Losse woorden Ramenrollers en mosterdpotjes
BAIE WELKOM, PRINS
TELEFOETSIE
DE LAA TSTE MODE IS
HIER NIET IN TEL
4*
Kaartsysteem van Nederlandse schrijvers
Zwevende verbeelding
van het Amerikaanse
burgerleven
Zeven verdiepingen
vol met costuums
DE RECHTER Porter is dood, maar nog
niet begraven: „The Deep Sleep" vertelt
van een dag in het sterfhuis en de gedach
ten en herinneringen van de familieleden,
zodat men tenslotte een beeld heeft van
hun relaties. Meer dan dat, want hier gaat
het niet voornamelijk om: de personen
verwisselen hun alledaagsheid voor een
poëtische werkelijkheid, waarin hun ge
babbel tegen de achtergrond van de dood
aan de eeuwigheid ontleend lijkt te zijn.
Gebabbel blijft het niettemin, van een
geheel alledaagse orde. Er zijn gesprekken
over huiselijke en zakelijke aangelegen
heden, verstrooide losse opmerkingen en
dialogen waarin beide personen hun eigen
gedachten volgen en elkaar geen antwoord
geven. Het is vaak zo gemeenzaam en hoe
wel zorgvuldig met een zo opgelegde
nonchalance geformuleerd, dat het op de
manier van schetsjes regelrecht verwijst
naar het Amerikaanse burgerleven, waar
naar het uitgebeeld is. Het evenwicht tus
sen letterlijke betekenis en suggestie
wordt daar wel door verstoord. Dat be
zwaar zal overigens meer gelden voor een
buitenlander dan voor een Amerikaan,
die de scènes van zijn eigen soort leven
automatisch herkent en er niet door afge
leid wordt. Als men met de neus er boven
op naar de betekenis moet zoeken, loopt
men het gevaar de bedoeling uit het oog
te verliezen: de kunst is om op de juiste
afstand te blijven.
WRIGHT MORRIS heeft inderdaad een
eigen manier van roman-maken, met een
eigen fascinering. Zijn bekwaamheid in het
fraseren helpt hem om een originele toon
te vinden, maar leidt hem waarschijnlijk
tegelijkertijd af van zijn concrete inhoud.
Zelfs een Amerikaan zou toch moeten
wensen, dat hij aan de concrete kant wat
meer hard materiaal gebruikt had. Dat
zouden nog geen ideeën hoeven te zijn,
beelden zouden al voldoen, waarin men de
personen voor zich verdeeld zag over de
scène: nu verliest men ze vaak uit de
greep en zweeft men welgezind maar on
tevreden voort op een tapijt van gevoelige
observaties. Pas tegen het eind komt er een
fors beeld in het spel: de schoonzoon Webb
moet iets zoeken op zolder, waarvan de
toegang op een merkwaardige manier vol
gens een tuimelprincipe is geconstrueerd;
hij verdwijnt in die zolder, hij vindt er
oude familiebezittingen en hij valt er in
slaap. Die bijzonderheden zijn tastbaar; als
er meer van geweest waren zou men min
der vaak het gevoel hebben dat de auteur
het leven niet wil toestaan tussen hem en
zijn roman te komen.
De laatste beschuldiging is nogal grof en
het zou niet eerlijk tegenover de schrijver
zijn om te doen alsof een dergelijke indruk
de voornaamste is die zijn boek nalaat.
Sommige van de hoofdpersonen zijn heel
goed tot stand gekomen, niet als karakters,
wat zij in het verband van dit boek ook
niet hoeven te zijn, maar als menselijke
verschijnselen. Dat geldt vooral voor de
schoonzoon Webb, een schilder wiens men
taliteit onordelijk afsteekt tegen die van
het geregelde burgerhuishouden; zijn in
vallen en uitspraken, die de schrijver wel
grotendeels aan zijn eigen opvattingen ont
leend zal hebben, zijn de meest onderhou
dende passages van het boek. De Weduwe
Porter is ook herkenbaar: een monster
van ordentelijkheid, gezag en onnozelheid.
Evenals grootmoeder Porter, taai en kinds
in de opsluiting van een leeftijd van negen
en-negentig jaar. De dochter Katherine. die
toch een sleutelpositie bekleedt tussen haar
moeder en haar echtgenoot Webb, heeft
weinig waaraan zij te onderscheiden is en
het manusje-van-alles Parsons niet veel
meer.
De manier, waarop de schrijver zijn ro
man over deze vijf hoofdpersonen leidt,
maakt het des te moeilijker om hem op de
voet te volgen, wanneer hij geen harde ge
gevens gebruikt. Het boek is ingedeeld in
korte hoofdstukken, die om beurten naar
een van de vijf personen genoemd zijn. Dat
betekent dan niet dat de naamgever het
hoofdstuk vertelt, noch dat hij er exclusief
in optreedt, alleen dat de heer Morris hem
als vast punt kiest, waar omheen hij in vol
maakte vrijheid zijn roman vervolgt. Hij
gaat snel en onbekommerd van de ene
vorm in de andere over: juist is men er
aan gewend, dat hij een persoon van bui
ten ziet of hij voorziet hem van een onuit
gesproken gewaarwording. Dan staan wij
weer enige tijd buiten, maar even latei-
halen wij samen met hem zijn herinnerin
gen op, om hem dadelijk nadat dat ge
beurd is, aan een gesprek te zien deelne
men zonder dat wij horen wat hij denkt bij
wat hij zegt. Onrustiger kan het niet. En
men krijgt ook niet de indruk, dat.die tech
niek op grond van bepaalde overwegingen
wordt toegepast, maar dat eenvoudig de
grillen van de auteur meester zijn.
NIETTEMIN passen de gevolgen ervan
wel in de manier van het boek: de perso-
OP EEN MORGEN stapte ik
een zaak binnen waar men
ijzerwaren verkocht en vroeg
naar ramenrollers. Is dat nu zo
iets raars? Ik had ze gezien bij
een kennis van mij, die ramen
rollers. Gewone ijzeren wiel
tjes, waar niets bizonders aan
was. Maar de jongeman achter
de toonbank in die ijzerwinkel
keek mij aan alsof ik naar
wasbeertjes had gevraagd. Hij
keek mij zo een hele tijd aan
en riep toen: „Vader, hebben
wij ramenrollers?"
Achter in de winkel richtte
een oude man, die daar bezig
was dozen uit te pakken, zich
op. Hij kwam schuifelend naar
mij toe. „Ramenrollers", peins
de hij onderwijl hardop, „wat
zijn dat?"
„Dat zijn rollers voor de ra
men", hielp ik hem, „daar rol
len de ramen op, als ik het zo
eens mag zeggen." Hij bleef mij
gedrukt peinzend aankijken.
Ik had hem graag wat verder
geholpen, maar het ging niet.
Ik had zelf, eerlijk gezegd,
nooit ramen op ramenrollers
zien rollen, en ik wist ook niet
precies hoe dat in zijn werk
ging. Ja, er was toch wel wat
met die ramenrollers. Ik had
ze namelijk niet nodig voor
ramen, maar voor schuifdeu
ren. Dat ging die man in de
ijzerwinkel echter niets aan.
Hij kon ze mij gewoon als ra
menrollers verkopen.
Een kennis van mij had zelf
een kast gemaakt en voor die
kast twee schuifdeuren aange
bracht. Een keurige kast. Nu
schoven die schuifdeuren van
hem op ramenrollers, die over
gewone gordijnrails liepen. Het
was wel geen echt vakwerk
een timmerman zou het beslist
anders doen dat weet ik ook
wel, maar het ging toch best.
De deuren schoven prima en
het was zo simpel eenvoudig.
Het was zo simpel eenvoudig,
dat mijn vrouw mij overhaal
de ook zo'n kast te maken.
Vrouwen hebben nooit kasten
genoeg. Maar goed, ik maakte
zo'n kast en ik was er bijna
mee klaar en ik zat nu op die
ramenrollers vast.
De oude man in de ijzerwin
kel schudde treurig zijn hoofd.
„Nee, ik geloof niet dat wij ze
hebben."
Ik ging dus naar een andere
ijzerwinkel. „Mag ik een paar
ramenrollers van u?"
„Wat bedoelt u?"
„Ramenrollers."
„Nee, die hebben we niet."
Nou een erg courant artikel
bleek het niet te wezen. Ik
maar weer naar een andere
zaak. „Hebt u rameilrollers?"
„Hoe zei u?"
„Ramenrollers."
„Effetjes voor u kijken."
De man wendde zich van mij
af en verdween achter een
deur. Een ogenblik later kwam
hij met een reusachtig en moei
lijk te tillen stuk ijzer terug.
„Is het dit?" vroeg hij.
„Nou niet helemaal", ant
woordde ik. „Kijk, als dat er
nou af was en dat en er alleen
een heel klein wieltje over
bleef, dan zou het er wel wat
op beginnen te lijken, ja
De man keurde mij geen blik
iets als houten zagen of boren
voor vierkante gaatjes, waar
naar men mij in mijn onschul
dige jeugd wel eens navraag
had laten doen? Als dat zo
meer waardig en wendde zich
tot een volgende klant.
Ik ging de vierde ijzerzaak
binnen en de vijfe en de zesde
en overal ving ik bot. Overal
iK HAASTTE MIJ naar mijn
kennis. Ik trof hem op de trap,
want hij moest juist weg. „Zeg,
die dingetjes, die jij onder je
schuifdeuren hebt, heten toch
wierp men vreemde, wantrou
wende blikken op mij, maar
ramenrollers.... niets daar
van. En in de zevende zaak
vroeg men mij: „Waar hebt u
ze eigenlijk voor nodig?"
Ik dacht, nou ik zal wel wij
zer zijn om dat te zeggen. Als
ze je toch al zo vreemd aan
kijkennee, dan kun je
toch niet gaan zeggen, dat je
ramenrollers nodig hebt om
deuren op te laten schuiven.
Dan wordt je zó de winkel uit
geworpen.
Ik begon mij onder al die ach
terdochtige blikken die die
mannen achter de toonbank op
mij wierpen hoe langer hoe on
zekerder te voelen. Die dinge
tjes, die die kennis van mij
onder zijn deuren heeft gezet,
zullen toch heus wel ramen
rollers heten, vroeg ik mij af.
Hij zal mij toch niet voor de
gek gehouden hebben? Ik loop
toch niet naar het een of an
der scherts-artikel te vragen?
Ramenrollers zijn toch niet zo
wel ramenrollers is het niet?"
„Ja, wat anders?"
Ik dacht een moment na. „Ver
tel mij dan eens waar je ze
gekocht hebt?" vroeg ik slim.
„Aan de Oostersingel", ant
woordde hij zakelijk. „Je weet
wel in die grote ijzerwinkel op
de hoek van.... Ja, hoe heet
de straat ook weer?"
Enige ogenblikken later stond
ik in de ijzerzaak aan de Oos
tersingel. Ik richtte mij tot de
lange, slungelachtige jongen
achter de toonbank en zei zo
onopvallend mogelijk: „Hebt u
ramenrollers?"
„Wat verstaat u daaronder?"
wilde de slungel weten.
Wat verstond is daaronder.
„Rollers om ramen op te rol
len", verklaarde ik helder.
Op dat ogenblik wilde die
jongeman weer in het mij die
morgen zo bekende gepeins
wegzakken, maar ik gaf hem
de kans niet.
aan, „want een kennis van mij
„U kent ze wel", viel ik meteen
heeft ze hier ook gekocht."
De jongeman haalde zijn
schouders op.
„U kent ze toch", zei ik.
„Komt u dan zelf eens kijken",
antwoordde de slungel onwil
lig en hij leidde mij naar een
wand van de winkel, die uit
kleine laadjes bestond. Buiten
aan elk laadje hing het voor
werp dat er in moest zitten. Ik
liet mijn oog glijden langs
schroeven en haken.... en
daar had ik ze. „Dat is 'm", zei
ik en wees de winkelbediende
een ramenroller aan.
„Maar dat zijn geen ramenrol
lers", zei hij minachtend.
„O nee?"
„Welnee. Dat zijn mosterd
potjes."
„Hoe?" vroeg ik.
„Mosterdpotjes", zei hij. „Ge
woon mosterdpotjes".
„O heten ze zo", zei ik. En ik
dacht, nou vooruit, dat weten
we dan ook alweer. „Geeft u er
mij maar acht van."
De jongeman trok de lade open
en er zat niets in. „Ik heb ze
op het ogenblik niet in voor
raad", zei hij, „maar ik kan
ze natuurlijk wel voor u be
stellen."
„Ik zal eerst nog eens verder
kijken", zei ik.
Ik ging naar een andere ijzer
winkel. „Ik wou graag een paar
mosterdpotjes van u hebben",
zei ik moedig. En nu deed zich
het vreemde verschijnsel voor,
dat de man heel gewoon bleef
kijken en zich meteen naar een
kastje spoedde. Ik begon het
fijne van de zaak te begrijpen.
Als je in een ijzerwinkel komt,
moet je nooit naar ramenrol
lers vragen. Dat is veel te gek.
Je moet gewoon zeggen: ..Mos
terdpotjes alstublieft.
Helaas had ook die winkel wei
nig in voorraad. Van de maat
die ik hebben moest, maar drie.
Het was onderwijl tijd gewor
den om een boterham te gaan
eten. Ik ging naar huis en on
der het boterhameten vertelde
ik mijn vrouw mijn belevenis
sen.
EN MIJN VROUW ging die
middag. Nu trof zij toevallig
een grapjas. Op haar vraag
naar de bekende potjes, ant
woordde de ijzerman: „Met of
zonder mosterd, mevrouw?"
Maar mijn vrouw was niet op
dat soort grapjes afgestemd.
„Ach kom", zei ze, „u weet
wel wat ik bedoel.
„Natuurlijk weet ik wel wat u
bedoelt", zei de ijzerman met
een toegefelijke glimlach, „u
bedoelt natuurlijk geen mos
terdpotjes."
„O nee?" vroeg mijn vrouw.
„Neen", zei de man, ,.u bedoelt
natuurlijk ramenrollers.
Het leven is soms wèl ingewik
keld. Maar enfin, wij hebben
ze gekregen, hoe ze dan ook
mogen heten. De deuren schui
ven best. En daar was het ten
slotte om begonnen.
nages worden er vager van en men kan
nooit vaststellen dat ze hier of daar in het
bijzonder zijn. Des te meer komt er aan
op de suggestieve functie tegen de achter
grond van de dood. Tenslotte zijn bedoe
ling en onbedoeld gevolg in zulke gevallen
moeilijk te onderscheiden, maar men is ge
neigd het verlangen van de auteur om
zichzelf tot iedere prijs te verbergen als de
oorzaak van de hele stijl te zien. Dat ver
wezenlijkt hij in elk geval ten volle: veel
afdoender dan wanneer hij zich met één
van zijn personen vereenzelvigd had,
schuift hij alle verantwoordelijkheid af
voor de handelingen en de gedachten die
in zijn boek voorkomen. Men vindt hem
pas in de tweede linie: in zijn puntige, idio
matische losse schrijftrant, maar men
wordt daar niet door schadeloos gesteld.
Het komt dan weer op hetzelfde neer:
een gebrek aan hard materiaal, waardoor
de betekenis van alles zwevende blijft. Men
kan het wel een bedoeling van de auteur
achten om daar juist zijn kracht in te vin
den en men zal hem ook de originaliteit
niet ontzeggen waarmee hij „het leven ziet
zoals nog niemand vóór hem het precies
gezien heeft". Hij heeft zich alleen van die
originaliteit nog niet definitief meester ge
maakt. Men houdt uit „The Deep Sleep"
voornamelijk de indruk van een bijzonder
talent over en van een verbeelding van het
Amerikaanse burgerleven, die net niet vol
tooid is. S. M.
„The Deep Sleep" van Wrijtfu Morris werd
gepubliceerd door Eyre en Spottiswoode
Het Nederlands Letterkundig Museum en
Documentatiecentrum te 's Gravenhage is
zijn werkzaamheden begonnen. Men wil
zich niet beperken tot het verzamelen van
letterkundige documenten en gegevens,
doch ook naar buiten optreden en de re
sultaten van de wetenschappelijke docu-
mentatie-arbeid aan anderen ten goede
doen komen. Nog dit jaar zullen namelijk
de „Mededelingen van de afdeling docu
mentatie" van het museum gaan verschij
nen, die een betrouwbare en zich steeds
uitbreidende schat van gegevens over Ne
derlandse letterkundigen, hun werk en de
reacties op hun werk verschaffen.
Deze mededelingen zullen niet in de
vorm van een tijdschrift worden gedrukt,
maar in die van een kaartsysteem. De eer
ste reeks zal bestaan uit basiskaarten,
waarop de namen en voornaamste gege
vens van een groot aantal Nederlandse
schrijvers vermeld staan. In de loop van
het volgende jaar zal maandelijks een aan
tal aanvullingskaarten verschijnen, waar
op nadere biografische en bibliografische
bijzonderheden over één of twee auteurs.
Sinds kort is als conservator aan het
Letterkundig Museum verbonden de heer
drs. Gerrit Borger, die onder meer met de
uitgaven der verzamelde werken van Paul
van Ostayen belast is. Directeur is de bi
bliothecaris der Koninklijke Bibliotheek,
dr. L. Brummel.
De verzameling, die voorlopig nog te
consulteren is in het Gemeente-archief aan
het Rijswijkseplein, breidt zich nog steeds
in snel tempo uit. Onlangs is hieraan toe
gevoegd de zeer omvangrijke litteraire na
latenschap van prof. dir. Jan te Winkel, een
dor bekendste historieschrijvers van de
Nederlandse letterkunde.
Nogmaals een grapje uit „The best cartoons A
from France". Zie ook pagina 6.
j.
De ond-llaarlemmer E. Huis, thans verblijvend in Zuid-Afrika, stuurde ons
het daar veelgelezen weekblad „Die Landstem" van 2 October 1954, daarbij
in het bijzonder onze aandacht vestigend op een artikel ter verwelkoming
van Prins Bcmhard, dat wij opdat ook u er genoegen aan beleeft - hier
onder in extenso overnemen.
NAMENS die hele volk wil ons u baie
welkom heet in ons midde, hooggeagte
Prins Bernhard. Ons is het jammer dat
u nie ook u vrou en die dogters saam-
gebring het nie. Hoop alles gaan nog
goed met hule.
Ons is bly dat u 'n veilige reis met die
vliegtuig uit Amsterdam oor Afrika ge
had het en ons bewonder u dat u die
vliegtuig self bestuur en so 'n mooi lan
ding op so 'n skuins lughawe as Swart-
kops in Pretoria gemaak het.
Jammer dat u daarna u voet aan 'n
stuk draad 5.000 voet onder die aarde
in 'n goudmyn op Krugersdorp moes
gaan seer maak. Maar hierdie ou din-
getjies gebeur maar in alle gesinne. Ons
het lekker gelag vir u opmerking toe die
seertjie behandel is: „Ek dink ek sal
leef." Dis wat ons boere ook maar met
hul pittige humorsin sou gesê het.
En het die mynmaatskappy toe vir u
'n paar nuwe sokkies gegee om te ver
goed vir die paar wat die draad geskeur
het? Laat ons weet. Ons help graag
mekaar.
Voor ons vergeet, baie dankie ook vir
die mooi presente wat u namens uself
en u familie aan ons Eerste Minister,
mev. Malan en Marietjie saamgebring
het. Dr. Malan is baie in sy skik met die
silwer tabakkissie met die vier Bybel-
figure daarop en mev. Malan hou ook
baie van die goue borsspeld. En moenie
praat van Marietjie se genot met die
pragtige pop wat sy van u dogters ont
vang het nie!
Ons is ook bly dat u bly is met die
geskenk, die kleuralbum van Suid-Afri-
kaanse tonele wat dr. Malan namens ons
almal aan u gegee het. En hoe hou u
van die stukkie goud-erts in die eike-
kissie wat die mynmense aan u geskenk
het? Mooi né, en ook 'n lekker herinne
ring aan die myn waarin u u voet seer-
gemaak het.
Maar genoeg van hierdie klein mens-
like dingetjies, prins, waarmee u al
klaar die harte van ons almal hier ver-
ower het. Daar is ook groot dinge op die
spel. Ons is bly dat die Unieregering en
die K.L.M. tot 'n ooreenkomst kon kom
oor die vliegdiens tussen Nederland en
die Unie, bly ook dat ons nog altyd Ne
derlandse immigrante uit u vaderland
kry om ons hier te kom help om die
Unie op te bou. Net jammer daar kom
nie genoeg van hulle nie. Kan u nie
help dat meer hierheen kom nie, of is
dit juis een van die groot doelwitte wat
agter u rei staanom Suid-Afrika en
sy geweldige ontwikkelingsmoontlikhede
beter bekend te stel by die duisende
emigrante wat elke jaar uit Nederland
na ander lande moet wegtrek? As dit so
is, bedank ons u by voorbaat vir die
groot publisiteit wat die Unie hieruit
ontvang. Dis vir ons land baie werd.
Ons hoop dat u verder 'n aangename
reis sal hé en behalwe al die hoogge-
plaasde mense ook die doodgewone bur
gers en burgeresse van ons land sal ont
moet. Hulle mag doodgewoon wees,
maar hulle is ver van dood en as u hulle
leer ken, sal u besef dat hulle buitenge
wone eienskappe het. Ja, hulle het daar-
die groot en goeie eienskappe behou wat
ons voorvaders uit Nederland saamge
bring het.
Hulle het moed en hulle het geloof.
Hulle hetook nog daardie groot vryheid-
sin wat Holland tagtig jaar teen die
Spanjaarde laat veg het. Ongelukkig het
hulle 't bietie van die verdaagsaamheid
verloor wat hulle voorwaders gehad het,
maar u sal vind dat hulle nog net so lief
vir 'n argument en vir redekawel is as
wat u eie onderdane is. En dis maar tog
die grondslag van ons gemeenskaplike
demokratiese tradisies, nie waar nie?
Geniet uself dus maar, en maak u
volkome tuis. As u kan en die mense
wat u program reël laat u bietjie vry
tyd, gaan kuier gerus by ons goeie en
gawe en gasvrye boere. U sal vind hulle
is lekker kérels en hulle ken nie forma-
liteite nie. Toe u kollega, prins Paul van
Suid-Slawië, jare gelede hier was, het
een van ons boere in Oos-Transvaal
sommer reguit na hom gestap en vir
hom gesê: „Dag, koning, ek is Ferreira."
Nou ja, as dit met u gebeur, moenie ont
stel wees nie. Dis maar soos ons boere is.
Sorg net dat u uself voorstel.
En dan nog iets. In Kaapstad wag
daar 'n vrou vir unee, die Koningin
hoef nie ontsteld te wees nieen sy wag
al lankal. In die bitter koue van ons
lente is sy nou in 'n seil toegedraai en
dit sal u taak wees om daardie seil af te
trek. Dis mos ons ou stamvader, Jan van
Riebeeck se vrouw, Maria, wat wag om
onthul te word. Ja, dis maar 'n stand
beeld, dis dié wat ons sê die Koningin
sal nie omgee dat u haar onthul nie.
Maria moet glo eendag voor die Poort
van Afi'ika gaan staan, maar ongelukkig
is daardie Poort nog nie daar nieja,
ons wonder self wanneer ons ons Poort
gaan kry. Miskien sal u kuiertje ook
daar bietjie lewe inblaas.. Ons hoop
regtig so.
Nou ja, reis maar lekker deur ons
mooi land met sy gawe mense en as u
huistoe skryf, laat weet groete van ons
almal aan Koningin Juliana en aan die
vier dogters. Sê ons hoop hulle kom ook
eendag.
>xcx3ccccaxoco(x)c<xic«5coooccccxxxxxx3oooococxxxxxcoo<xocccccoc<>^xccocccccccccocococoooccoooooooooooooccoc>'
OCOOCOCCOr OOCC<XXXXX>2000COOC<XXXOOOOOOCOCCOO« XXXCOOC<XX)C<XXXXXXXX*XXXXXCiCOOOOOOO
xooo oocoooccocccooooo
HEEFT DIE Marie-An
toinette de goede maat? Ja
zeker, maar hebt u nu ook
nog een beer voor mij? Nee,
de beer is uit. Kunt u het
niet met een leeuw doen?
Dat zijn zo van die ge-
sprek-fragmenten, die men
opvangt in het bekendste
costuumhuis van Neder
land: dat van de heren Ser-
né aan de Groenburgwal te
Amsterdam. De firma Serné
verhuurt costuums aan be
roepstoneelgezelschappen en
aan amateurs, zij steekt de
deelnemers aan een histo
rische optocht in het pak en
wie naar een bal-masqué
gaat kan eveneens bij haar
terecht.
In twee grote panden,
schuin tegenover elkaar ge
legen, bevinden zich de dui
zenden en duizenden cos
tuums, die de bedrijfsvoor
raad vormen van deze
merkwaardige onderne
ming. Hoeveel costuums er
precies zijn? Ach, dat weet
men waarschijnlijk niet
eens: in het ene pand, een
pakhuis dat uit zeven ver
diepingen bestaat, bevinden
zich er ongeveer twaalf
duizend, het andere bevat
er ook vele duizenden....
Serné levert vrijwel alle
costuums voor de Neder
landse Comedie (en voor de
Gijsbreght brengt dat heel
wat werk met zich mede!)
Daartoe beschikt het bedrijf
sinds enige tijd ook in de
Amsterdamse Stadsschouw
burg over een eigen atelier.
Voorts betrekken Rotter
dams Toneel, de Haagse Co
medie, de Toneelvereniging
en de toneelgroep Theater
te Arnhem geregeld cos
tuums van dit huis. Uiter
aard moet men voor de
meeste stukken nieuwe cos
tuums maken, omdat de
ontwerpers van de gezel
schappen nu eenmaal dik
wijls iets crëren, dat niet in
voorraad is. Welnu, dan
worden ze gemaakt ten
zij de ontwerpen zó exotisch
zijn, dat Serné later die
costuums nooit meer zou
kunnen gebruiken, in welk
geval de gezelschappen zul
ke costuums zelf (laten)
vervaardigen, of.de
ontwerper zijn creatie wat
verandert.
UIT HET amateurtoneel
is het bedrijf ontstaan. De
grootmoeder van de tegen
woordige eigenaar was na
melijk amatrice. Zoals in
die tijd bij het amateur
toneel gebruikelijk was,
maakte ze alle costuums,
die ze moest dragen, zelf.
Op een gegeven ogenblik,
in 1886, kwam ze op de ge
dachte, die de basis legde
voor dit bedrijf: ze besloot
ook costuums te gaan ma-
ken voor andere amateur
toneelspelers en haar eigen
costuums na gebruik aan
anderen te gaan verhuren.
Dat maakte opgang: hele
verenigingen telde zij wel
dra onder haar klanten. Van
alle kanten stroomden de
mensen, die een toneelcos-
tuum nodig hadden, naar
de Groenburgwal 56, waar
twee kamers en een zolder
voor het bedrijf werden in
gericht. Haar man, meubel
maker van beroep, fabri
ceerde nu en dan ook to-
neelrequisieten, maar die
tak van de zaak heeft men
later gekapt.
Allengs breidde de kring
van relaties en daarmee de
voorraad costuums zich uit.
Haar zoon zette later het
bedrijf voort. Diens zoon, de
tegenwoordige eigenaar
Bart Serné, nam op zijn
beurt de zaak over en ook
Barts zoon, Arend, is nu in
het bedrijf opgenomen
Langzamerhand kwam men
in het oude, hoge pand
ruimte te kort. Zo werd in
1923 één étage aan de over
kant gehuurd. Nu zijn alle
zeven étages ook daar in ge
bruik en wéér worstelt men
met ruimtegebrek
EEN KIJKJE in de ate
liers en bergruimten geeft
een indruk van de enorme
verscheidenheid van cos
tuums, van de Romeinse
tijd af tot 1900 toe. De laat
ste mode is hier natuurlijk
niet in tel, maar er zijn wel
costuums, die van alle tij
den zijn: die van Sint Nico-
laas, waarvan men er zelfs
vijftig in voorraad heeft!
Behalve wat Sinterklaas
betreft zoekt de firma het
overigens niet zozeer in se
ries dan wel in grote ver
scheidenheid. We noemden
de costuums van Marie-An
toinette al (in verschillende
maten). Zo zijn er costuums
uit allerlei tijden en van
allerlei volken. Spanjaarden
hangen er naast oude Ro
meinen, Chinezen naast In
dianen, achttiende-eeuwse
hovelingen naast middel
eeuwse krijgslieden. Alle
costuums zijn van goede,
sterke stoffen gemaakt,
want ze moeten lang mee.
Dat gaan ze ook voor
zover de motten, waartegen
met kamfer, kloppen en
luchten een onafgebroken
strijd wordt gevoerd, het
niet al te bont maken. Die
motten hebben in elk geval
geen kans in de harnassen,
de degens, de helmen, de
musketten, de lansen en
dergelijke, die óók tot de
uitrusting der Serné's be
horen.
Wij vroegen, wat de
grootste opdrachten van de
firma zijn geweest. Kwa
men die van Carel Briels,
de specialist in het massa
le? Dat bleek niet het ge
val: Serné heeft wel voor
„De Rijn in de R.A.I." een
tweehonderd costuums ge
leverd, maar dat aantal
werd vorig jaar ver over
troffen door de Staats
mijnen, die voor een op
tocht twaalfhonderd cos
tuums nodig hadden. Daar
mee zelfs was echter het
record van 1938 niet over
troffen: toen deed men voor
een historische optocht ter
gelegenheid van het rege
ringsjubileum van Konin-
kin Wilhelmina een beroep
op Serné en werden der
tienhonderd deenemers aan
die optocht aan hun histo
rische costuums geholpen.
En nu moet u niet den
ken, dat zulke costuums op
goed geluk worden gezon
den: niet slechts voor de
toneelgezelschappen, maar
ook voor zulke optochten
van de Staatsmijnen en zo
wordt alles voor elke deel
nemer precies op maat ge
maakt. JAN KOOMEN
BENT U wel eens in een kerk geweest,
waar u een man in zachtblauw overhemd
tegen een man in een waddenzeegroene
trui hoorde zeggen: „Neem jij z'n achter
hoofd maar, want je staat in Karei z'n
beeld7" Zo niet, dan was u nooit in de
televisiestudio in Bussum, die welclra de
langste tijd heeft dienst gedaan, omdat de
nieuwe bijna klaar is. Ik ben daar deze
week eens wezen kijken, aangezien een
mens met zijn tijd moet meegaan. Overi
gens ben ik met de trein meegegaan: die
ging toevallig toch die kant op. Zo kwam
ik er ook.
De hierboven aangehaalde conversatie
bracht mij enigszins in de war, maar ik
dacht dat het vervolg wel opheldering zou
brengen. De aangesprokene antwoordde
echter: „Ik rij mijn dolly op de snippers
in" en toen was ik toch werkelijk de kluts
kwijt. Het was mij totaal duister-, hoewel
er enorme hoeveelheden allerlei licht wer
den uitgezonden door tientallen buizen en
schijnwerpers. Hoe ik ook zocht, nergens
kon ik de kluts terugvinden. En ja, hoe is
een mens dan? Hij gaat nadenken. Met.
geen mogelijkheid wist ik me nog te her
inneren of ik 's morgens mijn kluts wel
mee van huis had genomen. De moeilijk
heid van het zoeken werd nog vergroot,
doordat ik tenslotte zelfs niet meer wist
hoe mijn eigen kluts er uitzag. Dat was
natuurlijk een gevolg van de enorme
warmte, die er in zo'n studio heerst.
Gaandeweg begon ik er iets van te be
grijpen, vooral toen ik er achter kwam dat
een dolly een wagentje is, waarop een ca
mera staat. Een tweede raadsel liet intus
sen niet lang op zich wachten. Waarom zou
men in zo'n modern bedrijf alleen maar
doof personeel in dienst genomen hebben?
Dat vraagt men zich af, als men ziet dat
iedereen met een gehoorknop in zijn oor
loopt. Pas na uren van intensieve onder
zoekingen ben ik daar achter gekomen. Het
zijn namelijk hele kleine microloontjes van
de intercom Ziezo, nu weet u het tenmin
ste ook. Dat u niet zoudt begrijpen, dat
intercom een afkorting is van huistelefoon
dat wil ik niet aannemen. Terecht kort
men bij de televisie alles af, want tijd is
geld en sparen is een nationale deugd. Op
die manier komt men veel beter uit met de
regeringstoelage, waar men van draaien
moet.
Alle cameramannen zijn met dunne
draadjes verbonden met wat men de regie
kamer noemt. Daar zit hoog en droog in
een glazen cabine de programmaleider,
die aan één stuk door wartaal uitslaat. Dat
is zijn vak. Naast hem bevindt zich een
meisje, dat alles noteert op grote vellen
geel papier, die tezamen het script vormen.
Dat is dan ook de reden, dat men haar als
scriptgirl aanduidt. Hij zegt dus en zij
schrijft: „We beginnen met een two-shot,
daarna panorameren met de vijf-achtste en
dan terug voor totaal!" Tegelijkertijd
schreeuwt een andere meneer achter een
kast vol knoppen en gekleurde lichtjes,
rood en groen: „De hengel wat meer om
laag!"
Denkend dat dit alles een reportage in
beelden over het leven der goudvissen
gold, daalde ik weer af naar de studio
ruimte. Ook dit bleek een vergissing te
zijn. De hengel was een gewone microfoon,
die bungelde aan een lange stalen arm,
waarmede men probeerde de diepere waar
heden op te vissen van een gesprek, dat
tussen twee bijzonder opgewonden mensen
werd gevoerd. Bij informatie bleek mij, dat
deze bezig waren met de repetitie van een
toneelstuk, dat des avonds zou worden uit
gezonden. „Nu een close-up met de drie-
en-half!" schalde het door het vertrek. „En
bij de nek afsnijden!" Maar nu werd al dit
kannibalisme mij toch werkelijk te gortig.
Een man in overall bemerkte mijn conster
natie en voegde mij kennelijk daarom toe:
„U kunt beter bij de monitor gaan kij
ken
Van louter ellende ben ik toen maar als
een gebroken mens, zonder kluts, in de
cantine gaan zitten, waar een toestel stond
met een bol beeldscherm, dat alles tegelijk
weergaf: zowel de acteurs als de technici
Even later kwamen de medespelenden daar
binnen, bezweet en bevend. Van de door
stane emoties natuurlijk. Het viel me nog
mee, dat ze het er levend hadden afge
bracht. Televisie, zo dacld ik, is geen kunst
maar geraffineerde koppensneller ij. Het
kan ze daar niet schelen of er hoofden val
len, als er maar een mooi plaatje komt.
OM KWART OVER ACHT ben ik in een
café naar het resultaat gaan kijken. Het
programma begon met een filmjournaal
De opnamen daarvoor moeten zijn gemaakt
in een land, waar het eeuwig mist. Men
miste voortdurend iets. Daarna kwam er
een nagemaakte oorlog in de kijkkast, heel
lang, maar niet zo leuk als een echte oor
log. En toen vertelde een lieftallige aan-
kondigster, dat het hoofdnummer van deze
avond zou zijn de opvoering van een blij
spel, waarvan ik die middag de voorberei
dingen had gezien. Het begon met een mu
zikale ouverture en daarna brak de hel los.
Alle beelden waggelden door elkaar en
tenslotte bleef er niets dan grijze duister
nis over. Men hoorde nog enkele verwar
de kreten. Nu werden dus de nekken afge
sneden, dacht ik nog. Toen ik weer bij
kwam, vertelde men mij dat de zender was
uitgevallenEn daar maken ze nou al
die drukte voor.
KO BRUGBIER