Aangetekend en Expresse
PIEREWAAIEN OM DE ROTSEN
VERHAAL UIT NOORWEGEN
Aangetekend en expresse-
door
met illustraties van
de schrijver
„GEILO, Al, Vatnahalsen, Geilo, Finse, Ustaoset, Geilo, AlMooi, het schiet al
aardig op. Nog één stapeltje. Goed zo, weer twee voor Finse, een voor Al, Myrdal,
nog eens Geilo en nóg eenWat schrijven de mensen toch veel. Het grootste deel
onzin natuurlijk: over een breipatroontje of over een vlekkenwatertje. Over het
repareren van een paar oude ski's of over het hoesten van zussie en de tandjes die
bij broertje maar niet willen doorkomen En daar kunnen ivij, postboden, maar
voor lopen en voor sjouwen.' Welja, ze betalen 20 öre en het is: Olaf, vooruit jongen!
Trek je laarzen aan en bind je ski's maar onder. Je warme huis uit en de sneeuw
in, al loeit de storm. En dat alles voor een kous die gekrompen is en voor 20 öre!
Maar voor vandaag hebben we het tenminste gehad. Zie je wel: Geilo, Hol,
Vatnahalsen, nog eens HolVanavond lekker bij het vuur, tenminste ten
minsteWel bliksems! Net op het laatst: Aangetekend en Expresse! Goeie genade.
En nog wel voor die dikke dochter van boer Christiansen, daar helemaal achter op
Hallingkarnet! Wie haalt dat nu in zijn hoofd.' Aangetekend en expresse! Dat moet
vóór alles gaan, vanwege die ongelukkige 30 öre extra, waarvan ikzelf nog niet eens
een halfje krijg! En mijn vrije avond! En mijn kalme dagje voor morgen? Aange
tekend! Toemaar! En expresse nog wel. Heb ik nog nooit meegemaakt, nog nooit
geloof ik. En dat voor die onnozele dikke boerenmeid. Van wie moet die nu zo'n
gewichtige brief krijgen! Ze is nota bene verleden week nog zelf in de stad geweest.
Vóór deze laatste zware sneeuwvalVeertien dagen naar Stavanger, zomaar voor
d'r plezierEn nou kan ik mijn tijd geven en mijn nek wagen voor haar napret?
Onzin! Wat zal er nou nog in die brief staan aan zo'n onnozel schaapZe kan
nauwelijks lezen En ze weet natuurlijk niet eens, dat die brief onderweg is. Ik
heb een hele dag nodig om er heen te gaan, als ik alle zes de honden voor de slee
zet. En dan weer terug ook! Al die gemene hellingen in donker Voor dat bolle
kind d'r plezierEn als het niet voor haar plezier is, is het een slechte tijding.
Slecht nieuws komt altijd nog vroeg genoeg Volgende week gaat tóch de grote
postslee over Hallingkarvetdie zou die brief net zo goed mee kunnen nemen
Als het nu maar geen expresse wasén aangetekend. Maar zo'n brief kan toch óók
zoek rakenNatuurlijk, waarom deze niet'. Als het nou nog voor de burge
meester was of voor de dokter... Maar voor zo'n schaap. Ze weet niet eens wat
aangetekend en expresse is. Er kraait geen haan naar, als ik die beroerde brief nog
een paar dagen bewaar en ermee voor den dag kom als de grote postslede komt.
Dan behoef ik vanavond niet al die rommel klaar te zoeken: geen etenswaren, geen
tent, geen dekens, geen lampen, geen ski'sNiets, lekker niets. Lekker boekje
lezen en pijpje roken bij het vuur! Natuurlijk, Olaf, ouwe jongen. Laarzen uit en
geniet van je vrije avond!"
moesten worden vanavond. En gauw,
GEEN TIEN MINUTEN later zat Olaf, de
lange postbode, in zijn typische Noorse
bakstoel bij het vrolijk vlammend vuur.
Met welbehagen rekte hij zich uit en stak
zijn grote knobbelige voeten zó dicht bij
de vlammen dat zijn dikke wollen kousen
even schroeiden. Verschrikt veerde hij
overeind en van zijn rokende kous keek
hij vanzelf naar de gulden lichtvlek op
tafel onder de ouderwetse petroleumlamp.
En daar, fel wit en brutaal verwijtend,
kaatste de aangetekende expressie brief
het milde lampeschijnsel vinnig terug.
Aangetekenden expresse!
Olafs ruige wenkbrauwen kropen als
twee harige rupsen over zijn verweerde
voorhoofd naar elkaar toe. Met grote te
genzin dwaalden zijn ogen van de brief
naar zijn gezellige boek en van het boek
naar die beroerde veeleisende brief. Met
een ruk stond hij op en rukte nijdig de
buitendeur open: ijzig koud en pikzwart,
zonder één enkele ster. Er zat nog veel
meer sneeeuw in de lucht, bah. Ruw klop
te hij zijn pijp uit tegen de deurpost. Hij
huiverde, flapte de deur dicht en stopte
zijn grote handen met veeLharen en zomer
sproeten in zijn wijde broekzakken.
„Brief achtergehoudenaangetekend
èn expresseMaar die Birgit Chris
tiansen is immers toch te stom om op te
merken dat die brief vertraging had
vertraging.. met opzet vertraging....
dienst verzakenOneervol ontslag
of misschien wel gevangenis
En meteen ontschoot Olaf, de postbode,
een echte Noorse krachtterm, die niet voor
de huiskamer geschikt was.
Uilskuikenluiwammes!" schold hij
zichzelf, „daar zou je je goeie naam, je he
le leven vergooien uit pure luiheid. En dan
nog wel voor zo'n snertbrief van dat dikke
boerenkind? Gek ben je, stapelgek!"
Met een kwaadaardig gegrom draaide de
plichtvergeten postbode zich omen
grinnikte half nijdig en half opgewekt, ter
wijl hij aan het werk toog. Ski's en sneeuw-
schoenen werden nagezien, pannen, dekens
en lantarens klaargezet. Daarna zocht hij
eten bij elkaar voor zichzelf en voor de zes
Sledehonden, die bovendien nog gevoed
door de honden voortgetrokken. Geen ge
luid werd gehoord, behalve het hijgen van
de rennende honden en het fluisterend
glijden van de ijzers over de ongerepte
sneeuw. Na enige tijd werd de snelheid
minder en nam het hijgen van de trek
dieren toe. Een bewijs, dat de hellingen
zich deden gelden, al waren ze nog niet
steil.
Olaf bedekte de _jantaren biet zijn in
bont gepakte rechterhand en keek naar de
lucht, die niets anders was dan feilloos
zwarte oneindigheid. Maar toch niet hele
maal, want ineen flitste er een vaag bleek
schijnsel langs de donkere hemel als het
anders waren ze morgenochtend lui! „Net
zo lui als hun baas," schold Olaf op zich
zelf. Maar intussen werkte hij volijverig
voort om de verloren tijd in te halen. Het
zweet stond hem op zijn sproetige kop.
Maar dat bemerkte hij niet eens. De zware
slee moest nog nagezien worden, waarbij
bleek, dat een van de ijzers los zat en nog
vastgeslagen moest worden. De honden
lagen al een paar uur als door elkaar ge
worpen ruige zakken te slapen, toen hun
baas eindelijk met zijn laatste toebereidse
len gereed kwam. Hij had het kostelijk ge
voel zichzelf een beetje overwonnen te
hebben. Voldaan stapte hij in zijn met
blommen beschilderde bedstee en meteen
sliep hij in.
Maar nauwelijks had hij de tijd gehad om
eens goed te dromen, hoe 'n flinke en
plichtsgetrouwe postbode die lange rooie
Olaf eigenlijk wel was, of het snerpende ge
ratel van de wekker deed hem met een ruk
overeind springen. Het was nog pikdonker
en bitter koud, want het vuur was uitge
brand. Olaf rilde toen zijn blote knobbel
voeten de houten vloer voelden. Het viel
niet mee om de voldane opgewekte stem
ming van de vorige avond terug te vinden,
zo in je onderbroek met je blote voeten op
de ijzig koude vloer.
Maar veel tijd om daarover te piekeren
was er niet. Hij moest opschieten. Terwijl
hij de grote slee vollaadde met alles wat er
op zo'n moeilijke tocht nodig kan zijn,
pruttelde zijn warme ontbijt gaar. 't Was
geen overbodige weelde, dat hij dit tot de
laatste hap naar binnen werkte, want Joost
mocht weten wanneer hij weer wat zou
krijgen. Toen werden dan ook de zes uit
geslapen honden ingespannen, onder luid
geblaf, gejank en gegrom van puur onge
duld. Nog éénmaal keek Olaf alles na. De
aangetekende expresse brief zat veilig op
geborgen in zijn binnenzak, alles was in
orde. Toen liet hij de zweep knallen, waar
op rukkend en gillend de honden de zware
slee met de lange Olaf op de achterlatten
door het slapende dorp trokken.
HET BEGIN was gemakkelijk genoeg: een
gebaande gladde weg en geen hellingen van
betekenis. De honden kenden hier het pad
net zo goed als hun baas. Bovendien waren
ze hier veilig beschut tegen de striemende
vrieswind. Maar die kreeg hen te pakken,
zo gauw ze de laatste huizen van het dorp
achter zich gelaten hadden. Bovendien
steeg de weg al gauw naar de hoger ge
legen vlakte, die zich straks met de groot
ste moeite zou ophijsen tegen de steile
wanden van Hallingkarvet, het afgeplatte
bergmotief dat met zijn loodrechte graniet
rotsen het hele land tot ver in de omtrek
beheerste.
Olaf moest er met zijn honden tegenop.
Maar het zou vandaag niet meevallen met
die harde wind en al die losse sneeuw.
Wanneer het Noorderlicht hem niet te hulp
kwam, zou hij de eigenlijke bestijging tot
de ochtendschemer van de volgende dag
moeten uitstellen. Maar dat betekende een
nacht kamperen in vorst en sneeuw in een
of andere spelonk aan de voet van Hal
lingkarvet, wat nu niet bepaald een aan
genaam vooruitzicht was.
Zo peinzende achterop zijn slee werd hij
dr A. MELGHIOR
zwaaiende licht van een verre vuurtoren,
ver, heel ver achter een onzichtbare hori
zon. Olaf bromde tevreden en de achterste
hond aan bakboord antwoordde zijn baas
met -een vrolijk zacht gehuil. Beide ken
den ze de voorboden van het grillige Noor
derlicht, dat ze voor het bestijgen van Hal
lingkarvet zo nodig hadden.
NOG VOOR DE EERSTE steile hellingen
van het zware bergmassief bereikt waren,
begonnen er meer vuurtorens langs de diep
zwarte hemel te flitsen. Hun lichtbundels
zaten elkaar achterna en tuimelden over
elkaar heen in alle helle kleuren, die het
koude Poollicht te vergeven heeft. Soms
leek er even orde en regel te komen in het
dolle gewirwar van licht, maar dan rukten
er in verdubbelde razernij weer hele slag
orden van stralenbundels aan van paars en
groen en bleekgeel licht, zodat heel de
Noordelijke hemel onder de voet gelopen
werd in een warreling van laaiend kil koud
vuur. De weerschijn zwiepte telkens ge
dienstig over de naderbij gekomen Hal
lingkarvet, waarvan de hellingen en de
mogelijkheden in de spookachtige gloed
voor Olaf duidelijk belicht werden. De
tocht begon nu moeilijk te worden, maar
zo kón het tenminste. De ski's werden van
repen zeehondenvel voorzien om beter te
kunnen klifnmen. Het gemakkelijke sleed-
jerijden was gedaan. Het besturen van de
logge slee en de zes honden hield hem best
wakker en Rooie Olaf hijgde al gauw met
zijn honden mee. Het was nu uitkijken
naar onverwachte rotsblokken en verrader
lijke spleten. Soms waren die prachtig te
onderscheiden, om dan eensklaps te ver
dwijnen als de legers van rennende licht
bundels tegelijk op de vlucht sloegen, on
verwacht wegswiepten en de hemelkoepel
in een tastbaar duister achterlieten. Jan
kend hield dan Barbekark, de voorste hond,
zijn vaart in om onzichtbare hindernissen
te vermijden.
Maar dat lukte niet altijd gauw genoeg,
zodat het dan ook niet lang duurde of het
onvermijdelijke geschiedde! De slee liep
met haar ene ijzer op een groot plat rots
blok. Door de grote vaart schoof die kant
er zó hoog op, dat het evenwicht niet meer
te bewaren was. Een doffe plof volgde, be
geleid door het wilde geblaf en het aan
stellerige gejank van de door elkaar ge
smeten honden. Het overstemde een paar
forse krachttermen van Olaf, die ik nu dus
ook niet behoef te verdonkeremanen. Hij
lag naast Barbekark in de rulle sneeuw,
waar hij zich in het pikkedonker met
moeite uit loswerkte. Zijn eerste werk was
de lantaren zoeken, die door de val was
uitgegaan. Maar toen die gelukkig weer
brandde, moesten de vechtende, woelende
honden uit elkaar gehaald worden: strengen,
teugels, touwen, poten, tuigen en lijven, het
was een onontwarbare kluwen, die als een
gillende, blaffende en bijtende massa in de
stuivende sneeuw rondwentelde. Tot de
knallende zweep er eerst wat rust en toen
ook orde in wist te scheppen.
De slede werd opnieuw opgeladen, Bar
bekark werd weer aan de kop van het
hondenspan gezet en voort ging het. Maar
de hellingen werden steiler, het hijgen ging
gejaagder en de veldslag der lichtzuilen
liet nog maar zo nu en dan een enkele bun
del van het hemelslagveld wegstrompelen.
Voorzichtiger ging het voorwaarts. De hon
den waren door schade en schande wijzer
geworden en Olaf klaar wakker. Dat was
trouwens hoog nodig. Op zijn ski's gleed hij
naast de slede voort met de grote lantaren
aan een riem voor zijn buik. Uitkijken was
de boodschap. Weliswaar ging het nu weer
een tijdlang geleidelijk omhoog, maar ver
rassingen konden elk ogenblik uit het duis
ter opduiken. Veel aangenamer werd de
tocht toen de Oostelijke kim van pikzwart
vaalgrauw begon te worden en de dag zich
eindelijk aankondigde door de eerste och
tendschemering.
OPGELUCHT haalde Olaf zijn knapzak en
de grote zak met hondenvoer te voorschijn,
nadat hij de vermoeide honden een welvex--
diende rust had aangekondigd. Spoedig
daarop werd er niets gehoord dan het bre
ken en barsten van het keiharde honden
brood tussen de sterke tanden, die de die
ren elkaar met een nijdige grom telkens
lieten zien, als ze verschil van mening had
den over een begeerlijk brok. Al kauwende
keurde Olaf de langzaam uit het duister
loskomende hemel, waarvan de grauwe
wolken hem de rimpels boven de ruige
wenkbrauwen brachten. Hij was kennelijk
toch ongerust en nog voor de honden goed
en wel met hun maaltijd klaar waren, wat
honden nooit zijn zolang er nog een krui
mel over is, brak hij op.
Het was een slecht maar duidelijk teken
dat hij zijn ski's afbond en die verving door
de zware sneeuwschoenen, die hij verfoeide
als een noodzakelijk kwaad, omdat ze snel
opschieten nu eenmaal onmogelijk maak
ten. Maar noodzakelijk bleken ze weldra,
want het duurde niet lang of de enkele
speelse sneeuwvlokken verdichtten zich tot
een grijs gordijn, dat nog minder uitzicht
toestand dan de donkere nacht. Het grote
koperen kompas moest er aan te pas komen
om de kleine karavaan de goede richting te
wijzen in deze gesloten wereld van warre
lende sneeuw. En nog was het hoogste punt
niet bereikt, waar het uitgestrekte plateau
van Hallingskarvet hem zou opwachten met
zijn gierende wind.
En hier op de hellingen was het al moei
lijk genoeg. Menigmaal moest Olaf mét de
honden rukken en sjorren. Dikwijls moes
ten zijn knoestige schouders er aan te pas
komen om de volgepakte slee tegen een
schijnbaar onbenullig randje van een rots
wand op te werken. Een paar maal moesten
ze rusten, de baas en de honden, omdat ze
hapten naar lucht, omdat de honden de
tongen uit de bek hingen en de baas het
zweet van zijn ruige rooie kop druppelde.
Maar hoe moeilijker het ging, hoe meer
plezier Olaf er in kreeg. Het was een op
windende wedstrijd geworden, waarin dè
brief, de expresse-aangetekende-brief geen
rol meer speelde, ondanks zijn gewichtige
lakken en zijn extra ören. Olaf dacht net
zomin meer aan zijn aanvankelijke ergernis
als aan de dochter van boer Christiansen
daar achter Hallingskarvet.
„Hé, Barbekark, hé„ doorlopen! Je hebt
je veel te dik gegeten. Hé, vort!" en de
lange zweep knalde boven de gespannen
ruggen van de zwoegende honden, die
voortworstelden door de gordijnen van
zwiepende sneeuw.
(zie vertier pagina 5) -
HET REIZEN is een schone zaak. Men doet er veel ervaringen
bij op, die de gewone burger in de ogen van zijn medemensen
een aureool van interessantigheid verlenen. Men moet, als men
iets wil betekenen in de wereld, zijn avonturen dan ook vooral
niet onder stoelen of banken steken. Ik heb, ten einde mijn
aanzien in de ogen der arme thuisblijvers te vergroten, zelfs
een bijzonder systeem bedacht, uitgewerkt en reeds herhaal
delijk met veel succes toegepast. Gaarne wil ik de eerste be
ginselen daarvan uiteenzetten. Men begint reeds tegen het
einde van de winter hier en daar kiemen van afgunst te zaaien
met achteloze opmerkingen ift vriendenkringen of aan café
tafels met kennissen. Zo in de trant van: „Dit jaar ga ik maar
eens naar Portugal, denk ik zoHet moet daar wel aardig
zijn!" Die enigszins geblaseerde toevoeging mag vooral niet
ontbreken. Op reacties behoeft men nooit - lang te wachten.
Verplaatst u zich maar eens in de gedachten der anderen, die
om te beginnen al direct het trekken per fiets of touringcar
uitsluiten. Men moet daar onmiddellijk gebruik van maken met
de mededeling: „Och, vliegend gaat het goedkoper dan je
denkt.Dat verplicht tot niets. Met een fijn lachje pleeg ik
daar steeds bij te zeggen: „Trouwens, het geld hoeft niet altijd
te rollen
De volgende étappe vereist al wat meer raffinement. In het
begin van het voorjaar beginnen de ingewijden namelijk door
gaans naar de vertrekdatum te informeren. Voor zulke lastige
eventualiteiten biedt verandering van het reisdoel een prima
uitkomst. Waarbij men het voordeel niet moet uitvlakken, dat
er ook altijd iets blijft hangen van de aanvankelijke mede
delingen omtrent Portugal, waar men nu van afziet ten gunste
van Griekenland bijvoorbeeld. Dat koninkrijk biedt namelijk
de winst dat men enige grote culturele woorden kan loslaten,
terwijl men ten aanzien van Portugal uit vrije fantasie niet
veel verder dan wijn en ansjovis komt. Het verlangen naar het
zien van de Acropolis maakt altoos diepe indruk. Voor verdere
motieven geeft reeds een eenvoudige encyclopaedic stof in
overvloed.
De laatste tijd ga ik nog verder. Niet op reis, wel te verstaan,
doch met het proclameren van expedities. Ik heb namelijk
een aantal gefingeerde plaatsnamen in petto, die de nieuws
gierigheid van de toehoorders lekker opjutten, om het eens
populair te zeggen. Stalavedere, Prigskula, Mon-
tricusadergelijke exotische klanken, die vaag
op een subtropische omgeving zinspelen, doen het
voortreffelijk. Men durft er slechts aarzelend voor
uit te komen nog nooit van deze lustoorden ge
hoord te hebben. Bij het lanceren er yan dient de
verteller te zorgen voor de spreekwoordelijke
nonchalance van de geroutineerde pionier, die tot
over zijn oren verzadigd is van de modieuze snuf
jes en het versleten comfort van de ge
wone toeristencentra, die voor de doorsnee
stervelingen niet meer dan welluidende
namen op affiches zijn. Denk dus vooral
aan het net binnen de gehoorgrens laten
meetrillen van de oerdrift tot het ver
kennen van nooit eerder betreden gebie
den, die ieder jongetje kent als hij terzijde
van de hoofdwegen door groezelige paad
jes van een bos gaat sluipen. Zo'n beroep
op het algemeen-menselijke is niet te
versmaden.
Het aardigste is dat men geen enkel risico
loopt. De aangesprokenen zijn bereid om
alles te slikken over welke onbekende
streken dan ook, zij zullen zich zelfs uit
sloven om aanvullende gegevens te ver
strekken. Maar de climax moet men tot
vlak voor de zomervacantie bewaren.
Als iedereen denkt: hij is een echte globe
trotter, dan komt het stralende moment
waarop men heel rustig aankondigt toch
maar weer naar het goede oude Parijs te
gaan, omdat het hart onweerstaanbaar
daarheen trekt. De aldus gewekte asso
ciaties behoeven geen nader commentaar.
Men zal er een pikante verklaring voor
proberen te vinden, hetgeen de reputatie van een man nooit
kwaad doet. En het effect van het versmaden van alle tevoren
opgesomde heerlijkheden is waarlijk verpletterend. Men staat
voorgoed als een levensgenieter van het sappigste hout te boek
en iedereen is bereid het volgend jaar alle onzin over Glape-
trusa, Escudorna of Trapitostil opnieuw met strelend ontzag
de woning van boer Christiansen. Hij
stuurde de vrolijk jankende honden het erf
op en schopte zijn ski's van z'n voeten.
Zijn ene hand voelde naar de brief, ter
wijl de andere handschoen op de zware
deur bonsde. Blijkbaar hadden de bewoners
het span al horen aankomen, want meteen
ging de deur open en verscheen de dikke
blonde Birgit met een brandende lantaren
in de hand. Ze kende Olaf maar was zeer
verbaasd hem zó laat en in zulk weer met
zes honden voor de slee achter op Hallings
karvet te zien. Ze veronderstelde dan ook,
dat hij averij had opgelopen en hulp kwam
vragen. Gul noodde ze hem binnen, terwijl
ze een knecht riep om dadelijk voor de
honden te zorgen.
„Kom binnen, voor u vastvriest. Ja, Niels
zal wel voor de slee en de honden zorgen."
„Ja, juffrouw Birgit, maar ziet u, ik
kom
„Natuurlijk komt u. Vertel dan straks
maar hoe dat allemaal gekomen is. Eerst
doorwarmen."
„Graag natuurlijk. Maar ik moet toch
eerst
„Juist! Eerst eten. We zouden juist be
ginnen. Dan kunt u straks wel vertellen."
„Maar ik Kèb niets te vertellen."
„Dat is maar goed ook. Mannen moeten
niet te veel te vertellen hebben."
(vervolg van pagina 4)
GELUKKIG MINDERDE het sneeuwen wat
en daardoor schoten ze beter op, zij het dan
met ingespannen tobben, zwoegen, met
hijgen, blaffen en met zo nu en dan eens
een krachtterm, die niet uit mijn vulpen
wil. Maar het ging en eindelijk stond de
slee boven. Olaf huiverde. Kaal en verlaten
lag de hoogvlakte voor hem in de snijdende
wind, die hier vrij spel had en hele plekken
had kaal geveegd als donkere zweren op
een blank lichaam. Enkele bonkige rots
blokken accentueerden triest de troosteloze
verlatenheid van dit onherbergzame land.
Boven op de hoogte hield hij stil om op
de slee te klimmen en de omgeving nog
maals af te zoeken. Het viel niet mee, want
het begon weer te sneeuwen. Nog onaan
genamer werd de stuifsneeuw, die de harde
wind hier opwoei. Geen wonder, dat Olaf
dan ook met een echte vreugdekreet ineens
zijn grote in bont gepakte hand naar voren
stak: „Ha, Fru Sörensen! Dat wist ik ook
wel!" Inderdaad was ondanks de jachtende
sneeuw het metershoge kale rotsblok, dat
volgens de overleveringen de versteende
gierige weduwe Sörensen was, als een vage
schim zichtbaar geworden. Fru Sörensen
was een onmisbaar en veilig baken in deze
woelende zee van sneeuw en wind.
Tevreden klom Olaf van zijn hoge uit
kijkpost omlaag en gespte zijn ski's weer
aan. Opschieten was nu de boodschap. De
weg kon niet meer missen, maar de inval
lende schemering kon nog genoeg last ver
oorzaken.
Een vol uur jakkerden man en honden
de vele steile en flauwe hellingen af.
„Nog één keer klimmen, jongelui! Een
klein beetje maar!," troostte hij de honden,
die er blijkbaar schoon genoeg van hadden.
„Als we déér overheen zijn, moeten we
de eerste huizen van het gehucht kunnen
zien! En dan hoop ik maar, dat die aange
tekende expresse zulk goed nieuws brengt,
dat de dikke Birgit Christiansen ons eens
goed tracteert. Mij dunkt, dat we dat ver
diend hebben met die snertbrief."
Het leek wel of de zes honden hun baas
begrepen, want met een lofwaardige geest
drift rukten ze aan de strengen, tot die als
vioolsnaren gespannen stonden, zodat Olaf
alleen maar behoefde te sturen. Het werd
nu hoog tijd om de lantaren aan te steken.
Maar door de sneeuw, die weer overvloedig
ronddwarrelde, moest er een grote hars
fakkel te hulp geroepen worden om veilig
het laatste stuk helling af te dalen. Het
duurde toen niet lang meer of het eerste
boerderijtje knipoogde lokkend met zijn
verlichte venster door de sneeuwbui heen.
ER WAREN NU meer sporen in de sneeuw,
zodat Olaf zijn aandacht niet meer zo sterk
op het pad behoefde te bepalen. Dè brief
eiste meteen zijn belangstelling weer op.
„Goeden avond," galmde een bromstem
van vlakbij. Met een ruk keerde de ver
moeide postbode tot de werkelijkheid
terug, een werkelijkheid die ondanks de
ingevallen duisternis duidelijk zichtbaar
- was als het scherpe silhouet van een grote
O boerderij: het doel van deze zware tocht, GEDWEE volgde hij de niets vermoedende
Birgit naar de grote zaal, waar de hele
familie vol verwachting aan de lange tafel
zat. Met echt Noorse gastvrijheid werd hem
een plaats ingeruimd en terwijl de boerin
eer. groot bord vol dampende soep schepte,
commandeerde zij: „Nu eerst eten. De rest
komt zó wel."
Maar toen de grote hoeveelheid dikke
soep door Olafs hongerige keelgat in zijn
verkleumde buik was gegleden, ontdooide
zijn ambtelijk plichtsgevoel. Als vanzelf
tastte zijn hand in zijn borstzak naar de
belangrijke brief: aangetekend èn expresse.
Beleefd stond hij op en richtte het woord
tot boer Christiansen. Eerst keek die hem
een beetje stom aan. Maar nauwelijks had
Olaf verteld, dat de hele tocht een brief
aan zijn dochter gold, een aangetekende
brief nog wel en bovendien per expresse
bestelling, of een onhoudbare spanning
maakte zich van de gehele familie meester.
Niet het minst van Birgit, die zenuwachtig
slikte en wonder boven wonder nu eens
geen woord wist uit te brengen.
Op verzoek van de boer vertelde de
ondernemende postbode breeduit van zijn
moeilijke, gevaarvolle tocht. Bewonderend
schudde de heer des huizes zijn kale hoofd,
zijn vrouw kneep haar knokkels wit van
spanning en iedereens luisterde met inge
houden adem. Olaf kreeg er de smaak van
beet, waardoor het verhaal er niet minder
op werd. Dat hij eerst die brief maar had
willen achterhouden vergat hij te vertellen.
Per ongeluk natuurlijk.
„Ja, mensen," fluisterde hij geheimzinnig,
„het was wel een heel zware tocht, een ge
vaarlijke tocht, een onverantwoordelijke
tocht. Maar," galmde hij ineens luid, „het
gold dan ook een aangetekende expresse!
Denkt u het zich eens goed in: aangetekend
en expresse! Wat belangrijk moet die brief
zijn en wat een haast is daar bij! Hij
„Zeur dan ook niet langer," barstte in
eens Birgit zenuwachtig uit, „Geef hier dan
die belangrijke brief waar zo'n haast bij is!
Toe, gauw alsjeblieft!" Ze zag vuurrood
van agitatie en de tranen van benauwdheid
stonden haar in de wijdgeopende ogen. Met
trillende lippen greep ze naar de brief,
naar haar brief, die Olaf lokkend in zijn
grote knuist hield.
Verschrikt gaf hij hem over, beschaamd,
omdat hij, ambtenaar, zo lang geleuterd
had bij een brief waar zo'n ontzettende
haast bij was. Maar meteen bedacht Birgit
zich, dat ze eigenlijk niet zo heel best kon
lezen. Ze was zichzelf weer meester en
vleiend vroeg ze de heldhaftige postbode,
of hij de brief niet even wilde voorlezen.
Berouwvol maar ook gevleid door de
hoofdrol, die hem opnieuw werd toebe
deeld, nam hij dè brief, de aangetekende en
expresse brief weer over. Plechtig verbrak
hij de zegels en vouwde een groot vel zwaar
papier open. Terwijl ieder met ingehouden
adem naar hem keek las hij met luide stem.
„Lieve Birgit, houd je nog net zoveel van
me als verleden week! Je Erik."
Birgit werd pioenrood, maar Olaf nóg
roder. Dikke aderen zwollen op zijn slapen.
Dddrvoor had hij zijn tijd opgeofferd? Zijn
leven gewaagd? voor d i e flauwe onzin?
„Wel verd...." gorgelde het dreigend
onder uit zijn benige strottenhoofd, terwijl
zijn ogen naar Birgit rolden. Maar ineens
zag hij haar gelukkig stralende gezicht. Hij
grinnikte wijs en zei: „En toch heb ik geen
spijt van mijn tocht".
als uitingen van de ontembare verken
nersgeest te aanvaarden.
ZO VERGEET IK dan ook nooit in mijn
reisherinneringen Noorwegen te vermelden.
Ik ben daar inderdaad geweest, voor de
oorlog, als schooljongen met de Tarakan,
een voor die onvergetelijke gelegenheid
verbouwd vrachtschip.. Deze omstandig
heid verzwijg ik natuurlijk altijd, evenals
het feit dat een dergelijke tocht, met meer
dan duizend kameraden, destijds op de
kop af vijfentwintig gulden per man kostte.
Het is merkwaardig hoe weinig mensen
ooit in dat deel van Scandinavië zijn ge
weest, hetgeen veel vrijheid geeft tot aan
vulling van de tekorten in het geheugen.
De moeilijkheid van Noorwegen is, dat
het voor het grootste deel van het jaar
het grootste deel van het land onzichtbaar
blijft. Men mist er veel van de schoonheid
langs de fjorden omdat het er bijna altijd
mist. II manque, zoals de Fransman het
fijntjes weet te zeggen. Die mist hangt
echter maar tot op zekere hoogte, welke
uitdrukking men letterlijk moet nemen.
Het wolkendek pleegt zich hier immers
tot halverwege de berghellingen op te
houden. Als het daaronder regent of
sneeuwt, kan men daarboven heerlijk in
de zon liggen, als die zo goed wil zijn te
schijnen althans. Het is dus een echt
Jantje-lacht Jantje-huilt klimaat. Maar
hoe dan ook, men is er altijd in de wolken.
Of de bossen er eeuwig, zingen, zoals
Gulbransson in zijn ondoordringbare trilo
gie beweerde, heb ik niet kunnen contro
leren, want ik ben er maar drie dagen ge
weest en dat is slechts een zeer gering on
derdeel van de eeuwigheid. Ik vraag mij
overigens af hoe Gulbransson dat weet.
Doch één ding is zeker: zijn proza zingt
niet eeuwig, al heeft hij er ook zoveel van
in linnen laten binden dat men er mense
lijkerwijze nooit op uitgelezen raakt, niet
door meeslepende bewondering maar door
gebrek aan uithoudingsvermogen. Want
daarvoor moet men waarschijnlijk eerst
gehard zijn door de stroeve omgeving en
heeft men van die eindeloze winteravon
den nodig, waarop men niet meer naar bed
behoeft te gaan om de eenvoudige reden
dat men er nog niet is uitgekomen, als u
kunt 'volgen wat ik bedoel.
Het tweede deel kan ik echter uit eigen
ervaring bevestigen: er waaien wel win
den om de rotsen. Maar er stuiven ook
autobussen voorbij, natuurmonsters waar
van Gulbransson nooit gehoord heeft, want
die kent alleen maar norse koeien en be
minnelijke rendieren. Een tocht in zo'n
autobus is voldoende om iemand levens
lang met alle ongemakken van de Neder
landse binnensteden te verzoenen. Men
raast langs ravijnen alsof er een gele trui
mee te verdienen is, zonder dat iemand
weet waar die haast toe dient.
Een levendige indruk van het handels
verkeer van Noorwegen krijgt men ten
slotte bij het aankopen van souvenirs. Dit
deed ik in een plaatsje op een plateau,
waar destijds Koningin Wilhelmina placht
te schilderen en waar men zich nu kan
laten fotograferen met verlegen pruilende
meisje in folkloristische costuums. De
wetenschap indachtig, dat Noorwegen het
land van de houtsnijkunst is, kocht ik een
fraai lucifersdoosjesstandaard in authen
tieke kleuren. Dergelijke voorwerpen zijn
er alom in diverse uitvoeringen verkrijg
baar. Het verschil blijkt pas goed bij be
studering van de onderkant. Op mijn aan
koop althans stond „Made in Holland" te
lezen. Zoveel verbondenheid doet toch
goed.
KO BRUGBIER.