£).e Q,o-ótenüjJt±c amioep
TER HERINNERING AAN Een dringend-actuele vertaling
KaMttn J&'i'iL&'i
De geest van Don Quijote
NIEUWE BOEKEN
in zakformaat
Protest-actie
In Galerie Hamel MICHAEL PODULKE
Litteraire
Kanttekeningen
GROEIT NAAR EENHEID
- Geen gruwelverhalen in GJasgo
Hannover wil postzegels
ruilen voor schilderij
Men wilde naar
haar luisteren
OOSTENRIJK behoort tot dde Europese
landen, waar de oorlog niet alleen een om
wenteling in staatkundig bestel en maat
schappelijk leven, maar ook in de omroep
organisatie tot gevolg had.
VE-dag liet natuurlijk niets meer heel
van de Duitse omroep, waarvan ook de
Oostenrijkse na 1938 deel had uitgemaakt.
De bezetting door de troepen van de vier
grote geallieerden maakte een eenvoudige
terugkeer tot de Ravag van vóór 1938
eveneens onmogelijk. Daarbij kwam nog
dat het Oostenrijkse zenderpark deerlijk
gehavend was. Feitelijk stond in 1945 geen
enkele krachtzender meer ter beschikking.
In de vier bezettingszones ontstonden van
de bezettende mogendheden zeer afhan
kelijke. zwakke omroeporganisaties.
In het Russische deel werkte de zender
Wenen, aanvankelijk nog onder de ver
trouwde naam Ravag, in het Amerikaanse
de zendergroep Rot-weiss-rot met Salz
burg en Linz als belangrijkste studiocentra,
de Engelsen protegeerden de zendergroep
Alpenland (Graz en Klagenfurt) en de
Fransen tenslotte
schiepen de zender-
greop West, welke
Tirol (Innsbruck) en
Vorarlberg (Dorn-
blrn) bediende.. Zen
ders genoeg, zij het
gering in kilowattuur,
maar golflengten te weinig.
Kopenhagen kende aan Oostenrijk
vier middengolven toe, voor normale
tijden ongetwijfeld een voldoende aan
tal (Nederland heeft er tenslotte maar
Voor de
miorofoon
HET IS met de buitenlandse series van boeker.
In zakformaat ongeveer zoals met de Hollandse
regen, de stroom blijft maar aanhouden, zodat
ondanks de gestegen verkoop van de laatste
maanden de boekwinkel weer wel voorzien is.
Over zeer veel van wat tbans in voorraad is,
kan de meest kieskeurige lezer tevreden zijn.
„Un amour de Swaun van Marcel Proust,
„I'Homme traquê" van Francis Carco en „La
Chatelaine du Liban" van Pierre Benoit zijn
evenals „Le salalre de la peur" van Georges
Amaud, onlangs uitgekomen in een zeer goed
kope uitgave. In dezelfde uitvoering, maar
aan vanwege de „dubbeldikke" omvang
tegen een iets hogere prijs zijn verkrijgbaar
„Les grandes families" van Maurice Druon,
het met de Prix Ooncourt 1948 bekroonde eerste
deel van de trilogie „La fin des hommesen
„Mort oii est ta victoire?" van Daniel Rops.
De verschijning van een nieuw deel „New
World Writing (ditmaal nr. 5) en van „Disco
very" (nr. 4 over enige weken) wordt altijd
met veel belangstelling tegemoet gezien. Lief
hebbers van deze uitgaven mogen - wellicht
ten overvloede - nog eens gewezen worden op
„Stories in the modern manner-from the Par
tisan Review" en „Modern Writing". De
uitstekende „All-American fiction reader" met
romans en korte verhalen van onder anderen
James Cain, John We;dinan, Irwin Shaw,
Nelson Algren, John O'Hara en William
Faulkner is gelukkig weer volop leverbaar. Het
zelfde geldt van „The point of honour", een
nog tamelijk onbekende bundel van Somerset
Maugham.
Een paar andere belangrijke titels: .Galatea"
en „Sinful Woman" van James Cain, romans
bevolkt met - natuurlijk weer - ongewone
„sterk-levende" mannen en dito vrouwen, ver
der „lx»ve among tne haystacks" (verhalen)
van D. H. Lawrence, wiens beroemde ro
man „Sons and loverseveneens werd her
drukt. Van Jerome Weidman verscheen: „I'll
never go tnere anymore- een begrijpelijke uit
lating, wanneer men dit boek gelezen heeft!
Dogenen die nog een plaatsje kunnen vrij-
Wrikken tussen „Desirée' en „Caroline" kunnen
dit best opvullen met „Queen's Caprice" van
George Preedy, een historische roman, waarin
amoureuze en politieke verwikkelingen en ca
priolen elkaar ln vrolijk tempo afwisselen.
Een speciale vermelding verdienen: „The
disguises of love" van Roby Maccauley en „The
devil rides outside" van John Howard Griffin
een roman waarom, zoals men dat uitdrukt
„in Amerika heel wat te doen IsMen leze e»
oordele zelf.
Verheugend nieuws voor de lezer van science
fiction :Cllfford D. Simaks befaamd geworden
„City" en een meer dan uitstekende verzame
ling verhalen van diverse bekende auteurs on
der de titel „My best science-fiction story"
liggen klaar om ingepakt te worden. Het wordt
nu langzamerhand mogelijk op dit gebied
„goed" en „slecht" van elkaar te onderscheider.,
wat evenwel nog moeilijk is met betrekking
tot de zogenaamde „oei-mensromans' een genre
waarin men momenceel ln Engeland en Ameri
ka heel wat keus heeft, doch dat hier te lande
practlsCh nog geen lezers gevonden heeft.
MEN KAN van de Duitse uitgevers van goed
kope reeksen niet anders zeggen dan dat zij
dikwijls slagen ln hun opzet er iets goeds van
te maken. „Und führen wohln du nicht wlllst
van Helmut SoilwiCzer, „Esch oder die Anar
chie" van Hermann Broch. „Die Liebessehau-
kel" van Stefan Andres, „Der Tod ln Venedlg"
van Thomas Mann, „Wo warst du, Adam" vat:
Heinrich Böll en „Ball auf Sohloss Kobolnow"
van Henry Benrath, om slechts een paar recente
titels te noemen, zijn liJervan een sprekend be
wijs. Uit litterair oogpunt wellicht minder be
lanigrijk, maar toch altijd nog het geld en de
tijd waard: „Das schone MSdchen von Pao'
een bundeltje speelse verhalen van Otto Julius
Blefbaum of „Verzauberung ln Ithaka" van
Alexander Maral, een Ironische omwerking van
Homerus' belde meesterwerken.
Ten gerieve van de lezer met geschiedkundige
belangstelling zij tenslotte gewezen op twee
uitmuntende uitgaven: „Die Begegnung mit
flein Genius' van Rudolf K. Goldsohmlt-Gentner
en „Schattentoeschwörung - Randfiguren der
Geschiehte" van Theodor Heuss. A.M.
twee), maar gezien de gecompliceerde po
litieke verhoudingen, feitelijk te weinig.
Ongetwijfeld heeft zowel de golflengte-
schaarste als de toepassing van de FM-
techniek de stoot gegeven tot het werke
lijkheid worden van één Oostenrijkse om
roep. Wie een actueel Oostenrijks program
mablad opslaat, ziet hoe van de vier door
de bezettende machten gecreëerde omroe
pen er nog twee min of meer autonoom
bestaan, namelijk Rot-weiss-rot. welke via
de ook hier te lande redelijk hoorbare
zender Wenen op 397.4 meter uitzendt, en
de zendergroep Dornbirn, Innsbruck in de
Franse zóne.
De Oostenrijkse omroep zendt dagelijks
tussen 5.30 en middernacht twee program
ma's uit, het eerste gaat nog tot één uur
in de morgen door. De programmastruc
tuur is vernuftig. Op het zendernet van
het eerste programma vinderi de locale
programma's een plaats. Dat wil zeggen,
dat telkens gedurende een of twee uren in
de morgen, de middag, de vooravond of de
late avond de zenders van de Engelse,
Amerikaanse en Russische zóne een af
zonderlijk programma geven, waarin te
vens de propaganda-uitzendingen van de
bezettende machten een plaats vinden. Zo
als wij reeds schreven, bleef de zender
groep in de Franse zóne autonoom, doch
zij levert, evenals de collegae in de andere
zones, wel bijdragen zowel aan het eerste
als aan het tweede programma. De bezet-
tmgsautorïteiten hebben er alle vier van
afgezien in het tweede Oostenrijkse pro
gramma tijd voor propaganda-uitzendin-
gen te vragen. Dit tweede programma
wordt overdag ook uitgezonden door een
FM-zendernet, dat nog in opbouw is en dat
's avondis een overwegend experimenteel
programma geeft.
De grote les welke Oostenrijk in de af
gelopen jaren heeft geleerd., is dat het land
niet de krachten heeft om vier program
ma's od te leveren. Thans is bijvoorbeeld
de zendtijd voor het tweede programma
over de verschillende studiio's verdeeld in
die zin, dat de helft der programma's door
Wenen wordt geleverd, de andere helft
door de overige studio's. Daardoor werd
bereikt dat het gehalte der programma's
veel beter werd: men kon zich nu concen
treren op de productie voor een beperkt
aantal uren in plaats van op vier complete
orogrammaweken. Zo werd de Oostenrijkse
luisteraar geheel en al verzoend met deze
geleidelijke unificatie van zijn omroep
bestel, waarbij trouwens de vrije vorm
geving door de afzonderlijke studiostaven
gehandhaafd bleef.
Dat de FM-techniek ook Oostenrijk zou
veroveren, lag voor de hand, gezien het
gebrek aan golflengten. Voor de illegaal
gebruikte frequenties gold trouwens ook
het spreekwoord, dat gestolen goed niet
gedijt. De FM-zenders legden in vele ge
vallen een nieuw ontvangstgebied, over
wegend van agrarisch karakter, open. Dat
noopte tot bijzondere aandacht voor volks
muziek. Men vond een compromis, dat hier
te lande thans ook door de K.R.O. wordt
toegepast: voor 21_ uur licht, na dat tijd
stip ernstig. Overigens heeft de voorzie
ning van de FM-zenders met programma's
nogal wat voeten in de aardie gehad-. Die
moeilijkheden schijnen thans ook over
wonnen te worden, zodat de Oostenrijkse
omroep, na rumoerige jaren, thans het sta
dium der consolidatie bereikt schiint te
hebben. j. H. B.
GLASGOW (United Press) Het gemeentebestuur van Glasgow heeft zich
tot de Engelse regering gewend met het verzoek maatregelen te nemen tegen
de zogenaamde „horror comics" uit Amerika afkomstige boekjes met gruwel
verhalen. Deze zouden de oorzaak zijn van hoogst ongewenste toestanden. Het
verzoek is in handen gesteld van James Stuart, staatssecretaris voor Schotland.
De stap houdt speciaal verband met een voorval, dat zich een week geleden in.
Hutchesontown, een voorstadje van Glasgow, heeft voorgedaan. Blijkbaar
onder de invloed van een dergelijk strip-verhaal kon men op een avond hon
derden kinderen gillend en schreeuwend zien hollen naar een kerkhof, waar
eën „vampier met ijzeren tanden" twee kinderen zou hebben verscheurd.
Bovendien hebben tal van moeders er over geklaagd, dat haar kinderen niet
kunnen slapen of door nachtmerries worden gekweld onder invloed van de
„horror comics".
Het gemeenteraadslid John Hains, die Hutchesontown vertegenwoordigt, ver
telde in de laatstgehouden raadsvergadering het één en ander over zijn bevin
dingen. „Voor zover mij bekend komen deze strips uit Amerika. De gruwelijke
figuren, die hierin worden uitgebeeld, zijn in staat zelfs een volwassene de
schrik op het lijf te jagen. Ik behoef u dus niet te vragen wat de uitwerking is
op het kindergemoed", zei hij.
Vele uitgevers in Groot-Brittannië hebben uit eigen beweging reeds het bestel
len van de Amerikaanse „horror comics" stopgezet.
BONN (ANP). Tussen Hamburg en
Hannover is een postzegeloorlog ont
staan. De verzamelaars van Hannover
zijn als een man opgestaan tegen hun
gemeentebestuur omdat dit het snode
plan heeft opgevat de collectie van Han-
noveriaanse zegels van de vroegere rit
meester Conrad Wrede te verkopen. De
waarde wordt op 75000 mark geschat.
Zij worden deze maand door Edgar
Mohrmann in Hamburg ter veiling ge
bracht. Amerikanen koesteren grote be
langstelling voor deze veiling. Toen
Wrede zijn bezit aan de stad vermaakte,
heeft hij bedongen, dat de verzameling
voor altijd in zijn woning zou blijven
en slechts bij hoge uitzondering aan
belangstellenden getoond zou worden.
Het stadsbestuur heeft deze voorwaar
de door de rechter uit het testament
laten schrappen en het wil uit de op
brengst van de zegels Tischbeins schil-
schilderij „Goethe in Rome" kopen.
Geachte Redactie,
Ze hebben ons weer loonsverhoging ge
geven en nu komen ze natuurlijk van alle
kanten ook weer met bijbehorende prijs
verhogingen. Ik wil daarover niet al te
zeer aan uw hoofd zaniken, omdat deze
klacht u dagelijks bereikt, en ik wil u ook
niet vragen of daar nu niets aan te doen
is, want dat schijnt toch niet mogelijk te
zijn maar wel wil ik uw aandacht vra
gen voor het feit dat wij, de familie Aktus,
er ernstig over denken om inplaats van
de steeds duurder wordende eierkolen
voortaan echte eieren te gaan stoken, wat
voordeliger uitkomt. En dat we van plan
zijn onze sigarettenpeukjes weer te gaan
opsparen, net als in de oorlog. En dat we
inplaats van onze brand- en inbraakver
zekering een zelfblusser en een waakhond
lief voor kinderen zullen nemen. En
dat we al deze revolutionnaire protestacties
zullen volhouden lot de belastingen hun
prijzen drastisch zullen verlagen. Waarvan
acte. AKTUS.
(U kunt de eieren mengen met kunst
eieren. Die blijven lang liggen. Red.).
Fragment van één der hiernevens besproken schilderijen
van Michael Podulke.
In de Galerie Hamel, sinds enige tijd gevestigd Frans Halsstraat
te Amsterdam, exposeert tot 12 October de Amerikaanse.schil
der Michael Podulke. Deze jonge schilder kreeg vier jaar ge
leden een studiebeurs voor Europa en verblijft al geruime tijd
in ons land. Vóór Amsterdam liet hij zijn werk reeds op een
tentoonstelling in Den Haag zien. Podulke is van Noors-Poolse
afstamming en speciaal in het grafisch werk kan men de Poolse
origine van de kunstenaar hier en daar onderscheiden. In Den
Haag zag ik destijds meer gravures dan op deze Amsterdamse
expositie, waar de schilderijen, merendeels voorstellingen van
imaginaire landschappen, de hoofdschotel vormen. Dat is in zo
verre jammer, daar Podulke zich in zijn grafisch oeuvre meer
van zijn fantastische kant laat kennen en die Chirico-achtige
landschappen wel wat eentonig zijn, zodat men zich afvraagt
wat Podulke zal gaan doen als hij dit onderwerp heeft uit
geput. Er is overigens nog wel een enkel intérieur uit ernstige^
ja bijna droevig-sombere kleuren samengesteld. Een kleuriger
schilderij met vissen is op zich zelf aantrekkelijk door de deco
ratieve werking van vorm en kleur, maar het verband tussen
deze werken en de reeds genoemde landschappen, waarin de
kleuren geel, blauw en zwart domineren, ontgaat de be
schouwer. De experimenten op de etsplaat, waarbij Podulke
verschillende technieken gemengd toepast, bieden deze schilder
klaarblijkelijk een betere gelegenheid om tot ontleding van
het eigen wezen te geraken. Men krijgt uiteindelijk de indruk
met een interessante figuur kennis te hebben mogen maken,
die er echter nog slechts gedeeltelijk in geslaagd is zich op
overtuigende manier uit te spreken. De zwart-wit houtgravures
boeien vooral door de speelse fantasie en de intelligende inven
ties. OTTO B. DE KAT
Naar aanleiding van: „Kathleen Ferrier,
a Memoir" door Neville Cardus, met
bijdragen van Sir John Barbirolli, Ben
jamin Britten, Roy Henderson, Gerald
Moore en dr. Bruno Walter, met vijftig
illustraties (waaronder enige van Par-
ticam Holland) verschenen bij Hamish
Hamilton te Londen.
Alle opbrengsten van de verkoop van
dit boek worden gestort in het fonds
ter verstrekking van de Kathleen Fer
rier Memorial Scholarships, beheerd
door de Royal Philharmonic Society.
Het bevat tevens een lijst van alle
gramofoonplaten, waarop de stem van
Kathleen Ferrier te horen is, daaronder
begrepen de in de handel gebrachte
opnamen van enkele radio-uitzendingen.
Voor gegevens omtrent de waardering
voor Kathleen Ferrier op het vasteland
van Europa werden gegevens door de
componist Marius Flothtiis te Amster- 8
dam verstrekt. Zij had in Nederland
zeker zoveel vrienden als in Engeland
en haar dood, in 1953, bracht hier grote
verslagenheid teweeg bij allen dié ooit
getuige van haar optreden zijn geweest.
Kathleen Ferrier, gefotografeerd door
Cecil Beaton.
BIOGRAFIEëN vormen graag genoten lectuur, omdat zij de lezer helpen zich een zo
levend mogelijk beeld te vormen van een voorbije periode, die men nader wil leren
kennen, of van een persoonlijkheid, die men bewondering toedraagt. Anders zijn de
gewaarwordingen, die men ondergaat bij een posthume hulde aan een kunstenares,
die men in de volle bloei van haar talent heeft meegemaakt, zoals de onvergetelijke
alt Kathleen Ferrier, aan wier nagedachtenis thans in boekvorm een ontroerende
weer voor zich tijdens een recital in de kleine zaal van het Concertgebouw in Am-
hulde is gebracht. Soms glijdt de blik van de bladzijden weg en dan ziet men haar
sterdam of op het toneel van de Stadsschouwburg, waar zij zo onvergelijkbaar mooi
(het woord heeft helaas een banale klank gekregen, maar is in zijn volle betekenis
bedoeld) de titelrol in „Orfeo" van Gluck vertolkte, dat men in geen jaren dit werk
met een andere hoofdfiguur zou kunnen aanvaarden.
IN GEEN TIJDEN is mij een boek onder de ogen gekomen, dat een zo dringend tot
overdenking aansporende indruk naliet als het even fijnzinnige als zinrijke werkje,
dat onder de titel „De route van Don Quijote" een halve eeuw na zijn eerste ver
schijnen in de uitzonderlijk-gave vertaling van mr. E. Straat voor Nederlandse lezers
toegankelijk is geworden. De schrijver ervan is Azorin, pseudoniem van José Mar
tin Ruiz, tijdgenoot en ten dele ook geestverwant van Unamuno, één van de voor
mannen van het historisch réveil, dat het geliefde vaderland Spanje niet zozeer wilde
opstoten in de vaart der volken dan wel het tot zelfinkeer, tot bezinning op de
krachten van geest en hart wilde opwekken, toen het, van zijn laatste kolonie beroofd,
voor goed dreigde te verzinken in een poel van doffe berusting, De réveil was
méér dan patriotisme, meer dan een nationale wekroep. Niet Spanje alleen was in het
geding, maar West-Europa, niet de Spanjaard, maar de mens, de moderne mens.
ALs Anigel Ganivet in hetzelfde jaar zonken-melancholisch levensgevoel, zijn
overleden als dit réveil een aanvang nam tot milde ironie bezworen aanklacht. Want
in zijn „Spaanse testament" de moderne dat doet hij: protesteren, in naam van die
vooruitgang in staat van beschuldiging adel van geest en hart, evenals zijn ridder-
stelt, omdat deze niet op een boven-tijde- lijke levensgids protesteerde: niet met bit-
lijk beginsel berust, als Unamuno in een tere opstandigheid, maar met de klaarbldj-
weesgerig essay van groots formaat het kelijke onmacht van zijn ideële humaniteit,
„tragische levensgevoel" formuleert, als me^ oen ridderlijk „desondanks".
Pio Baroja in zijn onstuimige romans met Nog eens gaat Azorin waar zijn meester
vurige passie verstarde normen doorbreekt, Sjng, met Dulcinea, zijn mensenliefde, in
dan stelt ieder van hen op eigen wijze zich zÜn hart; gezeten op zijn Rossinant als het
de gewetensvraag: Wat is Spanje, is Spaan- schonkig voertuig van het menseLijik kun-
se geest, is het boven-persoonWiike, boven- "en> Uer en onverzettelijk, tragisch en, in
nationale, actueel en tijdeloos menselijke ogen van al wie de daad afweegt tegen
in die geest? En dan verschijnt hun zonder het onmiddellijk effect, belachelijk maar
uitzondering één uit het verleden, wiens *n die belachelijkheid groots, groots van
déplorabele gestalte al een zwijgend ver- menselijk verantwoardedijkheidagevoe'.
maan is: Don Quijote. Bii hem zijn ze allen Azorin treedt in de sporen, die Don Quijote
te rade gegaan, bij Don Alfonso, de Goede, achterliet in de dorpen van la Mamcha en
die als Don Quijote zijn weg der beproe- he steppen van Castilië, trekt door de on-
ving zou gaan en al bij zijm geboorte in het herbergzame vlakte met de ongenaakbare
brein van Cervantes ongewild méér dan bergeoulissen op de achtergrond en hoog
een riddercarricatuur, méér dan een „tijds- daarboven de smette! oos-b'auwe hemel,
beeld", méér dan een sterfelijke mensen- Waar hij de voet zet is stilstand, verval',
figuur, een romanfiguur was: een mythe, woekerende vegetatie, verlatenheid, „sfeer
voortgekomen uit de kentering der eeuwen.
Dit In Memoriam Kathleen Ferrier is
samengesteld door Neville Cardus, die zelf
een hoofdstuk aan „Het meisje uit Black
burn" wijdt. Men kent de geschiedenis van
haar betrekkelijk korte leven en van haar
nog veel kortere loopbaan wel in grote
trekken, maar hier vindt men toch beves
tigingen en bijzonderheden, die het portret
van haar volledig maken.
„Toen Kathleen Ferrier achttien jaar was
in 1930 leek het zeer onwaarschijn
lijk dat zij ooit vermaardheid zou genie
ten als zangeres of als een knappe vrouw".
Haar moeder beschouwde haar als het le-
aan een concours in Carlisle, waar zij we
derom voor haar pianospel met een eerste
prijs werd beloond. Toevallig hoorde zij in
een belendend vertrek enige vocale presta
ties. Op haar uitlating, dat zij in ieder ge
val betere geluiden kon voortbrengen,
volgde een weddenschap om één shil
ling! tot deelneming in de sectie alten.
Tot ieders verbazing werd haar de aan
moedigingsprijs voor Noord-Engeland toe
gekend.
Een jaar later trad zij voor het eerst in
het openbaar als zangeres op. Dat was op
een lief dad igheidsa von d voor een zieken
fonds van metaalbewerkers in Workington,
toen zij de naam Kathleen Wilson droeg als
gevolg van haar al spoedig ontbonden hu
welijk. Een plaatselijke verslaggever
schreef, dat men „haar vertolking van
Curly-headed Baby nooit zou vergeten".
Doch genoeg hierover. De vrede bracht
haar in een minimum van tijd internatio-
Deze foto werd gemaakt tijdens haar
laatste optreden (wederom in de rol van
Orfeo, die zij ook twee jaren achtereen
bij de Nederlandse Opera in het Holland
Festival vervulde) in Covent Garden.
lijke eendje van de familie. Wie haar ge
kend heeft, al was het maar van verre uit
een donkere zaal, zal dit nauwelijks wil
len geloven, maar er is een jeugdfoto om
het te bewijzen. Toen was zij veertien en
debuteerde als pianiste.
Als zodanig leek zij een veelbelovende
toekomst tegemoet te gaan. Op haar ne
gentiende jaar behaalde zij op een muziek
feest te Liverpool de eerste prijs en gou
den medaille van de jury. Toen zij al twin
tig was, had nog niemand oor gehad voor
haar stem, tenzij schrijft Neville Car
dus een enkele aanvrager van een
nummer aan de telefooncentrale van
Blackburn, waar zij werkzaam was, omdat
het moeilijk is een redelijk bestaan te ver
dienen in een beroep met zovele beoefena
ren als dat van pianist.
Haar eigenlijke carrière begon op een
3 merkwaardige wijze. In 1937 nam zij deel
nale erkenning. „Haar te hebben horen
zingen" aldus Neville Cardus en men
beaamt het van harte „mag gerekend
worden tot de zegeningen, die men be
hoort te tellen. Bijna oiwerdragelijk ont
roerend was haar optreden in Orfeo, als
uit haar verschijning van klassieke allure,
als uit marmer gehouwen, die kuise maar
warme melodie ovér het verlies van Eury-
dice begon te vloeien. Zo zingende, korc
voor haar dood. werd zij, reeds merkbaar
gekweld door pijn, deel der onsterfelijkheid
van Gluck".
Tot zover in zeer vrije weergeving en
kele passages uit de inleiding van Neville
Cardus, die als het geheim van haar kunst
beschouwt: de uitstraling van geluk door
een grote persoonlijkheid. Ook haar bege
leider Gerald Moore maakt gewag van
„deze innerlijke kracht, die maakte dat
men naar haar wilde luisteren". Hij ci
teert een uitspraak van Lord Esher, die
gezegd zou hebben „De twee opmerkelijk
ste vrouwen van Engeiand zijn de Konin
gin en Kathleen Ferrier".
De dirigent Sir John Barbirolli merkt
over haar laatste levensjaren op, dat haar
inspirerende warmte en haar kernachtig
gevoel voor humor haar nooit in de steek
lieten. Zij aanvaardde haar lot met Olym
pische waardigheid, getuige haai- uitlating
in het ziekenhuis: „Wat een gelukskind ben
ik toch!" En hij citeert met instemming de
mening van een recensent van de Man
chester Guardian: „Haar zingen solionk de
zeldzame ervaring van iets wonderbaar
lijks, aan het lichaam ontheven. Men
vreest, haar horende, nooit meer een der
gelijke pure glorie te beleven".
Benjamin Britten wijdt in zijn herin
neringen veel aandacht aan haar eenvoud
en bescheidenheid. En hij voegt daar aan
aan het einde waarvan wij, andermaal in
een kentering verkerend, staan.
Van de baanbrekende generatie van 1898
was Azorin de meest lyrische. Zijn proza
is voor alles stemmingsbeeld, kleurnuance,
sfeer. Maar het coloriet daarvan is zo plas
tisch, zo bewegelijk ook ro fijn-gedaffe- van oudheid van roerloosheid, van diepe
rentieerd, dat het geringste detail tot een rust van eeuwenlange berusting": de
essentie wordt van zijn ontboezemende fan- Memtocht van het tragische". Argamasil-
tasie, zyn speelse wijsgerigheid, zijn be- la> waQr Don Quijote-s wdeg s{ond, een
„ziek dorp". De herberg op de bergkam
it v ju van Puerto Lapiche, waar de d'olende ridn-
toe: „Er zijn talrijke platen van haar doch der de9tijds bij ma,neschijin de wacht
helaas is niets van my daarbij en dat is by zijn is een ruïne, het paleis
mijn egoïstisch verdriet, want zij zong van Du]cinea een vervallcn k'rot. En de
mijn composities met haar eigen annayolg- bergbeek in de grot van Montesinos, in die
bare warmte en toegewijde zorg, zoals zij afgrondelijke diepte welke Don Quijote
alles zon-, also, ze het belamgnjkste ter trotseerde en waarin hij „liefelijke weiden
wereirl waren en wonderbare paleizen" zag, is een roer-
w un "ls*err]J voorbeeld noemt Bruno ,oos geheimzin.nig water geworden, „een
Walter haar, mede dank zij haar natuur- du,izendjarig water, een blind water, dat
lijke waardigheid haar enthousiasme, haar een dof een niet omschrijven geluid
^S%^y0^le• hw feweld^f expressi- maakt, d.roLgend en klagend-, als we er een
te f ,a op. k terrein van muziek paar stenen in gooien". Kan het symboli-
met geestelijke inhoud voelde zij zien scher worden geZegd dam met deze meta-
thms Haar samenwerking met my be- foor, hóézeer Don Oudjote vergeten ver
hort tot de gelukkigste ervaringen uit raden, ontadeld werd?
mijn loopbaan Dit fijnzinnige verhaal, dit novellisti-
Laten wij dit artikel besluiten met de- scbe essay, dit romaneske commentaar op
zelfde woorden die haar leraar Roy Hen- Cervantes' onsterfelijke schepping is met
der son gebruikte: „Ik vraag mij dikwijls al zijn toespelingen een vurig beroep op
af wat er gebeurde, toen de laatste dappers OIlze menselijke waardigheid, een appèl
noten m het concert van haar leven weg- van actualiteit, die dit vijftig jaar oude
stierven en de trompetten aan gene zijde schriftuur in zijn diepste strekking op éém
een welkom schalden, uitbundiger dan stelt met het dringend vermaan vam
enig applaus dan zij ooit had gekend. Zou een jongere auteur dier generatie van '98,
zij hebben omgekeken naar haar vrienden' die „De opstand der horden" schreef: Or
en naar de wereld, waaraan zij zich zo ^<*3 y Gasset
weldadig gegeven had En zou, toen de be'volmolen, dat prozaïsch mechanisme,
schimmen van Bach, Handel, Gluck, Schu- waartegen Don Quijote in de vreedzame
Als Orfeo in Glyndebourne, welke uitvoe- ,mna^hteIoos ,te kee,r fcn^,eI]
ring ook op gramofoonplaten is vastgelegd. windnfotens vm Criptana 'S^dS;
domheidsmacht gedreven „reuzen", draaien
nog en hoeveel tome-lozer! Maar waar
zijn de ridders, die het er tegen diurvnen
opnemen? Die bereid zijn om zelfs het on
mogelijke te wagen teneinde het mens
onterende te keren? Ze zijn er Azorin
is er zo één. En ik denk aan wat Huizkiga
destijds schreef over die gemeenschap van
naamlozen, over de wereld verspreid1, dde
stand houd-t, Don-Qudjotisch, ter adeling
van het menselijk-hachelijke.
Als een fanaal, een waarschuwend noodu
sein, staat het vijftiende hoofdstuk aan het
eind van dit boek: er breken in Alcazar de
San Juan geheimzinnige branden uit, hier
en daar, er vertoont zich nu en dan een
raadselachtige spookgestalte. Die branden
ze zijn de gloed van Don Quijote's „des
ondanks". Die gedaante is zijn rondwaren
de schim. En al negeert de „burgemeester
van Alcazar" d'it signaal van het geweten
door te verklaren „dat er geen klok meer
geluid zal worden, al staat het hele dorp
in brand", er zullen nogmaals deson
danks klokkeluiders zyn als Azorin, als
Ortega, Unamuno, Rarniro de Maeztu.
„Wij komen allen uit de mantel van Go-
golj", schreef Toergenjev. Wie zich als
Azorin op d-e geestelijke barricade waagt
van een bedreigde mensheid- weet dat hij
uit de „mantel van Don Qurijote" komt.
bert, Brahms, Mahler en Elgar opstonden c. J. E. DINAUX.
om haar welkom te heten, een nabije geest
de woorden hebben opgevangen: Is het
goed geweest?" D. K.