Aangetekend en Expresse PIEREWAAIEN OM DE ROTSEN VERHAAL UIT NOORWEGEN Aangetekend en expresse- door met illustraties van de schrijver „GEILO, Al, Vatnahalsen, Geilo, Finse, Ustaoset, Geilo, AlMooi, het schiet al aardig op. Nog één stapeltje. Goed zo, weer twee voor Finse, een voor Al, Myrdal, nog eens Geilo en nóg eenWat schrijven de mensen toch veel. Het grootste deel onzin natuurlijk: over een breipatroontje of over een vlekkenwatertje. Over het repareren van een paar oude ski's of over het hoesten van zussie en de tandjes die bij broertje maar niet willen doorkomen En daar kunnen ivij, postboden, maar voor lopen en voor sjouwen.' Welja, ze betalen 20 öre en het is: Olaf, vooruit jongen! Trek je laarzen aan en bind je ski's maar onder. Je warme huis uit en de sneeuw in, al loeit de storm. En dat alles voor een kous die gekrompen is en voor 20 öre! Maar voor vandaag hebben we het tenminste gehad. Zie je wel: Geilo, Hol, Vatnahalsen, nog eens HolVanavond lekker bij het vuur, tenminste ten minsteWel bliksems! Net op het laatst: Aangetekend en Expresse! Goeie genade. En nog wel voor die dikke dochter van boer Christiansen, daar helemaal achter op Hallingkarnet! Wie haalt dat nu in zijn hoofd.' Aangetekend en expresse! Dat moet vóór alles gaan, vanwege die ongelukkige 30 öre extra, waarvan ikzelf nog niet eens een halfje krijg! En mijn vrije avond! En mijn kalme dagje voor morgen? Aange tekend! Toemaar! En expresse nog wel. Heb ik nog nooit meegemaakt, nog nooit geloof ik. En dat voor die onnozele dikke boerenmeid. Van wie moet die nu zo'n gewichtige brief krijgen! Ze is nota bene verleden week nog zelf in de stad geweest. Vóór deze laatste zware sneeuwvalVeertien dagen naar Stavanger, zomaar voor d'r plezierEn nou kan ik mijn tijd geven en mijn nek wagen voor haar napret? Onzin! Wat zal er nou nog in die brief staan aan zo'n onnozel schaapZe kan nauwelijks lezen En ze weet natuurlijk niet eens, dat die brief onderweg is. Ik heb een hele dag nodig om er heen te gaan, als ik alle zes de honden voor de slee zet. En dan weer terug ook! Al die gemene hellingen in donker Voor dat bolle kind d'r plezierEn als het niet voor haar plezier is, is het een slechte tijding. Slecht nieuws komt altijd nog vroeg genoeg Volgende week gaat tóch de grote postslee over Hallingkarvetdie zou die brief net zo goed mee kunnen nemen Als het nu maar geen expresse wasén aangetekend. Maar zo'n brief kan toch óók zoek rakenNatuurlijk, waarom deze niet'. Als het nou nog voor de burge meester was of voor de dokter... Maar voor zo'n schaap. Ze weet niet eens wat aangetekend en expresse is. Er kraait geen haan naar, als ik die beroerde brief nog een paar dagen bewaar en ermee voor den dag kom als de grote postslede komt. Dan behoef ik vanavond niet al die rommel klaar te zoeken: geen etenswaren, geen tent, geen dekens, geen lampen, geen ski'sNiets, lekker niets. Lekker boekje lezen en pijpje roken bij het vuur! Natuurlijk, Olaf, ouwe jongen. Laarzen uit en geniet van je vrije avond!" moesten worden vanavond. En gauw, GEEN TIEN MINUTEN later zat Olaf, de lange postbode, in zijn typische Noorse bakstoel bij het vrolijk vlammend vuur. Met welbehagen rekte hij zich uit en stak zijn grote knobbelige voeten zó dicht bij de vlammen dat zijn dikke wollen kousen even schroeiden. Verschrikt veerde hij overeind en van zijn rokende kous keek hij vanzelf naar de gulden lichtvlek op tafel onder de ouderwetse petroleumlamp. En daar, fel wit en brutaal verwijtend, kaatste de aangetekende expressie brief het milde lampeschijnsel vinnig terug. Aangetekenden expresse! Olafs ruige wenkbrauwen kropen als twee harige rupsen over zijn verweerde voorhoofd naar elkaar toe. Met grote te genzin dwaalden zijn ogen van de brief naar zijn gezellige boek en van het boek naar die beroerde veeleisende brief. Met een ruk stond hij op en rukte nijdig de buitendeur open: ijzig koud en pikzwart, zonder één enkele ster. Er zat nog veel meer sneeeuw in de lucht, bah. Ruw klop te hij zijn pijp uit tegen de deurpost. Hij huiverde, flapte de deur dicht en stopte zijn grote handen met veeLharen en zomer sproeten in zijn wijde broekzakken. „Brief achtergehoudenaangetekend èn expresseMaar die Birgit Chris tiansen is immers toch te stom om op te merken dat die brief vertraging had vertraging.. met opzet vertraging.... dienst verzakenOneervol ontslag of misschien wel gevangenis En meteen ontschoot Olaf, de postbode, een echte Noorse krachtterm, die niet voor de huiskamer geschikt was. Uilskuikenluiwammes!" schold hij zichzelf, „daar zou je je goeie naam, je he le leven vergooien uit pure luiheid. En dan nog wel voor zo'n snertbrief van dat dikke boerenkind? Gek ben je, stapelgek!" Met een kwaadaardig gegrom draaide de plichtvergeten postbode zich omen grinnikte half nijdig en half opgewekt, ter wijl hij aan het werk toog. Ski's en sneeuw- schoenen werden nagezien, pannen, dekens en lantarens klaargezet. Daarna zocht hij eten bij elkaar voor zichzelf en voor de zes Sledehonden, die bovendien nog gevoed door de honden voortgetrokken. Geen ge luid werd gehoord, behalve het hijgen van de rennende honden en het fluisterend glijden van de ijzers over de ongerepte sneeuw. Na enige tijd werd de snelheid minder en nam het hijgen van de trek dieren toe. Een bewijs, dat de hellingen zich deden gelden, al waren ze nog niet steil. Olaf bedekte de _jantaren biet zijn in bont gepakte rechterhand en keek naar de lucht, die niets anders was dan feilloos zwarte oneindigheid. Maar toch niet hele maal, want ineen flitste er een vaag bleek schijnsel langs de donkere hemel als het anders waren ze morgenochtend lui! „Net zo lui als hun baas," schold Olaf op zich zelf. Maar intussen werkte hij volijverig voort om de verloren tijd in te halen. Het zweet stond hem op zijn sproetige kop. Maar dat bemerkte hij niet eens. De zware slee moest nog nagezien worden, waarbij bleek, dat een van de ijzers los zat en nog vastgeslagen moest worden. De honden lagen al een paar uur als door elkaar ge worpen ruige zakken te slapen, toen hun baas eindelijk met zijn laatste toebereidse len gereed kwam. Hij had het kostelijk ge voel zichzelf een beetje overwonnen te hebben. Voldaan stapte hij in zijn met blommen beschilderde bedstee en meteen sliep hij in. Maar nauwelijks had hij de tijd gehad om eens goed te dromen, hoe 'n flinke en plichtsgetrouwe postbode die lange rooie Olaf eigenlijk wel was, of het snerpende ge ratel van de wekker deed hem met een ruk overeind springen. Het was nog pikdonker en bitter koud, want het vuur was uitge brand. Olaf rilde toen zijn blote knobbel voeten de houten vloer voelden. Het viel niet mee om de voldane opgewekte stem ming van de vorige avond terug te vinden, zo in je onderbroek met je blote voeten op de ijzig koude vloer. Maar veel tijd om daarover te piekeren was er niet. Hij moest opschieten. Terwijl hij de grote slee vollaadde met alles wat er op zo'n moeilijke tocht nodig kan zijn, pruttelde zijn warme ontbijt gaar. 't Was geen overbodige weelde, dat hij dit tot de laatste hap naar binnen werkte, want Joost mocht weten wanneer hij weer wat zou krijgen. Toen werden dan ook de zes uit geslapen honden ingespannen, onder luid geblaf, gejank en gegrom van puur onge duld. Nog éénmaal keek Olaf alles na. De aangetekende expresse brief zat veilig op geborgen in zijn binnenzak, alles was in orde. Toen liet hij de zweep knallen, waar op rukkend en gillend de honden de zware slee met de lange Olaf op de achterlatten door het slapende dorp trokken. HET BEGIN was gemakkelijk genoeg: een gebaande gladde weg en geen hellingen van betekenis. De honden kenden hier het pad net zo goed als hun baas. Bovendien waren ze hier veilig beschut tegen de striemende vrieswind. Maar die kreeg hen te pakken, zo gauw ze de laatste huizen van het dorp achter zich gelaten hadden. Bovendien steeg de weg al gauw naar de hoger ge legen vlakte, die zich straks met de groot ste moeite zou ophijsen tegen de steile wanden van Hallingkarvet, het afgeplatte bergmotief dat met zijn loodrechte graniet rotsen het hele land tot ver in de omtrek beheerste. Olaf moest er met zijn honden tegenop. Maar het zou vandaag niet meevallen met die harde wind en al die losse sneeuw. Wanneer het Noorderlicht hem niet te hulp kwam, zou hij de eigenlijke bestijging tot de ochtendschemer van de volgende dag moeten uitstellen. Maar dat betekende een nacht kamperen in vorst en sneeuw in een of andere spelonk aan de voet van Hal lingkarvet, wat nu niet bepaald een aan genaam vooruitzicht was. Zo peinzende achterop zijn slee werd hij dr A. MELGHIOR zwaaiende licht van een verre vuurtoren, ver, heel ver achter een onzichtbare hori zon. Olaf bromde tevreden en de achterste hond aan bakboord antwoordde zijn baas met -een vrolijk zacht gehuil. Beide ken den ze de voorboden van het grillige Noor derlicht, dat ze voor het bestijgen van Hal lingkarvet zo nodig hadden. NOG VOOR DE EERSTE steile hellingen van het zware bergmassief bereikt waren, begonnen er meer vuurtorens langs de diep zwarte hemel te flitsen. Hun lichtbundels zaten elkaar achterna en tuimelden over elkaar heen in alle helle kleuren, die het koude Poollicht te vergeven heeft. Soms leek er even orde en regel te komen in het dolle gewirwar van licht, maar dan rukten er in verdubbelde razernij weer hele slag orden van stralenbundels aan van paars en groen en bleekgeel licht, zodat heel de Noordelijke hemel onder de voet gelopen werd in een warreling van laaiend kil koud vuur. De weerschijn zwiepte telkens ge dienstig over de naderbij gekomen Hal lingkarvet, waarvan de hellingen en de mogelijkheden in de spookachtige gloed voor Olaf duidelijk belicht werden. De tocht begon nu moeilijk te worden, maar zo kón het tenminste. De ski's werden van repen zeehondenvel voorzien om beter te kunnen klifnmen. Het gemakkelijke sleed- jerijden was gedaan. Het besturen van de logge slee en de zes honden hield hem best wakker en Rooie Olaf hijgde al gauw met zijn honden mee. Het was nu uitkijken naar onverwachte rotsblokken en verrader lijke spleten. Soms waren die prachtig te onderscheiden, om dan eensklaps te ver dwijnen als de legers van rennende licht bundels tegelijk op de vlucht sloegen, on verwacht wegswiepten en de hemelkoepel in een tastbaar duister achterlieten. Jan kend hield dan Barbekark, de voorste hond, zijn vaart in om onzichtbare hindernissen te vermijden. Maar dat lukte niet altijd gauw genoeg, zodat het dan ook niet lang duurde of het onvermijdelijke geschiedde! De slee liep met haar ene ijzer op een groot plat rots blok. Door de grote vaart schoof die kant er zó hoog op, dat het evenwicht niet meer te bewaren was. Een doffe plof volgde, be geleid door het wilde geblaf en het aan stellerige gejank van de door elkaar ge smeten honden. Het overstemde een paar forse krachttermen van Olaf, die ik nu dus ook niet behoef te verdonkeremanen. Hij lag naast Barbekark in de rulle sneeuw, waar hij zich in het pikkedonker met moeite uit loswerkte. Zijn eerste werk was de lantaren zoeken, die door de val was uitgegaan. Maar toen die gelukkig weer brandde, moesten de vechtende, woelende honden uit elkaar gehaald worden: strengen, teugels, touwen, poten, tuigen en lijven, het was een onontwarbare kluwen, die als een gillende, blaffende en bijtende massa in de stuivende sneeuw rondwentelde. Tot de knallende zweep er eerst wat rust en toen ook orde in wist te scheppen. De slede werd opnieuw opgeladen, Bar bekark werd weer aan de kop van het hondenspan gezet en voort ging het. Maar de hellingen werden steiler, het hijgen ging gejaagder en de veldslag der lichtzuilen liet nog maar zo nu en dan een enkele bun del van het hemelslagveld wegstrompelen. Voorzichtiger ging het voorwaarts. De hon den waren door schade en schande wijzer geworden en Olaf klaar wakker. Dat was trouwens hoog nodig. Op zijn ski's gleed hij naast de slede voort met de grote lantaren aan een riem voor zijn buik. Uitkijken was de boodschap. Weliswaar ging het nu weer een tijdlang geleidelijk omhoog, maar ver rassingen konden elk ogenblik uit het duis ter opduiken. Veel aangenamer werd de tocht toen de Oostelijke kim van pikzwart vaalgrauw begon te worden en de dag zich eindelijk aankondigde door de eerste och tendschemering. OPGELUCHT haalde Olaf zijn knapzak en de grote zak met hondenvoer te voorschijn, nadat hij de vermoeide honden een welvex-- diende rust had aangekondigd. Spoedig daarop werd er niets gehoord dan het bre ken en barsten van het keiharde honden brood tussen de sterke tanden, die de die ren elkaar met een nijdige grom telkens lieten zien, als ze verschil van mening had den over een begeerlijk brok. Al kauwende keurde Olaf de langzaam uit het duister loskomende hemel, waarvan de grauwe wolken hem de rimpels boven de ruige wenkbrauwen brachten. Hij was kennelijk toch ongerust en nog voor de honden goed en wel met hun maaltijd klaar waren, wat honden nooit zijn zolang er nog een krui mel over is, brak hij op. Het was een slecht maar duidelijk teken dat hij zijn ski's afbond en die verving door de zware sneeuwschoenen, die hij verfoeide als een noodzakelijk kwaad, omdat ze snel opschieten nu eenmaal onmogelijk maak ten. Maar noodzakelijk bleken ze weldra, want het duurde niet lang of de enkele speelse sneeuwvlokken verdichtten zich tot een grijs gordijn, dat nog minder uitzicht toestand dan de donkere nacht. Het grote koperen kompas moest er aan te pas komen om de kleine karavaan de goede richting te wijzen in deze gesloten wereld van warre lende sneeuw. En nog was het hoogste punt niet bereikt, waar het uitgestrekte plateau van Hallingskarvet hem zou opwachten met zijn gierende wind. En hier op de hellingen was het al moei lijk genoeg. Menigmaal moest Olaf mét de honden rukken en sjorren. Dikwijls moes ten zijn knoestige schouders er aan te pas komen om de volgepakte slee tegen een schijnbaar onbenullig randje van een rots wand op te werken. Een paar maal moesten ze rusten, de baas en de honden, omdat ze hapten naar lucht, omdat de honden de tongen uit de bek hingen en de baas het zweet van zijn ruige rooie kop druppelde. Maar hoe moeilijker het ging, hoe meer plezier Olaf er in kreeg. Het was een op windende wedstrijd geworden, waarin dè brief, de expresse-aangetekende-brief geen rol meer speelde, ondanks zijn gewichtige lakken en zijn extra ören. Olaf dacht net zomin meer aan zijn aanvankelijke ergernis als aan de dochter van boer Christiansen daar achter Hallingskarvet. „Hé, Barbekark, hé„ doorlopen! Je hebt je veel te dik gegeten. Hé, vort!" en de lange zweep knalde boven de gespannen ruggen van de zwoegende honden, die voortworstelden door de gordijnen van zwiepende sneeuw. (zie vertier pagina 5) - HET REIZEN is een schone zaak. Men doet er veel ervaringen bij op, die de gewone burger in de ogen van zijn medemensen een aureool van interessantigheid verlenen. Men moet, als men iets wil betekenen in de wereld, zijn avonturen dan ook vooral niet onder stoelen of banken steken. Ik heb, ten einde mijn aanzien in de ogen der arme thuisblijvers te vergroten, zelfs een bijzonder systeem bedacht, uitgewerkt en reeds herhaal delijk met veel succes toegepast. Gaarne wil ik de eerste be ginselen daarvan uiteenzetten. Men begint reeds tegen het einde van de winter hier en daar kiemen van afgunst te zaaien met achteloze opmerkingen ift vriendenkringen of aan café tafels met kennissen. Zo in de trant van: „Dit jaar ga ik maar eens naar Portugal, denk ik zoHet moet daar wel aardig zijn!" Die enigszins geblaseerde toevoeging mag vooral niet ontbreken. Op reacties behoeft men nooit - lang te wachten. Verplaatst u zich maar eens in de gedachten der anderen, die om te beginnen al direct het trekken per fiets of touringcar uitsluiten. Men moet daar onmiddellijk gebruik van maken met de mededeling: „Och, vliegend gaat het goedkoper dan je denkt.Dat verplicht tot niets. Met een fijn lachje pleeg ik daar steeds bij te zeggen: „Trouwens, het geld hoeft niet altijd te rollen De volgende étappe vereist al wat meer raffinement. In het begin van het voorjaar beginnen de ingewijden namelijk door gaans naar de vertrekdatum te informeren. Voor zulke lastige eventualiteiten biedt verandering van het reisdoel een prima uitkomst. Waarbij men het voordeel niet moet uitvlakken, dat er ook altijd iets blijft hangen van de aanvankelijke mede delingen omtrent Portugal, waar men nu van afziet ten gunste van Griekenland bijvoorbeeld. Dat koninkrijk biedt namelijk de winst dat men enige grote culturele woorden kan loslaten, terwijl men ten aanzien van Portugal uit vrije fantasie niet veel verder dan wijn en ansjovis komt. Het verlangen naar het zien van de Acropolis maakt altoos diepe indruk. Voor verdere motieven geeft reeds een eenvoudige encyclopaedic stof in overvloed. De laatste tijd ga ik nog verder. Niet op reis, wel te verstaan, doch met het proclameren van expedities. Ik heb namelijk een aantal gefingeerde plaatsnamen in petto, die de nieuws gierigheid van de toehoorders lekker opjutten, om het eens populair te zeggen. Stalavedere, Prigskula, Mon- tricusadergelijke exotische klanken, die vaag op een subtropische omgeving zinspelen, doen het voortreffelijk. Men durft er slechts aarzelend voor uit te komen nog nooit van deze lustoorden ge hoord te hebben. Bij het lanceren er yan dient de verteller te zorgen voor de spreekwoordelijke nonchalance van de geroutineerde pionier, die tot over zijn oren verzadigd is van de modieuze snuf jes en het versleten comfort van de ge wone toeristencentra, die voor de doorsnee stervelingen niet meer dan welluidende namen op affiches zijn. Denk dus vooral aan het net binnen de gehoorgrens laten meetrillen van de oerdrift tot het ver kennen van nooit eerder betreden gebie den, die ieder jongetje kent als hij terzijde van de hoofdwegen door groezelige paad jes van een bos gaat sluipen. Zo'n beroep op het algemeen-menselijke is niet te versmaden. Het aardigste is dat men geen enkel risico loopt. De aangesprokenen zijn bereid om alles te slikken over welke onbekende streken dan ook, zij zullen zich zelfs uit sloven om aanvullende gegevens te ver strekken. Maar de climax moet men tot vlak voor de zomervacantie bewaren. Als iedereen denkt: hij is een echte globe trotter, dan komt het stralende moment waarop men heel rustig aankondigt toch maar weer naar het goede oude Parijs te gaan, omdat het hart onweerstaanbaar daarheen trekt. De aldus gewekte asso ciaties behoeven geen nader commentaar. Men zal er een pikante verklaring voor proberen te vinden, hetgeen de reputatie van een man nooit kwaad doet. En het effect van het versmaden van alle tevoren opgesomde heerlijkheden is waarlijk verpletterend. Men staat voorgoed als een levensgenieter van het sappigste hout te boek en iedereen is bereid het volgend jaar alle onzin over Glape- trusa, Escudorna of Trapitostil opnieuw met strelend ontzag de woning van boer Christiansen. Hij stuurde de vrolijk jankende honden het erf op en schopte zijn ski's van z'n voeten. Zijn ene hand voelde naar de brief, ter wijl de andere handschoen op de zware deur bonsde. Blijkbaar hadden de bewoners het span al horen aankomen, want meteen ging de deur open en verscheen de dikke blonde Birgit met een brandende lantaren in de hand. Ze kende Olaf maar was zeer verbaasd hem zó laat en in zulk weer met zes honden voor de slee achter op Hallings karvet te zien. Ze veronderstelde dan ook, dat hij averij had opgelopen en hulp kwam vragen. Gul noodde ze hem binnen, terwijl ze een knecht riep om dadelijk voor de honden te zorgen. „Kom binnen, voor u vastvriest. Ja, Niels zal wel voor de slee en de honden zorgen." „Ja, juffrouw Birgit, maar ziet u, ik kom „Natuurlijk komt u. Vertel dan straks maar hoe dat allemaal gekomen is. Eerst doorwarmen." „Graag natuurlijk. Maar ik moet toch eerst „Juist! Eerst eten. We zouden juist be ginnen. Dan kunt u straks wel vertellen." „Maar ik Kèb niets te vertellen." „Dat is maar goed ook. Mannen moeten niet te veel te vertellen hebben." (vervolg van pagina 4) GELUKKIG MINDERDE het sneeuwen wat en daardoor schoten ze beter op, zij het dan met ingespannen tobben, zwoegen, met hijgen, blaffen en met zo nu en dan eens een krachtterm, die niet uit mijn vulpen wil. Maar het ging en eindelijk stond de slee boven. Olaf huiverde. Kaal en verlaten lag de hoogvlakte voor hem in de snijdende wind, die hier vrij spel had en hele plekken had kaal geveegd als donkere zweren op een blank lichaam. Enkele bonkige rots blokken accentueerden triest de troosteloze verlatenheid van dit onherbergzame land. Boven op de hoogte hield hij stil om op de slee te klimmen en de omgeving nog maals af te zoeken. Het viel niet mee, want het begon weer te sneeuwen. Nog onaan genamer werd de stuifsneeuw, die de harde wind hier opwoei. Geen wonder, dat Olaf dan ook met een echte vreugdekreet ineens zijn grote in bont gepakte hand naar voren stak: „Ha, Fru Sörensen! Dat wist ik ook wel!" Inderdaad was ondanks de jachtende sneeuw het metershoge kale rotsblok, dat volgens de overleveringen de versteende gierige weduwe Sörensen was, als een vage schim zichtbaar geworden. Fru Sörensen was een onmisbaar en veilig baken in deze woelende zee van sneeuw en wind. Tevreden klom Olaf van zijn hoge uit kijkpost omlaag en gespte zijn ski's weer aan. Opschieten was nu de boodschap. De weg kon niet meer missen, maar de inval lende schemering kon nog genoeg last ver oorzaken. Een vol uur jakkerden man en honden de vele steile en flauwe hellingen af. „Nog één keer klimmen, jongelui! Een klein beetje maar!," troostte hij de honden, die er blijkbaar schoon genoeg van hadden. „Als we déér overheen zijn, moeten we de eerste huizen van het gehucht kunnen zien! En dan hoop ik maar, dat die aange tekende expresse zulk goed nieuws brengt, dat de dikke Birgit Christiansen ons eens goed tracteert. Mij dunkt, dat we dat ver diend hebben met die snertbrief." Het leek wel of de zes honden hun baas begrepen, want met een lofwaardige geest drift rukten ze aan de strengen, tot die als vioolsnaren gespannen stonden, zodat Olaf alleen maar behoefde te sturen. Het werd nu hoog tijd om de lantaren aan te steken. Maar door de sneeuw, die weer overvloedig ronddwarrelde, moest er een grote hars fakkel te hulp geroepen worden om veilig het laatste stuk helling af te dalen. Het duurde toen niet lang meer of het eerste boerderijtje knipoogde lokkend met zijn verlichte venster door de sneeuwbui heen. ER WAREN NU meer sporen in de sneeuw, zodat Olaf zijn aandacht niet meer zo sterk op het pad behoefde te bepalen. Dè brief eiste meteen zijn belangstelling weer op. „Goeden avond," galmde een bromstem van vlakbij. Met een ruk keerde de ver moeide postbode tot de werkelijkheid terug, een werkelijkheid die ondanks de ingevallen duisternis duidelijk zichtbaar - was als het scherpe silhouet van een grote O boerderij: het doel van deze zware tocht, GEDWEE volgde hij de niets vermoedende Birgit naar de grote zaal, waar de hele familie vol verwachting aan de lange tafel zat. Met echt Noorse gastvrijheid werd hem een plaats ingeruimd en terwijl de boerin eer. groot bord vol dampende soep schepte, commandeerde zij: „Nu eerst eten. De rest komt zó wel." Maar toen de grote hoeveelheid dikke soep door Olafs hongerige keelgat in zijn verkleumde buik was gegleden, ontdooide zijn ambtelijk plichtsgevoel. Als vanzelf tastte zijn hand in zijn borstzak naar de belangrijke brief: aangetekend èn expresse. Beleefd stond hij op en richtte het woord tot boer Christiansen. Eerst keek die hem een beetje stom aan. Maar nauwelijks had Olaf verteld, dat de hele tocht een brief aan zijn dochter gold, een aangetekende brief nog wel en bovendien per expresse bestelling, of een onhoudbare spanning maakte zich van de gehele familie meester. Niet het minst van Birgit, die zenuwachtig slikte en wonder boven wonder nu eens geen woord wist uit te brengen. Op verzoek van de boer vertelde de ondernemende postbode breeduit van zijn moeilijke, gevaarvolle tocht. Bewonderend schudde de heer des huizes zijn kale hoofd, zijn vrouw kneep haar knokkels wit van spanning en iedereens luisterde met inge houden adem. Olaf kreeg er de smaak van beet, waardoor het verhaal er niet minder op werd. Dat hij eerst die brief maar had willen achterhouden vergat hij te vertellen. Per ongeluk natuurlijk. „Ja, mensen," fluisterde hij geheimzinnig, „het was wel een heel zware tocht, een ge vaarlijke tocht, een onverantwoordelijke tocht. Maar," galmde hij ineens luid, „het gold dan ook een aangetekende expresse! Denkt u het zich eens goed in: aangetekend en expresse! Wat belangrijk moet die brief zijn en wat een haast is daar bij! Hij „Zeur dan ook niet langer," barstte in eens Birgit zenuwachtig uit, „Geef hier dan die belangrijke brief waar zo'n haast bij is! Toe, gauw alsjeblieft!" Ze zag vuurrood van agitatie en de tranen van benauwdheid stonden haar in de wijdgeopende ogen. Met trillende lippen greep ze naar de brief, naar haar brief, die Olaf lokkend in zijn grote knuist hield. Verschrikt gaf hij hem over, beschaamd, omdat hij, ambtenaar, zo lang geleuterd had bij een brief waar zo'n ontzettende haast bij was. Maar meteen bedacht Birgit zich, dat ze eigenlijk niet zo heel best kon lezen. Ze was zichzelf weer meester en vleiend vroeg ze de heldhaftige postbode, of hij de brief niet even wilde voorlezen. Berouwvol maar ook gevleid door de hoofdrol, die hem opnieuw werd toebe deeld, nam hij dè brief, de aangetekende en expresse brief weer over. Plechtig verbrak hij de zegels en vouwde een groot vel zwaar papier open. Terwijl ieder met ingehouden adem naar hem keek las hij met luide stem. „Lieve Birgit, houd je nog net zoveel van me als verleden week! Je Erik." Birgit werd pioenrood, maar Olaf nóg roder. Dikke aderen zwollen op zijn slapen. Dddrvoor had hij zijn tijd opgeofferd? Zijn leven gewaagd? voor d i e flauwe onzin? „Wel verd...." gorgelde het dreigend onder uit zijn benige strottenhoofd, terwijl zijn ogen naar Birgit rolden. Maar ineens zag hij haar gelukkig stralende gezicht. Hij grinnikte wijs en zei: „En toch heb ik geen spijt van mijn tocht". als uitingen van de ontembare verken nersgeest te aanvaarden. ZO VERGEET IK dan ook nooit in mijn reisherinneringen Noorwegen te vermelden. Ik ben daar inderdaad geweest, voor de oorlog, als schooljongen met de Tarakan, een voor die onvergetelijke gelegenheid verbouwd vrachtschip.. Deze omstandig heid verzwijg ik natuurlijk altijd, evenals het feit dat een dergelijke tocht, met meer dan duizend kameraden, destijds op de kop af vijfentwintig gulden per man kostte. Het is merkwaardig hoe weinig mensen ooit in dat deel van Scandinavië zijn ge weest, hetgeen veel vrijheid geeft tot aan vulling van de tekorten in het geheugen. De moeilijkheid van Noorwegen is, dat het voor het grootste deel van het jaar het grootste deel van het land onzichtbaar blijft. Men mist er veel van de schoonheid langs de fjorden omdat het er bijna altijd mist. II manque, zoals de Fransman het fijntjes weet te zeggen. Die mist hangt echter maar tot op zekere hoogte, welke uitdrukking men letterlijk moet nemen. Het wolkendek pleegt zich hier immers tot halverwege de berghellingen op te houden. Als het daaronder regent of sneeuwt, kan men daarboven heerlijk in de zon liggen, als die zo goed wil zijn te schijnen althans. Het is dus een echt Jantje-lacht Jantje-huilt klimaat. Maar hoe dan ook, men is er altijd in de wolken. Of de bossen er eeuwig, zingen, zoals Gulbransson in zijn ondoordringbare trilo gie beweerde, heb ik niet kunnen contro leren, want ik ben er maar drie dagen ge weest en dat is slechts een zeer gering on derdeel van de eeuwigheid. Ik vraag mij overigens af hoe Gulbransson dat weet. Doch één ding is zeker: zijn proza zingt niet eeuwig, al heeft hij er ook zoveel van in linnen laten binden dat men er mense lijkerwijze nooit op uitgelezen raakt, niet door meeslepende bewondering maar door gebrek aan uithoudingsvermogen. Want daarvoor moet men waarschijnlijk eerst gehard zijn door de stroeve omgeving en heeft men van die eindeloze winteravon den nodig, waarop men niet meer naar bed behoeft te gaan om de eenvoudige reden dat men er nog niet is uitgekomen, als u kunt 'volgen wat ik bedoel. Het tweede deel kan ik echter uit eigen ervaring bevestigen: er waaien wel win den om de rotsen. Maar er stuiven ook autobussen voorbij, natuurmonsters waar van Gulbransson nooit gehoord heeft, want die kent alleen maar norse koeien en be minnelijke rendieren. Een tocht in zo'n autobus is voldoende om iemand levens lang met alle ongemakken van de Neder landse binnensteden te verzoenen. Men raast langs ravijnen alsof er een gele trui mee te verdienen is, zonder dat iemand weet waar die haast toe dient. Een levendige indruk van het handels verkeer van Noorwegen krijgt men ten slotte bij het aankopen van souvenirs. Dit deed ik in een plaatsje op een plateau, waar destijds Koningin Wilhelmina placht te schilderen en waar men zich nu kan laten fotograferen met verlegen pruilende meisje in folkloristische costuums. De wetenschap indachtig, dat Noorwegen het land van de houtsnijkunst is, kocht ik een fraai lucifersdoosjesstandaard in authen tieke kleuren. Dergelijke voorwerpen zijn er alom in diverse uitvoeringen verkrijg baar. Het verschil blijkt pas goed bij be studering van de onderkant. Op mijn aan koop althans stond „Made in Holland" te lezen. Zoveel verbondenheid doet toch goed. KO BRUGBIER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14