geweest zijn, die sterk de aandacht trok. Grieg sprak zich het zuiverst uit in zijn sterk-persoonlijke harmoniek en in de warmgevoelde en nobele lijnen zijner me lodieën. Hij mocht nóg zo vervuld zijn ge weest van zijn levensideaal, een nationale kunst te scheppen: indien de gaven van zijn innerlijk te kort geschoten waren bij het bundelen der krachten, die in Noorwegens natuur en volk lagen besloten, dan zou hij daarbij onverbiddelijk hebben gefaald. Hij moest ook zélf kunnen zingen, zélf kunnen vinden, zélf kunnen overtuigen, en nu kan men veel praten en schrijven over de plaats, die deze muziek in de wjreld-litte- ratuur toekomt: Grieg heeft in ieder geval een eigen, schoon lied gezongen. VOOR ZOVER mij bekend is, heeft de Noorse meester driemaal ons land bezocht als componist, dirigent en pianist. Het was in 1883, 1897 en 1906. In 1883 leerde hij te Amsterdam Julius Röntgen kennen, en dit leidde tot een vriendschap voor het leven. Uit de briefwisseling tussen Grieg en NOORWEGENS grootste schilder uit de tweede helft der negentiende eeuw werd op 12 December 1863 in Löyton ten Noorden van Oslo, geboren. Zijn vader was aanvankelijk scheepsarts, maar vestigde zich later als medicus in een van Oslo's armste wijken. Deze armendokter, die de grootste moeite had zijn gezin te onderhouden, was een zwaarmoedig man. Toen Edvard vijf jaar oud was, verloor hij zijn moeder, enige jaren later stierf zijn zuster Sophie. Deze donkere en droeve jeugd ervaringen hebben een diep en blijvend merk in de voor in drukken zo 'gevoelige ziel van de kunstenaar achter gelaten. Angst, ziekte en dood zouden steeds weer kerende motieven in het oeuvre van Munch zijn. Dat hij op jeugdige leeftijd reeds over aanzienlijk picturale vermogens beschikte, hebben wij twee jaar geleden nog kunnen constateren op de grote overzichtstentoon stelling van Munch in het Gemeente Mu seum in Den Haag. Daar hing namelijk een reeds zeer compleet en boeiend schilderijtje, getiteld „De ziekenzaal" uit 1881, dus op achttienjarige leeftijd ge schilderd. Op zijn 22ste jaar ging Munch naar Parijs. Hoewel hij er niet langer dan drie weken bleef, liet dit bezoek toch sporen achter. Het lichte palet van de impressionnisten heeft hem enige tijd be- invloed. Van de tendenz van de impressionnis ten, die de werkelijkheid bijna uitsluitend als picturaal motief zagen, distanciëerde Munch zich al heel snel. In zijn dagboek, gedateerd: St. Cloud 1889, schreef hij: „Men kan niet altijd maar breiende vrou wen en lezende mannen schilderen. Ik wil mensen voorstellen, die ademen, voelen, beminnen en lijden". Bij zijn tweede bezoek aan Parijs (1889- 1892), leerde hij Toulouse Lantrec en Gauguin kennen. Het was in deze jaren dat bij Munch de idéé geboren werd een cyclus van bijeen behorende schilderijen te maken, die ge zamenlijk een beeld van het leven zouden geven. In 1892 stelde hij een aantal werken, behorend tot deze cyclus, waaraan hij de naam „Levensfries" gegeven heeft, voor het eerst in Oslo ten toon. Kort daarop exposeerde hij vijfenvijftig schilderijen in Berlijn. Deze tentoonstelling verwekte zo'n enorm schandaal, dat de meerderheid van de leden der vereniging, die hem uitge nodigd had, eisten dat de schilderijen teruggetrokken zouden Röntgen spreekt evenzeer Griegs vrijheids lievend en onafhankelijk karakter als Röntgens warme en trouwhartige kunste naarsnatuur. In 1883 was de ontvangst van Griegs werken in ons land nog enigszins weife len^. maar de waardering groeide in de loop der jaren, zodat zijn bezoek in 1906, een jaar voor zijn dood, een ware triomf werd. Grieg, zijnerzijds, had Nederland waar hij zoveel vriendschap had ondervon den. lief gekregen. GRIEG MOGE meer dan andere Noorse musici buiten zijn vaderland bekend zijn geworden, hij was natuurlijk niet de enige. De figuur van Ole Bull is voor het'muziek- leven van Noorwegen in de negentiende eeuw eveneens een symbool; een violist van ongemene gaven, die in Europa en Amerika met groot succes optrad en die een even vurig nationalist was als Grieg later. Hij was het, die de vijftien-jarige Edvard hoorde spelen en de woorden sprak, die voor vader en moeder Grieg be slissend waren: „Je moet naar Leipzig gaan en musicus worden." Van meer invloed op de jonge Grieg was de componist Richard Nordraak die, even oud, of liever even jong als hijzelf, in 1864 met hem kennismaakte. De 21-jarige Grieg zei van hem: „Door Nordraak leerde ik de Noorse volkszang en mijn natuur kennen. Wij zwoeren het verwekelijkte, met Men delssohn vermengde Scandinavisme van Gade af en sloegen geestdriftig de nieuwe weg in, waarop de Noorse school zich thans bevindt." VAN DE LATERE componisten, die ook in Nederland belangstelling wekten, was ongetwijfeld Christian Sinding de voor naamste. Ook in Sindings muziek vinden wij de verbondenheid met de volksziel en de natuur. Hij was anders van tempera ment dan zijn beroemde voorganger: ex pansief van aard hield hij van de grote vorm, de symphonie, het concert, zonder echter het lied of het klavierstuk te ver waarlozen. Maar zeer zeker, ondanks breedsprakigheid en overvloed van noten, wist Sinding, met zijn meesterschap over de vorm, werken van grotere allure te schrijven. Overtrof hij Grieg in vormbe heersing, hij was verreweg de mindere in fijnzinnigheid en kleurgevoel. En laten wij het erkennen: het levenswerk van de oude re meester heeft dat van Sinding reeds overleefd. AAN HET SLOT dezer beschouwingen moge ik het Nationale Muziekfeest in 1898 te Bergen in herinnering brengen, waar voor ondanks de protesten van chauvi nisten de organisatoren GYieg en Svend- sen wisten door te zetten, dat Willem Men gelberg met het Amsterdamse Concertge bouw-Orkest werd geëngageerd. Diri gent en orkest verwierven met de zes con certen een geweldig succes. Na afloop schreef Grieg aan een zijner vrienden (dr. Abraham te Leipzig): „Ik heb nooit betere uitvoeringen gehoord, ook niet in het Ge- wandhaus. ledereen jubelt en geeft mij gelijk. Nu zeggen de lui in Bergen en Christiania: Wij moeten een beter orkest hebben.' Dat is voor mij de grootste triomf" Dat beide landen, Noorwegen en Neder land, elkaar ook op muziekgebied hebben leren begrijpen en van harte waarderen, is dus wel herhaaldelijk bewezen. WILLEM ANDRIESSEN. Voor de microfoon Ibsen in het café van het Grand Ilótel (1902) lithografie door Edvard Munch, wiens zelfportret men hieronder ziet. worden. Hij opende daarop een eigen tentoonstelling en ervoer hoe zijn werk de geesten in beroering bracht. Er waren echter ook bewonderaars en hij ondervond vriendschap en steun van vooruitstrevende verzamelaars, schilders en litte ratoren, onder welke laatste zich ook August Strindberg de vermaarde Zweedse toneelschrijver bevond. De invloed, die Munch op de moderne Duitse schilderkunst heeft gehad, is moei lijk te overschatten. Het Duitse expression- nisme van het begin onze eeuw is zonder Munch niet denkbaar. Het obsederende angstgevoel, voortkomend uit de vrees voor het mysterie des doods, dat in Munch uit persoonlijke ervaring gegroeid was, kon door de Duitse kunstenaars van voor de eerste wereldoorlog opgevangen wor de en omgezet in het intuïtieve angstge voel, dat de catastrofe der grote wereld brand aankondigde. Voor het omroepbedrijf moet Noorwegen wel een uitermate gunstig werkterrein bie den. Een uitgestrekt gebied, met een door bergketens geïsoleerde bevolking, welke, met uitzondering van degenen die in de nabijheid van de weinige steden wonen, slechts zelden gelegenheid heeft iets te doen aan ontspanning en ontwikkeling, of zich althans daartoe grote inspanningen moet getroosten. Een bevolking ook, die van nature bereid is het oor te lenen aan beschouwingen van wat bespiegelende aard en ook anderszins ontvankelijk is voor een wat dieper gravende culturele activiteit. Natuurlijk zijn er ook belemmeringen, welke de omroep moet overwinnen. Die zijn vooral van technische aard: de natuur lijke gesteldheid van het land maakt een groot aantal zenders noodzakelijk. Dat wil dus zeggen dat de kosten der technische voorzieningen tame lijk zwaar op het bud get zullen drukken, waarbij dan een eco nomische moeilijkheid komt: de geringe dichtheid der bevolking (Noorwegen telt ruim drie millioen inwoners) vormt een rem op de inkomstenbronnen. Toch heeft de Noorse omroep, die een staatsinstelling is, na de oorlog ervan afgezien zich een betere financiële basis te verschaffen door reclame-uitzendingen in haar programma's op te nemen. Wij menen ons te herinneren, dat dit voor de oorlog wel het geval was, doch van grote omvang waren die pro gramma's toen ook niet. De inkomsten bestaan uit een retributie van 20 kronen per jaar, welke door de 895.000 bezitters van ontvangtoestellen wordt betaald, plus een belasting van tien percent op de verkoopprijs van toestellen. Ook kent de Noorse omroep niet een on onderbroken dagelijks programma: gedu rende de ochtend- en middaguren zwijgen de zenders gezien de geringe luisterdicht heid. Het programma, dat de meeste belang stelling geniet en dat dan ook enkele keren per dag zeer nauwgezet en volledig wordt verzorgd, is het weerbericht geen won der in een land waar het bestaan der be woners zo innig verweven is met het kli maat. Ook op andere wijze blijkt de nauwe verbondenheid van de radio-omroep met de bestaansbronnen van zijn luisteraars: de Noorse radio kent speciale kortegolfpro- gramma's voor de koopvaardij dat is trouwens met onze en de Belgische Wereld omroep ook het geval en de walvis vaarders. De teneur van de Noorse programma's kan men het best omschrijven als: gezonde verstrooiing en volksontwikkeling. Expe rimentele uitschieters komen zelden erin voor, veleer streeft de programmaleiding ons steeds iets te bieden dat in de gemid delde huiskamer door zoveel mogelijk ge zinsleden kan worden genoten. In politiek en godsdienstig opzicht handhaaft de Noor se omroep een strikte neutraliteit. Gezien de afwezigheid van scherpe politieke tegen stellingen zal dat ook wel niet zo moeilijk zijn. J- H. B. DE LAASTE JAREN van zijn leven woon de Munch in zijn geboorteland. Hij bezat een buitengoed in Sköyen bij Oslo. Op Kerstmis 1943 had er in de haven van Oslo een geweldige ontploffing van mu nitie plaats. De tachtigjarige schilder zocht een toevlucht in de kelder van zijn huis. Enige uren later bleek hij kou gevat te hebben. Op 23 Januari 1944 stierf hij. Vier jaar voor zijn dood had Edvard Munch zijn gehele oeuvre vermaakt aan de Noorse hoofdstad. De collectie telde niet minder dan ruim duizend schilderijen, 741 grafische werken, 4443 aquarellen en tekeningen en zes beeldhouwwerken. De eerste grote tentoonstellingen van Miinch's werken in Nederland hadden nog tijdens zijn leven, in 1937 in Amsterdam en daarna in Den Haag plaats. „U begrijpt hoe verleidelijk en aantrekkelijk het vooruitzicht is mijn eigen werk tentoongesteld te zien in het licht van Rembrandts vaderland", schreef hij naar aanleiding van deze expositie. De prachtige tentoonstelling van Miinch's werk in 1952 in het Haagse Gemeentemuseum lint nog vers in het geheugen. Hieraan werd toen in dit blad een uit voerige bespreking gewijd. OTTO B. DE KAT. Sigrid Undset, Henrik Ibsen, Björnsterne Björnson en de wegens zijn collaboratie in oorlogstijd sterk in achting gedaalde Knut Hamson, zijn vrijwel de enige figuren uit de Noorse litteratuur, die ook buiten de landsgrenzen vermaardheid bezitten. Hol berg bracht het grootste deel van zijn le ven door in Denemarken, al werd hij in Bergen geboren. Van hen is stellig Ibsen (18281906) de invloedrijkste geweest. Men noemt deze „Viking met een paraplu" gewoonlijk „de vader van het moderne drama". In ieder geval was hij in de tweede helft van de vo rige eeuw de eerste die met kracht moder ne ideeën op het toneel verkondigde. In zijn verzet tegen conventionele taboes heeft hij vele poppenhuizen ingetrapt, vele steunpilaren der maatschappij omver ge rukt. Maar intussen werden de meeste van zijn onderwerpen door sociale verbeterin gen en wetenschappelijke vorderingen ach terhaald, waardoor de betogen over het al gemeen verouderd zijn. Dat een groot gedeelte van zijn werk niettemin levend is gebleven en zelfs nog een behoorlijke mate van populariteit op wekt, komt voort uit zijn geweldig vermo gen tot objectiviteit en karaktertekening, waardoor gedeeltelijk ook het bezwaar van de al te kleinsteedse achtergrond overwon nen wordt. Wie aan Ibsen denkt, herinnert zich niet in de eerste plaats de behandelde problemen, maar de namen van de mensen die er mee worstelen: Nora, Brand. Oswald en Rubek om maar enkele voorbeelden te noemen. Het is deze kwaliteit, dit men selijke aspect, waardoor zijn voornaamste stukken langer zullen leven dan die van Shaw, zijn kampioen en opvolger. D. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 12