Anouilh treedt in het voetspoor van De Musset en Marivaux 25 jaar theater De Uitkijk ALLEEN MAAR GOEDS Er loerden gevaren op straat in het duistere verleden De goede films kwamen er toch Terrassenkasteel voor publiek geopend Ook in Nederland Sterrengids 1955 „De Navolging" in een nieuwe vertaling Een dichtbundel als Nieuwjaarswens Onze Puzzle (Van onze correspondent in Parijs) Het Parijse toneelseizoen is nu, in De cember, al wel zo ver gevorderd dat men er een eerste balans van kan opmaken. De komende Kerstdagen betekenen vanouds een periode van hoogconjunctuur, want het blijft voor de Parijzenaar een traditie althans de vooravond van het feest in een theater door te brengen. Over gebrek aan keuze zal hij zich in ieder geval dan niet te beklagen hebben. De zo omstreeks vier dozijn theaters (music-halls en variété's niet meegerekend) waarvan er zesentwin tig door vrouwen worden gedirigeerd, bie den elck wat wills: van het vederlichte en schalkse boulevard-amusement via de ex perimenten van de avant-garde tot de meer subtantiële probleemstukken. TOT DE LAATSTE categorie, het toneel waarvan men een gedachte mee naar huis kan nemen, behoort zeker wel „Les Cy clones" van Jules Roy, dat door de voor treffelijke acteur Pierre Fresnay uit de film bekend als Monsieur Vincent nu wel bijzonder knap op de planken is gebracht. „Les Cy clones" - dat vorig jaar een belang rijke toneelprijs verwierf - speelt in vliegerskringen en beschrijft de ge beurtenissen rond een nieuw model jager waarvan de eerste exemplaren bij de proefvluchten, de één na de ander, ver ongelukken. De Cycloon is een toestel, waarmee een regering de suprematie in de lucht hoopt te zullen veroveren en daarom wordt er van hogerhand krachtig op aangedrongen dat de experimenten, on danks de verliezen, toch zullen worden voortgezet. Maar wanneer de commandant van de groep al zijn beste piloten ën kameraden verloren heeft, dan weigert hij, bij een nieuw bevel, nog meer vliegers op te offeren. Tenslotte wordt in een gesprek, laaiend van spanning, tussen de generaal als woordvoerder van het ministerie, de kolonel gespeeld door Fresnay en de commandant niettemin besloten met de proefvluchten voort te gaan. Maar de com mandant gaat met die beslissing alleen accoord onder de voorwaarde dat hijzelf en alleen in zo'n „vliegende doodkist" zal mogen klimmen. Die vlucht, welke men vie de radio in het bureau van de kolonel zal volgen, wordt tevens het dramatische hoogtepunt van het stuk. Plotseling stokt de uitzending. De kolonel verbleekt, ver stijft. Zal dus ookMaar de stem van de telegrafist knarst dan opnieuw uit het toestel. Een paar minuten later is de cy cloon voor het eerst behouden op de basis gedaald. Als een aartsengel in zijn witte overall brengt de commandant het verslag uit van zijn vlucht. Hoe hij hoger is ge stegen dan eigenlijk was toegestaan en hoe de motoren toen eensklaps weigerden. Tij- Jean Anouilh dens de val had hij er kans toe gezien de motoren weer in te schakelen en zo was dus tevens aangetoond dat boven een zekere hoogte door de verlaagde luchtdruk het ontbrandingsproces in de motoren tot stilstand komt. Dit verhaal, vol spanning en moderne dramatiek, wordt door Roy, die zelf avia- teur is geweest, verteld zonder een zweem van avonturiersromantiek in een zuivere, sterke en mannelijke taal. En in dat ver haal ligt dan tevens het probleem ver ankerd van de gemeenschap, die voor haar behoud soms het hoogste offer van de enkeling moet eisen. Een probleem waarover, ook naar aanleiding van Roy's gemoderniseerde versie, zeker nog wel het een en ander te zeggen zou zijn. Zoals het Pierre Fresnay stuk hier in een voortreffelijke bezetting wordt gespeeld en geregisseerd door Pierre Fresnay, zou het, menen wij, ook in Ne derland, luchtvarende mogendheid bij uit stek, stellig brede en intense belangsteMing ontmoeten. Er zijn wel eens Franse stuk ken van minder belang en kwaliteit in Nederlandse versie uitgebracht. IN EEN HEEL ANDERE sfeer beweegt zich het laatste stuk van Jean Anouilh, de vierenveertigjarige meester van de gene ratie Franse toneelschrijvers die tijdens de laatste oorlog voor het eerst in brede kring van zich deed spreken. Anouilh, die voor het Nederlandse theaterpubliek even eens al lang geen onbekende meer is, pleegt zijn productie te onderscheiden in „pièces noires" en „pièces roses" zwart of rose, al naar gelang de ernst of de luch tigheid de eerste plaats inneemt. De titel „Cécile ou l'école des pères" Cécilia of de school der vaders" houdt een duidelijke toespeling op de „School voor vrouwen" van Molière in. Men heeft zonder twijfel te doen met één der opge wekte comedies van deze auteur met het dubbelgezicht. Het is een werk dat Anouilh oorspronkelijk geschreven heeft voor het trouwfeest van zijn dochter, die er met de titelrol, in de Studio des Champs-Elysées, dan ook een charmant debuut mee maajtt. De tegenrol van de vader heeft Anouilh, die het directe con tact met het publiek steeds zorgvuldig trachte te vermijden, overgedragen aan de bekwame acteur Henri Guisol, die elke avond met zwier de ruim veertigjarige weduwnaar met het licht ontvlambare hart op de planken plaatst. Cécild heeft een gouvernante, enige ja ren ouder dan zij, die dat hart van papa in vuur en vlam zet. Een voortvarende man deze vader, die nu echter wel eens in de knoop raakt, omdat zijn passies bot sen met de moraal, die hij tegenover zijn dochter zo gaarne hoog wil houden. Com plicaties, die hun hoogtepunt bereiken op een avond in de maanbeschenen tuin, wanneer hij met de gouvernante een om metje zou maken en tevens een poging ver ijdelen moet van een aanbidder van Cé cile, die het minderjarige meisje schaken wilde. Heel veel om het lijf heeft die in trige niet. Evenals bij De Musset, Beau- marchais en Marivaux, de directe voor zaten van de Anouilh der rose stukken, is het hier die lichte, als champagne schui mende geest, waaraan dit stuk zijn trans parante, vluchtige charmes ontleent. Een speelse zwier in een speelse taal, waaraan ieder zwaar accent vreemd is en waarvoor de Fransen over het algemeen bijzonder gevoelig zijn. Typisch een stuk voor bin nenlands gebruik. TOT DE WERKEN van algemener be lang mag men, in opzet, wel „Balmaseda" rekenen, dat deze weken in het Théótre Juist voor het afdrukken van dit num mer vernamen wü, dat de opvoerings rechten van „Les Cyclones" voor Neder land zün verworven door de toneelgroep „Puck" te Amsterdam, die er onder regie van Cas Baas op Nieuwjaarsdag 1955 de première van zal geven in het Nieuwe de la Martheater. Hébertót wordt opgevoerd. Maurice Cla- vel, auteur van de generatie Anouilh, heeft dit werk naar een Spaans gegeven bewerkt. De donkere gloed, bezwangerd van noodlotsgevoelens, heeft hij met een minimum aan grote woorden knap weer gegeven. Het is het drama van een vrouw, die voor de tweede keer getrouwd is met een man, die verliefd raakt op de dochter uit haar eerste huwelijk in wie hij dan de moeder van twintig jaar geleden herkent. Een stuk met krachtige emoties, waarin schoten vallen en bloed vloeit. Het bloed van de jonge rivalen en minnaars van het meisje, die 's avonds op het erf rond de boerderij door de pleegvader worden neer geknald. Een stuk met een tragische ont knoping ook, wanneer -^e oudere vrouw haar man ziet vertrekk. met de dochter, om eenzaam achter te blijden bij het uit gedoofde vuur als het gordijn de zaal weer van het toneel zal scheiden. Helemaal van theatrale effecten in de niet zo gunstige betekenis van het woord is „Balmaseda" misschien niet vrij te pleiten. Maar wie van „sterk toneel" houdt (het stuk wordt heel goed gespeeld door Marquérite Jamois als de moeder, Cathérine Sellers als de dochter en Jacques Dumesnil als de echtgenoot) kan bij Hébertót wel weer terecht. opaooDcvryvvrooixoocxxxxxxxxxxxxxxxxxocociccocioooccioooooocx: De restauratie van het kasteel Neder* Canne te Maastricht nadert haar voltooi» ïng. Het in het Zuidelijk poortgebouw ge» vestigde café-restaurant wordt Donderdag 23 December in gebruik genomen. Tijdens de aanstaande feestdagen worden de eer ste gasten, waaronder ook autoriteiten uit België, verwacht. Het hoofdgebouw zal waarschijnlijk tegen Pasen van het volgen de jaar voor het publiek worden openge» steld. De nieuwe boswachterij wordt in de loop van Januari betrokken. Het kasteel Neder-Canne werd destqds aangekocht door de stichting „Het Lim burgs Landschap". Het is het enige terras senkasteel in Nederland, gelegen vlak bij de Belgische grens, een bezienswaardig heid voor de toeristen. Een Limburgse bier brouwerij uit Wylre heeft het kasteel ge huurd en zal er twee restaurants vestigen. Bij J. B. Wolters' Uitgeversmaatschap pij h.v. te Groningen is in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde de Sterrengids 1955 ver schenen, samengesteld door dr. J. J. Rai- mond, directeur van het Zaiss-planeta- rium in Den Haag. Deze gids is vooral voor diegenen, die reeds enige kennis in de sterrenkunde heb ben verworven, bij het bestuderen van de hemel onmisbaar. Ook zij, die nog niet zo lang al dan niet met een kijker, naar de maan, de Grote Beer of de Poolster turen, zullen ongetwijfeld aan dit boekje een grote steun hebben. /XOCOCCOCOrXTOOCCOCXCCOOOCCOOCCCOOCOOCOOCOOOCODOOOOOOOOOO De laatste maanden heeft men talrijke berichten kunnen lezen over moderne, op grote schaal opererende autobandieten, die in Duitsland de wegen voor het snelverkeer onveilig maken. Maar hoe was het vroe ger speciaal in Nederland, toen alle verlichting ontbrak? WIJ ZIJN ALWEER zo gewend aan het gladde wegdek en de booglampen, dit de nacht heller doen stralen dan het de dag mogelijk is, dat we ons moeilijk meer kunnen verplaatsen in de toestand van vroeger, toen er asfalt noch elec- trisch ligt bestond. Wat tijdens de oor log voor ons een voorbijgaand ongerief is geweest, was enkele eeuwen geleden normaal. Het was reeds een hele ver betering, dat hobbelige keien de slijke- rige doorgang tussen de huizen beter begaanbaar maakten. Deze bestrating dateert uit de twaalfde en dertiende eeuw. Aan Parijs, dat in 1184 geplaveid werd, komt na Rome de eer van de pri meur toe. Het moerassige Londen volg de pas omstreeks 1500. In ons land bag gerden zelfs de bewoners der grote steden nog in de veertiende eeuw dooi straten, waarin het vuil zich ophoopte en de varkens, die er vrij rondliepen, zich volop naar zwijnenaard konden uit leven. Geen sprake van verlichting. Zodra het „ruumklokske" had geluid, moest, ieder van de straat verdwijnen, gelijk wij dat nog tijdens de bezetting hebben gekend. De voorstelling in de schouw burg moest in de winter om half vijf afgelopen zijn, opdat de bezoekers nog voor het duister hun huis konden be reiken. In de zestiende eeuw mochten de burgers zich ook 's avonds over straat begeven, maar onder nadrukkelijke voorwaarde dat zij een fakkel of lan taarn droegen. Allengs kreeg men ook openbare straatverlichting, maar de kaarsen schenen zo flauw door het hoornen om hulsel, dat ze meer tot wegwijzer dien den dan om de omtrek te verlichten Deze lantaarns stonden voornamelijk bij de bruggen. Op de hoeken van de stra ten plaatste men soms stenen huisjes, waarin licht brandde. Ook kregen de herbergiers en later ook de óverige bur gers vanwege de overheid tot plicht ln de vertrekken van hun huis aan de straatzijde licht te branden om hiermee de straat te verlichten. Niet iedere be woner behoefde hieraan mee te doen: de bepaling hield in dat om het twaalfde, soms ook om het vierde huis, in de voor kamer een kaars voor het raam werd aangestoken. De eigenlijke straatlantaarn is een uitvinding van Jan- van der Heyden, bekend door de slangbrandspuit. Met het jaar 1G69, waarin deze lantaarns voor het eerst te Amsterdam brandden, kwam een keerpunt in de straatverlich ting. De romantische figuur van de lan taarnopsteker deed hiermee zijn intrede in de stadsgemeenschap, waarin de nachtwacht reeds een vertrouwde ver schijning was. De fakkels bleven nu alleen maar dienst doen om een oud ge bruik traditioneel te bestendigen. Wan neer studenten of burgers een hoog waardigheidsbekleder met een fakkel optocht begelieden, denken wij er niet meer aan, dat in vroeger eeuwen een dergelijk eerbetoon in het duister alleen een practische maatregel is geweest. Het gebeurt nu nog wel, dat kwajon gens een straatlantaarn inslaan, maar dat heeft bij de overvloed van licht tegenwoordig niet zulke ernstige ge volgen als in de tijd, toen men door het gemis van slechts één lichtpunt totaal in het duister kwam te verkeren. Be grijpelijk, dat op het beschadigen van een lantaarn vroeger de doodstraf stond. En zoals thans fietsers bekeurd worden wegens rijden zonder licht, gingen in de zestiende eeuw voetgangers, die door de nachtwacht zonder licht op straat wer den aangetroffen, mee naar het cachot. HET WAS in vroeger eeuwen trou wens heel gevaarlijk op straat. Zodra de duisternis inviel, had het geboefte vrij spel. Hoewel de misdadigers gestraft werden met kwellingen, die wij niet de moed hebben om hier te vertellen, scheen al dit radbraken, geselen, brand merken en onthoofden geenszins af schrikwekkend te werken. De criminele statistiek gewaagt van lieden, die meer dan dertig keer in handen van de jus titie vielen om afschuwelijke straffen te ondergaan en dfe hun schurkenstreken toch niet konden laten. Er is zelfs een kapitein geweest, die op zijn vijfentach tigste jaar nog wegens een moord ter dood werd gebracht. Sommige plekken stonden in een bij zonder kwade reuk. Zo moet het Haagse Bos oudtijds vreselijk onveilig geweest zijn. Maar er was wel geen stad, waarin niet een misdadigersbende, zodra het duister was ingevallen, haar terreur uit oefende. En op het platteland was het niet beter. De tuchthuizen waren te klein om al de rabauwen en fielten te herbergen. Ze werden van de ene pro vincie naar de andere gebannen, maar overal vonden ze weer een operatieter rein naar hun zin. En het ergste was, dat de dienaren van politie de schouten en baljuwen door afpersing, chan tage, partijdigheid en hebzucht op zich zelf vaak de schrik voor hun omgeving waren. Dief en diefjesmaat gingen meermalen hand in hand. Wij pruttelen wel eens over de „mo derne" zeden. En hoe dikwijls hoort men niet „die goede ouwe tijd" ten voor beeld stellen! Maar wanneer men zich in het duistere verleden verplaatst, is men toch maar wèt blij, dat men onder electrische booglampen over asfalt op straat kan gaan! C. .XOCCCCOOCCCXXX!OC<X<X«COOCOOOCX)OOOCXXX)OOOOOOC Aan de Prinsengracht te Amsterdam, bijna leunend tegen de Leidsestraat, staat het filmtheater „De Uitkijk". („De goede films komen er toch"). Vijfentwintig jaar bestaat het thans en in die jaren is het een begrip geworden voor ieder rechtgeaard filmliefhebber. Wie de titels leest van de 593 programma's, die er in de loop der jaren zijn vertoond, zal grif erkennen, dat het theater baanbrekend werk voor de filmcultuur heeft verricht. Men treft er de beste werken aan uit de filmlitteratuur. Ik zal ze hier niet noemen. „De Uitkijk" kon geen betere demonstratie geven van de manier, waarop de film altijd au serieux genomen werd dan met het jubileum programma, dat Vrijdag is ingezet: de film „The 5000 fingers of dr.tT." van Roy Rowland naar een scénario van Ted Seidel, die men kent van Gerald Mc. Boing Boing en voorts twee bijzondere attractieve filmpjes in het bijprogramma, waaronder een uitnemende satire van Norman Mc. Laren over de verdraagzaamheid tussen de mensen, die heel eenvoudig „Buren" heet. Dit jubileumprogramma is de afspiegeling van de prachtige instelling, welke „De Uitkijk" tegenover het filmmedium gedu rende vijfentwintig jaar aan de dag heeft gelegd. In*het commentaar, dat het theater we-- kclijks aan zijn trouwe bezoekers verstrekt kan men de geschiedenis lezen van het theater en de strijd die het heeft moeten voeren om zijn bestaan. Geen gemakkelijke strijd, want het was zeker in de aanvang een opgave het publiek gevoelig te maken voor de artistieke betekenis van de film of eenvoudigweg voor de betekenis van de film als kunst. Men is daarin geslaagd. „In het begin, zo vertelt ons het commentaar, heeft het er dikwijls naar uitgezien, dat men het economisch niet zou kunnen vol houden. Het enthousiasme en de belang stelling van hen, die geloofden in de zaak van de goede film waren aanvankelijk helaas niet evenredig met het aantal. Het duurde zeker twee drie jaren voordat de doel stellingen en de richtlijnen van het theater bij een bredere laag Amsterdammers weer klank hadden gevonden". En dan worden de namen genoemd van Mannus Franken en Jan Boissevain, die voor de leiding van het theater zoveel hebben betekend en aan de goede gang van zaken in financieel en cul tureel opzicht alles hebben bijgedragen. Thans is de positie van „De Uitkijk" vol- maakt gezond. Er is zelfs in Den Haag een tweede theater opgericht, dat ook daar in een lang gevoelde behoefte voorziet. Een verheugende getuigenis van de ontwikke ling van de smaak van het bioscooppubliek. En wat nu het jubileumprogramma be treft: allereerst het filmpje van Mc. Laren in het voorprogramma. Het laat ons twee vredig naast elkaar levende heren zien, die plotseling op de scheidslijn van hun grond een schone bloem zien opbloeien. Ze zijn er verrukt van, maar meteen wensen zij haar in eigendom. Een gevecht op leven en dood volgt. Het einde is dat ze allebei verslagen op de grond liggen en de bloem verder bloeit op hun graf. Mc. Laren heeft deze geschiedenis ongelooflijk knap in beeld gebracht. De gezichten van de beide riva len veranderen, naarmate de strijd vordert, in de afschuwelijk beschilderde maskers van Indianen. De hekjes waarmee zij hun grond afbakenen vormen tenslotte de om heining van hun graf. De dode voorwerpen nemen in de handeling hun aandeel als wa ren zij levend en de levenden worden even dood als de vriendschap, die zij ter dood brengen. Een fantastische uitwerking van een simpel gegeven dat een wijze les in houdt. Welke les op geestige wijze in alle talen der aarde de belangrijkste althans op het witte doek verschijnt met de spreuk: „Hebt uw naasten lief!" Het tweede filmpje, een tekenfilm, treft vooral om de wijze waarop het met de ge bruikelijke stijl breekt en als het ware met zichzelf een loopje neemt in een bizarre en caricaturale manier van weergeven. Het heeft weinig om het lijf, maar dat maakt het dan ook zo geestig belachelijk. Een om- De uitgeverij Het Spectrum te Utrecht heeft in zijn Prisma-reeks een nieuwe vertaling doen verschijnen van De Na volging van Christus „de zuiverste uiting van Nederlandse vroomheid", zoals op de omslag staat. Deze kenschetsing is het enige, dat men tegen de voortreffelijke uitgave zou kunnen hebben, omdat het niet waar is. Misschien plaatst Het Spectrum deze regel nog eens op een bloemlezing van Nederlands mystieke geschriften. De nieuwe strofische vertaling is van de clas sicus dr. P. A. H. Merkx. Het vrij-strofi- sche rhythme blijkt een ideale functie te hebben als exponent van de beschouwende stille wijsheid van Thomas Kempis' werk. Dr. Merkx koos een maat, die in dit opzicht trouwens een niet te onderschat ten staat van dienst heeft. Dat hij dit mid del uitbuitte is al uitzonderlijk in deze tijd, maar de wijze waar«p hij vertaalde is niet minder bijzonder. Zijn vertaling heeft een zuiverheid en directheid, die van het be gin tot eind onverminderd is volgehou den en het lezen tot een hoogtepunt van bezinning enlitterair genoegen maakt. Moge deze (bovendien uitstekend verzorg- 7 de) uitgave van Het Spectrum in ieders hand komen. A. N. gekeerd soort epos is het, waarin de held u om uw eigen neuswijsheid doet lachen. En tenslotte de hoofdfilm. Als ik haar zou moeten typeren zou ik zeggen een mo derne „Alice in Wonderland", maar dan dit keer handelend over een jongetje, dat een vreselijke hekel heeft aan pianospelen. In zijn droom groeit zijn leraar uit tot een waanzinnige halfgod? die heerst over een groot slot met onderaardse gewelven, nu eens uitgerust (dat slot) met de mo dernste snufjes der techniek, dan weer ge lijkend op de schrikbarende kerkers der middeleeuwen. In dit slot wil de man aan een enorme piar.o vijfhonderd jongetjes een recital laten geven. Iedereen, die een ander instrument dan de piano bespeelt sluit hij op. Het knaapje verzet zich tegen de plan nen van de krankzinnige en slaagt er via vele omzwervingen in om het concert te doen mislukken. Samen met zijn vriend, een loodgieter, maakt hij een brouwsel dat alle geluid opzuigt. Hij bevrijdt dan ook zijn moeder uit de greep van de hypnose, welke haar tot een slavin van de leraar maakte en ontwaakt op het ogenblik, dat het slot met alle inwonenden de lucht in vliegt. Een fantastisch gegeven dus en even fantastisch uitgewerkt. Hoogtepunten zijn de geestige dansen van leraar, lood gieter en moeder, het concert van de in de gewelven opgesloten musici, de mislukte voorstelling van de vijfhonderd jongetjes, die men de enorme hal ziet binnenkomen, waar hun al hun speelgoed wordt afgeno men, de tocht van het knaapje door het slotte veel om op te noemen eigenlijk, want de film boeit van begin tot eind en maakt het onmogelijke mogelijk. Wie hier het filmspel grandioos beoefend wil zien moet gaan kijken. Vol geestige trekjes, vol fraaie toepassing van de kleur, grotesk en groots, zo ontrollen zich de taferelen uit „Vijfduizend vingers" zich aan uw oog. Ik heb ervan genoten. U zult het zeker ook doen. P. W. FRANSE Het concert gaat beginnen. De vijfhonderd jongetjes worden geregistreerd. Al hun speelgoed wordt hun ontnomen. De enor me piano in de hal wacht op de vijfduizend vingers Voor de microfoon WIJ HEBBEN de indruk, dat het niveau in de radio langzamerhand wat beter wordt. Veel, zo niet alles, hangt daarbij af van degenen die in zo'n uitzending op treden: hun tekstenkeuze meer nog dan hun voordracht bepaalt het gehalte van het gebodene. Hoewel het natuurlijk ook zo is, dat een ras-artist van een middel matige tekst altijd nog wel wat verteer baars kan maken. Voor het programma Blokkade, dat op Zondag om de veertien dagen de lucht in gaat, geldt echter dat zowel teksten als vertolking niets te wensen laten. Meer en meer wordt het ge bruik te kiezen uit het werk van de met reden geliefde hu moristen van deze tijd, waarvan Simon Carmiggelt, Annie VS M. G. Schmidt, Eli Asser, Han G. Hoekstra en H. B. Fortuin de voornaamste vertegenwoordigers zijn. Niet ten onrechte droeg Hetty Blok, om wie het gehele programma Blokkade ge drapeerd is, in dit gezelschap een kort ver haal van Remco Campert voor: De stoor zender, waarin met sublieme ironie de onmenselijke kilheid van de robotstaat werd getekend. Voor velen zal het hoogte punt van het „geblokkeerde" half uur ge vormd worden door het nogal chaotische bezoek van de heren Doordouwer en Zout- legger van de Ravalu (Raad van luiste raars), die hun conversatie opbouwen om enkele stereotiepe uitdrukkingen als „Dat is het punt niet" en „Dan houdt alles op". Wim Kan en Kees Brusse maken er elke twee weken een prachtig stukje kolder van, de laatste keer deed Kees Brusse dat trouwens in zijn eentje. Bij de Avro hebben we dit seizoen on- $er meer het Cabaret de Z, waarin we twee oude bekenden uit de goede jaren van het G.G.-cabaret aantreffen: Uut en Ber Hui sing. Tezamen met Robert Sobels en Otto Sterman weet ook dit team tot een alles zins lofwaardig divertissement te komen. Wat minder „spits" wellicht dan „Blok kade" en wat meer zwemend naar de volkstoon. Het programma van jongstle den Zondag bood daar trouwens ook wel aanleiding toe, daar het geheel aan de zee en wat daarmee annex is was gewijd, zodat het in het algemene patroon van de op de zee geïnspireerde Avro-programma's van de afgelopen week paste. Intussen kon men wel veel waarderen in een niet ongeslaagde parodie op het Ferme jon gens, stoere knapen, in de vertalingen van het negerlied over de ramp van de Titanic en van het fijnzinnige ..Mon ba teau" van Francis Lamarque, een van de beste Franse chansondichters van deze tiid. Al met al een programma van goede klein kunst. dat geen weelde genoemd kan worden. Maken wij tot slot tevens met genoegen melding van het eerste deel van Rob Ge- raerds luisterspelbewerking van de ro man „Christoforo Colombo" van Mario Ghisalberti. Het grote gemak waarmee Geraerds deze bewerkingen schijnt te schrijven, staat de artistieke waarde ervan wel eens in de weg. Dit bezwaar was in „Christoforo Colombo" minder opvallend en de eerste aflevering „De suiker van Sao Thiago" groeide gaandeweg in_ span ning en zeggingskracht. De realisering vormde eens te meer een be'wijs voor de uitstekende kwaliteiten van de luisterspel- kern van de Nederlandse Radio Unie, die blijkbaar ondanks de schier permanente belasting met de meest uiteenlopende op drachten met een onmiskenbare toewij ding haar taak vervult. J. H. B. Er zijn twaalfduizend exemplaren ge drukt van een bloemlezing uit gedich ten. Deze bundeltjes zullen door de ESSO-Nederland N.V. als nieusvjaars- groet gezonden worden aan zakenlieden, i[, ambtenaren, industrieën en particulie- k ren. Dit is een nieuwigheid, die niet hartelijk genoeg onthaald kan worden I; in een tijd, waarin een industrieel mae- 8 cenaat ten bate van kunstenaar, bedrijf y en publiek een belangrijk sociaal evenement begint te worden,, dat de staatszorg verlicht en intoomt. Verzen van zevenentwintig dichters werden door samensteller en uitgever Stols op genomen en opdrachtgever ESSO hono reerde deze verzen aanmerkelijk hoger dan gebruikelijk is. „Dichters Omnibus" is de titel van de tjundel en A. A. M. Stols geeft 'n verant woording, die neerkomt op een keuze van aansprakelijke verzen verzen die makkelijk tot de lezer dóórdringen. Een dergelijke handelswijze hoeft de kwaliteit van de inhoud niet te schaden en men kan dan ook geheel die keuze gezien het doel billijken, met mis schien het voorbehoud, dat bloemlezer en uitgever te duidelijk samenvallen. Maar dat doet niets af aan de bijzondere bekwaamheid, waarmee toch zeker twintig van de bekendste verzen van deze tijd werden gekozen. De bloemlezing is fraai verzorgd, in de letter Bembo gezet, maar de tekening van G. Noordzij is slordig afgekomen op het omslagvel. „Dichters Omnibus" zal zonder twijfel beantwoorden aan het doel dat de ESSO, in een begeleidende nieuwjaarswens, aangeeft: „Wij, die ons dagelijks bezig houden met het proza van het zakenleven hoe fascinerend ook willen u ditmaal wat poëzie brengen. Mogen wij u en uw huisge noten aanraden tijdens de komende feestdagen het hierbijgaande bundeltje alle aandacht te schenken?" A. N. CCOXCCCCCCCCCC C C CCOOOOOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOO -OCXJCC Horizontaal: 1. vaartuig, 3. snee, 8. vreemde munt (afk.), 9. gemoedsbeweging, 10. gem. in Noordholland, 12. meisjesnaam, 13. ont kenning (Eng.), 14. afkorting van mangaan, 15. lichaamsdeel, 17. wrok. 19. landbouw werktuig, 20. houten vat, 21. in het jaar onzes Heren (afk. Lat.), 22. vroeger, 24. gem. in Noordholland, 26. voorzetsel, 27. ver hevenheid als teken van waardigheid, 28. wandversiering. Verticaal: 1. laag, af hellend dak tegen een muur, 2. jongensnaam, 3. vlek, 4. zuster, 5. voegwoord (Fr.), 6. godin der jacht, 7. tel woord, 9. drietenige struis, 11. onbep. voor naamwoord, 14. korf, 16. in de richting naar omlaag, 17. gem. in Limb., 18. sleepnet. 20. twijg, 21. kloostervoogd, 22. ik (Lat.) 23. boomloot, 25. radio omroep (afk.). De oplossing van onze vorige puzzle luidt: Horizontaal: 2. hamer, 6. oma, 8. ora, 10. soms, 12. keer, 13. t.t., 14. lol, 16. ka, 17. kapel, 18. al, 20. nar, _1. as, 23. mank, 25. kaap, 27. Epe, 29. ara, 30. teken. Verticaal: 1. post, 2. ham. 3. ma, 4. roe, 5. Sara, 7. mot, 9. rek, 11. slank, 12. klerk, 15. opa, 18. amen, 19. lap, 21. Aar, 22. spar, 24. net, 26. aan, 28. ik. Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50. 5.— en 2.50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux: Grote Houtstraat 93 en Soenda- plein; in IJmuiden: Kennemerlaan 186. De prijswinnaars van de vorige puzzle waren: A. Verpoorten, Kleverparkweg 230, Haarlem 7,50; mevr. N. Zwakma.n-Veer- beek, Velserduinweg 16, IJmuiden 5, mevr. E. Beekman, Vogelen zaneseweg 48, Aerdenhout 2,50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14