Anouilh treedt in het voetspoor
van De Musset en Marivaux
25 jaar theater De Uitkijk
ALLEEN MAAR GOEDS
Er loerden gevaren op straat
in het duistere verleden
De goede films kwamen er toch
Terrassenkasteel voor
publiek geopend
Ook in Nederland
Sterrengids 1955
„De Navolging" in een
nieuwe vertaling
Een dichtbundel als
Nieuwjaarswens
Onze Puzzle
(Van onze correspondent in Parijs)
Het Parijse toneelseizoen is nu, in De
cember, al wel zo ver gevorderd dat men
er een eerste balans van kan opmaken. De
komende Kerstdagen betekenen vanouds
een periode van hoogconjunctuur, want
het blijft voor de Parijzenaar een traditie
althans de vooravond van het feest in een
theater door te brengen. Over gebrek aan
keuze zal hij zich in ieder geval dan niet
te beklagen hebben. De zo omstreeks vier
dozijn theaters (music-halls en variété's
niet meegerekend) waarvan er zesentwin
tig door vrouwen worden gedirigeerd, bie
den elck wat wills: van het vederlichte en
schalkse boulevard-amusement via de ex
perimenten van de avant-garde tot de
meer subtantiële probleemstukken.
TOT DE LAATSTE categorie, het toneel
waarvan men een gedachte mee naar huis
kan nemen, behoort zeker wel „Les Cy
clones" van Jules Roy, dat door de voor
treffelijke acteur Pierre Fresnay uit
de film bekend als Monsieur Vincent
nu wel bijzonder knap op de planken is
gebracht. „Les Cy
clones" - dat vorig
jaar een belang
rijke toneelprijs
verwierf - speelt
in vliegerskringen en beschrijft de ge
beurtenissen rond een nieuw model jager
waarvan de eerste exemplaren bij de
proefvluchten, de één na de ander, ver
ongelukken. De Cycloon is een toestel,
waarmee een regering de suprematie in
de lucht hoopt te zullen veroveren en
daarom wordt er van hogerhand krachtig
op aangedrongen dat de experimenten, on
danks de verliezen, toch zullen worden
voortgezet. Maar wanneer de commandant
van de groep al zijn beste piloten ën
kameraden verloren heeft, dan weigert hij,
bij een nieuw bevel, nog meer vliegers op
te offeren. Tenslotte wordt in een gesprek,
laaiend van spanning, tussen de generaal
als woordvoerder van het ministerie, de
kolonel gespeeld door Fresnay en de
commandant niettemin besloten met de
proefvluchten voort te gaan. Maar de com
mandant gaat met die beslissing alleen
accoord onder de voorwaarde dat hijzelf
en alleen in zo'n „vliegende doodkist" zal
mogen klimmen. Die vlucht, welke men
vie de radio in het bureau van de kolonel
zal volgen, wordt tevens het dramatische
hoogtepunt van het stuk. Plotseling stokt
de uitzending. De kolonel verbleekt, ver
stijft. Zal dus ookMaar de stem van
de telegrafist knarst dan opnieuw uit het
toestel. Een paar minuten later is de cy
cloon voor het eerst behouden op de basis
gedaald. Als een aartsengel in zijn witte
overall brengt de commandant het verslag
uit van zijn vlucht. Hoe hij hoger is ge
stegen dan eigenlijk was toegestaan en hoe
de motoren toen eensklaps weigerden. Tij-
Jean Anouilh
dens de val had hij er kans toe gezien de
motoren weer in te schakelen en zo was
dus tevens aangetoond dat boven een
zekere hoogte door de verlaagde luchtdruk
het ontbrandingsproces in de motoren tot
stilstand komt.
Dit verhaal, vol spanning en moderne
dramatiek, wordt door Roy, die zelf avia-
teur is geweest, verteld zonder een zweem
van avonturiersromantiek in een zuivere,
sterke en mannelijke taal. En in dat ver
haal ligt dan tevens het probleem ver
ankerd van de gemeenschap, die voor
haar behoud soms het hoogste offer van
de enkeling moet eisen. Een probleem
waarover, ook naar aanleiding van Roy's
gemoderniseerde versie, zeker nog wel het
een en ander te zeggen zou zijn. Zoals het
Pierre Fresnay
stuk hier in een voortreffelijke bezetting
wordt gespeeld en geregisseerd door Pierre
Fresnay, zou het, menen wij, ook in Ne
derland, luchtvarende mogendheid bij uit
stek, stellig brede en intense belangsteMing
ontmoeten. Er zijn wel eens Franse stuk
ken van minder belang en kwaliteit in
Nederlandse versie uitgebracht.
IN EEN HEEL ANDERE sfeer beweegt
zich het laatste stuk van Jean Anouilh, de
vierenveertigjarige meester van de gene
ratie Franse toneelschrijvers die tijdens
de laatste oorlog voor het eerst in brede
kring van zich deed spreken. Anouilh, die
voor het Nederlandse theaterpubliek even
eens al lang geen onbekende meer is,
pleegt zijn productie te onderscheiden in
„pièces noires" en „pièces roses" zwart
of rose, al naar gelang de ernst of de luch
tigheid de eerste plaats inneemt.
De titel „Cécile ou l'école des pères"
Cécilia of de school der vaders" houdt
een duidelijke toespeling op de „School
voor vrouwen" van Molière in. Men heeft
zonder twijfel te doen met één der opge
wekte comedies van deze auteur met het
dubbelgezicht. Het is een werk dat
Anouilh oorspronkelijk geschreven heeft
voor het trouwfeest van zijn dochter, die
er met de titelrol, in de Studio des
Champs-Elysées, dan ook een charmant
debuut mee maajtt. De tegenrol van de
vader heeft Anouilh, die het directe con
tact met het publiek steeds zorgvuldig
trachte te vermijden, overgedragen aan de
bekwame acteur Henri Guisol, die elke
avond met zwier de ruim veertigjarige
weduwnaar met het licht ontvlambare
hart op de planken plaatst.
Cécild heeft een gouvernante, enige ja
ren ouder dan zij, die dat hart van papa
in vuur en vlam zet. Een voortvarende
man deze vader, die nu echter wel eens
in de knoop raakt, omdat zijn passies bot
sen met de moraal, die hij tegenover zijn
dochter zo gaarne hoog wil houden. Com
plicaties, die hun hoogtepunt bereiken op
een avond in de maanbeschenen tuin,
wanneer hij met de gouvernante een om
metje zou maken en tevens een poging ver
ijdelen moet van een aanbidder van Cé
cile, die het minderjarige meisje schaken
wilde. Heel veel om het lijf heeft die in
trige niet. Evenals bij De Musset, Beau-
marchais en Marivaux, de directe voor
zaten van de Anouilh der rose stukken, is
het hier die lichte, als champagne schui
mende geest, waaraan dit stuk zijn trans
parante, vluchtige charmes ontleent. Een
speelse zwier in een speelse taal, waaraan
ieder zwaar accent vreemd is en waarvoor
de Fransen over het algemeen bijzonder
gevoelig zijn. Typisch een stuk voor bin
nenlands gebruik.
TOT DE WERKEN van algemener be
lang mag men, in opzet, wel „Balmaseda"
rekenen, dat deze weken in het Théótre
Juist voor het afdrukken van dit num
mer vernamen wü, dat de opvoerings
rechten van „Les Cyclones" voor Neder
land zün verworven door de toneelgroep
„Puck" te Amsterdam, die er onder
regie van Cas Baas op Nieuwjaarsdag
1955 de première van zal geven in het
Nieuwe de la Martheater.
Hébertót wordt opgevoerd. Maurice Cla-
vel, auteur van de generatie Anouilh,
heeft dit werk naar een Spaans gegeven
bewerkt. De donkere gloed, bezwangerd
van noodlotsgevoelens, heeft hij met een
minimum aan grote woorden knap weer
gegeven.
Het is het drama van een vrouw, die
voor de tweede keer getrouwd is met een
man, die verliefd raakt op de dochter uit
haar eerste huwelijk in wie hij dan de
moeder van twintig jaar geleden herkent.
Een stuk met krachtige emoties, waarin
schoten vallen en bloed vloeit. Het bloed
van de jonge rivalen en minnaars van het
meisje, die 's avonds op het erf rond de
boerderij door de pleegvader worden neer
geknald. Een stuk met een tragische ont
knoping ook, wanneer -^e oudere vrouw
haar man ziet vertrekk. met de dochter,
om eenzaam achter te blijden bij het uit
gedoofde vuur als het gordijn de zaal weer
van het toneel zal scheiden.
Helemaal van theatrale effecten in
de niet zo gunstige betekenis van het
woord is „Balmaseda" misschien niet
vrij te pleiten.
Maar wie van
„sterk toneel"
houdt (het stuk
wordt heel goed
gespeeld door Marquérite Jamois als de
moeder, Cathérine Sellers als de dochter
en Jacques Dumesnil als de echtgenoot)
kan bij Hébertót wel weer terecht.
opaooDcvryvvrooixoocxxxxxxxxxxxxxxxxxocociccocioooccioooooocx:
De restauratie van het kasteel Neder*
Canne te Maastricht nadert haar voltooi»
ïng. Het in het Zuidelijk poortgebouw ge»
vestigde café-restaurant wordt Donderdag
23 December in gebruik genomen. Tijdens
de aanstaande feestdagen worden de eer
ste gasten, waaronder ook autoriteiten uit
België, verwacht. Het hoofdgebouw zal
waarschijnlijk tegen Pasen van het volgen
de jaar voor het publiek worden openge»
steld. De nieuwe boswachterij wordt in de
loop van Januari betrokken.
Het kasteel Neder-Canne werd destqds
aangekocht door de stichting „Het Lim
burgs Landschap". Het is het enige terras
senkasteel in Nederland, gelegen vlak bij
de Belgische grens, een bezienswaardig
heid voor de toeristen. Een Limburgse bier
brouwerij uit Wylre heeft het kasteel ge
huurd en zal er twee restaurants vestigen.
Bij J. B. Wolters' Uitgeversmaatschap
pij h.v. te Groningen is in opdracht van
de Nederlandse Vereniging voor Weer- en
Sterrenkunde de Sterrengids 1955 ver
schenen, samengesteld door dr. J. J. Rai-
mond, directeur van het Zaiss-planeta-
rium in Den Haag.
Deze gids is vooral voor diegenen, die
reeds enige kennis in de sterrenkunde heb
ben verworven, bij het bestuderen van de
hemel onmisbaar. Ook zij, die nog niet zo
lang al dan niet met een kijker, naar de
maan, de Grote Beer of de Poolster turen,
zullen ongetwijfeld aan dit boekje een
grote steun hebben.
/XOCOCCOCOrXTOOCCOCXCCOOOCCOOCCCOOCOOCOOCOOOCODOOOOOOOOOO
De laatste maanden heeft men talrijke berichten kunnen lezen over
moderne, op grote schaal opererende autobandieten, die in Duitsland
de wegen voor het snelverkeer onveilig maken. Maar hoe was het vroe
ger speciaal in Nederland, toen alle verlichting ontbrak?
WIJ ZIJN ALWEER zo gewend aan
het gladde wegdek en de booglampen,
dit de nacht heller doen stralen dan het
de dag mogelijk is, dat we ons moeilijk
meer kunnen verplaatsen in de toestand
van vroeger, toen er asfalt noch elec-
trisch ligt bestond. Wat tijdens de oor
log voor ons een voorbijgaand ongerief
is geweest, was enkele eeuwen geleden
normaal. Het was reeds een hele ver
betering, dat hobbelige keien de slijke-
rige doorgang tussen de huizen beter
begaanbaar maakten. Deze bestrating
dateert uit de twaalfde en dertiende
eeuw. Aan Parijs, dat in 1184 geplaveid
werd, komt na Rome de eer van de pri
meur toe. Het moerassige Londen volg
de pas omstreeks 1500. In ons land bag
gerden zelfs de bewoners der grote
steden nog in de veertiende eeuw dooi
straten, waarin het vuil zich ophoopte
en de varkens, die er vrij rondliepen,
zich volop naar zwijnenaard konden uit
leven.
Geen sprake van verlichting. Zodra
het „ruumklokske" had geluid, moest,
ieder van de straat verdwijnen, gelijk
wij dat nog tijdens de bezetting hebben
gekend. De voorstelling in de schouw
burg moest in de winter om half vijf
afgelopen zijn, opdat de bezoekers nog
voor het duister hun huis konden be
reiken. In de zestiende eeuw mochten de
burgers zich ook 's avonds over straat
begeven, maar onder nadrukkelijke
voorwaarde dat zij een fakkel of lan
taarn droegen.
Allengs kreeg men ook openbare
straatverlichting, maar de kaarsen
schenen zo flauw door het hoornen om
hulsel, dat ze meer tot wegwijzer dien
den dan om de omtrek te verlichten
Deze lantaarns stonden voornamelijk bij
de bruggen. Op de hoeken van de stra
ten plaatste men soms stenen huisjes,
waarin licht brandde. Ook kregen de
herbergiers en later ook de óverige bur
gers vanwege de overheid tot plicht ln
de vertrekken van hun huis aan de
straatzijde licht te branden om hiermee
de straat te verlichten. Niet iedere be
woner behoefde hieraan mee te doen: de
bepaling hield in dat om het twaalfde,
soms ook om het vierde huis, in de voor
kamer een kaars voor het raam werd
aangestoken.
De eigenlijke straatlantaarn is een
uitvinding van Jan- van der Heyden,
bekend door de slangbrandspuit. Met
het jaar 1G69, waarin deze lantaarns
voor het eerst te Amsterdam brandden,
kwam een keerpunt in de straatverlich
ting. De romantische figuur van de lan
taarnopsteker deed hiermee zijn intrede
in de stadsgemeenschap, waarin de
nachtwacht reeds een vertrouwde ver
schijning was. De fakkels bleven nu
alleen maar dienst doen om een oud ge
bruik traditioneel te bestendigen. Wan
neer studenten of burgers een hoog
waardigheidsbekleder met een fakkel
optocht begelieden, denken wij er niet
meer aan, dat in vroeger eeuwen een
dergelijk eerbetoon in het duister alleen
een practische maatregel is geweest.
Het gebeurt nu nog wel, dat kwajon
gens een straatlantaarn inslaan, maar
dat heeft bij de overvloed van licht
tegenwoordig niet zulke ernstige ge
volgen als in de tijd, toen men door het
gemis van slechts één lichtpunt totaal
in het duister kwam te verkeren. Be
grijpelijk, dat op het beschadigen van
een lantaarn vroeger de doodstraf stond.
En zoals thans fietsers bekeurd worden
wegens rijden zonder licht, gingen in de
zestiende eeuw voetgangers, die door de
nachtwacht zonder licht op straat wer
den aangetroffen, mee naar het cachot.
HET WAS in vroeger eeuwen trou
wens heel gevaarlijk op straat. Zodra de
duisternis inviel, had het geboefte vrij
spel. Hoewel de misdadigers gestraft
werden met kwellingen, die wij niet de
moed hebben om hier te vertellen,
scheen al dit radbraken, geselen, brand
merken en onthoofden geenszins af
schrikwekkend te werken. De criminele
statistiek gewaagt van lieden, die meer
dan dertig keer in handen van de jus
titie vielen om afschuwelijke straffen te
ondergaan en dfe hun schurkenstreken
toch niet konden laten. Er is zelfs een
kapitein geweest, die op zijn vijfentach
tigste jaar nog wegens een moord ter
dood werd gebracht.
Sommige plekken stonden in een bij
zonder kwade reuk. Zo moet het Haagse
Bos oudtijds vreselijk onveilig geweest
zijn. Maar er was wel geen stad, waarin
niet een misdadigersbende, zodra het
duister was ingevallen, haar terreur uit
oefende. En op het platteland was het
niet beter. De tuchthuizen waren te
klein om al de rabauwen en fielten te
herbergen. Ze werden van de ene pro
vincie naar de andere gebannen, maar
overal vonden ze weer een operatieter
rein naar hun zin. En het ergste was, dat
de dienaren van politie de schouten
en baljuwen door afpersing, chan
tage, partijdigheid en hebzucht op zich
zelf vaak de schrik voor hun omgeving
waren. Dief en diefjesmaat gingen
meermalen hand in hand.
Wij pruttelen wel eens over de „mo
derne" zeden. En hoe dikwijls hoort men
niet „die goede ouwe tijd" ten voor
beeld stellen! Maar wanneer men zich
in het duistere verleden verplaatst, is
men toch maar wèt blij, dat men onder
electrische booglampen over asfalt op
straat kan gaan! C.
.XOCCCCOOCCCXXX!OC<X<X«COOCOOOCX)OOOCXXX)OOOOOOC
Aan de Prinsengracht te Amsterdam, bijna leunend tegen de Leidsestraat, staat het
filmtheater „De Uitkijk". („De goede films komen er toch"). Vijfentwintig jaar
bestaat het thans en in die jaren is het een begrip geworden voor ieder rechtgeaard
filmliefhebber. Wie de titels leest van de 593 programma's, die er in de loop der
jaren zijn vertoond, zal grif erkennen, dat het theater baanbrekend werk voor de
filmcultuur heeft verricht. Men treft er de beste werken aan uit de filmlitteratuur.
Ik zal ze hier niet noemen. „De Uitkijk" kon geen betere demonstratie geven van
de manier, waarop de film altijd au serieux genomen werd dan met het jubileum
programma, dat Vrijdag is ingezet: de film „The 5000 fingers of dr.tT." van Roy
Rowland naar een scénario van Ted Seidel, die men kent van Gerald Mc. Boing Boing
en voorts twee bijzondere attractieve filmpjes in het bijprogramma, waaronder een
uitnemende satire van Norman Mc. Laren over de verdraagzaamheid tussen de
mensen, die heel eenvoudig „Buren" heet. Dit jubileumprogramma is de afspiegeling
van de prachtige instelling, welke „De Uitkijk" tegenover het filmmedium gedu
rende vijfentwintig jaar aan de dag heeft gelegd.
In*het commentaar, dat het theater we--
kclijks aan zijn trouwe bezoekers verstrekt
kan men de geschiedenis lezen van het
theater en de strijd die het heeft moeten
voeren om zijn bestaan. Geen gemakkelijke
strijd, want het was zeker in de aanvang
een opgave het publiek gevoelig te maken
voor de artistieke betekenis van de film of
eenvoudigweg voor de betekenis van de
film als kunst. Men is daarin geslaagd. „In
het begin, zo vertelt ons het commentaar,
heeft het er dikwijls naar uitgezien, dat
men het economisch niet zou kunnen vol
houden. Het enthousiasme en de belang
stelling van hen, die geloofden in de zaak
van de goede film waren aanvankelijk helaas
niet evenredig met het aantal. Het duurde
zeker twee drie jaren voordat de doel
stellingen en de richtlijnen van het theater
bij een bredere laag Amsterdammers weer
klank hadden gevonden". En dan worden de
namen genoemd van Mannus Franken en
Jan Boissevain, die voor de leiding van het
theater zoveel hebben betekend en aan de
goede gang van zaken in financieel en cul
tureel opzicht alles hebben bijgedragen.
Thans is de positie van „De Uitkijk" vol-
maakt gezond. Er is zelfs in Den Haag
een tweede theater opgericht, dat ook daar
in een lang gevoelde behoefte voorziet. Een
verheugende getuigenis van de ontwikke
ling van de smaak van het bioscooppubliek.
En wat nu het jubileumprogramma be
treft: allereerst het filmpje van Mc. Laren
in het voorprogramma. Het laat ons twee
vredig naast elkaar levende heren zien,
die plotseling op de scheidslijn van hun
grond een schone bloem zien opbloeien. Ze
zijn er verrukt van, maar meteen wensen
zij haar in eigendom. Een gevecht op leven
en dood volgt. Het einde is dat ze allebei
verslagen op de grond liggen en de bloem
verder bloeit op hun graf. Mc. Laren heeft
deze geschiedenis ongelooflijk knap in beeld
gebracht. De gezichten van de beide riva
len veranderen, naarmate de strijd vordert,
in de afschuwelijk beschilderde maskers
van Indianen. De hekjes waarmee zij hun
grond afbakenen vormen tenslotte de om
heining van hun graf. De dode voorwerpen
nemen in de handeling hun aandeel als wa
ren zij levend en de levenden worden even
dood als de vriendschap, die zij ter dood
brengen. Een fantastische uitwerking van
een simpel gegeven dat een wijze les in
houdt. Welke les op geestige wijze in alle
talen der aarde de belangrijkste althans
op het witte doek verschijnt met de
spreuk: „Hebt uw naasten lief!"
Het tweede filmpje, een tekenfilm, treft
vooral om de wijze waarop het met de ge
bruikelijke stijl breekt en als het ware met
zichzelf een loopje neemt in een bizarre en
caricaturale manier van weergeven. Het
heeft weinig om het lijf, maar dat maakt
het dan ook zo geestig belachelijk. Een om-
De uitgeverij Het Spectrum te Utrecht
heeft in zijn Prisma-reeks een nieuwe
vertaling doen verschijnen van De Na
volging van Christus „de zuiverste
uiting van Nederlandse vroomheid", zoals
op de omslag staat. Deze kenschetsing is
het enige, dat men tegen de voortreffelijke
uitgave zou kunnen hebben, omdat het niet
waar is. Misschien plaatst Het Spectrum
deze regel nog eens op een bloemlezing van
Nederlands mystieke geschriften. De
nieuwe strofische vertaling is van de clas
sicus dr. P. A. H. Merkx. Het vrij-strofi-
sche rhythme blijkt een ideale functie te
hebben als exponent van de beschouwende
stille wijsheid van Thomas Kempis'
werk. Dr. Merkx koos een maat, die in dit
opzicht trouwens een niet te onderschat
ten staat van dienst heeft. Dat hij dit mid
del uitbuitte is al uitzonderlijk in deze tijd,
maar de wijze waar«p hij vertaalde is niet
minder bijzonder. Zijn vertaling heeft een
zuiverheid en directheid, die van het be
gin tot eind onverminderd is volgehou
den en het lezen tot een hoogtepunt van
bezinning enlitterair genoegen maakt.
Moge deze (bovendien uitstekend verzorg-
7 de) uitgave van Het Spectrum in ieders
hand komen. A. N.
gekeerd soort epos is het, waarin de held
u om uw eigen neuswijsheid doet lachen.
En tenslotte de hoofdfilm. Als ik haar
zou moeten typeren zou ik zeggen een mo
derne „Alice in Wonderland", maar dan dit
keer handelend over een jongetje, dat een
vreselijke hekel heeft aan pianospelen. In
zijn droom groeit zijn leraar uit tot
een waanzinnige halfgod? die heerst over
een groot slot met onderaardse gewelven,
nu eens uitgerust (dat slot) met de mo
dernste snufjes der techniek, dan weer ge
lijkend op de schrikbarende kerkers der
middeleeuwen. In dit slot wil de man aan
een enorme piar.o vijfhonderd jongetjes een
recital laten geven. Iedereen, die een ander
instrument dan de piano bespeelt sluit hij
op. Het knaapje verzet zich tegen de plan
nen van de krankzinnige en slaagt er via
vele omzwervingen in om het concert te
doen mislukken. Samen met zijn vriend,
een loodgieter, maakt hij een brouwsel dat
alle geluid opzuigt. Hij bevrijdt dan ook
zijn moeder uit de greep van de hypnose,
welke haar tot een slavin van de leraar
maakte en ontwaakt op het ogenblik, dat
het slot met alle inwonenden de lucht in
vliegt. Een fantastisch gegeven dus en
even fantastisch uitgewerkt. Hoogtepunten
zijn de geestige dansen van leraar, lood
gieter en moeder, het concert van de in de
gewelven opgesloten musici, de mislukte
voorstelling van de vijfhonderd jongetjes,
die men de enorme hal ziet binnenkomen,
waar hun al hun speelgoed wordt afgeno
men, de tocht van het knaapje door het
slotte veel om op te noemen eigenlijk,
want de film boeit van begin tot eind en
maakt het onmogelijke mogelijk. Wie hier
het filmspel grandioos beoefend wil zien
moet gaan kijken. Vol geestige trekjes, vol
fraaie toepassing van de kleur, grotesk en
groots, zo ontrollen zich de taferelen uit
„Vijfduizend vingers" zich aan uw oog. Ik
heb ervan genoten. U zult het zeker ook
doen. P. W. FRANSE
Het concert gaat beginnen. De vijfhonderd
jongetjes worden geregistreerd. Al hun
speelgoed wordt hun ontnomen. De enor
me piano in de hal wacht op de
vijfduizend vingers
Voor de
microfoon
WIJ HEBBEN de indruk, dat het niveau
in de radio langzamerhand wat beter
wordt. Veel, zo niet alles, hangt daarbij
af van degenen die in zo'n uitzending op
treden: hun tekstenkeuze meer nog dan
hun voordracht bepaalt het gehalte van
het gebodene. Hoewel het natuurlijk ook
zo is, dat een ras-artist van een middel
matige tekst altijd nog wel wat verteer
baars kan maken.
Voor het programma Blokkade, dat op
Zondag om de veertien dagen de lucht in
gaat, geldt echter dat zowel teksten als
vertolking niets te wensen laten. Meer en
meer wordt het ge
bruik te kiezen uit
het werk van de met
reden geliefde hu
moristen van deze
tijd, waarvan Simon
Carmiggelt, Annie VS
M. G. Schmidt, Eli
Asser, Han G. Hoekstra en H. B. Fortuin
de voornaamste vertegenwoordigers zijn.
Niet ten onrechte droeg Hetty Blok, om
wie het gehele programma Blokkade ge
drapeerd is, in dit gezelschap een kort ver
haal van Remco Campert voor: De stoor
zender, waarin met sublieme ironie de
onmenselijke kilheid van de robotstaat
werd getekend. Voor velen zal het hoogte
punt van het „geblokkeerde" half uur ge
vormd worden door het nogal chaotische
bezoek van de heren Doordouwer en Zout-
legger van de Ravalu (Raad van luiste
raars), die hun conversatie opbouwen om
enkele stereotiepe uitdrukkingen als „Dat
is het punt niet" en „Dan houdt alles op".
Wim Kan en Kees Brusse maken er elke
twee weken een prachtig stukje kolder
van, de laatste keer deed Kees Brusse dat
trouwens in zijn eentje.
Bij de Avro hebben we dit seizoen on-
$er meer het Cabaret de Z, waarin we twee
oude bekenden uit de goede jaren van het
G.G.-cabaret aantreffen: Uut en Ber Hui
sing. Tezamen met Robert Sobels en Otto
Sterman weet ook dit team tot een alles
zins lofwaardig divertissement te komen.
Wat minder „spits" wellicht dan „Blok
kade" en wat meer zwemend naar de
volkstoon. Het programma van jongstle
den Zondag bood daar trouwens ook wel
aanleiding toe, daar het geheel aan de
zee en wat daarmee annex is was gewijd,
zodat het in het algemene patroon van de
op de zee geïnspireerde Avro-programma's
van de afgelopen week paste. Intussen
kon men wel veel waarderen in een niet
ongeslaagde parodie op het Ferme jon
gens, stoere knapen, in de vertalingen
van het negerlied over de ramp van de
Titanic en van het fijnzinnige ..Mon ba
teau" van Francis Lamarque, een van de
beste Franse chansondichters van deze tiid.
Al met al een programma van goede klein
kunst. dat geen weelde genoemd kan
worden.
Maken wij tot slot tevens met genoegen
melding van het eerste deel van Rob Ge-
raerds luisterspelbewerking van de ro
man „Christoforo Colombo" van Mario
Ghisalberti. Het grote gemak waarmee
Geraerds deze bewerkingen schijnt te
schrijven, staat de artistieke waarde ervan
wel eens in de weg. Dit bezwaar was in
„Christoforo Colombo" minder opvallend
en de eerste aflevering „De suiker van
Sao Thiago" groeide gaandeweg in_ span
ning en zeggingskracht. De realisering
vormde eens te meer een be'wijs voor de
uitstekende kwaliteiten van de luisterspel-
kern van de Nederlandse Radio Unie, die
blijkbaar ondanks de schier permanente
belasting met de meest uiteenlopende op
drachten met een onmiskenbare toewij
ding haar taak vervult.
J. H. B.
Er zijn twaalfduizend exemplaren ge
drukt van een bloemlezing uit gedich
ten. Deze bundeltjes zullen door de
ESSO-Nederland N.V. als nieusvjaars-
groet gezonden worden aan zakenlieden,
i[, ambtenaren, industrieën en particulie-
k ren. Dit is een nieuwigheid, die niet
hartelijk genoeg onthaald kan worden
I; in een tijd, waarin een industrieel mae-
8 cenaat ten bate van kunstenaar, bedrijf
y en publiek een belangrijk sociaal
evenement begint te worden,, dat de
staatszorg verlicht en intoomt. Verzen
van zevenentwintig dichters werden
door samensteller en uitgever Stols op
genomen en opdrachtgever ESSO hono
reerde deze verzen aanmerkelijk hoger
dan gebruikelijk is.
„Dichters Omnibus" is de titel van de
tjundel en A. A. M. Stols geeft 'n verant
woording, die neerkomt op een keuze
van aansprakelijke verzen verzen
die makkelijk tot de lezer dóórdringen.
Een dergelijke handelswijze hoeft de
kwaliteit van de inhoud niet te schaden
en men kan dan ook geheel die keuze
gezien het doel billijken, met mis
schien het voorbehoud, dat bloemlezer
en uitgever te duidelijk samenvallen.
Maar dat doet niets af aan de bijzondere
bekwaamheid, waarmee toch zeker
twintig van de bekendste verzen van
deze tijd werden gekozen.
De bloemlezing is fraai verzorgd, in
de letter Bembo gezet, maar de tekening
van G. Noordzij is slordig afgekomen op
het omslagvel. „Dichters Omnibus" zal
zonder twijfel beantwoorden aan het
doel dat de ESSO, in een begeleidende
nieuwjaarswens, aangeeft: „Wij, die ons
dagelijks bezig houden met het proza
van het zakenleven hoe fascinerend
ook willen u ditmaal wat poëzie
brengen. Mogen wij u en uw huisge
noten aanraden tijdens de komende
feestdagen het hierbijgaande bundeltje
alle aandacht te schenken?" A. N.
CCOXCCCCCCCCCC C C CCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOO -OCXJCC
Horizontaal: 1. vaartuig, 3. snee, 8. vreemde
munt (afk.), 9. gemoedsbeweging, 10. gem.
in Noordholland, 12. meisjesnaam, 13. ont
kenning (Eng.), 14. afkorting van mangaan,
15. lichaamsdeel, 17. wrok. 19. landbouw
werktuig, 20. houten vat, 21. in het jaar
onzes Heren (afk. Lat.), 22. vroeger, 24. gem.
in Noordholland, 26. voorzetsel, 27. ver
hevenheid als teken van waardigheid, 28.
wandversiering.
Verticaal: 1. laag, af hellend dak tegen een
muur, 2. jongensnaam, 3. vlek, 4. zuster, 5.
voegwoord (Fr.), 6. godin der jacht, 7. tel
woord, 9. drietenige struis, 11. onbep. voor
naamwoord, 14. korf, 16. in de richting naar
omlaag, 17. gem. in Limb., 18. sleepnet. 20.
twijg, 21. kloostervoogd, 22. ik (Lat.) 23.
boomloot, 25. radio omroep (afk.).
De oplossing van onze vorige puzzle luidt:
Horizontaal: 2. hamer, 6. oma, 8. ora, 10.
soms, 12. keer, 13. t.t., 14. lol, 16. ka, 17.
kapel, 18. al, 20. nar, _1. as, 23. mank, 25. kaap,
27. Epe, 29. ara, 30. teken.
Verticaal: 1. post, 2. ham. 3. ma, 4. roe,
5. Sara, 7. mot, 9. rek, 11. slank, 12. klerk,
15. opa, 18. amen, 19. lap, 21. Aar, 22. spar,
24. net, 26. aan, 28. ik.
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7.50. 5.— en
2.50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur
de oplossing in te zenden aan een van onze
bureaux: Grote Houtstraat 93 en Soenda-
plein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186.
De prijswinnaars van de vorige puzzle
waren: A. Verpoorten, Kleverparkweg 230,
Haarlem 7,50; mevr. N. Zwakma.n-Veer-
beek, Velserduinweg 16, IJmuiden 5,
mevr. E. Beekman, Vogelen zaneseweg 48,
Aerdenhout 2,50.