Luther-film
APENSMOELEN
De Pruik
KERKELIJK LEVEN
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Waar ligt de grens
Ooievaar wacht vergeefs
op late zomerbruid
Honderdneguntig winkels
in één gebouw
Vanmiddag kwam ik hem tegen. En
boos dat hij was, boos, daar zijn geen
woorden voor. Wie hij was wist ik eerst
nog niet, dat hoorde ik pas later. Ik
was op een boomstam in het bos gaan
zitten en liet de zon heerlijk warm
op mijn rug schijnen en zonder dat ik
het zelf merkte, zei ik opeens hardop:
„heerlijk, net of het zomer is!"
Toen ik dat zei, kwam hij meteen
voor de dag, misschien had hij al een
hele poos naar me zitten kijken tussen
de rode beukeblaadjes, want daar viel
hij niet op, in zijn rode pak en met
zijn rode puntmuts, waar gouden blaad
jes op geschilderd waren. Het eerste
wat ik dacht, was: „wat moet dat een
vrolijk mannetje zijn in zo'n vrolijk
pak", maar toen ik zijn gezicht zag,
dacht ik wel anders. Hij keek heel,
héél boos, dat heb ik je trouwens al
verteld, zijn baardje, dat wel leek ge
maakt van fijn spinrag, wipte nijdig op
en neer.
„Dat zeg je nou wel, dat zeg je nou
wel", riep hij tegen mij en hij balde
zijn vuistjes, „maar als je alles wist,
zou je die zon niet zo heerlijk vin
den".
„Wat is er en wie ben je?", vroeg ik.
„Ze hebben hem gestolen, gestolen",
riep hij zonder naar me te luisteren.
„Vooruit", zei ik, „kom nou eens
naast me zitten en vertel me waarom
jij je zo kwaad maakt op een heer
lijke warme dag als vandaag".
DE PUZZLE
Karei en Peter hebben ruzie. Hun
vliegers zijn in elkaar verward. Wil jij
helpen? Volg van hun hand het touw
en je kunt vertellen, welke vlieger van
Karei en welke van Peter is.
„Dat is het hem juist", bromde hij,
„die heerlijke dag".
„Ben jij er dan niet blij mee?", vroeg
ik verbaasd, want ik kon me haast
niet voorstellen dat er iemand was, die
niet blij zou zijn met die heerlijke dag.
Zonder verder op of om te kijken
viel hij naast me op de boomstam neer
en begon hij z'n verhaal.
„Mijn meester had me gezegd te zor
gen voor een bos vol gouden en rode
blaadjes, voor blauwe bramen, voor
koude nachten en ochtendmist en voor
een heleboel dagen storm en regen, die
hem zouden helpen bij zijn werk".
„Wat voor werk?", vroeg ik.
„Het bos klaarmaken voor de winter,
dat is mijn baas z'n werk".
„Hoe heet je baas
„October en zijn baas heet Novem
ber en de allerhoogste baas is de herfst
zelf".
„O, juist", zei ik, „maar wie ben jij
dan?"
„Ik ben de Octoberkabouter en ik
doe mijn werk zo goed ik kan. Is het
bos niet prachtig met al dat goud en
rood en geel? En die paddestoeltjes,
daar heb ik ook voor gezorgd".
„Schitterend", zei ik.
Zijn gezicht dat even niet meer zo
boos was toen hij me al die mooie din
gen van het bos wees, werd weer don
ker.
„Zie je wel", zei hij, „jij bent nou
toch een mens en je vindt het ook mooi.
Zie je wel dat het niet waar is wat ze
zeggen".
„Wie zeggen wat?"
„Och", zei hij treurig, „je moet weten
dat de Octoberkabouters altijd ruzie
hebben met de Juli-elfjes en de Augus-
tus-feeën. Ze zggen dat de mensen en
de dieren veel meer van hun houden
dan van ons. Ze zeggen dat de mensen
helemaal niet blij zijn met rode en
gele blaadjes, dat ze ochtendmist naar
vinden en niet lachen kunnen om regen
en storm".
„Ja maar, luister eenszei ik,
want ik wist opeens dat ik het met die
elfjes eens was.
Hij liet me niet eens uitpraten. „Ze
zijn bang voor de herfst omdat hun
dunne vleugeltjes niet tegen regen en
wind kunnen. En weet je wat ze nu
gedaan hebben, alleen om mij te pla
gen?"
Hij keek me boos aan, maar ik kon
het niet raden en schudde van nee.
„Ze hadden allang weg moeten zijn,
zo gauw de koude nachten begonnen.
Ze deden ook net of ze gingen. Ze huil
den dikke tranen en lieten zich door
alle dieren een zoentje op hun witte
handje geven. „Dag, dèièg, tot vol
gende zomer", snikten ze. Maar ze gin
gen niet echt. Weet je wat ze deden?
Ze gingen naar het paleis van de Zomer
en toen de Zomer sliep, hebben ze uit
haar kast een warme dag gesto'en. Die
brachten ze mee hierheen en daar zit
jij middenin. Ik zit hier gewoon voor
gek. Is dat een herfstdag? Het is ge
woon warm. Het hele bos danst en
zoemt alsof het Augustus is. O, het is
een schande, een grote schande". Hij
balde ziin vuistjes weer en keek boos
voor zich uit.
Ik kon het niet helpen, maar ik barst
te in lachen uit. „Is dat alles?", vroeg
ik, „o, jij malle Octoberkabouter. zie
je dan niet dat je rode en eele blaadjes
en de dauw op het mos ééns zo mooi
zijn nu de zon er op schijnt9 Kijk toch
eens, domoor!"
Hij tilde zijn hoofd op en keek ver
wonderd om zich heen Het was net
of hij het voor het eerst zag. Zijn ge
zichtje begon te lachen en zijn baardje
wipte niet zo nijdig meer
„Al ben je een mens", zei hij, „je
hebt warempel gelijk. Wat geeft ons
eigenlijk die ene gestolen dag? Morgen
ben ik de baas weer".
„Vooruit", riep ik, „laten we het er
dan ook van nemen". Om de bomen
heen had ik de Juli-elfjes en de Augus-
tus-feeën zien loeren, die het helemaal
niet zo kwaad met hem meenden als
hij wel dacht. Toen ze hem hoorden
lachen, kwamen ze achter hun boom
vandaan en namen ons bij de hand.
We dansten samen het bos door: de Oc-
tober-kabouter, de Juli-elfjes, de
Augustus-feeën en ik. Allemaal blij met
die gestolen zomerdag.
MIES BOUHUYS
VAN EEN DUBBELTJE
EN FEN STUIVER
Maak eerst tekening 1, dan 2 en
bij 3 is het klaar.
De eekhoorn zit vandaag te denken;
waar denkt hij aan; waar kijkt hij naai?
Hij denkt maar één keer in het jaar
en dat is altijd in September.
Hij denkt: de blaadjes gaan al kleuren
en 't wordt des nachts al aardig fris,
voordat het eenslclaps winter is,
moet er in 't bos nog veel gebeuren.
Ik moei het aan mijn makkers zeggen
en ook bij de familie Muis,
dat zij in ieder hol en huis
de wintervoorraad aan gaan leggen.
De tarwe, eikels, beukenootjes,
de zaadjes lekkre stukjes schors
en rozebottels voor de dorst;
er is wel werk voor duizend pootjes
De vogels in de bomen spotten,
ze zingen en ze doen geen zier.
Ze lachen: zag je ooit een dier,
dat al zijn lekkers op ging potten?
Maar 's winters hebben, zij geen hanje,
dan zit hij warmpjes op zijn nest;
ja. wie het laatst lacht, lacht het best.
Dat weet de wijze eekhoorn, snap je!
MIES BOUHUYS
''«tockxocooooooc* x k x 'xxjaxxxo-jcoooooa xyy>
«XKXXXXXmnx"*
«mmm>möTOvxmxnaKMomxx>xwww<xxxxmKoxooc<xxKoorii
In deze maand zal in Nederland de pre
mière-voorstelling gegeven worden van de
film „Maarten Luther". De bedoeling is dat
dit zal plaats vinden te Amsterdam op 30
October. Niet zonder opzet zal deze datum
gekozen zijn, omdat immers de dag daarop
de Protestanten de Kerkhervorming zullen
herdenken: op 31 October 1517 plakte
Maarten Luther zijn beroemd geworden 95
stellingen aan de deur van de slotkapel te
Wittenberg en deze daad wordt beschouwd
als het begin der Reformatie.
De film is gemaakt door een Amerikaan-
se filmmaatschappij, samen met een Lu
thers filmgezelschap. De opnamen zijn alle
in Duitsland gemaakt, waarbjj men zich
helaas moest beperken tot West-Duitsland,
zodat de interieurs van enkele gebouwen,
die in Luthers leven een belangrijke rol
hebben gespeeld, in de studio's van Wies-
baden moesten worden nagebouwd. Ame-
Lkanen en Duitsers heben in de film sa
mengewerkt. De muziek is verzorgd door
het orkest van de Münchener Philharmoni-
ker. De oorspronkelijke Amerikaanse ver
sie is nagesynchroniseerd in het Duits, do
taal die Luther sprak.
Het draaiboek is geschreven door Allan
Sloane, die een paar jaren niet anders heeft
gedaan dan zich verdiepen in de levensge
schiedenis en de geschriften van Luther.
Er kon dus inderdaad wel van hem ver
wacht worden dat hij de stof beheerste. In
die verwachting is men niet teleurgesteld!
Hij werd bijgestaan door enkele aanzien
lijke geleerden zoals prof. Tappert uit Phi
ladelphia, een van de beste kerkhistorici van
de Lutherse kerk in Amerika en prof. Ro
land Baierton, bekend specialist in de ge
schiedenis der Reformatie.
De filmspeler, die de rol van Luther
speelt, heet Niall MacGinnis, een Ier, die
men nog weinig bij de film heeft gezien,
maar in Londen een bekend toneelspeler is.
In Amerika is de vertoning van de Maar
ten Luther-film een overweldigend succes
geworden. Dit was aanvankelijk niet voor
zien en men heeft dan ook eerst met de
grootst mogelijke moeite een filmmaat
schappij voor deze stof kunnen interesse
ren. Ook in Duitsland stroomden de bio
scopen vol: in minder dan een half jaar
tiids trok de film vier millioen Duitse be
zoekers. De verwachting is dat ook in Ne
derland de belangstelling groot zal zijn,
mede door de stimulans van een apart op-
gezicht comité „Luthérfilm"
Wat de inhoud van de film betreft: men
maakt alle hoofdmomenten uit het veelbe
wogen leven van Luther mee. Men ziet
hem als student in de rechten, als monnik
van het Augustijner klooster, als pelgrim
naar Rome. De toeschouwers krijgen een
beeld van het Rome van Luthers dagen en
zien bekende Renaissance-figuren zoal3
Paus Leo X en de beroemde schilders Ra
fael en Michel Angclo. Dan gaat het leven
van Luther verder: hij is verontwaardigd
over de aflaathandel van Tetzel, hij hecht
zijn stellingen tegen de aflaat aan, hij ver
schijnt voor de Rijksdag van Worms, hij
moet vluchten en verblijft in de Wartburg,
waar hij studeert en de bijbel vertaalt.
De film wordt besloten met de afkondi
ging, dat Keizer Karei een groot deel van
Duitsland vrijheid van geloof toestaat na
de Rijksdag van Augsburg, en het ant
woord van de gemeente hierop door het
zingen van het Lutherlied: „Een vaste
burcht is onze God".
Van Rooms-Katholieke zijde zijn er te
gen deze film wel de nodige bezwaren naar
voren gebracht. Men beschouwt het beeld
van de kerk uit Luthers dagen als al te
somber voorgesteld, teveel geplaatst in het
zwart-wit schema. Hoewel er uit de aard
der zaak vanwege de R K. Kerk weinig
waardering voor de strekking van deze
Luthérfilm bestaat, ligt het toch wel in de
bedoeling om de film ook in het Zuiden
van Nederland te vertonen.
ZüRICH (United Press) Reeds meer
dan een week lang komen vele inwoners
van Zurich kijken naar een eenzame ooie
vaar, die elke ochtend naar een rots bij
de spoorbrug in het centrum van de stad
komt vliegen, daarop neerstrijkt en tot het
invallen van de schemering geduldig op
één been staat te wachten op de komst van
een jonge wijfjes-ooievaar, die hij veertien
dagen geleden op deze plek heeft ontmoet.
Maar „Langbeen" wacht tevergeefs, want
zijn late zomerbruid is tegen een hoog
spanningsdraad gevlogen en dood neerge
vallen. „Langbeen" weet echter niets van
de dood van zijn geliefde, waarmee hij
blijkbaar vóór het invallen van de winter
de grote trek naar het Zuiden had willen
maken en hij blijft trouw wachten op de
rots.
Dierenvrienden in Zurich geven hem
nog een week. Wanneer hij dan niet ver
trokken is, zullen zij „Langbeen" vangen
en naar de plaatselijke dierentuin brengen
om te overwinteren.
2 OCTOBER 1954
"«?Sr
in1937aten wii per thans eten wij ppr
persoon ca 38 Hq fruit persoon ca 54 kq fruit
P_er Plr
thans is ca 8% van
ons volk ouder dan
65 jaar
in 193/verbruikten wf) I.. thans verbruiken wij
ca. 26kq suiker per ca 36kq. suiker per
persoon f^|pTè] persoon per jaar
HET NAJAAR had al enige inbreuk ge
maakt op de zomerse sfeer, maar daardoor
was het die middag juist des te behaag
lijker. Met een bundel zonneschijn boven
de horizon en een windje, dat als een
vriendelijke hand over haar golven streek,
maakte de zee een bijna intieme indruk.
Aan het strand was weinig meer te doen,
want gelukkig voor hen die achterblijven
eindigen de vacanties omtrent de tijd, dat
het verblijf buiten de moeite waard wordt.
Ik zat op een van de schaarse bankjes,
die uitzicht bieden op zee. De overheid, die
het hier voor het zeggen heeft, is blijkbaar
van oordeel, dat de gemiddelde mens maar
moet blijven staan wanneer hij van de zee
wil genieten, tenzij hij naar het strand wil
afdalen en zich daar neervlijen, hetgeen
boven natuurlijk verboden is. Vandaag
heerste er geen gedrang om het bankje
een simpele, overlangs doorgezaagde halve
boomstam of zoiets, in elk geval een vrij
ongeriefelijk voorwerp, als om de zittende
mens nog eens extra duidelijk te maken,
welk een groot voorrecht hem wordt ge
schonken in dit instrument.
Ik liet mij deinen op de gepeinzen, die
een mens vanzelf toevloeien, wanneer hij
zich openstelt voor de rust der natuur. De
brandingsstreep maakte een geluid van
brekend glas, een meeuw beschreef lange
halen aan de hemel, tegen de horizon stond
het zeil van een vissersscheepje. De idylle
was volkomen en ze zou dat gebleven zijn,
wanneer dat dametje van onzekere leeftijd
zich niet een eindje van mij af op de bank
had neergelaten. Ik durf niet te zeggen dat
ze ouder dan vijftig was, ofschoon ik het
wel vermoedde, maar ik waag het, met
volle zekerheid te verklaren, dat ze de
wereld het voorkomen van een twintig
jarige wilde tonen. Niet dat ik één ogen
blik in haar camouflage geloofde. Cosme
tische middelen bezitten de merkwaardige
eigenschap, dat men er gemakkelijker
doorheen kijkt, naarmate ze in dikkere la
gen zijn aangebracht.
Mijn dametje ivas zich dat stellig niet
bewust, want nadat ze met een lief lachje
om de bestreken lippen was gaan zitten,
poogde ze een praatje met mij te maken.
Ilc heb in principe niets tegen praatjes,
mits op de momenten dat ik er zin in heb
en met lieden, die mij in enig opzicht be
koren. Aan deze beide voorwaarden werd
in dit geval echter niet voldaan. De woor
den van het dametje stuitten dan ook af
op mijn zwijgzaamheid, waaraan ik noch
tans een zo vriendelijk mogelijk aspect had
trachten te geven, want ik ga niet graag
door voor een onheus mens. Weldra waren
wij beiden weer in onze persoonlijke roer
selen verdiept.
Totdat er in de verte op het voetpad een
merkwaardig verschijnsel naderde. Toe
vallig keek ik in die richting en ik schrok
niet, want ik had het verschijnsel al eer
der gezien en was er aan gewend. Het ivas
een hond met de omvang van een welge
schapen, goedgemest kalf, een grijsbruine
lobbes, die hier ter plaatse niet thuishoor
de, maar af en toe met zijn kolossaal,
schommelend lichaam urenlange tochten
in de omgeving ondernam. Hij behandel
de zowel volwassenen als kinderen met de
grootste zachtmoedigheid, zo hij hen niet
in domme onverschilligheid passeerde.
Het is mij tot op de huidige dag niet
duidelijk geivorden, welke geest er in dit
machtige hondebeest voer op het ogenblik,
waarop het de plaats naderde, waar het
leeftijdloze dametje zat. Het ging alles
bliksemsnel. De atmosfeer werd gespleten
door een gil, de dame lag en hing haar
houding was niet precies te omschrijven
over mij heen. Over ons beider in elkaar
verwarde gedaanten maakte de hond een
sprong, gedurende één seconde de horizon,
ja het ganse hemelgewelf verduisterend
met zijn massa.
Terwijl wij wederzijds onthutste woorden
stamelden, vervolgde de hond kennelijk
onontroèrd zijn weg. Ik hielp het dametje
overeind, ik ving iets op, dat hierop neer
kwam, dat die hond haar de stuipen op
hel lijf had gejaagd. En het incident zou
hiermee afgelopen zijn geweest, indien nu
niet aan mij de beurt was gekomen om een
schrik te voelen. Want het hoofd van mijn
beschermelinge was volmaakt haarloos. In
het licht van de ter kimme neigende zon
blonk het als de spreekwoordelijke biljart
bal. Ik begreep, dat er een ramp was ge
beurd, maar ik wist niet in welke bewoor
dingen ik haar daarvan zou verwittigen.
Nu het weer zover is, dat de win
joelend het afgevallen blad voor
ons uitblaast kunnen wij natuur
lijk wel traditiegetrouw wee
moedig worden. Maar wellicht is
het beter om ons nog eens goed
in te prenten hoe het was op die
ogenblikken dat de zon scheen. Toen wij, achterover in het gras luierend, omhoogkeken naar al die door
schijnende blaadjes, hebben wij geweten, dat zij geel zouden worden en weg zouden waaien. En als wij
over bet water gebogen zaten en de waterjuffers haar eilandendienst over de waterlelies zagen onderhou
den, wisten wij immers, dat die ijverige waterjuffen daarmee ook maar een seizoenbedrijfje uitoefenden
Nu dan, wanneer wij ons dat toen niet hebben aangetrokken, zullen- wij het nu ook niet doen. Alleen die
beelden even inprenten, zoals dit beminnelijke stukje Elswout. Laat de hagel- en sneeuwbuien dan maar
losbarsten. Dit komt toch allemaal weer terug.
„Moeder hoopt dat u niet blijft eten" is
een bejaard thema dat veel verhalen vult.
De vier zoons van een familie in Drente
hadden op een of andere manier de Dar-
unniaanse neiging om apensmoelen te trek
ken op het hiervoor meest ongeschikte
moment Ze kozen dat ogenblik nooit be
wust, maar zij herkenden het niettemin
feilloos wanner het zich voordeed.
Op klokslag twaalf van Oudjaar byvoor-
beeld, als vader en moeder zich met tranen
in de ogen opmaakten om het nieuwe jaar
met echtelijke en geijkte kussen van teder
heid te beginnen, vormden d& vier ridders
een groepje rondom en trokken als auto
maten op hetzelfde moment vier ondoor
grondelijke apensmoelen.
Het apensmoel werd in de familie een
begrip, dat elke uiting van gevoeligheid bij
voorbaat tot een gevaarlijk avontuur
maakte.
„En geen apensmoelen vanavond, want
de meneer die komt eten houdt daar niet
van en hij is heel belangrijk voor vader",
bezwoer de moeder.
De vier jongens lachten zelf nooit om de
gelaatsaandoening, zij kwam even natuur
lijk als slaap.
„Meneer" was een luimige gast, die aan
tafel niets merkte van de krampachtige
strijd, die de gezichtsspieren van de vier
Er waren geen woorden noaig. Ik voelde
een ruk aan een van mijn colbertknopen
en zag het dametje wegtrippelen, in de
opgeheven handen een zwarte pruik, die
zij zich beverig op de kale slapen drukte.
Dear ik niet wist of z\i aan doofheid leed,
bedwong ik mijn lachen, totdat zij een
veilige afstand had afgelegd, stond vervol
gens op en wilde mijn jasje dichtknopen,
maar constateerde, dat de knoop, die mijn
gezellin zo noodlottig ivas geworden, de
weg van alle knopen was gegaan.
Misschien, zo dacht ik om mij te troos
ten, was het incident wel een knoop waard
geweest.
M. MOK
kleine eters op leven en dood voerden on
der de druk van het moederlijk verbod.
De knapen durfden elkaar niet aan zien
en als er een voelde dat de tong de onder
lip wilde gaan opvullen, stak hij er gauw
een vork tussen.
„Toch zijn de jongens wat bedrukt",meen
de de gast. „Ze moeten nog veel huiswerk
doen", vond vader. De vier knikten be
amend, maar met al bijna vertrokken ge
zichten.
Een Rotterdamse maatschappij wil een
bijzonder gebouw oprichten aan de Hoog
straat te Rotterdam. In dit gebouw, 86'/s
meter lang, 17'/'. meter diep, vijf meter on
der en 15Va meter boven de grond, zullen
verdiepingsgewijs 190 winkels worden on
dergebracht. Verder zal het bevatten een
cafetaria van veertig meter lengte, een
lunchroom voor duizend personen, bene
vens een feest- eet- of filmzaal met 650
plaatsen. De winkels beginnen in de kel
derverdieping en gaan tot een hoogte van
twaalf verdiepingen.
De maatschappij noemt dit gebouw een
unicum voor Nederland. Er komen twee
twintigpersoonsliften en de bedoeling is,
dat gewinkeld wordt van de begane grond
af naar de kelder en, nadat men dan met
de lift naar de bovenste verdieping is ge
gaan. verder van boven naar beneden.
Het gebouw krijgt een winkelstraat van
een kilometer lengte
Ten Noorden van het nieuwe verzamel
gebouw zal een flatgebouw worden opge
trokken, met in de kelders een garage voor
zestig auto's en een fietsenstalling voor 800
fietsen. Op de begane grond komen show
rooms en servicestation, op de eerste ver
dieping 2000 vierkante meier kantoorruimte
en daarboven 20 kleine en 31 grote twee
kamerwoningen, benevens vier grole drie
kamerwoningen.
,Kom jongens", vond meneer, „dat is zo
erg niet, dat heb ik ook moeten doen; voor
uil, kerels van stavast, plezier moet er zijn,
ook in het huiswerk".
De kerels van stavast hoorden niets. De
gast putte dieper in zijn arsenaal opwek
kende middelen.
Vooruit dan maar, hoe vind je dit?" Hij
leunde naar voren en trok een apensmbei.
VOLEUR
in 1937 reden er in ons
land ca 91.000 per
sonenauto's
thans rjjden er in ons
land ca 202 000 per
sonenauto's
cv1