RacLcoótuum Films naar Dumas en Homerus *n Amerika Nieuwe opera van Sauguet bevredigde maar zveinig Nogmaals: Muziekexamens HET GELDERS ORKEST IN HET KOMENDE SEIZOEN Meesterwerken der litteratuur in beeld XV en RABLO „Grillen van Marianne" in festival te Aix HANS ROSBAUD leidt in Scheveningen het Residentie-Orkest Israëlische schilders EEN INTERNATIONAAL muziekfeest, dat de concurrentie met de talrijke andere festivalsteden wil doorstaan, kan het tegen woordig niet meer stellen zonder „crea ties" of wereldpremières en dan liefst van een opera, voorts van een ballet en des noods van een symphonisch werk. Het vorige jaar zag het er naar uit, dat de directie van het Provengaalse festival meer betekenis aan die actualiteitsfactor ging schenken. Hans Rosbaud, de Duitse diri gentdie voor een groot deel Aix zijn vooraanstaande, zo niet eerste plaats onder de Franse en misschien zelfs Europese festivalsteden verzekerd heeft, had toen een reeks middagconcerten voorbereid met programma's, die zoals dat heet een zeer progressief geluid deden horen. Tè progressief vermoedelijk voor dit publiek, dat hier in de eerste vlaats rust komt zoe ken en ook voor het karakter dat Aix zich dat in de loop der jaren gevormd heeft. Het is echter wel jammer, dat men ditmaal in een ander uiterste verviel. Er heeft nu vrijwel geen enkele moderne noot geklon ken ov een serenade van Daniel-Lesur na. die ik niet heb kunnen horen. De enige noviteit was dit keer een nieuwe opera van Henri Sauguet: „Les caprices de Marianne" naar de gelijknamige comedie van Alfred de Musset, speciaal voor Aix gescherven. Dit jaar heeft men te Aix wegens de massale toe loop naar het festival, voor het eerst de vleugels wijder uitgeslagen door een tweede openlucht theater te openen in de beroemde Val d'Enfer de hellevallei waarin het bijna uitgestorven dorpje Les Baux is gelegen. Dit plaatsje ligt in gesloten tussen gigantische bergen en rotsen, die, vooral des avonds, aan een hallucinerend tafreel uit Dante's beschrijvingen van de hel doen den den. Tussen die titanische silhouetten van rots partijen van honderden meters hoogte had Geor ges Wakhewitch, décorateur van de Parijse opera, een toneel gebouwd, waarbij die steenmassa's als de natuurlijke omlijsting en achtergrond fungeer den. Een gedurfd experiment, in de eerste plaats al wegens de practische bezwaren, die hier te overwinnen waren. Het hele verkeer zesdui zend mensen in bussen en auto's moest wor den ingericht langs smalle bergwegen, die in de breedte nauwelijks ruimte voor twee wagens bie den. Zie de foto. Ongelukken hebben niet plaats gehad. De afbeelding hiernaast toont de Cours Mirabeau, waar jaarlijks publiek en kunstenaars elkaar onder de platanen ontmoeten. HENRI SAUGUET behoort tot de generatie van componisten, die in Frankrijk na de eerste wereldoorlog de wind zeer krach tig in de zeilen had en zo toen een meteoor-carrière kon be ginnen, waarover men zich nu alleen nog maar verbazen kan. Hij was lid van de zogenaamde Ecole d'Arcueil, waarover het zonderlinge genie Eric Satie het patronaat voert. Sauguet was, als jongeling, in die dagen van zijn geboortestad Bordeaux naar Parijs gekomen en Satie, die toen door de leden van zijn vroe gere „Groupe des Six" werd overvleugeld, keek juist uit naar nieuwe êenieën, die in deze jaren in de artistieke wijken van Parijs, bij wijze van spreken, wieg aan wieg geboren werden. Sauguet was en is intelligent. Hij had esprit en hij wist precies die gemakkelijke muzikale eendagsvliegen voort te brengen, waaraan Parijs toen zo'n behoefte had. Satie lanceerde hem dus op slag als het wonderkind bij de gratie van de muzen. Op het kapitaal aan goodwill en prestige, dat toen voor hem vergaard werd, heeft Sauguet eigenlijk zijn hele verdere leven kunnen teren. Hij behoort nu nog altijd tot de vijf of zes Franse componisten, die van hun „productie" kunnen bestaan en de opdrachten komen hem, lijkt het, aangewaaid. Het dient echter gezegd te worden, dat nu in Aux opnieuw zéér pijnlijk is gebleken, hoé hoog Sauguet altijd boven zijn artistieke stand heeft geleefd en hoé zeer zijn (bescheiden) talent werd en wordt overschat. Zijn jongste opera, die uit twee delen bestaat, die zich vol trekken op 'n pleintje, waarvoor Jacques Dupont een charmant décor had ontwor pen, ademt namelijk 'n mate van verveling en eentonigheid, die het onmogelijk maakt dit werk zeifs met de kunstmatige mid delen van trekken en halen van het gordijn ook maar een be scheiden succes d'estime te bezorgen. Een komische opera, waar bij men in de eerste acte al de vervaarlijke neiging heeft onder zeil te gaan en waarvan men in het vervolg met wassende smar ten het slotaccoord verbeidt, is hoe men het ook wendt of keert niet anders dan mislukt te noemen. En dat was hier helaas het geval EEN RESULTAAT dat te meer te betreuren was, omdat de componist hier ontegenzeggelijk een onderwerp in handen had, dat wemelde van mogelijkheden voor een licht divertissement. Die tekst immers was van niemand minder dan van Alfred de Musset en het verhaal van de charmante Marianne (gehuwd met een oudere, wat grommige man) die door een verlegen jongeling bemind wordt, doch tenslotte zélf verliefd raakt op de voortvarende postillon d'amour, die bij tijd en wijle zijn be middelaarsrol au sérieux dreigt te nemen, is zeker een gegeven waaruit een onderhoudend muzikaal blijspel had kunnen groeien. In die tekst zat in elk geval aanzienlijk méér finesse en esprit dan in de meeste libretto's, waarop Mozart zijn meesterwerken moest schrijven. Bovendien kon men Sauguet zeker óók geen geest ontzeggen en men behoefde er niet aan te twijfelen of hij had al die champagne-achtige poëzie van De Musset volkomen aangevoeld en begrepen. Maar ondanks die overeenkomst is de componist er bijna nergens in geslaagd ook maar een vleug vreugde of desnoods wat vrolijkheid op te roepen. Zijn grapjes bepalen zich voornamelijk tot enkele instrumentale effecten, die het voetlicht nauwelijks passeren. Ofschoon componist en tekstdichter dus zeker door een ge meenschappelijke geestelijke golflengte verbonden werden, bleef het waarneembare resultaat niettemin nihil tengevolge van de omstandigheid, dat men Sauguet's talent een muzikaal kracht station moest noemen, waarvan de actieradius veel en veel te beperkt bleek. Zijn melodieën en zijn harmonieën bewegen zich onveranderlijk in die grijze impressionnistische atmosfeer, die hij van Debussy heeft overgenomen en waarin alle gevoelsbe wegingen en accenten werden opgelost. Zelfs Grazielle Sciutti, die de titelrol zong en daarin alle verrukkingen van haar be genadigd vermogen ten toon spreidde, heeft deze verloren zaak helaas niet kunnen redden. WANNEER MEN zo terugziet op dit zevende festival van Aix, dat met een concert van Herbert von Karajan aan het hoofd van het Londense Philharmonisch Orkest (dat hier en kele seizoenen geleden door Van Beinum werd gedirigeerd) eclatant besloten is, dan blijken we voor de hoogtepunten dezer weken vooral wel weer Mozart dankbaar te mogen zijn. Rosbaud, de sublieme Mozart-vertolker, heeft onder meer op één concert drie symphonieën van de meester uitgevoerd. Dit concert werd opnieuw een triomf van zijn transparante, ge vleugelde pétillante interpretatie-kunst. En men mag hem er wel erkentelijk voor zijn, dat de beide Mozart-opera's („Don Gio vanni" en „De Ontvoering") die dit jaar op het programma stonden, de hoge reputatie van Aix eveneens bevestigd heb ben, want ook de zangstemmen vormden dit jaar niet dat afge wogen geheel van supérieure kwaliteiten, dat hier vroeger elke uitvoering tot een unieke ervaring maakte. Noblesse oblige en Aix heeft zichzelf van hel begin af nu eenmaal de hoogste graadmeters aangelegd. „Aix-en-Provence" blijft niettemin een festival, dat door de natuur en ook de mate riele omstandigheden in hoge mate wordt gezegend. Men zal hier nooit spijt hebben van zijn verblijf, al kan men door onder delen uiteraard wel eens worden teleurgesteld. Maar muzikale evenementen van de allerhoogste orde de ontdekking van een zangster als Sciutti of Capecchi, de openbaring van zo'n opvoe ring van een Barbiervan Rossini, de creatie van een werk als het pianoconcert van Poulenc of Symphonia van Dutilleux vielen ditkeer nu eens niet te registreren. Zeven jaar is een leeftijd, waarop (volgens de biologen) in een bestaan een nieuwe periode aanbreekt. En daarom spreken we hier de verivachting uit in Aix de volgende zomer de vruchten te kunnen plukken van de herleving, of beter de vernieuwingsdrang, van dit ver maarde internationale festival, dat aeen zijner talrijke vrienden ooit zijn ereplaats zou willen laten verliezen. FRANK ONNEN HET WAS het enig overgebleven badpak van een zending, welke uitmuntte door een kwaliteit, zoals de wereld nog niet had aanschouwd sedert het ogenblik, waarop een kuise sterveling het eerste kledingstuk van deze aard had vervaardigd. Met woor den van dergelijke strekking prees de win keldame mij dit voorwerp aan, dat ik ver volgens in de hand nam en met rritische lekenblik bekeek. Ik overwoog, dat men in dit gewaad de heer kon blijven, die men in het dagelijkse leven was en als hoeda nig men ook aan Neerlands stranden dien de te verschijnen. Deze overweging beze gelde de koop en ik richtte mijn schreden huiswaarts om mijn vrouw met de stukken te bewijzen, dat ik mij wel degelijk om mijn lichamelijke stoffering bekommerde. „Goed", zei ze, „dit moet je dan voorlopig maar voor het zonnebad reserveren. Het oude pak kan nog best een poosje dienen om er in te zwemmen" „En je hebt aldoor gezegd.waagde ik, hoewel ik bij voorbaat wist, dat ik in de klem van haar argumenten zou vastraken. OP EEN MIDDAG, die meer dan een kwartier zonneschijn beloofde, stapte ik nacr het strand, gewapend met mijn twee badcostuums en een hoofd vol gedachten aan zeker geschriftje, dat mij maar niet uit de pen wilde. Meer dan door hunkering naar de golven werd ik s'randwaar's ge dreven door de hoop, dat de zee mij een hoeveelheid inspiratie zou toeademèn. Het was dus weinig verwonderlijk, dat ik in een oude fout verviel en om zo te zeg gen mijn physielce verschijning uit het oog verloor. Toen ik was uit gedarteld en de wateren ontsteeg, had ik voldoende gees telijke kracht opgezameld om te constate ren, dat ik mij voortbewoog in onver roe- beid blauw, in plaats van het verlepte tri cot, dat mij in zee had moeten omhullen. De schrik, die met deze ontdekking ge paard ging, suste ik met de gedachte, clat mijn onachtzaamheid niet zou uitlekken, indien ik mij er terstond op toe legde, het misbruikte badcos'uum te laten drogen. Ik kleedde mij ten dele aan, spreidde het nat te ding zorgvuldig uit en daarna müzelf, om mij geestelijk verder te laten rijpen. Het resultaat van dit rijpingsproces was vcrb'uffend: op zeker moment werd mijn bewustzijn doorkliefd door de herinnering aan het oude badpak Ik keek er. de grond en de mensen in mijn buurt op aan, met 01. tmoedigende vruchteloosheid. EEN UUR LATER keerde ik met één kurkdroog cv één ontbrekend badpak naar huis terug. Mocht mijn vrouw iets merken, dan zou ik de vermissing volmondig toe geven, maar deze verzachten met de ver klaring, dat ik niet in het water was ge weest. Ik vertrouwde de glimlach niet, die zij mij door de open deur toezond. ..Heb je lekker gezwommen?" vroeg zij hartelijk. „Tja", zei ik onzeker. „Nee, eigenlijk niet Dat oude badpak. ..Dat ligt binnen. Ik zag dat je het liet val len en toen ben ik het gaan oprapen. Ik heb je nog achterna geroepen, maar ie hoofd was natuurlijk weer ergens anders". ..Ik heb alleen, maar lezonnebaad", bracht ik mijn verweer ter tafel. Met een zakelijk gebaar ontnam ze mij het nieuwe costuum. ..Dan heb je er zeker een ander in laten zwemmen!'' zei ze. terwijl ze het weerloze ding onmeedogend bekeek. Ik had het gevoel, dat ik in minder dan een badcostuum voor haar stond. M. MOK Voor het komende seizoen heeft het Gel ders Orkest reeds ongeveer honderdvijftig avonden bezet. Zowel te Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn, als te Zutphen, Ede, Deven ter, Doetinchem, Winterswijk, Wagenin- gen en Varsseveld zal worden geconcer teerd. Onder leiding van Leo Pappenheim wordt voorts meegewerkt aan opvoeringen van Peer Gynt" van Ibsen door de to neelgroep „Theater". Deze uitvoering zal in verscheidene plaatsen in Gelderland worden gegeven. Het stuk wordt ook ge speeld bij de opening van de nieuwe schouwburg te Deventer op 15 October. Ter gelegenheid van de opening van het nieuwe provinciehuis zal het Gelders Or kest zes concerten geven im de tweede helft van September. Voor genodigden van Pro vinciale Staten zal Willem Noske als solist een Vioolconcert van de 18de-eeuwse Arn hemse componist Heinsius vertolken. Hans Rosbaud, die thans gedurende twee weken het Residentie-Orkest in de Kurzaal te Scheveningen dirigeert, werd i.n Graz geboren. Hij is een Mozartkenner bii uit nemendheid. In de jaren, voordat de natio- naal-sociaüsten aan het bewind kwamen, heeft hij veel voor de moderne componis ten gedaan. Hij had contacten met Stra vinsky. Schönberg, Bartók en Alban Berg. Na de oorlog werd h'j dirigent van het Philharmonisch Orkest te Miinchen. waar mee hij een Beethovencyclus en een Bruck- nercyelus ten uitvoer bracht. In 1948 kwam hij te staan voor het orkest van de Süd- West Rundfunk, dat behalve voor de mi crofoon ook concerten geeft in Donau- Eschingcn en in Baden-Baden. Rosbaud is een bekende figuur on het festival van Aix-en-Provence. In Scheve ningen laat hij onder meer de Negentigste Symphonic van Haydn ten gehore brengen, over welk werk hij buitengewoon geest driftig is. Ook zal hij werken van de vroeg- gestorven componist Rudi Stefan en ver der muziek van Romaanse en Slavische oorsprong introduceren. BIJ DE slechts aarzelende voortgang welke de televisie in Europa maakt, waar eigenlijk alleen in Engeland een voldoende aantal toeschouwers zich om het kijkglas schaart, lijkt de vraag hce het met de ge- luidsomroep zal gaan, wanneer de beeld- omroep de overhand zal hebben gekregen, nogal voorbarig. Maar dat het niet ondenk baar is, dat er zoiets als een strijd om het bestaan zal komen tussen die twee massale communicatiemiddelen, bewijst de huidige gang van zaken in de Verenigde Staten van Noord-Amerika. Een redacteur van The New York Times, de heer Jack Gould, vertelt er iets van in de laatste aflevering van het Kwartaalschrift van de B.B.C, De heer Gould wijst er op, dat, in tegen stelling met wat wel eens met door ons als oppervlakkig aangevoelde Amerikaanse voortvarendheid wordt beweerd, de cijfers niet duiden op een achteruitgaande pu blieke belangstelling voor het medium ge luidsradio. Tegenover 378 televisiezenders staan immers nog drieduizend geluidsom- roepstations. Het totaal aan radiotoestellen beloopt 117.00.000 tegenover „slechts" 29.495.000 televisietoestellen.. Kunnen deza getallen nog slaan op een reeds verkregen positie van de geluidsoinroep, de produc tiecijfers over 1953 wijzen uit, dat er 12.368.556 radiotoestellen werden geprodu ceerd tegen 7.214.787 televisie-apparaten. Neemt het televisietoestel tegenwoordig de ereplaats in de woonkamer of da „salon", het radiotoestel vindt men in de keuken, de slaapkamer, de kamers voor da kinderen, of zelfs in de badkamer. De radio wordt dus een begeleidend verschijnsel bij ajlerlei huiselijke bezigheden, het is typisch een verstrooiing „waarbij men wat anders kan doen" of het nu koken of scheren is. Waaruit volgt, dat muziek de hoofdschotel ran het radiomenu zal blijven. Geheel anders ligt de situatie in da avonduren, wanneer de grote massa der be volking wel gelegenheid heeft rustig enige uren in het donker te zitten om te kijken. En het is begrijpelijk, dat al die program mapunten, welke in de geluidsomroep hoga tioeven van de omroepdirecties bleven, ijlings naar de televisiestudio's werden ge haald. Vaudeville en variété, luisterspelen en gezelschapsspelen bleken voor de tele visie enorme blikvangers te zijn, met als gevolg dat men deze steeds minder in de programma's van de geluids-omroepstations gaat aantreffen. Dit nu heeft een economsiche consequentie in een land, waar verreweg de meeste om roeporganisaties inkomsten uit reclame uitzendingen moeten trekken: de zendtijd in de avonduren wordt moeilijk verkoop baar. Dit is weer van invloed op de om vang der „zendernetten." Tot nu toe be stonden er in Amerika immers vier grote zendernetten, welke vrijwel het gehele ge bied door middel van tal van relay-zenders bestreken. Een firma, die dus effectief reclame wilde maken, huurde bijvoorbeeld een kwartier zendtijd voor het gehele net, hetgeen een formidabel bedrag kostte. Daar de daarvoor bestemde bedragen in de eerste plaats naar de televisie gaan, neemt de vraag naar zendtijd per net af. Vele plaatselijke zenders zijn er dan ook reeds toe overgegaan ook in de avonduren af zonderlijk zendtijd aan te bieden, hetgeen financieel ook niet onprofijtelijk is, al zul len nu vooral ondernemingen van be perktere werkingssfeer van die mogelijk heid gebruik maken. De toeneming van de afzonderlijke programma's wordt voorts in de hand gewerkt door het tegenwoordige systeem van de transcriptieprogramma's, waarbij het plaatselijke station zelf kan bepalen op welke dag en welk uur het deze van elders komende „ingeblikte" stof het best kan uitzenden. De heer Gould schrijft, dat door het wegvallen van de nu door de televisie ge annexeerde programmagebieden vele radiostations in muzikaal opzicht betere programma's zijn gaan geven. De belang stelling voor klassieke, althans licht-klas- sieke muziek wint veld. Ook in de lichte muziek wordt meer geselecteerd. Daar waar de geluidsomroep in een moeilijke concurrentiepositie staat, worden echter de normen nog meer verlaagd. Alles wijst er op, zo zegt de heer Gould, dat in Amerika de televisie haar hoogte punt heeft bereikt en dat vooral de jongste generatie de radio herontdekt. Hij meent voorts dat de Amerikaanse radio in haar moeilijke aanpassing aan de concurrentie der televisie heeft geboet voor haar fout haar programma's af te stemmen op een luisteraar met de intelligentie van een achtjarige. De grote les van dit alles is echter vooral, dat bewezen is dal beide media naast elkaar kunnen bestaan: het schijnt in de menselijke aard te liggen, dat hij nooit afstand doet van iets ouds, wan neer hem iets nieuws wordt geboden, maar dat hij ruimte vindt voor beide. J. H. B. Voor de microfoon BRIEF AAN DE REDACTIE Met stijgende verbazing las ik het stuk „Over muzick-cxamens en muziek-oplei- ding" van de heer W. Andriessen in „Erbij" van Zaterdag 31 Juli. Mijn conclusie uit dit vooral voor vele vakmusici onsympathieke stuk is, dat hier enerzijds een ongemotiveerde aanval op het instituut „Staatsexamen voor muziek" wordt gedaan, anderzijds een „preken" voor eigen parochie welbewust wordt be tracht. De vele honderden en nog eens hon derden afgestudeerden van de conservato ria in ons land, waaronder er velen zijn die op hun beurt weer voor muziekexamens opleiden, daar krachtens hun diploma al thans in staat toe worden geacht, zullen zich door het stuk van de heer Andriessen zeer en zeer teleurgesteld, om niet te zeg gen: gegriefd gevoelen. Ook de vele muziekscholen van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst in ons land, die toch nauw aan de conserva- Mordechai Ardon, kunstadviseur aan het Israëlische ministerie van Onderwijs en Cultuur, kreeg op de Biennale 'n UNESCO- prijs voor zijn verzameling schilderijen. Zijn „Landschap in de heuvels van Judea" werd door de Italiaanse regering aange kocht. Op de zevenentwintigste Biennale in Venetië was Israel vertegenwoordigd met negentig werken van tien kunstenaars. Een paar maanden geleden exposeerden der- tien Israëlische kunstenaars op een inter- 7 nationale tentoonstelling in Brazilië. toria zijn geparenteerd, zullen met verbijs tering van deze „ontboezeming" kennis hebben genomen. De meeste van deze mu ziekscholen hebben immers een zogenaam de „vakafdeling". De leerlingen van zo'n vakafdeling worden zeker voor 95 vooi het Staatsexamen L.O. en M.O. opgeleid. Zijn deze leraren dan zo slecht of zijn de leraren aan de conservatoria zoveel beter? Was de stelling of mening van de heer Andriessen nu maar juist, dan zou waar schijnlijk over zijn requisitoir zijn gezwe gen. Echter: dit requisitoir is volmaakt onjuist. In mijn ruim veertigjarige muziek- practyk heb ik geconstateerd, dat een in het bezit van het Slaatsdiploma voor mu ziek L.O. en meer nog M.O. zijnde musicus hechter, zelfbewuster met beide benen op de grond staat, dan de bezitters van een conservatoriumdiploma. Waarom? Omdat de conservatoriumleerlingen examen doen voor de eigen leraren, die uiteraard de ster ke en zwakke zijden van hun discipelen door en door kennen. Bij de staatsexamens echter vraagt men niet, wie de mentoren van de candidaat zijn of zjjn geweest, noch of de candidaat misschien ook een sterke of een zwakke zijde heeft. Men vraagt daar alleen of de candidaat zjjn „zaakjes" kent. De door de heer Andriessen op het Staatsexamen gedane aanval acht ik des te meer onverklaarbaar, daar h\j ruim twintig jaar in de examencommissies zit ting heeft gehad. Als de uitnemende musi cus, die de heer Andriessen ongetwijfeld is, zou hij er zich van moeten weerhouden te fungeren als lid van een commissie van een eigenlijk onvolwaardig instituut, als hoedanig hij het Staatsexamen beschouwt. NICO HOOGERWERF Sr. MET EEN NASCHRIFT De hier volgende aantekeningen kunnen wellicht dienstig zijn om de gemoedsrust van de geachte inzender weer enigszins te herstellen. 1. Indertijd werd van regeringswege een commissie ingesteld, die belast werd met de organisatie van de Staatsexamens voor muziek. Van deze commissie de zoge naamde regelingscommissiemaakt schrijver dezes sedert vele jaren deel uit. Meent de geachte inzender in ernst, dat mijnerzijds een aanslag op ons eigen werk zou worden gepleegd? Integendee1: ik heb willen waarschuwen de eisen, die bij de Staatsexamens aan de candidaten gesteld worden, niet te onderschatten. 2. Met de woorden: „De resultaten van de examens zijn verreweg het gunstigst aan de conservatoria" bedoelde ik dan ook dit: dat het percentage candidatendat aan de gestelde eisen voldoet, daar belangrijk hoger is dan bij de St aast examens. Het be hoeft geen nader betoog, dat een gediplo meerde der Staatsexamens niet de mindere behoeft te zijn van iemand, die aan een con servatorium studeerde. Er staat duidelijk in mijn artikel, dat de Staatsexamens, hoewel deze officieel als gemakkelijker gelden dan de eindexamens der conservatoria, dit in ae practijk lang niet altijd zijn. 3. Wanneer men uit mijn artikel per se een aanval tuil lezen, dan is die alleen ge richt tot die ouders, die hun kinderen te vroeg klaar voor het examen willen zien. En tegen die leraren, die het opleidings- métier niet verstaan en het tóch uitoefenen. 4. Dat er in ons land gelukkig voortref felijke muziekscholen en privé-leraren te vinden zijn ter opleiding voor de Staats examens, wil ik hier gaarne aan toevoe gen. Ik dacht echter, dat dit feit niet ge heel en al onbekend was. WILLEM ANDRIESSEN HET ZOMERSEIZOEN brengt doorgaans in de bioscopen weinig films van formaat. Het is de luch tige kost, de film voor alle leeftijden, die opgeld doet. Men onderschatte dat laatste niet. Velen mijner lezers zullen in hun jonge jaren spijtig hebben ge keken, wanneer ze te horen kregen dat de film, die zij op een vacantiedag met een bezoek mochten ver eren, net niet voor hun leeftijd geschikt was. Ik herinner mij tenminste wel de teleurstellende ont dekking van zo'n biosccopprogramma, dat voor mij te zwaar of zo zijn de films te licht was be vonden. In de vaeantietijd betekent film vooral ont spanning. Menig bioscooptheater richt zich daarnaar. Het aantal kinderen in de theaters is dezer dagen legio. Of de jeugd haar hart zal ophalen aan een film ais „De drie musketiers" naar de beroemde avonturen roman van Dumas betwijfel ik. Er komt maar één figuur in voor die de volle sympathie van het jeug dige volkje heeft en dat is d'Artangan's knecht Planchet. Maar voor het overige ls de intrige te in gewikkeld om de heldendaden van de musketiers zo tot de verbeelding te laten spreken als het boek het doet. Veel ervan draait ook om de liefde. Het gebeurt allemaal comme-il-faut, er is niets wat voor jeugdige ogen nu bepaald ongeschikt moet heten, maar een echte film voor de jeugd vind ik het niet. En wij volwassenen? Zelfs voor ons is het genoegen matig. Er gebeurt zoveel, dat het niet allemaal in beelden is onder te brengen. Derhalve vangt een verhalende stem dat bezwaar op. Maar daarmee wordt het verhaal verbrokkeld. En verder gebeurt er niets wat nu van bijzondere filmkunstige allure is. Gevochten wordt er met verve, geminnekoosd met gloed, paard gereden met overtuiging, maar de karakters van de heiden blijven vaag. Men volstaat met ze aan te duiden, niet met ze uit te werken. Wie het boek van Dumas heeft verslonden, voelt zich niet tevreden gesteld. Het is er, zoals wij dat plegen te noemen, tegen aan. EEN TWEEDE FILM, die overigens nog in statu nascendi verkeert, wordt eveneens aan het avontuur gewijd. En welk een avontuur! Het is een verfilming van de Trojaanse oorlog, gelijk zij is beschreven door Homerus, vertrouwde en vriend uit onze gymnasium jaren. Deze film, in Cinemascope, wordt uitgebracht onder de titel „Helena van Troje". Ze verhaalt van de ontvoering der schone koningin Helena en de oorlog, die daarop door de Griekse helden werd ge voerd. Robert Wise zal de film regisseren. Franse. Italiaanse en Amerikaanse sterren werken er aan mee. De opzet is groots. De film zal millioenen kos ten. Zal ze de millioenen waard zijn? Niet dan met enige huivering denken we aan de reeds gereali seerde millioenenprojecten, waarvan „Quo vadis?" het meest veelzeggende geldverslindende cr m(m VQOr de v£r_ weert. za"h^ Ho^xus' ^eesterwerk tolking van de rol der hoog blonde Helena vergaan? Er is stof tot actie genoeg. Zo- ^Tot s^tVafï veel zelfs, dat men zich daarop we eens aanbidders getrouwd is „met een kan blindstaren. Welke woorden zal men charmante en zeer attente echtgenoot", de helden in de mond leggen en zal de Haar Ie Paris< wordt d00r Jac- sfeer van het verhaal die van het oorspioi:- Sernas uitgebeeld. De rol van koning kel.jke kunnen benaderen? Zal het geen wordt gespeeld door de begaafde Amerikaanse „big story worden met een En Sjr Cedric Hardwick Er Grieks achtergrondje, veel pilaren en fraai inderdaad vele mimoenen tegen gereconstrueerde legerkampen? „Helena van Troje" aangegooid. Straks We zouden zo graag pilaren, legerkampen weten we of de film ook in het mausoleum en alles wat opgelegd Grieks is geven, wan- van gigantische producties moet worden neer er maar iets van de dichterlijke adem bijgezet, gelijk dat het geval is geweest in de film vaart, naar welks rhythme de met meer groots opgezette cinematografi- versregels in de Ilias zich plooien. En wat sche producties, zelfs, uit de eerste jaren De pijl van Paris vindt zijn aoei m ae kwestbare hiel van Achilles en ver wondt de Trojaanse held dodelijk De foto werd gemaakt tijdens het ver filmen van de Cinemascope-productie „Helena van Troje" in de Cinecitta- Studio's te Rome. De rol van Achilles, die men hier ineen ziet zijgen, wordt gespeeld door de Britse acteur Stanley Baker. van de speelfilm. Monster producties ble ken vaak monsters. De goede Cecil B. de Mille weet ervan mee te praten. Homerus echt of Homerus in beeldro manformaat? Wie zal het zeggen? P. W. FRANSE.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 12