„Uit de diepte heb ik geroepen" GOED EN BLOED VOOR DE VRIJHEID Hoe het begon Toenemende druk Halverwege 1 Hongerwinter De Bevrijding Hard tegen hard HET GEBAAR VAN HET GEWONE 10 MEI 1940. Ik sta om 3 uur op, t is nog donker als ik naar de boerderij fiets, t is 3 minute fietse. Ik span t paard in de kar en wil weg varen als er boven m'n hoofd vliegtuige bromme ik denk, van 6 stuks, geen ge dachte aan oorlog. Ik rijd door t dorp waar de bakker met z'n blouwe hemd in t raam staat, ik zie nog z'n blote bille, hij roept zoude we oorlog hebbe, ik lag hem uit en roep tege hem van oefening, aan 't veld ge komen is t op slag 3.30 ik begin te zaaien. Ik hang t paard de kopzak aan en die doet niets liever dan vrete maar van daag niet hij staat te wibele in de kar. Ik zaai rustig voort en trek me niets van de mense aan. de vliegtuige kome aan met zwerme. 4.30 uur, de zon schiet haar eerste stra len uit t ooste en zet alles in n paars goude licht t is 'n pracht om te zien en daar bove vliege als zilvere vogels de vliegers, alles ziet er uit of was t 'n te kening. Alles is op straat en praat en redeneert en roept, de lucht afweer in Weert be gint met duivels geraas te schieten, ko gels van geweren en mitralieurs tikke bij mij in de akker neer. Ik ben klaar gekom met zaaie, ik heb 2 perceele gezaaid same groot l'/2 ha. en 300 kg kalkstikstof, ik ben erg zwart en stink naar de meststof. Brugge vliege de lucht in en geweer en kannone razen, de aarde schut en beeft en dit alles bij zo'n mooie lente morge. (Uit het dagboek van een negentien jarige boerenarbeider uit de omgeving van Weert). 10 SEPTEMBER 1942. Zo juist is Dien gekomen en zit te vertellen over de Jodenvervolging in Amsterdam. En jonge man en vrouw en kindje heb ben dan ook onze bijzondere aandacht, vooral als Dien aan ons vraagt, of wij geen idee hebben om die menschen in ons huis op te nemen. De stakkers zitten in doodsangst want ieder ogenblik kun nen ze weggehaald worden. Na lang praten komen we overeen, dat we er eerst eens een nachtje over wil len slapen, want er is veel risico aan verbonden, dat begrijpen we maar al te goed. Ook Toos haar moeder, die bij ons logeert wordt raad gevraagd, doch moeder zegt, hoor eens, Toos en Piet, jullie moeten het zelf weten, ik kan jul lie hier in niet raden. Enfin, we gaan naar bed met een hoofd vol zorgen. Wat is onze christen plicht? Ja, dat weten we wel, maar de angst als er eens iets gaat gebeuren. We i brengen onze zorgen bij den Heere voor J we naar bed gaan en vragen Hem bij stand in deze voor ons zo moeilijke zaak. Beide slapen we onrustig, maar als de morgen daar is en we zijn ontwaakt, staat ons besluit vast. We moeten de menschen helpen en de Heere zal over ons waken. Daar zijn we beiden vast van overtuigd. (Uit het dagboek van een 38-jarige ge meente-ambtenaar uit Veenendaal). <XXXXXXXXXXXXXXX>CCOOCOCXXXXXXXXXXXXCCOOC<XXXDOC<XXX 1942: Voor het laatst op het Olympiaplein. 1942: Instappen voor de dodentrein. Ontberingen en verschrik kingen, pijnigende onzekerheid en geestelijke verdrukking herleven in dagboekfragmenten van Nederlanders - goede en verkeerdehalve en hele slappelingen - in de vijf gruwelijke jaren van Duitse bezetting AAN DE STRIJDERS. Dit is geen rhetoriék en ik zal mij bedwingen. In een stemming als die, waarin wij nu verkeren, vervallen we licht in woorden, die later bij nuchtere beschouwing en in ge woner dagen, frases schijnen. We zijn opgewonden, vreemd en ver van onszelf en we lijken te zweven. Omdat het onge lofelijke is geschied en omdat het gedaan is met het gebaar van het doodgewone!" ER BEHOEFT aan het bovenstaande citaat uit het dagboek van een Joodse journalist over de Februaristaking van 1941 niet zo heel veel veranderd te worden Vijf jaren lang: de overwinnaars om het ook een vertolking te doen zijn van de gemoedstoestand waarin men verkeert wanneer men de heden bij Martinus Nijhoff verschenen „Dagboekfragmenten 1940 1945" heeft uitgelezen. Want meer nog dan in de voorafgaande bronnenpublicaties van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie het geval was, herleeft in dit 638 pagina's tellende boek werk de herinnering aan oorlog en bezet ting, aan leed en onderdrukking, maar ook aan zuiverheid, offerbereidheid welke in die jaren ons deel waren. Het dagboek is wellicht de litteraire vorm, waarin de mens het meest zichzelf kan zijn, waarin hij het eerlijkst zich uit spreekt. Het is direct, het is niet omschre ven met de bedoeling dat andere ogen het zullen lezen, meestal wordt dit zelfs na drukkelijk verhinderd. Degenen die hun dagelijkse gedachten en ervaringen aan het papier toevertrouwen doen dat, als regel onbewust, om het verleden vast te houden in de eerste plaats, om hun gevoelens te analyseren, hun levenshouding te bepalen en hun handelingen te toetsen aan alge mene normen vervolgens. Uiteraard worden waarde en inhoud van een dagboek mede bepaald door milieu, ontwikkeling en karakter van de schrijver, maar waar het in de oorlogsjaren ging om de diepste dingen des levens werden de eerste twee factoren onbelangrijker naar mate aan de laatste eigenschap hogere eisen werden gesteld. En dan kan men ont roerd worden door de in een onbeholpen spelling en zinsbouw, maar met welk een zuiverheid van gemoed neergeschreven re gels van een twintigjarige boerenarbeider uit de omgeving van Weert, die noteert: N.S.Bplakate in t dorp aan de electr. palen maar ze worden achter elkaar ver wijderd ik word op heterdaad betrapt en ke prijs een principiële houding wenst te bewaren, principieel ten aanzien van de hulp aan de geallieerden, ook al weet en beseft hij dat hy het leven van andere landgenoten daarbij tevens in de waar- schaal stelt, principieel ten aanzien van de arbeidsinzet, principieel ten aanzien van het wachtlopen voor de Duitsers. Over het laatste schrijft hij: „Vrijwel alle collega's res.officieren l?i mijn omgeving zijn realisten, practische mensen met beide-benen-op-de-grond- staanders, die zonder enig overleg, zonder enige overweging, onmiddellijk, volledig en volkomen vanzelfsprekend, natuurlijk wél wachtlopen. Het komt zelfs in hen niet op dat hier een probleem ligt". en hun slachtoffers moet beloven dat ik t niet meer doen zal i!c beloof t maar doe t even goed". „Aan de strijders" schreef die Joodse journalist in zijn dagboek en deze verzame ling van dagboeken kan als een bewijs gel den, dat die strijders niet zo gering in aan tal waren, ook al bedienden ze niet alle maal een geheime zender of oefenden ze niet allen met een sten-gun. DE INDRUK welke deze journalen ach terlaten wordt ongetwijfeld nog versterkt door de intelligente samenstelling van dit werk. Deze bloemlezing, welke gebaseerd is op een selectie verricht door mevrouw dra. T. M. Sjenitzer-van Leening, weten schappelijk medewerkster aan het Rijksin stituut voor Oorlogsdocumentatie, behelst namelijk niet een aantal willekeurig geko zen fragmenten, maar biedt wel degelijk een samenhangend beeld, waaruit ook de lotgevallen van enkelingen zijn te onder kennen. Bovendien is het ter beschikking staande materiaal ook zo geschikt, dat men een zeer getrouw inzicht krijgt in de noden en zorgen van de verschillende maatschap pelijke geledingen van ons volk tijdens de bezetting. Over vrijwel de gehele periode van vijf jaren en ze lijken ook bij lezing van deze dagboeken lang, heel lang strekken zich de aantekeningen uit van een adviseur op rijpere leeftijd uit Overysel, voorbeeld van de reacties van en vrijheids lievende intellectueel op de bezetting, maar ook die van een Rotterdamse tramconduc teur, die in het begin van de oorlog vertelt, dat hij van f 28.08 per week met zijn vrouw en twee kinderen moet rondkomen en in 1945 dan ook met hongeroedeem in een ziekenhuis wordt opgenomen. De schryvers van de dagboeken zijn in de anoniemiteit gebleven, maar de veron derstelling is gerechtvaardigd, dat de re- serve-artillerie-officier, die zo'n boeiende en enerverende beschrijving geeft van de slag om Mill in de Peel-Raamstelling, de zelfde is als de Noordhollendse ingenieur, die later verschijnt als een man, die tot el- Deze man zal de teleurstelling van zijn leven ervaren wanneer hij in het voorjaar van 1945, door de linies geslipt, eindelijk de vrijheid en de bevrijders hervindt, maar die geen enkele belangstelling tonen voor het idealistisch toekomstplan dat hij heeft opgesteld. ZIJN ER DAN ALLEEN maar dagboe ken opgenomen van hen die „goed" waren en dan nog zo goed, dat zy ook altijd prin cipieel handelden? Gelukkig niet; er zijn dagboekfragmen ten van Oostfrontstrijders, van een in de Meidagen geïnterneerde commissaris van politie, die bij zijn vrijlating in de capitu- (Zie verder pagina 5) oooooocooooooooo VRIJDAG 30 APRIL 1943. Lang leve Prinses Juliana!!! De Prinses viert nu haar 34ste verjaar dag in Ottawa. Het is te hopen, dat ze het volgende jaar, haar verjaardag in Den Haag mag vieren, tussen juichende mensen, terwijl de driekleur overal wappert. Oom Piet was er vanmorgen even, hij zei, dat er staking is bij de Spoorwegen, in Amsterdam en in Hengelo. Het is te hopen, dat de mensen nu een beetje op standig worden, en zich niet door die moffen op de kop laten zitten! Ik heb vanmorgen een boodschap ge daan voor Pa, ik moest n.l. een doosje aardbeien wegbrengen naar Kasteel Duin en Kruitberg. Vanmiddag ben ik met Jan naar Heemstede geweest. Hij moest ook 'n boodschap doen op de Am sterdamse vaart en toen hebben we met een het bombardement bekeken. Er staat vandaag in de krant, dat de provincies N.Holland, Gelderland, Overijsel en Limburg om 8 uur binnen moeten zijn. 's Morgens mag je om 6 uur pas op straat. Ik denk, dat het juist de provin- 8 cies zijn waar ze gestaakt hebben. Me- 8 neer de Hoogt was al om half drie thuis en vertelde, dat ze in Delft geen water, gas, licht, brood en groenten hadden. Mies is toen allemaal brood en groenten gaan halen. Vannacht luchtalarm, de 43ste keer. ZATERDAG 1 MEI. Er is vandaag niets aan de hand. De mensen zijn natuurlijk bang van wat er in de krant stond n.l. 8 de stakers krijgen geen loon. Moe heeft 8 van Oom Piet een pond boter en 'n stuk 8 spek gekocht en we hebben het al. Dat spek van dë slager hebben we nooit ge- 8 had. He', kost over de honderd gulden, y, ongeveer 20.per pond, de boter ook. 'rj. Het regent vandaag. Ik denk, dat ik niet o kan hockeyen vanmiddag. 8 Nee, hoor, ik ben niet geweest. Ik ben in de stad geweest en moe en ik hebben waarachtig nog een paar gebakjes op de kop kunnen tikken zonder suiker in te leveren. A. Davelaar kwam net even, en toen heb ik Ankie Soeters even opge beld om te vragen of het feest morgen doorgaat. Want er staat in de krant, dat er zolang dat politiestandrecht duurt, geen sportwedstrijden gehouden mogen worden. En nu gaat het niet door. Dat 8; is verdorie de 2de keer al. Misschien 8 kunnen we morgen geeneens tennissen. f. (Uit het dagboek van een vijftienjarige 3 o meisjesscholier uit Haarlem). A XXX>3<XXXXX«OCOOCOCXXX*XXXXIOOOCilOOCOOOCCCOOOCCCOOOOCO(.':Cif t DINSDAG, 23 JANUARI 1945 Een dag of tien geleden heeft het hard ge- 2 vroren: 's nachts een paar maal -12° C. 8 Daarna is het pracht weer geworden tot midden verleden week. Toen begon het 8 te stormen. Donderdag, de eerste dag 3 van de storm, ben ik de meer in ge- 8 weest 50 kg tarwe voor het bontkleedje 8 met een karretje halen. Kwam meer dood dan levend thuis. Kon mij toen indenken wat een „dodenrit" het is naar „de Noord". Zaterdag is het begonnen 8 te sneeuwen. De sneeuw ligt er nu nog j en ze is hard geworden door de lichte 8 vorst, die daarop inviel. Gisteren ben ik met de slee weer de Meer in geweest. 3 Was er ontzettend stil (vanwege de raz- 8 zia's denk ik). Gaf „drupoog" (een 3 eigenaardige boer wiens ogen altijd tra- nen en wiens neus altijd druppelt) 2 paar mooie bontwanten (I voor z'n vrouw en 1 voor z'n dochtertje) Toen hij vroeg wat moet je ervoor hebben, antwoordde ik hetzelfde wat hij ons deed als we wat kregen van hem: „Nou Laat maarDat is wel goed". En 8 daarna: „Als U ons zo nu en dan aan 3 aardappels helpt(Hij zei altijd: „Na 8 de oorlog koon ik wel es bij je vader 8 een bontjekker halen") Piepers had hij niet meer en ik kreeg alleen een kwart c; mud koolrapen. Juist toen ik weg wilde gaan, zei hij: „Moet je een vat erwten hebben" Ik kreeg minstens 25 pond 8 erwten. Ik had dus niet verkeerd ge gokt! Vogelaar wil maar 25 pond tarwe voor de voetenzak geven. Vader doet het niet, 1 mud tarwe kost op 't ogen blik 1500.Vandaar dat Mulder ons niet wil afleveren. We aten gisteren voor 7,50 tot 8 spruitjes 3,50 per kg) Is ook geen groente meer te krijgen. Gelukkig hadden we wat kolen gesleept. Hebben vandaag (avondeten): 1 bord i bruine bonensoep, alleen koolraap met 3 suikerbiet en 3 suikerbiet-tarwe drie- 3 in-de-pan gegeten. Ik rammel vanavond van de honger, ik ben er een beetje misselijk van. Ik kreeg gisteren bij Vo- 8 gelaar 2 kopjes thee en 1 koekje! Snap- pen die boeren niet dat ik meer behoef te heb aan een glas melk met een flinke 3 boterham? Die boeren leven ook eigen- lijk nog zo voor-oorlogs. Alleen Woens- dag en Vrijdag zijn er grote boerderij- 3 razzia's geweest. In H'lem en omstre- 3 ken houden de Duitsers sinds verleden week Zondag iedere dag straatrazzia's. 3 Ben er een paar maal middendoor ge- lopen. Gelukkig zie ik er nogal jong uit 3 (en bleek). Een rare gewaarwording is j zo'n razzia: Je merkt eigenlijk niets, 3 soms zie je een onvoorzichtige man 3 oppikken. Er heerst een beklemmende 3 spanning, geen mof is dan te vertrou- wen. En dan is het zo weer weg, de moffen zitten n.l. altijd op (onze ge- gapte) fietsen. Maar de beklemming 3j blijft. In de lucht hangt de spanning 8 van vijandschap tussen Mof en Neder- 8 lander. De Duitsers zijn niet langer x 8 „nieuwe-orde-brengers". Ze verklaar- 0 den zich openlijk tot onze vijanden na 8 de spoorwegstaking, of liever wij ver- <- klaarden ons mèt de spoorwegstaking openlijk tot hun vijanden. 8 Sinds een elf dagen woedt het Russische 8 winteroffensief. In een verbluffend tempo rukken ze naar Duitsland's gren- zen op èn.... zelfs Duitsland binnen, s Dit heeft de algemeen pessimistische 8 stemming wat opgehaald naar optimis- g tischer sferen. Moeizaam leeft iedereen van de ene dag naar de andere. Déze zomer loopt het nu toch wel af, durft men weer te denken. Onze boom is ein delijk geheel om. We stoken nu alleen hout en hiêrvoor hebben we hooguit drie weken hout voor. Enfin, de Hout is gelukkig dichtbij en zo heèl lang zal het. 8 toch niet meer duren!? 8 Sneeuwboel door de regen weggespoeld. (Uit het dagboek van een zeventien- jarige Haarlemse H.B.S.'er). 8 8 5 MEI 1945 Ik had gemeend, dit dag- boek te kunnen eindigen met een zin 3 als: daar verschijnen de eerste Canade- zen, nog besmeurd met kruitdamp, om c de hoek van de straat. Het is heel an- c ders gelopen. We wachten hun komst, fris en monter, nog steeds af. Ik had gedacht, dat het einde, verlich- j; ting zou betekenen, zoiets als het a flog- 8 gen van een loden pak. Weer is het an- ders gelopen. Ik kan aan het denkbeeld, 8 nu werkelijk vrij te zijn, maar moeilijk 8: wennen. 8 (Uit het dagboek van een 38-jarige S Delftse onderwijzer). Het op deze pagina's gebruikte authen tieke fotomateriaal is ons welwillend ter beschikking gesteld door het Rijks- Instituut voor Oorlogsdocumentatie. CCCCOCXXXXXXXXXXIOCCCO xxxxxxxxoooooooooooooocooooooocooooocoooooooooocxxxxxxxx 29 APRIL 1944. Hele rustige dagen zon der gasten, veel te rustig, ik verlang weer naar bezoek. Om 5 uur wordt een eenzame Franschman gebracht, geluk kig heeft hij gezelschap aan Leo. Maan dag zou hij weer gehaald worden en Dinsdag zouden er eerst weer nieuwe komen maar het lot besliste anders. Om 6 uur zie ik 7 fietsers komen, ik schrok al, dat was een beetje veel voor de Zon dag, maar 4 waren geleiders. Aan een van de nieuwelingen was direct aan zijn Frans accent te horen als iemand du Midi, hij kwam uit Toulouse. Ze waren uit Venlo op 't vliegveld terecht gekomen en door de Duitse douane op gepakt en ingesloten, alle papieren en de portefeuille afgenomen. In die 5 min. dat de politie weg was om te informee- ren zagen ze kans om 't getraliede raam pje v/d cel kapot te krijgen en te ont snappen. Om half 8 kregen ze eindelijk avond eten, om 8 uur wordt er weer geklopt en werden er twee Russen gebracht. Ze hadden ze onderweg al gezien en ge zegd, dat ze wachten moesten, maar uit angst hadden ze zich verstopt. In 't be gin vertrouwde'ik 't niet, het was moei lijk met ze te praten, daar alleen één een heel klein beetje Duitsch kende. Ze kwamen uit Essen, waar de drie Fran- schen ook vandaan kwamen gevlucht na 't bombardement. Van Essen is niet veel over. Door de Franschen werden de Russen ook nog verhoord en hun bagage nagekeken, maar het bleek goed. Ik vroeg hun „kommen Sie von Essen" en hun antwoord was „nicht Essen, trin- ken". De arme kerels in Duitschland waren ze met een Hollander gevlucht, hadden in een hooiberg geslapen. In Holland was het moeilijker, waar ze om drinken vroegen, overal werden ze ge weigerd, waren de mensen bang voor hen. Ze waren nog zoo jong en dood moe, ik kon wel huilen uit medelijden met ze. In Frankrijk kunnen ze niet o blijven, daar worden ze direct opgepikt, 3 ik vroeg of met de eène Franschman 'g mee naar Toulouse konden en dan naar g Zwitserland. Dat wilden de Russen ook 't liefst, naar Zwitserland en daar blij- 8 ven. Gauw maakte ik nog een kliekje 8 snijboonen en wat vleesch klaar, dat 3: werd met smaak verorberd. „Gut, gut, fi danke" en toen gauw naar kooi. Ze 8 konden het trapje bijna niet meer op 8 om boven te komen. gj 1 MEI 's Avonds alle zes vertrokken, 3 de vier Franschen op de fiets en de twee Russen te voet. 8 Er is me weer gevraagd of ik 6 piloten 3 onder kan brengen, ik krijg ze Woens- 8 dagavond. Ze moeten weg uit Helden, o daar er gedurig naar piloten gezocht 8 wordt. g (Uit het dagboek van een 56-jarige 8 eigenares van een landgoed in Midden- 8 Limburg). 8 1940: De bezetters cn hun helpers. 1910: De bevrijders en hun vrienden. uooc*x»ooc*x*x>x*xoocococoooca ZO KAN MEN van dit boek getuigen, dat het een waarheidsgetrouw beeld geeft van de lotgevallen van de Nederlanders in een tijd perk dat te snel uit onze gedachten schijnt te gera ken. Maar wellicht geldt dit niet voor vele van de schrijvers en schrijfsters van deze dagboeken: zy hebben hun leven in die ja ren vastgelegd. Maar in dit geval mag men zeggen: hun leven was ons leven. Ook wij hebben deel gehad aan de ontberingen en ver schrikkingen, aan de pijni gende onzekerheid en de geestelijke verdrukking welke ons werd aangedaan en opgelegd. Een heel volk heeft toen uit de diepte van zijn be staan geroepen en de echo daarvan klinkt ons uit dit boek nog in de oren: dit is geen rhetoriek. Bij de nuch tere beschouwing achteraf, in gewoner dagen, zijn deze woorden geen holle frases gebleken: zeker, we waren opgewonden, vreemd en ver van ons zelf, we leken te zweven. Maar het ongelofe lijke is geschied en het is gedaan met het gebaar van het doodgewone. En dat is de betekenis van dit boek. J. H. BARTMAN (Vervolg van pagina 4) latie slechts weet te zeggen: „Onze dag komt", of van een Jeugdstormster, die zich in de sympathie mag verheugen van vele leden van de Duitse Wehrmacht („De ene Duitser is nog niet vertrokken of de ande er staat al weer voor de deur", zegt Pa boos) en er is tenslotte, na Dolle Dinslag, een huilerig relaas van een naar Duitsland gevlucht „Kameraadske", dat daar iets van de ware verbondenheid met het eigen land schijnt te voelen, ook al gingen haar zor gen in de ballingschap onverminderd uit naar watergolf, permanent en roddel. Behalve de „verkeerden" en de goeden treft men ook de „halven" en de „slappe lingen" aan. We kunnen ons slechts scha men voor de twee „Engelandvaarders" die, in een Zuid-Frans kamp vastgelopen, al leen maar kunnen schelden op de „Tom mies", die in gebreke blijven hen te ver lossen. De notities van een weliswaar voor de Duitsers werkende monteur in War schau en Minsk verraden ten minste nog medelijden met de onderdrukte Polen en Russen en met de ook daar tergende ver nietiging van de Joodse bevolking. Bij de jeugd, hoewel in het algemeen aan de goede kant staande, treffen we een vaak ontstellend gebrek aan begrip voor de ernst der situatie. Een Amsterdamse kantoorbediende van negentien jaar schrijft bijvoorbeeld: „We kunnen haast niet dan sen, wat voor ons het ergste is". GELUKKIG dat daar zovelen tegenover staan die tonen goed en bloed voor de vrij heid te willen offeren. Er is een waarlyk heroïsch dagboekfragment van een 27-ja- rige ingenieur, die als Engelandvaarder ter dood is veroordeeld en met zijn lotgenoot overweegt beslist geen gratie te vragen: „Moet het feit, dat we gratie vragen om- dal we spijt van onze. daad hebben niet een heel vreemde indruk maken, nadat we tijdens alle verhoren en op de rechtzitting steeds verklaard hebben opnieuw in zee te zullen steken, als ons daartoe de kans ge geven wordt?" En dan is er die Veluwse zakenvrouw, die de onderduikers bij dozijnen een onder komen verschaft: ze heeft een gehele orga nisatie daartoe opgebouwd. Dan komt de bevrijding en ze wordt in triomf naar het bordes van het raadhuis gebracht, tezamen met andere verantwoordelijke leiders der illegaliteit, 's Avonds schrijft ze verwon derd: „Ik had nooit gedacht, dat ze me bij de hoofdpersonen beschouwden". '-"C! 1944: In de rij voor een hap eten

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16